Members of the Research Group publish opinion on De Standaard
Three members of the Research Group, Gamze Erdem Türkelli, Thalia Kruger and Wouter Vandehole (joined by Frederik Swennen, dean and member of the Research Group Personal Rights and Property Rights) published an opinion in De Standaard of 15 February 2023 on intercountry adoption. They made the point that a crisis situation, such as the aftermath of the earthquake in Turkey and Syria, is not a good space for intercountry adoption. It is vital to take time to assess the best interests of every individual child and to consider possible care for them by immediate or remote family members in their home country. Read the full text (in Dutch) below or here.
Een kind adopteren is geen noodhulp
Gamze Erdem Türkelli*, Thalia Kruger*, Frederik Swennen# en Wouter Vandenhole* (*Onderzoeksgroep Recht & Ontwikkeling, #decaan & Onderzoeksgroep Persoon & Vermogen, UAntwerpen)
Op De Zevende Dag van zondag 12 februari getuigde een Belgisch-Turks ondernemer die naar Turkiye (Turkije) was afgereisd om hulp te bieden na de aardbeving. Hij schetste hoe groot de schade is en wat nodig is in Turkiye op dit moment. Op de website van de VRT stond zijn verslag aangekondigd onder de titel “Saïd getuigt vanuit Turkije: ‘Er zijn heel veel weeskinderen. Ik ben aan het kijken om te adopteren’ ”. Dit zei Saïd inderdaad, maar het was niet zijn volledige boodschap. (Ondertussen is de titel van het stuk veranderd naar “Saïd getuigt vanuit Turkije: ‘Mensen hebben nu vooral nood aan tenten en warmte’ ” – dit legt terecht de klem op een van de andere punten die hij maakte.) Hoe oprecht en goedbedoeld zijn opmerking over adoptie ook was, ze was niet passend. De bedoeling van dit opiniestuk is om de context te geven die in De Zevende Dag ontbrak.
Laat ons even terugblikken naar het voorjaar van 2019. Toen organiseerde het Vlaams Parlement een hoorzitting over fraude bij adopties uit Ethiopië. Het bleek dat de overheid en de adoptiediensten tekort zijn geschoten bij de bescherming van kinderen die in België uit andere landen zijn geadopteerd. Niet alleen tekortgekomen: sommige dossiers bevatten ronduit leugens of fraude. Hoe is dit kunnen gebeuren? Druk van welmenende burgers om kinderen uit de armoede te helpen. Onvoldoende controles over het belang van deze kinderen. Vele dertigers en veertigers die als kind uit India zijn geadopteerd, en vele twintigers die als kind uit Ethiopië zijn geadopteerd hebben reeds getuigd over hun moeilijke identiteitsvorming en over de doodlopende straten bij het zoeken naar hun roots. Velen vroegen zich niet alleen af waarom hun geboorteouders niet voor hen konden zorgen, maar ook waarom ze naar het buitenland zijn gebracht terwijl er ook opvangplaatsen waren in hun land van oorsprong.
Het schandaal leidde toenmalige minister van welzijn Jo Vandeurzen ertoe een expertencommissie aan te stellen om misstanden uit het verleden te onderzoeken. De commissie kwam in 2021 met een lijvig rapport waarin ze pleitte voor een adoptiepauze, om eerst goed te reflecteren over waar we mee bezig zijn. Dat bleek niet politiek haalbaar. Een gelijkaardig verhaal speelde zich in Nederland af.
Toch zouden de misstanden zich niet meer herhalen, want er zijn ondertussen veel meer waarborgen onder het internationale, Belgische en Vlaamse recht. Er is ten eerste het Kinderrechtenverdrag van 1989. Dat maakt duidelijk dat kinderen die niet in hun gezin kunnen blijven recht hebben op bijzondere bescherming en bijstand van de overheid. Van belang daarbij zijn continuïteit in de opvoeding van het kind en de etnische, godsdienstige culturele en taal achtergrond van het kind. Ook het Europese Mensenrechtenhof oordeelde in die zin in een baanbrekend arrest over het Noorse adoptierecht.
Er is ook het Haags Adoptieverdrag 1993. Dat strekt ertoe om kinderen te beschermen bij interlandelijke adopties. Eerst moet worden onderzocht of het kind in het eigen familie kan worden opgevangen dan wel of er een blijvende thuis beschikbaar is in het thuisland. Pas als dat niet mogelijk is, kan een interlandelijke adoptie ter sprake komen. Dit verdrag is tot stand gekomen om filantropische adopties in chaotische situaties, zoals tijdens de Joegoslavische oorlog te vermijden. Helaas is het verdrag niet sluitend. Na de aardbeving in Haïti in 2010 liep er bijvoorbeeld heel was mis – we willen daarbij geen afbreuk doen aan de goede intenties die er waren.
Een kind adopteren is geen noodhulp. UNICEF roept, bijvoorbeeld in De Ochtend op Radio 1 op 13 februari, op om vooral steun te bieden om kinderen ter plekke op te vangen. Geld voor een warme slaapplaats en voor eten. Ook de International Social Service (ISS) herinnert eraan dat een natuurramp geen situatie is voor een interlandelijke adoptie omdat de context het praktisch onmogelijk maakt om de individuele situatie van elk kind te onderzoeken.
Een pasgeboren kind dat van onder het puin is gehaald in Syrië had een rij kandidaatadoptieouders klaarstaan om haar op te vangen. Wellicht wisten de meesten van hen niet dat adoptie helemaal niet mogelijk is naar Syrisch recht. Turkiye is partij bij het Haags Adoptieverdrag en het zal niet mogelijk zijn om een kind van daar te adopteren zonder dat gespecialiseerde autoriteiten de situatie van het kind analyseren. Het internationaal, Belgisch en Vlaams recht leggen ons op om na te denken over het belang van elk kind: waar gaan ze staan over tien jaar? Wie kan hen best de context van hun geboorte en gezinssituatie uitleggen? In welke taal? Wie kan hen tonen wat er gebeurd is? Waarom hebben ze niet gewacht tot de verre nonkel gevonden is of ontslagen uit het ziekenhuis?
Laten we de fouten uit het verleden niet herhalen. De beste hulp die we nu kunnen bieden is een geldgift. Adoptie mag nu geen overweging zijn.