i.s.m. Caroline Dothee (UAntwerpen, Management & Taalkunde), Patrick d’Haens (UAntwerpen, Accountancy & Financiering) en Stijn Slootmans (UAntwerpen, Verpleeg- & Vroedkunde) 

Een voor het onderwijs bruikbare casus geeft een gedetailleerde beschrijving van een realistische situatie en/of van een probleem dat studenten zouden kunnen tegenkomen in hun latere werkveld. Hij weerspiegelt de complexiteit en ambiguïteit van de praktijk en leert op die manier studenten omgaan met onzekerheden en met het vinden van een oplossing vanuit een veelheid aan informatie (Golich et al., 2000). 

Traditioneel werden in het hoger onderwijs casussen vooral gebruikt binnen geneeskunde, recht en bedrijfskunde. Intussen worden ze echter in bijna alle disciplines ingezet (CITL, z.d.). Ze kunnen dan ook allerlei vormen aannemen: een tekst, een krantenartikel, een liedje, een gedicht, een video, een presentatie door iemand uit het werkveld, een arbeider met pijn op de borst, een wrak van een neergestort vliegtuig, ... (Golich et al., 2000). 

In wat volgt starten we met een korte reflectie over de zinvolheid van het werken met casussen. Vervolgens bespreken we aan de hand van enkele voorbeelden hoe je casussen kan inzetten in je opleidingsonderdeel. We sluiten af met een aantal aandachtspunten qua ontwerp, begeleiding en beoordeling. 

Waarom casussen?

Casussen integreren in je opleidingsonderdeel kan om verschillende redenen waardevol zijn. Vooreerst zetten casussen aan tot ervaringsgericht leren. Theorie wordt toegepast in een concrete praktijkcontext doordat een (potentieel) toekomstige werkomgeving gesimuleerd wordt. Dit verhoogt de motivatie van studenten (Lkoundi & van Woerden, 1997). 

Als lesgever kan je ervoor kiezen om kort een casus te bespreken ter illustratie van de leerinhoud. Anderzijds kan je studenten ook zelf actief aan de slag laten gaan met het verwerken/oplossen van een (meer complexe) casus. Deze aanpak bevordert effectief leren: een beter begrip van de leerstof, die langer wordt onthouden. 

In de masteropleiding Verpleeg- & Vroedkunde (UAntwerpen) kiezen studenten een reëel probleem uit een zorgorganisatie in het werkveld. In groep gaan ze aan de slag met dit ‘zorgproject’. Vanuit drie opleidingsonderdelen krijgen ze theoretische concepten en modellen aangereikt die ze (waar mogelijk) moeten/kunnen gebruiken in de uitwerking van hun specifieke casus. 

Casussen zijn bij uitstek geschikt om studenten te leren een grondige analyse en bijbehorende weloverwogen beslissing te maken. Als je hen in groep aan een casus laat werken, kan je ook inzetten op de ontwikkeling van communicatieve en samenwerkingsvaardigheden (Golich et al., 2000). De groepssetting stimuleert dat studenten diverse ideeën en/of standpunten uitwisselen, wat bijdraagt tot een holistisch begrip van het thema dat centraal staat in de casus (Golich et al., 2000). 

Hoe casussen inzetten? Enkele voorbeelden

Afhankelijk van de leerdoelen die je wil bereiken en -daarmee samenhangend- de tijd die je binnen je opleidingsonderdeel kan/wil vrijmaken, kan je casussen op een specifieke manier inzetten. Zoals reeds vermeld kan je als lesgever kort een casus ter illustratie van de leerinhoud bespreken tijdens één van je lessen. Een andere mogelijkheid is om studenten -al dan niet (deels) thuis voorbereid, zie ECHO-onderwijstip 'Flipped classroom' (2019)individueel of in groep zelf aan de slag te laten gaan met een casus en hieraan een plenaire nabespreking koppelen. Hierbij kan je eventueel werken met een rollenspel, zoals in het opleidingsonderdeel Onderhandelen (Masteropleiding Meertalige Professionele Communicatie, UAntwerpen): 

In het opleidingsonderdeel Onderhandelen (Masteropleiding Meertalige Professionele Communicatie, UAntwerpen) brengen studenten leerinhouden over vergaderen en onderhandelen in de praktijk tijdens rollenspelen. Daarbij worden ze in een onderhandelingssituatie geplaatst en moeten ze tot een overeenkomst komen. Ze krijgen daarbij een specifieke rol toegewezen (die op voorhand voorbereid moet worden) met duidelijke instructies, bijvoorbeeld ‘tijdens een vergadering over verlofregeling een bepaald standpunt innemen.’ 

In een ander opleidingsonderdeel van deze opleiding voorziet men een intensieve eendaagse workshop aan het einde van het semester. Zo is er bijna een volledig semester de tijd om studenten vertrouwd te maken met de theoretische concepten die nodig zijn om de casus(sen) tijdens de eendaagse workshop te bespreken.  

In het opleidingsonderdeel Financiële Verslaggeving (Masteropleiding Meertalige Professionele Communicatie, UAntwerpen) wordt een intensieve eendaagse workshop voorzien. Aanvankelijk werd een groepswerk georganiseerd waarbij studenten gedurende een gans semester aan de slag gingen om een jaarrekening van een onderneming onder de loep te nemen. Dit werkte niet goed doordat studenten onvoldoende economische voorkennis hadden. Daarom werd er gekozen voor een alternatief, namelijk een eendaagse workshop op de laatste lesdag. Op deze manier kan eerst alle leerstof aan bod komen voordat studenten ermee zelf aan de slag moeten. De casusopdracht komt de avond voor de workshop online. Voor de eigenlijke workshop zijn verschillende lokalen voorzien waar studenten in groep hun opdracht kunnen uitwerken. De dag wordt afgesloten met presentaties waarin de groepen hun ondernemingen aan elkaar voorstellen uitgaande van kernvragen zoals ‘Is het aangeraden om aandelen te kopen van deze onderneming?’ 

Werken met (omvangrijke) casussen neemt relatief veel tijd in beslag die je niet kan spenderen aan het rechtstreeks aanbrengen van theorie (Golich et al., 2000). Een weloverwogen combinatie van enerzijds theoretische lessen en anderzijds studenten aan de slag laten gaan met casussen is aangewezen. Houd hierbij zeker ook rekening met de studiedruk voor studenten. 

Aandachtspunten qua ontwerp

Als je gebruik kan maken van een reële casus, hoef je uiteraard zelf geen (fictieve) casus te ontwerpen. Dit kan je flink wat tijd besparen; ga er dus zeker (al dan niet online) naar op zoek. Houd er wel rekening mee dat een reële casus mogelijk te complex is voor studenten met relatief weinig inhoudelijke voorkennis en/of ervaring in het werken met casussen. Een zelfontworpen, fictieve casus kan je gemakkelijker afstemmen op (het niveau van) de specifieke leerinhoud van je opleidingsonderdeel. De gulden middenweg biedt vaak soelaas: vertrek van een reële casus en pas deze aan zodanig dat hij perfect past bij jouw opleidingsonderdeel en de voorkennis van jouw studentengroep. 

Zorg er bij de keuze en/of het ontwerp van je casus voor dat deze voldoet aan (zoveel mogelijk van) volgende kenmerken (Herreid, 1998): 

  • Gaat over een relevante en herkenbare kwestie die de aandacht trekt; 
  • Speelt zich af in de afgelopen vijf jaar; 
  • Roept empathie op voor de belangrijkste personages (indien aanwezig) door ze te karakteriseren met herkenbare persoonlijkheden; 
  • Gebruikt citaten; 
  • Heeft een pedagogische meerwaarde: studenten kunnen er iets van leren; 
  • Biedt stof om over te discussiëren: daagt uit om na te denken over verschillende aspecten van de situatie; 
  • Is kort, zodat de lezer niet verveeld raakt of de rode draad verliest; een lange(re) casus deel je best op in enkele behapbare stukken; 
  • Is passend bij/opgesteld vanuit de leerdoelen van je les en/of de eindcompetenties van je opleidingsonderdeel. 

Zorg voor voldoende variatie in de casussen waarmee je studenten zelf actief aan de slag laat gaan. Dit om recyclage en plagiaat bij studenten te voorkomen. Enkele (cruciale) elementen wijzigen in een casus is niet veel werk voor jou als docent, maar betekent vaak wel dat studenten een andere analyse en/of oplossingsweg moeten uitwerken en niet zomaar het werk van anderen kunnen kopiëren. 

Aandachtspunten qua begeleiding

Geef studenten een houvast bij het verwerken van een casus. Houd hierbij rekening met de voorkennis en ervaring van de studentengroep. Een minimale begeleiding bestaat uit het aanbieden van richtvragen waarover studenten kunnen/moeten reflecteren bij de casus. Indien er nood is aan meer sturing kan je studenten een specifiek stappenplan meegeven om de casus te analyseren, zoals de zogenaamde ‘zevensprong’ (zie ook ECHO: Vijftig Onderwijstips – Tip 27). Ook tools, zoals de denkhoeden van De Bono, met name geschikt binnen de humane wetenschappen, kunnen studenten helpen om een casus vanuit (voldoende) verschillende perspectieven te benaderen. Als studenten langdurig werken aan een casus is het aangewezen om hen tussentijdse feedback te geven over de mate waarin ze al dan niet op de goede weg zijn. 

Om studenten actief te betrekken bij de bespreking van een (kortere) casus tijdens je les kan je eventueel gebruik maken van de ‘1-2-4-ALL’-structuur. Hierbij laat je studenten eerst individueel nadenken over de casus vooraleer ze achtereenvolgens in duo’s en quattro’s (groepjes van vier) hun ideeën uitwisselen en gezamenlijk verder vormgeven. De inzichten uit de verschillende quattro’s worden tot slot plenair besproken. 

Een plenaire (na)bespreking moet ervoor zorgen dat eventuele foutieve en/of onvoldoende diepgaande/genuanceerde analyses kunnen worden bijgestuurd (zie ook ECHO: Vijftig Onderwijstips – Tip 29). Volgende technieken helpen je hierbij: 

  • Doorvragen: stel bijkomende vragen om een perspectief tot in de diepte te verkennen (Lkoundi & van Woerden, 1997). 
  • Aanmoedigen van diverse perspectieven: vraag aan andere studenten(groepjes) of ze het eens zijn met een ingenomen perspectief. Hebben zij argumenten die het aangehaalde perspectief bevestigen dan wel ontkrachten? (Queen’s University, z.d.). 
  • Midpoint reflection: vraag halfweg de nabespreking aan een student(engroepje) welk aspect van de casus nog weinig bediscussieerd werd. Dit stimuleert het inbrengen van een nieuwe invalshoek voor de bespreking waardoor tot dan toe minder belichte elementen van de casus naar voren kunnen komen (Vanderbilt University, z.d.). 

Werken met casussen is een werkvorm waarbij de studenten centraal staan (Golich et al., 2000). Als je studenten zelfstandig aan de slag laat gaan met een casus neem dan als docent een (louter) faciliterende rol op (zie ECHO: Vijftig Onderwijstips – Tip 19).  Minimaliseer eventuele verschillen in begeleiding wanneer je met meerdere begeleiders werkt. Stem dus onderling af over de mate van ondersteuning, feedback en sturing. 

Aandachtspunten qua beoordeling

Als je doorheen je opleidingsonderdeel een relatief belangrijke plaats geeft aan het werken met casussen is het aangewezen om ook in de toetsing voldoende gewicht te geven aan de mate waarin studenten een casus kwaliteitsvol kunnen analyseren. Overweeg daarbij het gebruik van een overalltoets, een specifieke toetsvorm waarbij aan de hand van casussen inzichts- en/of toepassingsvragen over de leerinhoud worden gesteld (zie ook ECHO: Vijftig Onderwijstips – Tip 33).  

Indien je groepswerk koppelde aan het werken met casussen kan je overwegen om -aanvullend op jouw beoordeling als lesgever- studenten ook elkaars werk en/of de onderlinge samenwerking te laten beoordelen (van der Vleuten & Driessen, 2000). Belangrijk hierbij is om concrete, door jou vooropgestelde criteria te laten hanteren. Daarnaast draagt ook het laten onderbouwen van gegeven beoordelingen bij aan de kwaliteit ervan (zie ook ECHO-onderwijstip, 2017).

Meer weten?

ECHO-sessie:  

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig Onderwijstips. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (Voor personeelsleden UAntwerpen na inloggen hier online raadpleegbaar) 

  • Tip 19: Begeleidingsrollen van de docent bij het werken met opdrachten 
  • Tip 27: Begeleiden met behulp van de zevensprong 
  • Tip 29: Begeleiden van een discussie 
  • Tip 33: Vakoverschrijdend toetsen met de overalltoets 

ECHO-onderwijstips: 

Relevante literatuur: