i..s.m. Jonas Nicolaï (Projectcoördinator Mentoraat Plus) & Dr. David Corradi (Beleidsmedewerker Diversiteit & Post-doc Onderzoeker CeMIS)
De studieloopbaan van studenten in het hoger onderwijs loopt niet altijd van een leien dakje. Dit geldt des te meer voor studenten met één of meerdere risicostatuskenmerken zoals een niet-aansluitende vooropleiding, een andere thuistaal dan Nederlands, een migratieachtergrond, schoolse achterstand en/of een laag opleidingsniveau van de ouders. In deze tip bespreken we wat u als docent kunt doen om de doorstroom van deze kansengroepen te bevorderen.
1. Wees zeer transparant over de gestelde verwachtingen en evaluatiecriteria
Eén van de belangrijkste voorspellers voor het studiesucces van studenten is de mate van integratie ofwel de mate waarin de student zich kan aanpassen aan de context van het hoger onderwijs (Anderman & Anderman, 1999; Finn, 1989; Goodenow & Grady, 1993; Nel, Govender & Tom, 2016; Rienties et al., 2011). Studenten die behoren tot een kansengroep hebben het vaak extra moeilijk met deze aanpassing. Transparantie in uw onderwijs helpt hen (en alle andere studenten) om zich sneller en beter aan te passen aan de nieuwe onderwijsomgeving.
Zo is het voor studenten vaak moeilijk om te weten hoe best omgegaan kan worden met het beschikbare lesmateriaal, vooral wanneer er meerdere bronnen (syllabus, slides, handboek, extra leermateriaal op Blackboard) voorhanden zijn. Expliciteer dus zeker de mate van belangrijkheid van het beschikbare lesmateriaal in functie van examinering. Dit kan aan het begin van de lessenreeks, maar verdient bijvoorbeeld ook herhaling kort voor de examenperiode. Repetitiecolleges en proefexamens zijn bij uitstek een ideale manier om op transparantie en duidelijkheid van verwachtingen bij studenten in te zetten.
Een tweede element wat bij studenten vaak tot aanpassingsproblemen kan leiden, is de puntenschaal van nul tot twintig zoals deze in het Vlaamse hoger onderwijs wordt toegepast. Het is daarom van groot belang studenten zo duidelijk mogelijk aan te geven welk niveau van kennis/vaardigheden/competenties met welke score op deze schaal overeenkomt. Dit is niet alleen zinvol voor studenten die zich extra moeten inspannen om zich aan te passen aan de context van het hoger onderwijs, maar ook studenten die hoog scoren, zullen gebaat zijn bij transparantie over de score en beter weten op welke aspecten hij/zij nog verder kan inzetten om dit niveau te behouden. Uiteraard verdient het de voorkeur om dergelijke transparantie over de evaluatiecriteria niet te bewaren tot de eindfase van het opleidingsonderdeel. Bouw waar mogelijk tussentijdse feedbackmomenten in zodat studenten tijdig de verwachtingen helder krijgen en hun eigen kennen en kunnen realistisch kunnen inschatten en waar nodig bijsturen. Voor deze bijsturing kunnen studenten eventueel beroep doen op versterkingstrajecten (voorbeelden aan de UAntwerpen: Mentoraat Plus, Monitoraat op Maat, begeleiding via de Dienst voor Studieadvies en Studentenbegeleiding). Hoe transparanter de gestelde verwachtingen zijn, des te gerichter deze trajecten ook kunnen ondersteunen.
2. Normaliseer ondersteuning
Elke vorm van formeel hoger onderwijs is in zekere zin een vorm van een ondersteuningstraject voor studenten. Dit traject is echter niet op maat gemaakt van elke individuele student. Vandaar dat het zinvol is om te investeren in zowel een extra aanbod voor de allersterkste studenten (via zogenaamde honours programma’s) als voor kansengroepen. Vanuit de centrale diensten alsook vanuit de departementen bestaat er reeds een breed aanbod van ondersteuningsinitiatieven voor deze groepen studenten. Deze initiatieven richten zich enerzijds op het trainen van academische competenties (monitoraten, repetitiecolleges, extra oefenmomenten, …) en anderzijds op het werken aan metacognitieve of psychosociale aspecten (faalangsttraining, begeleiding bij studievaardigheden, …).
Vaak vinden kansengroepen vanwege hun specifieke achtergrondkenmerken moeilijker hun weg naar deze ondersteuning. Onderwijzend personeel kan een sleutelfunctie innemen door studenten attent te maken op het bestaande aanbod en mogelijks door te verwijzen naar specifieke centrale diensten of facultaire activiteiten. Het is daarbij van groot belang om de ondersteuningsinitiatieven te normaliseren. Het volgen van één of andere vorm van ondersteuning wordt immers al te vaak nog steeds gepercipieerd als een teken van falen.
Mogelijke vormen van normalisering van ondersteuning kunnen zijn het vermelden van het bestaan van bestaande facultaire of centrale ondersteuningsinitiatieven aan de universiteit. De docent kan immers als beste het belang duiden van bepaalde ondersteuningsvormen voor de specifieke opleidingsonderdelen of vakinhouden, of het algemene nut ervan voor de opleiding in het algemeen. Ook kan binnen de colleges aan het begin van een semester bijvoorbeeld kort de tijd worden gemaakt om bestaande vormen van begeleiding onder de aandacht te brengen. Op deze manier kan het college een meer laagdrempelige opstap zijn naar ondersteuning waar nodig en zullen bepaalde studenten sneller hun weg vinden en dus verder geholpen kunnen worden.
3. Student als prosument
Terwijl de student in het hoger onderwijs afgelopen decennia vaak werd omschreven als klant of consument (zie bijvoorbeeld Hayes, Wynyard & Mandal, 2017) lijken nieuwe onderwijstrends en –theorieën aan te geven dat de rol van de student evolueert in de richting van een prosument (bijvoorbeeld OESO, 2008; Sluijsmans & Kneyber, 2017). De student als prosument is een actor welke naast de andere actoren binnen de hoger onderwijsinstelling (bijvoorbeeld ZAP- en ATP-leden) mee een invloed kan uitoefenen op beleid en zijn eigen onderwijsproces deels vorm kan geven.
Een tip die hieruit voortvloeit, focust zich op het aanzetten van studenten tot leerstrategieën gericht op problem posing. Deze benadering leert studenten zelf vragen opstellen over inhouden en spreekt metacognitieve denkvaardigheden aan, maakt de student bewuster van de verwachte eindcompetenties (transparantie) en kan zelfsturende leervaardigheden verhogen (Sluijsmans & Kneyber, 2017).
Concreet kan een proefexamen in een eerste bacheloropleiding en/of voor schakelstudenten bijvoorbeeld aangevuld worden met een luik waar studenten zelf vragen kunnen formuleren over de leerstof. Ook op het einde van een les zou de docent een reflectiemoment kunnen inlassen om studenten zelf een aantal vragen over de geziene inhouden te laten formuleren. Tijdens de hierop volgende les kunnen enkele van deze vragen plenair aangehaald worden als herhaling en aanzet van de nieuwe les.
Ook tijdens zelf- en peerevaluaties kan problem posing versterkend werken en de student betrokken maken bij zijn eigen onderwijsproces.
Problem posing werkt als een inclusieve maatregel die kan inspelen op drempels die generatiestudenten uit kansengroepen ervaren en hun academische integratie kan verbeteren. Anderzijds kunnen methodieken gericht op problem posing sterke studenten bijkomende uitdaging aanbieden. Immers, maatregelen voor kansengroepen hebben vaak een kwaliteitsverhogend effect voor alle studenten.
Meer weten?
ECHO-tip 2016: Doorstroom en diversiteit bij leerbedreigde studenten
Handouts losse ECHO-sessie ‘Doorstroom en diversiteit bij leerbedreigde generatiestudenten: wat leert ons het project Mentoraat Plus?’
Anderman, L. H., & Anderman, E. M. (1999). Social predictors of changes in students’ achievement goal orientations. Contemporary Educational Psychology, 24, 21–37.
Finn, J. D. (1989). Withdrawing from school. Review of Educational Research, 59, 117–142.
Goodenow, C., & Grady, K. E. (1993). The relationship of school belonging and friends’ values to academic motivation among urban adolescent students. The Journal of Experimental Education, 62, 60–71.
Nel, K., Govender, S. & Tom, R. (2016). The social and academic adjustment experiences of first-year students at a historically disadvantaged peri-urban university in South Africa. Journal of Psychology in Africa, 26(4), 384-389.
Organization for Economic Cooperation and Development. (2008). Higher education to 2030, Vol. 2: Globalisation, Edited by: Vincent-Lancrin, S. Paris: OECD
Rienties, B., Beausaert, S., Grohnert, T., Niemantsverdriet, S., & Kommers, P. (2011). Understanding academic performance of international students: the role of ethnicity, academic and social integration. Research in Higher Education, 63, 685-700.
Sluijsmans, D., & Kneyber, R. (2017). Toetsrevolutie: Naar Een Feedbackcultuur In Het Voortgezet Onderwijs. Amsterdam: De Vrije Uitgevers.
Smedley, B., Myers, F., & Harrell, S. (1993). Minority-Status Stresses and the College Adjustment of Ethnic Minority Freshmen. The Journal of Higher Education. 64(4), 434-452.
(onderwijstip juli 2018)