i.s.m. Prof. Jelle De Schrijver (UAntwerpen, Antwerp School of Education)
Reflectie is essentieel voor leren, maar in de aula loopt het soms stroef. Studenten aarzelen om hun mening te geven uit schrik iets doms te zeggen, of denken dat er maar één juist antwoord is. Filosofische vragen kunnen die impasse doorbreken. Het zijn fundamentele, open vragen zonder eenduidig antwoord, zoals: Is geld uitgevonden of ontdekt? of Leven we vandaag in een betere wereld dan honderd jaar geleden? Zulke vragen nodigen studenten uit om perspectieven te verkennen en aannames te bevragen.
Hoewel Socrates en Plato al millennia geleden de kracht van zulke vragen onderkenden, kreeg deze aanpak de voorbije decennia een nieuwe impuls. De Amerikaanse filosoof Matthew Lipman (2003) stelde dat studenten vooral leerden denken wat anderen hadden gedacht, maar zelden zelf kritisch leerden denken. Daarom ontwikkelde hij filosofische gesprekken als manier om leerlingen van alle leeftijden systematisch te leren reflecteren. Ook in het hoger onderwijs biedt deze aanpak waardevolle kansen.
Wat zijn filosofische vragen?
Filosofische vragen gaan over kernbegrippen als waarheid, rechtvaardigheid, vrijheid en kennis. Ze zijn open en verhelderend en nodigen uit tot argumentatie. In elke discipline vind je zulke vragen:
- Rechten: Wat maakt een wet rechtvaardig? Is vrijheid belangrijker dan veiligheid?
- Wiskunde: Bestaan getallen echt, of zijn ze verzonnen?
- Natuurwetenschappen: Kan een wetenschapper ooit echt zeker zijn?
- Taalwetenschappen: Hebben woorden objectieve betekenis, of hangt betekenis altijd af van context?
- Geschiedenis: Weten we vandaag beter wat goed is dan honderd jaar geleden?
Filosofische vragen zijn kort, helder en prikkelend. Pete Worley (2015) spreekt van ‘grammaticaal gesloten, maar conceptueel open vragen’, dat zijn vragen die met ja of nee beantwoord kunnen worden, maar meteen aanleiding geven tot verdieping. Denk aan: Is vrijheid belangrijker dan veiligheid? – waarop vrijwel direct volgt: Waarom denk je dat?
Een goede filosofische vraag bevat zelf geen verborgen stellingnamen. Waarom zijn mensen zwakker dan dieren? is minder bruikbaar, omdat ze een vooronderstelling bevat. Zijn mensen zwakker dan andere dieren? is neutraler en dus geschikter als uitgangspunt voor een gesprek.
Hoe stimuleer je reflectie over filosofische vragen?
Een filosofisch gesprek is een gezamenlijke zoektocht. Als docent begeleid je het gesprek, maar geef je geen antwoorden. Studenten worden zo uitgedaagd om hun denken te verhelderen en te verdiepen. Denk aan deze richtlijnen voor een geslaagd filosofisch gesprek:
1. Start vanuit een goede vraag.
Een filosofisch gesprek begint met een prikkelende vraag. Je kunt er zelf één formuleren, maar het is vaak krachtiger om aan te sluiten bij vragen die studenten zelf inbrengen. Een goede vraag is kort, helder en roept onmiddellijk reflectie op. Denk aan: “Leeft een appel?” na een les over levenskenmerken. Zulke vragen maken abstracte leerstof concreet.
2. Neem een Socratische houding aan.
Een filosofisch gesprek vraagt van de docent een fundamenteel andere rol dan die van kennisoverdrager. Je begeleidt het denkproces zonder richting te geven. Een nieuwsgierige, open houding is daarbij essentieel. Stel vragen zoals: Waarom denk je dat?, Kan je een voorbeeld geven?, Denk je dat of weet je dat?, of Wie denkt iets anders?. Door deze houding van ‘niet-weten’ aan te nemen, laat je studenten zelf tot inzichten komen.
3. Kies het juiste moment.
Filosofische vragen kun je op verschillende momenten in de les gebruiken. Aan het begin van de les laat de filosofische vraag toe het denken te activeren. Aan het einde van de les, functioneert het gesprek vaak als een reflectieve afsluiter. Bijvoorbeeld, in een les over atoommodellen kan de vraag Kan je iets onderzoeken als je het niet kan zien? studenten laten nadenken over waarneming, abstractie en kennisproductie.
4. Bereid je voor, maar blijf terughoudend.
Hoewel filosofische gesprekken open zijn, keren veel argumenten terug. Door vooraf na te denken over mogelijke reacties, kan je beter anticiperen. Toch blijft het belangrijk om je inbreng te beperken: stel vragen, geef geen antwoorden. Laat de ideeën van studenten zelf opborrelen.
5. Behoud de focus op de hoofdvraag.
Filosofische gesprekken hebben de neiging uit te waaieren. Als gespreksleider help je het overzicht te bewaren door regelmatig terug te keren naar de centrale vraag. Dit zorgt voor samenhang en diepgang.
6. Zorg voor een veilige sfeer.
Een filosofisch gesprek is geen debat. Het draait niet om winnen, maar om gezamenlijk onderzoeken. Maak duidelijk dat het oké is om te twijfelen, van mening te verschillen of van standpunt te veranderen. Moeilijke of impopulaire meningen mogen gehoord worden, zolang ze respectvol worden verwoord.
7. Gebruik de taal van de studenten.
Gebruik woorden die studenten zelf aanbrengen. Dat houdt het gesprek toegankelijk en voorkomt onnodige verwarring. Soms kan het ook helpen om niet te spreken over ‘filosofische vragen’, maar over ‘grote vragen’ of ‘denkvragen’, om het gesprek laagdrempeliger te maken.
8. Laat studenten zelf vragen formuleren.
Studenten kunnen ook zelf filosofische vragen bedenken. Bijvoorbeeld na casussen over onrechtvaardigheid in de gezondheidszorg formuleren studenten vragen zoals: Moeten rijke mensen meer betalen voor gezondheidszorg?, Hebben rokers evenveel recht op een longtransplantatie als niet-rokers? of Ben je verantwoordelijk voor je daden als je een alcoholverslaving hebt?
Voorbeeld van een gesprek
Gespreksleider: Is het klimaatprobleem oplossen belangrijker dan het behoud van de democratie? Student 1: Ja, het klimaatprobleem aanpakken is het belangrijkste. Mensen zijn vandaag echt blind, ze zien niet met wat voor problemen we worden geconfronteerd en ze denken alleen op korte termijn. Gespreksleider: Wie wil reageren? Student 2: Volgens mij is het klimaatprobleem oplossen ook het allerbelangrijkste. Want als de mensen uitsterven, is er toch geen democratie meer. Gespreksleider: Wie denkt iets anders? Student 3: Als er geen democratie meer is, dan zijn onze levens niet meer zinvol. Gespreksleider: Waarom denk je dat? Student 3: Zonder democratie worden wij niet meer gehoord. Dan bedenkt een dictator gewoon wat goed is en dan moeten wij allemaal volgen. Gespreksleider: Wat zou jij dan antwoorden op de vraag of het oplossen van het klimaatprobleem belangrijker is dan het behoud van de democratie? Student 4: Het behoud van de democratie is belangrijker, want je leeft beter in een goede wereld. Student 5: Ik ben het eens met student 3. Maar ik denk dat we nog niet in een echte democratie leven. Want als we in een echte democratie leven, dan zouden we het klimaatprobleem toch onmiddellijk aanpakken. Want het klimaatprobleem is iets dat ons allen treft. Het is niet omdat de lobbyisten onze politici zoveel bespelen dat er niet genoeg gebeurt. Gespreksleider: Je zegt dat een echte democratie het klimaatprobleem zou kunnen oplossen. Denk je dat of weet je dat? Student 5: Ik denk dat… misschien omdat ik het hoop. Gespreksleider: Wie heeft een ander perspectief? Student 6: Een echte democratie zal ervoor zorgen dat ook andere dingen dan klimaatopwarming belangrijk zijn. Dat iedereen genoeg te eten krijgt, dat is toch het belangrijkste. Dat is belangrijker dan het leven van al die mensen die in de toekomst op aarde zullen bestaan, toch? |
Voorbeeld van een filosofische dialoog (overgenomen uit: KlimaatBurgers, 2022)
Wat is het effect van het voeren van filosofische gesprekken in onderwijs?
Filosofische vragen helpen studenten om betekenis te geven aan begrippen zoals waarheid, rechtvaardigheid en vrijheid. Ze dagen uit de betekenis van woorden te onderzoeken. Zo helpt dit studenten om helder te denken én te communiceren. De vragen maken ook zichtbaar welke voorkennis en ideeën studenten meebrengen – ook wanneer die onjuist of ondoordacht zijn. Door deze aannames bespreekbaar te maken, bevordert het gesprek kritisch denken én begrip van de inhoud. Filosofische reflectie stimuleert bovendien het verkennen van andere perspectieven. Zelfs wanneer men het niet eens is, leert men luisteren, afwegen en nuance waarderen. Ten slotte oefenen studenten via deze gesprekken belangrijke reflectieve vaardigheden: ze leren hun overtuigingen onderzoeken, bijstellen en onderbouwen (Zie bv. Galle, 2022, Anthone & Mortier, 2007; Dunlop & De Schrijver, 2020).
Uitdagingen bij het begeleiden van filosofische gesprekken
Filosofische gesprekken begeleiden is waardevol, maar vraagt ook oefening. Veel docenten ervaren het als wennen, vooral omdat het vraagt om de vertrouwde rol van kennisoverdrager tijdelijk los te laten. In plaats van antwoorden te geven, begeleid je het denken van studenten vanuit een Socratische houding: je stelt vragen, maar formuleert zelf geen stellingen. Die verschuiving in rol zorgt soms voor onzekerheid, bij zowel docent als student.
Een valkuil is dat de docent toch inhoudelijk gaat participeren. Dit verandert de dynamiek van het gesprek: studenten nemen weer een afwachtende houding aan. Daarom is het belangrijk om expliciet te maken dat je als docent tijdelijk een andere rol opneemt: die van mede-onderzoeker. Antwoorden op vragen kun je uitstellen. Reageer liever met een tegenvraag, zoals Wat denk jij?
Omgaan met ondoordachte ideeën of misvattingen
Studenten brengen soms wetenschappelijk onjuiste of ondoordachte ideeën binnen in het gesprek. Als lesgever is dat confronterend. Tegelijkertijd is het een kracht van deze werkvorm: ze maakt impliciete opvattingen zichtbaar. In een filosofisch gesprek hoef je foutieve beweringen niet meteen te corrigeren. Nodig andere studenten uit om te reageren en stel verhelderende vragen. Zo ontstaat vaak een zelfcorrigerend gesprek. Na afloop kan je kort terugkomen op belangrijke misvattingen, indien nodig.
Relativisme als denkstopper
Een terugkerende uitdaging is het zogenaamde ‘naïeve relativisme’. Uitspraken als “iedereen heeft zijn eigen waarheid” of “wat goed is, is persoonlijk” kunnen het gesprek blokkeren (Galle, 2024). Hoewel relativisme als filosofisch standpunt legitiem is, worden zulke uitspraken in de lespraktijk vaak gebruikt om verder denken te vermijden. Pfister (2019) spreekt in dit verband van naïef relativisme — een houding waarbij alle standpunten als evenwaardig worden beschouwd, waardoor het kritische onderzoek stopt. Tegelijkertijd bieden zulke uitspraken een kans tot verdieping. Je kan ze bevragen met vragen als: Mag je alles in twijfel trekken?, Wat is het verschil tussen wat waar is en wat waardevol is? of Kan je oordelen zonder waarheid te claimen?. Zulke vragen stimuleren studenten om hun eigen overtuigingen explicieter te maken en scherper te onderbouwen.
Controverse en emotie
Filosofische gesprekken kunnen ook beladen thema’s raken — denk aan klimaat, racisme of ongelijkheid. Emoties kunnen daarbij oplaaien. Het is dan belangrijk dat de gespreksleider een nieuwsgierige en niet-oordelende houding aanhoudt. Zo leren studenten dat het mogelijk is om ook over gevoelige thema’s respectvol en kritisch te reflecteren. Zoals bij elk leerproces is veiligheid een voorwaarde voor diepgang (zie De Schrijver et al., 2021 & de ECHO-sessie ‘Omgaan met hot moments tijdens de les’).
Het gesprek afronden
Een filosofisch gesprek afronden is niet altijd eenvoudig. Vaak roept het ene inzicht het volgende op. Het helpt om vooraf een tijdslimiet af te spreken, bijvoorbeeld tien minuten. Na afloop kan je samen met studenten kort terugblikken: wat hebben ze gehoord dat hen verraste? Welke argumenten overtuigden, ondanks meningsverschil? Zo ervaren studenten wat het betekent om te denken in een context van meerdere perspectieven.
Tot slot
Filosofische gesprekken vragen oefening, maar ze leveren veel op: studenten leren denken, verwoorden, luisteren en twijfelen. Ze leren dat er ruimte is om te zoeken, en dat leren meer is dan juiste antwoorden geven. Door ruimte te maken voor grote vragen, verdiepen we niet alleen de lesinhoud, maar ook de denkvaardigheden die studenten in elke discipline nodig hebben. Hiermee dragen filosofische vragen bij aan een rijke leerervaring die studenten niet alleen voorbereidt op academisch succes, maar ook op het verantwoord en kritisch navigeren door de complexe uitdagingen van de hedendaagse wereld. Zo oefenen ze zich in een respectvolle en beargumenteerde dialoog gebaseerd op inzichten die studenten doorheen hun studie verwerven. Hoort dat niet centraal te staan in elk van onze opleidingen hoger onderwijs?
Meer weten?
De hierboven aangereikte inzichten zijn gebaseerd op de lessen vakdidactiek wijsbegeerte aan UAntwerpen en het onderzoekswerk van Griet Galle, Eef Cornelissen en Kristof Van Rossem. Wil je ermee aan de slag? Raadpleeg onderstaande bronnen voor bruikbaar leermateriaal of contacteer Jelle.Deschrijver@uantwerpen.be. De onderzoeksgroep van ExploRatio/Odisee biedt een website met voorbeeldmateriaal en op de website van de Vlaamse Vakvereniging voor filosofieonderwijs vind je nog extra documentatie.
Anthone, R., & Mortier, F. (2007). Socrates op de speelplaats: Theorie en praktijk van het filosoferen met kinderen (4e, volledig herwerkte editie). Acco.
Cornelissen, E., & De Schrijver, J. (2022). KlimaatBurgers. www.klimaatburgers.be
De Schrijver, J., Cornelissen, E., Verschoren, V., & Sermeus, J. (2021). Controverse in de wetenschapsklas. Een dialogische en cultuursensitieve aanpak om student-leerkrachten voor te bereiden op gevoelige thema’s. VELON Tijdschrift voor Lerarenopleiders, 17(4), 95–102.
Dunlop, L., & De Schrijver, J. (2020). Reflecting about the nature of science through philosophical dialogue. In McComas, W. F., & Oramous, J. (Eds.), The nature of science: Rationales and strategies. Springer.
Galle, G. (2022). De effecten van filosoferen met kinderen in de klas. School- en klaspraktijk, 61(3), 37–45.
Galle, G. (2024). Naïef scepticisme en naïef relativisme. Ongepubliceerde cursus vakdidactiek wijsbegeerte. KULeuven.
Lipman, M. (2003). Thinking in education (2nd ed.). Cambridge University Press.
Pfister, J. (2019). Classification of strategies for dealing with student relativism and the epistemic conceptual change strategy. Teaching Philosophy, 42, 221–246. https://doi.org/10.5840/teachphil2019730107
Van Rossem, K. (2020). Het filosofisch gesprek: De basis. LannooCampus.
Worley, P. (2015). Open thinking, closed questioning: Two kinds of open and closed question. Journal of Philosophy in Schools, 2(2), 17–29. https://doi.org/10.21913/jps.v2i2.1269