History (Dutch)
De onderzoeksfocus van het Centre for Manuscript Genetics is de studie van schrijfprocessen. Bij dit (vergelijkend) tekstgenetisch onderzoek komen auteurs uit de tweede helft van de negentiende en eerste helft van de twintigste eeuw aan bod (Marcel Proust, Thomas Mann, Charles Darwin, Willem Elsschot), maar de nadruk ligt op het werk van Samuel Beckett en James Joyce.
Het Centre for Manuscript Genetics is gegroeid vanuit het onderzoek naar schrijfprocessen, dat aan de Universiteit Antwerpen is opgestart door Geert Lernout, oorspronkelijk enkel in verband met het werk van James Joyce. Dit leidde in 1991 tot de oprichting van het Antwerp James Joyce Centre (Centrum voor de wetenschappelijke studie van het werk van James Joyce).
Sinds de oprichting heeft het centrum zich in toenemende mate geconcentreerd op tekstgenetisch onderzoek rond voornamelijk het late werk van James Joyce. Het einddoel van die studie is de volledige reconstructie van de wordingsgeschiedenis van Finnegans Wake, op basis van een exhaustieve analyse van de notebooks die Joyce jarenlang gebruikte bij de compositie van zijn laatste meesterwerk. Dit onderzoek heeft zowel heel praktische (editorische) als belangrijke theoretische implicaties.
Concreet werd in 2001 begonnen met de publicatie (bij Brepols Publishers) van een nieuwe, volledig geannoteerde kritische editie van de werkboeken, onder redactie van Geert Lernout, Daniel Ferrer en Vincent Deane. Inmiddels zijn hiervan reeds 12 volumes verschenen. Het werk dat tussen 1992 en 1999 aan het centrum gedaan werd, door Geert Lernout en opeenvolgende onderzoeksassistenten, is uiterst belangrijk gebleken, niet alleen voor dit specifieke project maar ook voor de internationale Joyce-studie, tekstgenese en editiewetenschap in het algemeen. Het centrum heeft zich dan ook in de loop der jaren als een van de toonaangevende internationale knooppunten voor tekstgenetisch onderzoek naar het werk van James Joyce geprofileerd, in nauw contact met ITEM-CNRS (Institut des Textes et Manuscrits Modernes) in Parijs. Het internationale karakter van het genetisch onderzoek rond Finnegans Wake blijkt onder meer uit de lijst van deelnemers aan de Genetic Joyce Studies-congressen die het centrum sinds 1997 regelmatig organiseert aan de UA en waarvan de proceedings gedeeltelijk gepubliceerd worden in het online tijdschrift Genetic Joyce Studies.
Geleidelijk aan is het genetisch onderzoek van het centrum breder en comparatistischer geworden, wat onder meer blijkt uit de workshops en colloquia die het centrum recent heeft georganiseerd (ESF Exploratory Workshop ‘Joyce and Beckett, Translating Europe’; ESF Exploratory Workshop ‘Scholarly Editing and Nation Building in Europe’ [in samenwerking met UvAmsterdam en Huygens ING]; ‘Genetic Criticism and Scholarly Edition’). Een van de doelstellingen van het centrum is om verschillende scholen uit de tekstgenetische studies – de Angelsaksische, de Duitse en de Franse critique génétique – met elkaar in contact te brengen en te proberen een gemeenschappelijke theoretische basis te ontwikkelen. Dit heeft onder meer geresulteerd in de boekpublicatie Textual Awareness: A Genetic Study of Late Manuscripts by Joyce, Proust, and Mann (Dirk Van Hulle; Ann Arbor: University of Michigan Press , 2004).
De nood aan een gemeenschapelijke theoretische onderbouw is nog acuter geworden door recente ontwikkelingen in de elektronische teksteditie, die om een aanpassing en herziening van de editietheorie vragen. De omschakeling naar digitale documenten heeft niet geringe implicaties, omdat ze een grondige verandering teweegbrengt in de manier waarop we ons cultureel erfgoed organiseren en bewaren. Het boek is inmiddels slechts één van de vele mogelijke spin-off producten van de elektronische teksteditie. Hierdoor ondergaat ook de fuctie van de editeur een verschuiving. Tot voor enkele decennia werd de tekst opgevat als een relatief onafhankelijk geheel, uitgegeven in een apart boekdeel. Dat uitte zich ook in kritische of historisch-kritische edities, waarin een geëditeerde tekst gewoonlijk werd aangeboden met achteraan of in een apart volume een kritisch variantenapparaat. Door de ontwikkeling van nieuwe elektronische middelen heeft de teksteditie een nieuw elan gekregen. Hierdoor ontstond de behoefte aan een theoretisch kader en onderzoek naar de implicaties van elektronische teksteditie en naar nieuwe manieren om de schrijfmethodes van verschillende auteurs te vergelijken en in kaart te brengen.
Concreet heeft dit vergelijkend tekstgenetisch onderzoek gestalte gekregen in het Centre for Manuscript Genetics (CMG; centrum voor tekstgenetica), dat intussen internationaal erkend is. Zo heeft bijvoorbeeld het onderzoek naar de schrijfmethode van de Ierse schrijver Samuel Beckett geleid tot een overeenkomst tussen de Beckett International Foundation (University of Reading), het Harry Ransom Humanities Research Center (University of Texas at Austin) en het Centre for Manuscript Genetics (UA) om met de toestemming van de Estate of Samuel Beckett een digitale facsimile-editie te maken van de manuscripten van Becketts werken. Het doel van dit project is de analyse van het schrijfproces van het tweetalige werk van Samuel Beckett op basis van de bewaarde manuscripten. Het project volgt hiervoor het advies van het MLA-Committee on Scholarly Editing (CSE), dat voor het coderen van doorhalingen, toevoegingen en andere bijzonderheden in transcripties van moderne manuscripten de markup-taal XML (eXtensible Markup Language) adviseert omdat de editie hierdoor niet gebonden is aan een bepaald software-pakket en de levensduur bijgevolg niet beperkt is door snel verouderende programma’s. De elektronische transcriptie is flexibel, zodat verschillende versies niet alleen in hun geheel met elkaar vergeleken kunnen worden, maar ook per sectie of per paragraaf. Zelfs de evolutie van één enkele zin kan in alle tekstversies gevolgd worden door middel van een systeem van relatieve kalibrering. Tekstvarianten worden niet geïsoleerd (zoals in een traditioneel variantenapparaat), maar geaccentueerd in hun syntactische context. Dit systeem wordt op dit moment toegepast op Krapp’s Last Tape / La dernière bande, Not I / Pas moi, Molloy, Stirrings Still / Soubresauts (afgewerkt) en Comment dire / what is the word (afgewerkt).
In 2007 hebben Vincent Neyt en Dirk Van Hulle (Centre for Manuscript Genetics) in samenwerking met Peter de Bruijn van het Huygens Instituut een elektronische editie gepubliceerd van Willem Elsschots ‘Achter de Schermen’ (met facsimile’s en transcripties van alle versies, een variantenapparaat volgens het principe van relatieve kalibrering en de mogelijkheid om per zin alle schrijfstappen afzonderlijk te analyseren).
Met de toestemming van de Estate of Samuel Beckett werkt het CMG momenteel, in samenwerking met de Beckett International Foundation, aan de digitalisering van Becketts persoonlijke bibliotheek (bewaard in privé-bezit).
Op Europees vlak speelt het CMG een actieve rol in organisaties als de Arbeitsgemeinschaft für Germanistische Edition en de European Society for Textual Scholarship, en in 3 recent opgerichte Europese samenwerkingsverbanden: