Van studenten in het hoger onderwijs verwachten we een grote mate van zelfstandigheid. Ze moeten bijvoorbeeld snel relevante informatie kunnen vinden en beoordelen, probleemoplossend kunnen denken of een tekst gestructureerd kunnen redigeren. Niet alleen individueel, maar ook in groep moeten studenten zich zelfstandig weten te organiseren, bijvoorbeeld tijdens een groepswerk of een projectweek.

In de praktijk blijken studenten hiervoor niet altijd over de nodige competenties te beschikken. Ze gebruiken niet de juiste cognitieve strategie bij het leren: ze gaan bijvoorbeeld een hoofdstuk uit een cursus herlezen i.p.v. er zichzelf vragen over te stellen. Of ze kunnen hun metacognitieve vaardigheden niet effectief inzetten: ze schatten het eigen kunnen fout in of ze kiezen niet de beste strategie om een cursus te studeren.

Hoe kan je als lesgever je studenten zelfstandiger maken? In deze tip gaan we eerst in op het wat en hoe van zelfsturend leren (ZSL) of self-regulated learning (SRL). Vervolgens bespreken we hoe je ZSL bij je studenten kan versterken en ondersteunen.

Voorbereiden, uitvoeren en reflecteren

Een student die leert en een leerdoel wil bereiken, doorloopt idealiter verschillende stappen. Bij elke stap stelt de student zich een aantal vragen. Door deze stappen bij elke opdracht opnieuw te doorlopen, wordt het leerproces van de student effectiever. 

  • Voorbereiden: Wat wordt er van mij verwacht? Wat is het doel? Wat zijn de criteria? Welk materiaal heb ik ter beschikking? Hoeveel tijd heb ik? Hoe plan ik mijn werk? Wat weet ik al? Waar ga ik extra informatie zoeken? Hoe gemotiveerd ben ik voor deze opdracht? 

  • Uitvoeren: Welke strategieën gebruik ik best om actief te leren: bijvoorbeeld oefeningen maken, een samenvatting maken, vragen stellen, een tekst schrijven … Kan ik ergens hulp inroepen? Ben ik goed bezig? 

  • Reflecteren: Heb ik mijn doelstelling bereikt? Zijn er nog dingen onduidelijk? Beantwoordt het resultaat aan de kwaliteitsvereisten? Kan ik bepaalde onderdelen nog verbeteren? Hoe krijg ik dit nog beter onder de knie? Hoe kan ik dit in de toekomst beter aanpakken?  

De juiste strategie inzetten 

Op basis van de antwoorden op bovenstaande vragen, zal de student bepaalde strategieën kiezen om zijn doel te bereiken. Deze strategieën zijn opgebouwd uit verschillende aspecten: 

  • Cognitief: bv voorkennis activeren, herhalen, verbanden leggen, memoriseren 

  • Metacognitief: bv Zou ik hier best een planning voor maken? Moet ik de hulp inroepen van internet, peers of docenten? Heeft deze aanpak gewerkt of moet ik het in de toekomst anders aanpakken? 

  • Motivationeel: bv Vind ik deze opdracht zinvol? Hoe kan ik mezelf motiveren om dit vol te houden? Kan ik mezelf belonen als het lukt? 

  • Gedragsmatig: bv Slaap en beweeg ik voldoende? Zoek ik een rustige plek op om te studeren zodat ik me kan concentreren? Neem ik het juiste werkmateriaal bij de hand? 

De student leert steeds beter welke strategieën hij best wanneer inzet. Zo neemt hij zelf de regie over zijn leren in handen.

Enkele belangrijke principes

Ondersteuning bij ZSL is nodig

De stapsgewijze aanpak van ZSL is niet aangeboren: men moet deze trainen. Men moet leren welke strategieën men best inzet in een bepaalde context om een doel te bereiken. Lesgevers spelen hierbij dus een belangrijke rol. Uit onderzoek blijkt dat ZSL vlotter loopt in een onderwijsleeromgeving die ZSL doelbewust ondersteunt (Butler & Schnellert, 2015). ZSL ontwikkelt zich dan ook altijd in een context met andere mensen.

ZSL is context- en doelgroepgebonden

ZSL is geen algemene vaardigheid die je één keer verwerft en dan overal kan inzetten: het is bijvoorbeeld niet omdat een student vlot Franse grammatica studeert en toepast bij schriftelijke oefeningen, dat het ook lukt om die grammatica toe te passen tijdens het spreken. ZSL vereist bovendien vakkennis. Een student die een planning moet maken voor het ontwerp van een robot, moet kennis hebben over de onderdelen van de robot. En ook vanuit de lesgever is er geen one size fits all-aanpak. De ene groep studenten werkt zelfstandiger dan de andere. De lesgever zal hier rekening mee moeten houden. ZSL werkt dus het best als het wordt aangeboden in de context van het vakgebied zelf en wordt afgestemd op de lerende(n).

ZSL is een gradueel proces

Veel studenten hebben, onder andere vanuit het secundair, wel kennis over leerstrategieën, maar passen ze nog niet altijd toe. Als docent kan je een tool aanreiken, maar een student moet op termijn ook zonder deze externe sturing kunnen. Zo kan je bij een eerste groepswerk meegeven hoeveel tijd men moet uittrekken voor elk onderdeel. Bij een volgend groepswerk kan je studenten luidop laten inschatten hoeveel tijd ze moeten voorzien en hun inschatting kort bespreken. ZSL is dus een gradueel proces van docent-gestuurd naar lerende-gestuurd. De student moet de strategie uiteindelijk kunnen gebruiken, zonder dat de tools nog worden aangereikt.

Samenwerking is noodzakelijk

Omdat ZSL een gradueel proces is, vraagt de ontwikkeling ervan om de ondersteuning van een heel docententeam. 

  • Bouw samen kennis op over ZSL. Ga erover in gesprek met elkaar. In welke mate vinden jullie het zinvol om in te zetten op ZSL bij jullie studenten? 

  • Bepaal welke strategieën belangrijk zijn voor jullie studenten. Baken af. 

  • Maak een inschatting van het niveau van ZSL van je studenten. Heeft een bepaalde groep of een deel van de groep extra sturing nodig? (Hoe) kan je dit in kaart brengen? 

  • Denk binnen een opleiding na over een leerlijn in ZSL waarbij je aanvankelijk meer tools aanbiedt en deze geleidelijk afbouwt. Welk doel wil je met een bepaalde groep bereiken? Studenten krijgen bijvoorbeeld in een startjaar bij groepswerk informatie over ZSL en krijgen verschillende tools aangereikt. In de volgende jaren worden deze tools enkel ingezet bij studentengroepen die er nood aan hebben. Uiteindelijk moeten studenten zelfstandig in groep kunnen werken. 

Hoe als lesgever ZSL ondersteunen?  

Geef expliciete instructie over ZSL

Maak je studenten bekend met het proces van ZSL en breid hun kennis over strategieën uit. Maak daarbij gebruik van de WWWH-regel (WoW Wat Handig!) (Van Harsel, 2024). Bijvoorbeeld bij zelfmonitoring: Wat is de strategie van zelfmonitoring? Waarom is deze strategie in deze context belangrijk? Wanneer kan je jezelf best monitoren? en Hoe monitor je jezelf?

Geef impliciete instructies

Verwerk ZSL in jouw onderwijsaanpak. Stel dat je wil dat studenten een mindmap maken: demonstreer de strategie, herinner studenten eraan om de strategie in te zetten, bevraag hen op hun gebruik van de strategie of geef gerichte feedback over de inzet van de strategie. Daarnaast is het natuurlijk cruciaal om ook oefenkansen te creëren om de aangereikte strategieën te gebruiken en ze te automatiseren.

  • Voorzie tijd voor de oriëntering
    Stel heldere criteria op voor een taak of examen, bijvoorbeeldantwoord in volzinnen, geef telkens een voorbeeld uit de actualiteit, noteer alle tussenstappen ... Doorloop deze criteria vooraf klassikaal met je studenten. Wijs hen erop om deze criteria bij de uitvoering bij de hand te houden en te herlezen.

  • Stel weervragen als een student een vraag stelt over de aanpak
    We hebben de neiging om voor te zeggen wat een student moet doen. Maar wat voor jou werkt, werkt niet noodzakelijk voor de student. Bovendien leert de student zo niet om het eigen handelen vorm te geven. Als je merkt dat een student weinig zelfsturend is, is het goed om concrete tips te geven. Als je deze externe sturing wil afbouwen, is vragen stellen de gemakkelijkste manier. Hoe zou je hieraan beginnen? Hoe ga je dat concreet doen? etc. Vraag door tot je merkt dat de lerende vastloopt. Pas dan reik je handvatten aan.

  • Bevraag studenten over hun voorbereiding
    Studenten hebben soms de neiging om ‘er direct in te vliegen’. Vraag tijdens de les aan enkele studenten om hun plan van aanpak expliciet te verwoorden en stuur hen bij indien/waar nodig. Mogelijke vragen die je hierbij kan stellen zijn: Welk doel wil je bereiken? Op welke manier ga je dit bereiken? Hoeveel tijd ga je aan dat onderdeel besteden?  etc.

  • Maak gebruik van het bord voor modeling
    Je kan tijdens de les ook zelf model staan voor zelfsturend leren en het gebruik van strategieën. Dit kan je luidop doen, zelfs in een volle aula. Ook het modelen van metacognitieve strategieën is hierbij interessant. Demonstreer bijvoorbeeld op het bord hoe je een structuur kan uitdenken voor een schrijfopdracht. Verwoord hierbij luidop je denkproces. “Wat weet ik hier al over?” (noteer je brainstorm) “In welke volgorde ga ik deze informatie ordenen?” (noteer er cijfers bij). Of maak een oefening aan het bord en zeg luidop “Ik ben nu zo ver gevorderd in de oefening, maar wat werd er nu weer precies gevraagd? of “Is dit resultaat wel realistisch?” of “Misschien moet ik dit toch eens bij een medestudent controleren.” Of “Misschien moet ik bij de docent navragen of ik het wel goed begrepen heb.” Toon bij de start van een opdracht 2 verschillende voorbeelden van sterke taken van het jaar ervoor. Vraag waarom dit goede voorbeelden zijn.

  • Voorzie mogelijkheden tot het monitoren van het leerproces 
    Om hun leergedrag bij te kunnen sturen, moeten studenten kunnen nagaan in welke mate ze de leerdoelen al bereikt hebben. Je hier hiervoor oefeningen met een verbetersleutel aanbieden, een korte online of klassikale quiz doen of peerfeedback organiseren bij een eerste versie van een tekst (zie ook ECHO-onderwijstip, 2024).
  • Bevorder zelfreflectie
    Het afronden van een taak of examen staat voor een student vaak gelijk met het einde van het leerproces. Er vindt geen reflectie plaats. Integreer daarom regelmatig een reflectie in de opdracht. De reflectie kan individueel zijn (de student reflecteert over het eigen werk), via peerfeedback (de student overloopt een taak of gemaakte fouten in gesprek met een andere student) en/of feedback door de docent (de lesgever geeft schriftelijk of mondeling feedback). Voorzie hierbij best concrete richtvragen. Vraag de student wat goed of minder goed ging, maar ook wat hij in de toekomst anders zou aanpakken.

Bevorder de motivatie van studenten

Een leeruitkomst wordt niet alleen bepaald door de mate waarin een student sterk is in zelfsturend leren (ZSL), maar ook door diens motivatie. Bovendien beïnvloeden motivatie en ZSL elkaar. Hoe lager het vermogen tot ZSL, hoe meer baat een student heeft bij structuur en voorspelbaarheid om gemotiveerd te blijven. Zo kan een heldere lay-out van een cursus, een duidelijk overzicht van criteria bij een taak of de manier waarop een didactisch filmpje aantrekkelijk is vormgegeven, invloed hebben op de motivatie om het materiaal ook effectief te gebruiken. Ook de mate van keuzevrijheid bij een groepswerk is belangrijk. Deze moet afgestemd zijn op het niveau van ZSL van de studenten. Zo voelen ze zich competent om deze verantwoordelijkheid op te nemen, wat hun motivatie versterkt. Het werkt ook motiverender om te vertrekken vanuit een relevante probleemstelling dan vanuit een louter theoretisch gegeven. Zo kan je de opdracht “Tegen volgende les bereid je de theorie over de t-test voor” vervangen door “Vaak wordt gesteld dat meisjes beter zijn in het verwerven van een taal dan jongens, maar klopt dit? Tegen volgende week ga je na hoe je dit op basis van studieresultaten zou kunnen testen.”

Ook de authenticiteit van een opdracht verhoogt de motivatie en dus de ontwikkeling van ZSL: voelt de student zich betrokken bij de inhoud van een opdracht?

Stimuleer studenten om hulp te vragen

Zelfsturend leren wil niet zeggen dat men alles ZELF doet. Hulp zoeken is ook een strategie binnen ZSL. Eens een student beseft extra hulp nodig te hebben, kan je hem stimuleren om hiervoor actie te ondernemen. Als een student bijvoorbeeld een hoofdstuk niet goed begrijpt, kan je voorstellen om een YouTube-filmpje te bekijken zodat hij het eens hoort uitleggen door iemand anders. Je kan ook een forum voorzien waarop studenten elkaar kunnen helpen of je kan een sessie organiseren specifiek voor studenten die vragen hebben. Bouw eventueel in je les expliciet een ogenblik in om te luisteren naar vragen die bij de studenten naar boven kwamen tijdens de voorbereiding van een les. 

Tracht in te spelen op individuele verschillen

Geef meer aansturing bij wie iets niet kan en weinig aansturing bij wie het wel kan, anders leidt dit bij de laatsten tot frustratie.  Studenten die bijvoorbeeld niet goed kunnen reflecteren over hun eigen werk, hebben baat bij hulpvragen. Als ze wel goed kunnen reflecteren, zullen ze zich juist geremd voelen door hulpvragen. Bied dus autonomie aan in dat wat ze willen doen. Als je studenten bijvoorbeeld vraagt om een tekst om te zetten naar een schema, zullen sommigen met deze boodschap niet verder kunnen. Je kan dan online een instructiefilmpje ter beschikking stellen dat toont hoe je een schema maakt en daarnaar verwijzen. Je hoeft het dan niet uit te leggen aan de hele groep.  Je zou ook een college kunnen geven waarin je - vrijblijvend - aan groepen die daar nood aan hebben stap voor stap uitlegt hoe ze hun groepswerk kunnen organiseren.  Of je kan bij een groepswerk studenten laten starten met het formuleren van hun individuele sterktes (bijvoorbeeld planning, tekstredactie, lay-out ...). Laat hen vervolgens overleggen hoe de groep deze sterktes het best tot hun recht kan laten komen. Voor specifieke noden of coaching kunnen studenten ook terecht bij de Dienst Studiebegeleiding, bij het mentoraat van je faculteit of het Monitoraat op Maat

Daag studenten uit

Sluit aan bij wat de student kan, maar daag hem ook uit om de volgende stap te zetten. Beweeg dus geleidelijk van docentcontrole naar studentcontrole. Vraag je bijvoorbeeld af of jij bij een project aan de studenten een stappenplan aanbiedt of dat de studenten al in staat zijn om dit zelf te maken. Bedenk of jij de concrete doelstellingen bij een opdracht meegeeft of dat de studenten deze doelen misschien zelf kunnen formuleren. 

Zet in op collaboratief leren: studenten begeleiden elkaar als peertutoren in ZSL

Medestudenten (‘peers’) kunnen een belangrijke rol spelen in het verwerven van zelfsturend leren. Je kan bijvoorbeeld studenten tijdens een oefensessie mondeling laten modelen op het bord voor studenten die nog veel externe sturing nodig hebben. Of je kan een geslaagde student laten getuigen over de aanpak van dienst studiemethode. Je kan een aantal masterstudenten inschakelen bij de eerste sessies van een groepswerk voor de bachelorproef. Geef de masterstudenten vooraf info over zelfsturend leren (externe sturing, modeling, vragen stellen …). Laat de groepen kiezen of ze gebruik willen maken van deze ondersteuning door peertutoren. Aan masterstudenten kan je ook vragen om mogelijke examenvragen te noteren in een gedeeld document. Laat hun weten dat je hieruit één vraag zal selecteren voor het examen. 

Zelfsturend leren is een competentie op zich: het betreft een samenspel van kennis, vaardigheden en bepaalde attitudes. Het is bovendien een generieke competentie: veel strategieën kan je breed inzetten. Het is een belangrijke competentie in functie van levenslang leren, voor wie men is als student, maar ook als professional, mens, partner, etc.  Als docent beschik je al over deze competentie. De kunst is om dat wat jij impliciet al doet te vertalen naar je studenten. 


Meer weten? 

 ECHO-onderwijstips: 

Relevante literatuur:

Ambrose, S.A., Bridges, M.W., DiPietro M., Lovett, M.C., & Norman, M.K. (2010). Ch. 7. How do students become self-directed learners? In How learning works. Seven research-based principles for smart teaching (pp. 188-216). San Francisco: Jossey-Bass. 

Andrade, H., & Valtcheva, A. (2009). Promoting Learning and Achievement Through Self-Assessment.Theory Into Practice, 48(1), 12-19. 

Butler, D. L., & Schnellert, L. (2015). Success for students with learning disabilities: What does self-regulation have to do with it? In T. Cleary (Ed.), Self-regulated learning interventions with at-risk youth: Enhancing adaptability, performance, and well-being (pp. 89–111). American Psychological Association.  

Cuyvers, K., (september 2021). Online les binnen Departement Onderwijs: Zelfregulerend leren in het hoger onderwijs: ondersteunen & bevorderen.  

Huh, Y., & Reigeluth, C. M. (2017). Designing instruction for self-regulated learning. In C. Reigeluth, B. Beatty & R. Myers (Ed.). Instructional-Design Theories and Models, Volume IV: The Learner-Centered Paradigm of Education (pp. 243-267). New York: Routledge. 

Panadero, E. (2017). A Review of Self-regulated Learning: Six Models and Four Directions for Research. Frontiers in Psychology, 8(422). 

van Harsel, M. (2024). Whitepaper: Zelfregulerend leren ondersteunen in het hoger onderwijs. Noordhoff.Wandler, J. B., & Imbriale, W. J. (2017). Promoting Undergraduate Student Self-Regulation in Online Learning Environments. Online Learning, 21(2). 

Veenman, M.V.J. (2013). Training metacognitive skills in studentes with availability and production deficiencies. In H. Bembenutty, T. Cleary & A. Kitsantas (Eds.), Applications of self-regulated learning across diverse disciplines: a tribute to Barry J. Zimmerman (pp. 299-324). Information Age Publishing. 

Wride, M. (2017). Guide to self-assessment. Retrieved from the University of Dublin Trinity College website. 

Zimmerman, B.J. (2013). From Cognitive Modeling to Self-Regulation: A Social Cognitive Career Path. Educational Psychologist, 48(3), 135-147. 

Zusho, A. (2017). Toward an Integrated Model of Student Learning in the College Classroom. Educational Psychology Review, 29(2), 1–24.