Het feedbackgesprek is een mondelinge bespreking van een bepaald product van een student. Het is een vorm van directe communicatie tussen feedbackgever en -ontvanger, waarbij rekening gehouden moet worden met een aantal aspecten die bij schriftelijke feedback niet aan bod komen. Deze aspecten worden in deze tip besproken.

Lichaamstaal

Bij een feedbackgesprek is het belangrijk dat u rekening houdt met lichaamstaal, zowel met uw eigen lichaamstaal als die van de student. Een (groot) gedeelte van de communicatie loopt immers via deze weg.

  • De student kan via lichaamstaal communiceren dat hij, bijvoorbeeld, het ergens niet mee eens is. Het is belangrijk om op deze signalen te reageren (bv. “ik merk dat je …”, “ik zie je fronsen,…”). Zo kan datgene wat mogelijk interfereert met de voortgang van het feedbackgesprek (emoties, weerstand, onbegrip,…) uit de weg geruimd worden; door dit eerst te bespreken en pas daarna verder in te gaan op de inhoud.
  • De docent moet ervoor zorgen dat de lichaamstaal ondersteunt wat verbaal meegedeeld wordt om deze boodschap te versterken. Door de student aan te kijken, enthousiast te zijn en oogcontact te maken, kan u uw interesse voor de boodschap van de student uitdrukken. Ook kan u met lichaamstaal (bv. door te knikken) de student aanmoedigen (verder) deel te nemen aan het feedbackgesprek en zijn standpunt te beargumenteren.

Gesprekstechnieken

De inbreng van de docent kan bij mondelinge feedback verschillen, gaande van een docentgestuurde inbreng (de docent is meestal aan het woord) tot een meer studentgestuurde inbreng (de docent stimuleert inbreng van de student, luistert en vult slechts aan waar het nodig is). Dit is, onder andere, afhankelijk van de doelen die u als lesgever wil bereiken in het gesprek (bv. inhoudelijke feedback geven, studenten laten reflecteren,…).

Voor de meer studentgestuurde variant zijn er een aantal gesprekstechnieken voorhanden:

  • De eerste gesprekstechniek is het aanmoedigen van studenten om deel te nemen aan het gesprek. Dit kan, zoals eerder al gesteld, via lichaamstaal maar ook verbaal: “hm, hm”, “ja, ja” of “en toen?”. Ook een korte stilte kan aanmoedigend zijn. Zo krijgt de student de kans om even zelf na te denken of naar woorden te zoeken.
  • Een tweede techniek is het parafraseren: een korte, in eigen bewoordingen gestelde samenvatting geven van wat de student meedeelde. Zo toont u aan de student dat u aandacht aan zijn/haar verhaal schenkt, terwijl u ook nagaat of u de boodschap wel goed begrepen hebt. De student wordt uitgenodigd om eventueel nog aan te vullen.
  • Een derde techniek is directer: het stellen van vragen. Vragen stellen is een goede manier om studenten actief aan het feedbackgesprek te laten deelnemen. Verschillende soorten vragen zijn mogelijk:
    • Startvragen: “In welke mate ben je tevreden over jouw resultaat?”
    • Concretiseringsvragen: “Wat bedoel je met…?”; “Wat heb je tot nu gedaan?”; “Wat ga je nu concreet doen?”; “Kan je daar een voorbeeld van geven?”
    • Convergerende vragen: “Welke conclusies kan je nu trekken?”; “Kan je je voornemens concreter formuleren?”

Structuur

Het feedbackgesprek verloopt best op een gestructureerde manier. Dit betekent dat de docent de opbouw van het gesprek grotendeels in handen houdt.

Dit kan, bijvoorbeeld, op de volgende manieren:

  • Afdwalingen corrigeren: soms verplaatst een gesprek zich naar een zijspoor. Dat is niet altijd erg en hoeft alleen gecorrigeerd te worden als het te lang duurt of te vaak gebeurt. Corrigeren kan door expliciet aan te geven wat er aan de orde is. Ook kan dit door terug te koppelen naar de doelen van het gesprek en zo het gesprek opnieuw in de juiste richting te sturen.
  • Samenvatten en overgangen markeren: om te zorgen dat onderwerpen niet door elkaar gaan lopen, is het goed om onderwerpen expliciet af te ronden. Na een korte samenvatting kan de lesgever ter afronding even navragen of het goed is om door te gaan naar het volgende punt.

Ik-uitdrukkingen

Met “ik-uitdrukkingen” geeft de feedbackgever aan dat hij zich bewust is van het subjectieve aspect van feedback. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen observatie en interpretatie. De feedback wordt eerder beschrijvend dan beoordelend. Hierdoor voelen studenten zich minder aangevallen. Bovendien worden studenten uitgenodigd om zelf te reflecteren over het geobserveerde en hierover in dialoog te treden.

Een “ik-uitdrukking” wordt als volgt opgebouwd:

  • Beschrijf het gedrag of de feiten waarover u iets wil zeggen.
  • Beschrijf de gevolgen van het vermelde gedrag.
  • Geef de feedback-ontvanger voldoende tijd om te reageren.

Enkele voorbeelden: “Ik merkte dat er tijdens de presentatie regelmatig teruggegaan werd in de PowerPoint presentatie. Hierdoor verloor ik het overzicht.” of “Ik stelde vast dat er veel passief gebruikt werd in het paper. Hierdoor werd de tekst minder leesbaar.”

Ten slotte hebben ik-uitdrukkingen nog een ander voordeel. Zij zorgen ervoor dat feedback wordt gericht op observeerbare prestaties en gedrag waaraan de ontvanger iets kan veranderen. Hierdoor is de feedback relevant, concreet en gericht op verbetering. Vermijd dat mondelinge feedback op persoonskwaliteiten gericht wordt.

Dus niet “jij bent chaotisch”, maar eerder “ik stelde vast dat de geoorloofde procedure om de labo-oefeningen uit te voeren niet gevolgd werden. Hierdoor ….”. 

Meer weten?

ExpertiseCentrum Hoger Onderwijs (2013). Vijftig onderwijstips. Antwerpen-Apeldoorn: Garant. (Voor personeelsleden UAntwerpen hier online raadpleegbaar):

  • tip 30:  handvaten bij scriptiebegeleiding

Archief ECHO-onderwijstips:

Geyskens, J., Donche, V., & Van Petegem, P. (2010). Effectieve feedback als hefboom voor begeleid zelfstandig leren. Begeleid zelfstandig leren, 25, 15- 37.

 

(Onderwijstip januari 2015)