Activerend lesgeven doe je niet zomaar. Elke werkvorm die je inzet en de manier waarop je activeert, zijn bij voorkeur het resultaat van bewuste keuzes. Maar welke factoren spelen hierin een rol?

In deze tip zoomen we in op drie essentiële factoren die jouw keuzes beïnvloeden: de reden waarom je activeert, de context waarin je dit doet en de motivatie van studenten. Met praktische inzichten en concrete werkvormen helpen we je om activerend onderwijs effectief en doordacht toe te passen.

Factor 1: Waarom activeer je?

Voordat je studenten activeert, is één vraag cruciaal: Waarom doe je dit? Wat wil je ermee bereiken? Het antwoord hierop bepaalt hoe je activering inzet. We bekijken deze vraag vanuit verschillende invalshoeken.

1. Activeren om doelen te bereiken

Een van de belangrijkste redenen om activerend les te geven, is het behalen van specifieke leerdoelen. De vraag "Wat wil je bereiken en welke werkvorm past daarbij?" staat centraal. Het type leerdoel en het niveau van verwerking beïnvloeden de keuze en opzet van de werkvorm. Bijvoorbeeld:

  • Toepassingsgerichte leerdoelen: Als studenten eerder aangebrachte inzichten moeten gebruiken om problemen op te lossen, zijn werkvormen zoals casusonderwijs (zie ook ECHO-onderwijstip, 2024), probleemgestuurd leren of een flipped classroom (zie ook ECHO-onderwijstip, 2019) geschikt.
  • Kennisgerichte leerdoelen: Wanneer het draait om kennisoverdracht, kan een hoorcollege met interactieve stemmomenten (zie ook ECHO-onderwijstip, 2014) helpen om studenten actief te betrekken en te checken of ze mee zijn.

Wil je weten welke werkvormen bij verschillende verwerkingsniveaus passen? Laat je inspireren door collega’s, andere opleidingen of raadpleeg het "Activating Teaching and Learning Methods"-booklet (ECHO, 2022). Je hoeft het wiel niet opnieuw uit te vinden, maar variatie blijft belangrijk: steeds dezelfde werkvorm kan demotiverend werken.

2. Activeren om kernonderwerpen te benadrukken

Sommige thema’s verdienen extra aandacht. Als je studenten rond deze onderwerpen activeert, spenderen ze hier meer tijd aan en vergroot je de kans dat ze de leerstof diepgaander verwerken en onthouden.

3. Kritisch denken stimuleren

Je wilt niet dat studenten alles klakkeloos aannemen. Door activerende werkvormen in te zetten, laat je hen zelf tot inzichten en opinies komen in plaats van enkel jouw uitleg te volgen.

4. Activeren vóór of na een doceermoment

Het moment waarop je activeert, beïnvloedt de functie ervan:

  • Vóór een moment waarin je zelf leerinhoud doceert: Je activeert hierdoor voorkennis, zodat studenten een stevige basis hebben en jij daarop kunt voortbouwen.
  • Na een doceermoment: Laat studenten de leerstof verwerken, herhalen of verdiepen door activering. Dit helpt ook om te checken of ze de kern van de leerinhoud begrepen hebben.

5. Activeren om motivatie te verhogen

Activerende werkvormen kunnen de motivatie van studenten versterken:

  • Aan het begin van de les: Een laagdrempelige of eenvoudige ijsbreker met soms een licht competitie-element zet meteen een positieve toon (zie ook ECHO-onderwijstip, 2020).
  • Tijdens de les: Een activerende werkvorm kan de aandacht en motivatie opnieuw aanwakkeren wanneer deze dreigt weg te zakken (zie ook ECHO-onderwijstip, 2015).

Combineren mag! Vaak overlappen meerdere redenen om te activeren. Een werkvorm kan bijvoorbeeld motiveren, studenten laten reflecteren én de belangrijkste lesonderwerpen extra in de verf zetten. Denk dus goed na over je doel(en) en kies een werkvorm die hier het beste bij past!

Factor 2: Context – Wat bepaalt jouw activerende aanpak?

Naast de reden waarom je activeert, speelt ook de context een grote rol. De omstandigheden waarin je lesgeeft, kunnen bepalen welke activerende werkvormen haalbaar zijn en hoe je ze het beste inzet. We bespreken twee belangrijke contextfactoren: de infrastructuur en de groepsgrootte.

1. De impact van infrastructuur

De inrichting van je lesruimte kan activerend leren ondersteunen of juist beperken:

Voorbeelden van ondersteunende infrastructuur:

  • Flexibel meubilair dat eenvoudig herschikt kan worden
  • Flipovers of whiteboards voor brainstormsessies en discussies
  • Voldoende ruimte voor beweging en groepswisselingen
  • Sterk draadloos internet om digitale tools te gebruiken

Voorbeelden van beperkende infrastructuur:

  • Vaste opstellingen van tafels en stoelen die interactie bemoeilijken
  • Grote aula’s waar contact met studenten lastiger is
  • Kleine lokalen die beperkte bewegingsruimte bieden
  • Slechte akoestiek die groepswerk bemoeilijkt

Hoe activeer je in een beperkende omgeving?

Het is zeker mogelijk om in deze omstandigheden te activeren. Houd bij de keuze en invulling van jouw activerende werkvormen rekening met deze beperkingen door:

  • fysieke verplaatsing te limiteren: Laat studenten bijvoorbeeld enkel met hun buur overleggen.
  • technologie te gebruiken: Stemtools en digitale interactiemethoden kunnen helpen om ook in een aula betrokkenheid te creëren.
  • creatief te zijn: Maak optimaal gebruik van de beschikbare ruimte en infrastructuur (zie ook ECHO-onderwijstip, 2008).

2. De grootte van je groep

De groepsgrootte beïnvloedt de mogelijkheden voor activerend onderwijs:

Kleine groepen

  • Makkelijker interactie, actieve deelname en diepgaandere discussies
  • Meer ruimte voor individuele begeleiding en ondersteuning
  • De meeste werkvormen zijn geschikt, op voorwaarde dat er een minimaal aantal studenten aanwezig is.

Grote groepen (zie ook ECHO-onderwijstip, 2023)

  • Actieve deelname en interactie is lastiger te organiseren
  • Minder ruimte voor persoonlijke interactie en begeleiding

Hoe activeer je in een grote groep?

Het is zaak om activering te kiezen die eenvoudiger van opzet en structuur is: het organiseren en begeleiden vereist een kleinere inspanning.

  • Gebruik laagdrempelige werkvormen waarbij studenten vaak individueel moeten nadenken (zie ECHO-onderwijstip ‘de one-minute paper’, 2015) of uitwisselen met de onmiddellijke buur.
  • Werk met vaste formats waarbij je regelmatig gebruik maakt van dezelfde, eenvoudige werkvorm (bijvoorbeeld, de Think-Pair-Share: een effectieve methode waarbij studenten eerst individueel nadenken, dan overleggen met een buur en ten slotte plenair terugkoppelen).
  • Zet technologie in: Online quizzen of interactieve polls kunnen helpen om de betrokkenheid te vergroten (zie hier en hier, enkel raadpleegbaar voor UAntwerpen personeel na inloggen).

Combineren en aanpassen 

Elke context is uniek, en soms vraagt activerend lesgeven om creativiteit en flexibiliteit. Het belangrijkste is dat je kiest voor werkvormen die passend zijn binnen jouw infrastructuur en groepsgrootte, zonder het leerproces uit het oog te verliezen.

Factor 3: Studentmotivatie – Hoe krijg je studenten mee?

Je activeert met een doel en binnen een bepaalde context, maar uiteindelijk draait alles om de studenten. Hun motivatie speelt een cruciale rol in hoe succesvol je activerende aanpak is.

Sommige studenten werken graag mee, anderen zijn minder gemotiveerd. Dit kan verschillende oorzaken hebben:

  • Ze voelen zich ongemakkelijk bij het spreken in een groep.
  • Ze zijn niet gewend om geactiveerd te worden.
  • Ze vinden het moeilijk om onvoorbereid te reageren.

Wat de reden ook is, je kunt verschillende strategieën toepassen om studenten actiever te betrekken.

1. Begin eenvoudig en bouw op

De eerste keren dat je een (nieuwe) groep activeert, is het slim om te starten met eenvoudige werkvormen die makkelijk uit te voeren en uit te leggen zijn (zie ECHO-onderwijstip ‘Cultiveer eens een student: de activatiecultuur’, 2018). Denk aan: 

  • Het vragen naar een mening
  •  Een korte brainstorm over een richtvraag

Probeer ervoor te zorgen dat studenten een positieve ervaring hebben met deze eerste activering. Dit helpt om vertrouwen op te bouwen en maakt het makkelijker om later in het contactmoment of in het opleidingsonderdeel complexere werkvormen te introduceren.

2. Geef ruimte voor bedenktijd en anonimiteit

Niet elke student voelt zich meteen op zijn gemak om actief deel te nemen. Daarom kun je activerende werkvormen inzetten die hen meer tijd of anonimiteit geven (zie ECHO-onderwijstip ‘Zoveel mogelijk studenten activeren’, 2018): 

  • Laat studenten eerst individueel nadenken of antwoorden opschrijven voordat ze iets delen. 
  • Gebruik groepsbrainstorms, zodat studenten samen tot antwoorden komen. 
  • Zet anonieme antwoordopties in (bijvoorbeeld digitale stemtools), zodat iedereen zich veilig voelt om mee te doen.


Kleine aanpassingen kunnen een groot verschil maken! Door rekening te houden met studentmotivatie, verhoog je de kans dat iedereen actief en betrokken blijft.

Meer weten?

ECHO-onderwijstips

Literatuur

Bronnen voor UA-personeel (enkel raadpleegbaar voor UAntwerpen personeel na inloggen).

Good practices:

Infocenter onderwijs (Pintra)

Onderwijs op de campus en online (Pintra)

Screencasts ‘activating lecture’