Misschien denkt ook u er aan om een schriftelijk werkstuk te gebruiken als (onderdeel van een) examen? Zo kunt u aan studenten vragen om een paper te schrijven over een bepaald thema uit de cursusstof of om een verslag te schrijven van een practicum. Een belangrijk voordeel van dergelijke toetsvorm is alleszins de hoge relevantie ervan: een goede schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid is vereist in vrijwel elke academische beroepssituatie. Bovendien kunt u ervoor proberen te zorgen dat de taak aansluit bij mogelijk toekomstige professionele functies. Denken we bijvoorbeeld aan het verslag van de student Geneeskunde over een door hem of haar bijgewoond medisch onderzoek, het rapport in de vorm van een wetenschappelijk artikel geschreven door de student Scheikunde of het beleidsplan voor een schoonmaakbedrijf geschreven door de student Economische Wetenschappen in de functie van een nieuw aangeworven crisismanager.

We zetten enkele aandachtspunten op een rij voor wie een schriftelijk werkstuk als toets wil inzetten:

  • Schrijf van tevoren de beoordelingscriteria uit. Bediscussieer ze met eventuele/mogelijke andere beoordelaars. Geef daarbij ook zeker aandacht aan het belang dat u hecht aan zaken als taalgebruik, spelling, en lay-out.
  • Werk indien mogelijk met twee, onafhankelijk van elkaar scorende beoordelaars. Neem het gemiddelde van hun beoordelingen als score. Deze manier van werken verhoogt de betrouwbaarheid sterk. Een bijkomend voordeel is dat bij verschil in de interpretatie van de beoordelingscriteria, deze kunnen aangescherpt worden. Een nadeel is dat de tijdsinvestering groter wordt. De kosten van het nakijken kunnen omlaag worden gebracht als alleen de twijfelgroep dubbel wordt nagekeken.
  • Lees (een aantal van) de papers eerst globaal door; dit kan immers een indruk geven over de te hanteren norm.
  • Selecteer enkele ‘modellen’ van zeer goede, goede, voldoende en onvoldoende uitwerkingen. Bij de correctie van andere papers kunt u ernaar teruggrijpen ter opfrissing van eerder gebruikte standaarden. Deze manier van werken is zeker belangrijk als u papers verdeelt onder verschillende beoordelaars of wanneer de beoordeling verspreid wordt over een ruimere tijdsperiode.
  • Vergelijk de geselecteerde ‘modellen’: op welke aspecten verschillen zij? De kans is groot dat u kenmerken vindt die u niet in uw oorspronkelijke beoordelingscriteria opnam; aldus kunt u het beoordelingsschema aanvullen.
  • Schrijf commentaren op. Dit vergemakkelijkt een eventuele nabespreking met studenten en vermindert het voor studenten mysterieuze karakter van het cijfer als ze de paper, het verslag, … terugkrijgen. U kunt hiervoor gebruik maken van codes, bijvoorbeeld een verticale lijn naast paragrafen die uitzonderlijk goed zijn, ‘v.u.’ voor ideeën die verder uitgewerkt dienen te worden.
  • ‘Het geheel is meer dan de som van de delen’ geldt ook zeker voor een schriftelijk werkstuk. Geef dus geen punten voor elk concept of feit dat wordt vermeld. Dit herleidt de paper immers tot een kennistest, waarbij geen hogere cognitieve vaardigheden worden getoetst.
  • Kijk indien mogelijk – soms zijn de aantallen natuurlijk te groot – het werk na zonder lange onderbrekingen; dit bevordert de homogeniteit van de oordelen.
  • Voor informatie over de beoordeling van een werkstuk dat het resultaat is van groepswerk, verwijzen we u naar enkele eerdere ECHO-tips: ECHO-tip 2011: Laat studenten elkaar beoordelen en ECHO-tip 2013: Peer assessment.

Meer weten?

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig onderwijstips. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (Voor personeelsleden UAntwerpen hier online raadpleegbaar):

  • Tip 24: Voorkomen van meeliftende studenten bij groepsopdrachten
  • Tip 42: Aandachtspunten bij criteria
  • Tip 43: Het belang van taal bij beoordeling

Stes, A. (2009). Toetsing: wat, waarom, wie, wanneer, welke vorm? In: Van Petegem, P. (Red.) Praktijkboek Activerend Hoger Onderwijs (pp. 190-210). Leuven: Lannoo Campus.

Brown, S., Rust, C., & Gibbs, G. (1994). Strategies for Diversifying Assessment in Higher Education. The Oxford Centre for Staff Development.

De Neve, H., & Janssen, P.J. (1992). Succesvol examineren in het hoger onderwijs. Leuven: Acco.

Dousma, T., Horsten, A., & Brants, J. (1997). Tentamineren. Groningen: Wolters-Noordhoff.

Van Berkel, H.J.M., & Bax, A.E. (2002). Toetsen in het hoger onderwijs. Houten/Diegem: Bohn Stafleu Van Loghum.

 

(Onderwijstip november 2015)