Driekwart jonge sporters ervaart minstens één keer vorm van grensoverschrijdend gedrag

Nieuw onderzoek UAntwerpen brengt grensoverschrijdend gedrag in de sport verder in kaart

In het kader van het Europese onderzoek ‘Child Abuse in Sport: European Statistics’ (CASES) voerde de UAntwerpen het afgelopen jaar opnieuw onderzoek naar grensoverschrijdend gedrag bij sporters. De nieuwe cijfers liggen hoger dan bij eerder onderzoek: één op vijf Vlaamse sporters en één op vier Waalse sporters maken voor hun 18de seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport mee. De helft van de sporters meldt fysiek grensoverschrijdend gedrag, tweederde psychisch geweld. Driekwart van alle respondenten maakt minstens één keereen vorm van grensoverschrijdend gedrag in de sport mee voor de leeftijd van 18 jaar.

In het kader van het CASES-onderzoek werden er in België 1472 Vlaamse en 1472 Waalse en Franstalige Brusselse jongvolwassenen, evenveel mannen als vrouwen en allen tussen 18 en 30 jaar, bevraagd over hun ervaringen met grensoverschrijdend gedrag binnen en buiten de sport. Hetzelfde onderzoek liep gelijktijdig in het Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Spanje, Roemenië en Oostenrijk. De respondenten werden gerekruteerd via het onderzoeksbureau Ipsos Mori.

De nieuw ontwikkelde vragenlijst bevroeg grensoverschrijdend gedrag aan de hand van 35 mogelijke ervaringen verdeeld over vijf vormen:

  1. Verwaarlozing: gebrek aan medische zorg of veilig sportmateriaal of infrastructuur.
  2. Psychisch grensoverschrijdend gedrag: vernederingen, overdreven negatieve kritiek over het uiterlijk, bedreigingen, verbaal geweld, onrealistisch hoge verwachtingen stellen, of genegeerd worden.
  3. Fysiek grensoverschrijdend gedrag: fysiek geweld, geforceerd worden om door te trainen met een blessure en fysieke straffen of fysiek schadelijke dooprituelen ondergaan.
  4. Non-contact seksueel grensoverschrijdend gedrag: seksuele opmerkingen, blikken, beeldmateriaal tot gedwongen uitkleden of gedwongen toekijken terwijl anderen zich uitkleden.
  5. Contact seksueel grensoverschrijdend gedrag: ongewenst gekust of betast worden, aanranding en verkrachting.

Uit het onderzoek blijkt dat één op vijf Vlaamse sporters en één op vier Waalse sporters voor hun 18de contact seksueel grensoverschrijdend gedrag in de sport meemaakt. De helft van de sporters meldt fysiek grensoverschrijdend gedrag, tweederde van de sporters psychisch geweld. Eén op drie Vlaamse sporters en vier op tien Waalse sporters werden verwaarloosd.

De meest voorkomende vormen van grensoverschrijdend gedrag in de sport zijn het ondergaan van fysieke oefeningen als vorm van straf, vernederingen, geen enkele waardering krijgen voor de sportprestaties, overdreven negatieve kritiek over het uiterlijk en genegeerd worden. Elk van deze gedragingen werd door meer dan één op vijf sporters ervaren.

De meest voorkomende vormen van seksueel grensoverschrijdend gedrag waren seksuele opmerkingen en blikken.

De minst voorkomende vormen van grensoverschrijdend gedrag waren seksuele aanranding en verkrachting, maar die werden elk toch door 8% van de deelnemers, voor hun 18de,  ervaren in de sport.

Dit betekent dat driekwart van alle respondenten minstens één keer een vorm van grensoverschrijdend gedrag in de sport ervaart voor de leeftijd van 18 jaar. Dit aantal ligt in met 72% in Vlaanderen net iets lager dan in Wallonië en Brussel, waar het om 80% gaat.

Mannen rapporteren meer grensoverschrijdend gedrag dan vrouwen. Vooral bij fysiek grensoverschrijdend gedrag is dit verschil groot: met 61% van de mannen en 43% van de vrouwen die het rapporteren in de sport. Opmerkelijk is dat mannen ook meer non-contact seksueel grensoverschrijdend gedrag, waaronder seksuele intimidatie, in de sport rapporteren, terwijl eerder onderzoek uitwees dat vrouwen vaker slachtoffer zijn.

Respondenten die aangaven actief te zijn in internationale competities, rapporteren ook meer grensoverschrijdend gedrag, tot wel 96% van hen die zegt minstens één keer grensoverschrijdend gedrag te hebben ervaren in de sport, terwijl dit bij de recreatieve sporters maar 67% bedraagt.

In minder dan één op drie gevallen geeft de respondent aan dat het om één pleger ging, in de andere gevallen waren er meerdere mensen die het grensoverschrijdend gedrag stelden in de sportomgeving. In ongeveer de helft van de gevallen ging het uitsluitend om mannen, maar in een kwart van de gevallen ging het uitsluitend om vrouwen. Bij het andere kwart van de gevallen waren er zowel mannen als vrouwen betrokken.

Grensoverschrijdend gedrag wordt vooral gepleegd door sporters uit het eigen of uit een ander team, en in tweede instantie door trainers of coaches. Ook andere volwassenen in de sportclub, zoals (para-)medische staf, bestuursleden, scheidsrechters, andere ouders en supporters stellen grensoverschrijdend gedrag ten aanzien van jonge sporters.

Het grensoverschrijdend gedrag vindt vooral plaats op en rond de sportaccommodatie, de kleedkamers en de behandelkamers. Seksueel grensoverschrijdend gedrag vindt daarnaast ook geregeld plaats bij het slachtoffer of de pleger thuis, op hotelkamers of sportinternaat, en in de auto van en naar training of competitie.

Ongeveer één op de drie sporters die grensoverschrijdend gedrag meemaken, vertellen dit tegen niemand. Zij die het wel vertellen, doen dit meestal tegen familieleden of mensen buiten de sportsector. Slechts 4 à 8 procent van de sporters die dit meemaakten, vertelden het tegen iemand binnen de sportorganisatie.

De Belgische cijfers liggen in lijn met de cijfers in de andere Europese landen die deelnamen aan dit onderzoek. Zo ligt het ervaren van minstens één vorm van grensoverschrijdend gedrag in de sport het laagst in Oostenrijk (70%) en het hoogst in Spanje en Duitsland (78%). De verschillen zijn enorm klein. Vlaanderen scoort het laagst wat betreft verwaarlozing (samen met Oostenrijk), van 32% in Vlaanderen en Oostenrijk tot 42% in Duitsland en Roemenië, en psychisch grensoverschrijdend gedrag (van 59% in Vlaanderen tot 71% in Duitsland). Brussel-Wallonië scoort het hoogst op het vlak van fysiek en non-contact seksueel grensoverschrijdend gedrag, waar de percentages verspreid liggen van 32 tot 52% en van 30 tot 41%.

Aan dezelfde mensen werd gevraagd of ze dit grensoverschrijdend gedrag ook in andere sectoren meemaakten. Ook buiten de sport, bijvoorbeeld binnen het gezin, op school of in de vrije tijd, liggen de cijfers hoog. Zo meldt 82% van de respondenten minstens één ervaring met grensoverschrijdend gedrag buiten de sport (86% van de Waals-Brusselse respondenten en 78% in Vlaanderen). Vooral wat betreft non-contact seksueel grensoverschrijdend gedrag wordt er nog meer gemeld buiten de sport, met in totaal 56% van alle respondenten die ervaringen buiten de sport rapporteert.

Dr. Tine Vertommen: “Deze cijfers tonen aan dat grensoverschrijdend gedrag binnen de sport, maar ook daarbuiten, nog steeds een groot probleem is in Vlaanderen, België en Europa. In elk van de deelnemende landen werden hoge cijfers gerapporteerd. Dit betekent dat we als maatschappij, en meer specifiek ook de sportsector, tekortschieten als het gaat over het beschermen van onze kinderen en jongeren.”

Conclusie

De preventie van grensoverschrijdend gedrag staat sinds begin jaren 2010 op de agenda van de Vlaamse sportsector. Zo kwam er, onder het impuls van voormalig Vlaams minister van Sport Muyters, een raamwerk tot integriteitsbeleid voor Vlaamse sportfederaties. In 2014 voerde UAntwerpen een eerste grootschalig onderzoek uit bij 2000 Vlaamse sporters. Dit onderzoek bracht aan het licht dat 38% van de respondenten minstens één keer psychisch grensoverschrijdend gedrag ervoeren, 14% fysiek grensoverschrijdend gedrag en 14% seksueel grensoverschrijdend gedrag. Na de onthulling van enkele schrijnende getuigenissen van seksueel kindermisbruik in de sport in 2017 volgden dan de eerste verplichte preventiemaatregelen voor sportfederaties.

Vandaag liggen de cijfers nog een pak hoger dan bij de eerste meting in 2014. De aandacht voor het probleem nam toe, alsook de aandacht voor grensoverschrijdend gedrag in de brede maatschappij. Het is dan ook niet ondenkbaar dat meer bewustzijn en alertheid ervoor zorgen dat meer grensoverschrijdend gedrag correct herkend en gerapporteerd werd in het huidige onderzoek. Daarnaast is het onderzoeksinstrument sinds 2014 verder verfijnd en zijn we nu in staat om op een nog gedetailleerdere manier grensoverschrijdend gedrag in al haar verschijningsvormen in kaart te brengen.

Het is nu zaak om die initiatieven nog verder door te zetten naar het niveau van de duizenden lokale sportclubs in Vlaanderen. Ervaringen uit binnen- en buitenland hebben al meermaals bewezen dat een vrijblijvende aanpak omtrent grensoverschrijdend gedrag niet effectief blijkt en er dus, ook op het niveau van de lokale sportorganisaties, enkele verplichte minimummaatregelen hoogst noodzakelijk zijn. Het opleiden van sportbegeleiders in het herkennen en gepast reageren op grensoverschrijdend gedrag is daarin een cruciaal element.

Aanbevelingen

Voor overheidsinstellingen is het raadzaam om:

-          algemene beleidsraamwerken voor de preventie van elke vorm van grensoverschrijdend gedrag te voorzien, die aandacht hebben voor en toepasbaar zijn in de sportsector;

-          systematisch, longitudinaal onderzoek naar de omvang van grensoverschrijdend gedrag in de sport op te nemen in nationale actieplannen;

-          onafhankelijk organen te voorzien waar men terecht kan met klachten over en ondersteuning bij grensoverschrijdend gedrag;

-          sportfederaties voldoende te ondersteunen en financieren in de strijd tegen grensoverschrijdend gedrag;

-          preventie-initiatieven te stimuleren die zich uitstrekken van het niveau van de sportkoepels tot het niveau van de lokale sportclubs.

Voor sportorganisaties is het raadzaam om:

-          te erkennen dat alle vormen van grensoverschrijdend gedrag voorkomen in de sport;

-          preventiemaatregelen te implementeren en kinderrechten voorop te stellen in alle beslissingen;

-          het preventiebeleid af te stemmen op het beschikbare cijfermateriaal over de omvang en types van grensoverschrijdend gedrag in de sport;

-          de effectiviteit van het preventiebeleid te onderzoeken door de veiligheid van het sportklimaat op regelmatige tijdstippen te meten;

-          verplichte opleiding te voorzien over grensoverschrijdend gedrag voor iedereen die met jonge sporters of topsporters werkt;

-          verder te investeren in het installeren, opleiden en ondersteunen van Aanspreekpunten Integriteit op het niveau van de lokale sportclub;

-          ieders rol in het vroegtijdig herkennen, signaleren en aanpakken van signalen van grensoverschrijdend gedrag te benadrukken;

-          verhoogde aandacht in het beleid en interventies te voorzien voor sporters in kwetsbare posities, zoals jonge topsporters, LGBTQI-­sporters en sporters met een handicap;

-          in communicatie en opleiding voldoende aandacht te hebben voor grensoverschrijdend gedrag bij jongens en mannen in de sport;

-          zich realiseren dat grensoverschrijdend gedrag niet stopt bij de leeftijd van 18 jaar.