De graangodin: de overgang van jager-verzamelaar-visser naar voedselproducent

Maandag 12 oktober 2015

Korte omschrijving van de lezing

Sinds zijn ontstaan meer dan twee miljoen jaar geleden was de mens een jager-verzamelaar-visser. Rond 9500 v.C. begon hij voor het eerst “wilde” planten aan zijn domus te binden. Dit domesticatieproces, de neolithische (r)evolutie, is één van de weinige keerpunten in de evolutie van het mens-zijn.

We verkennen de leefwereld van de jager-verzamelaar-visser op het laatst van de ijstijd en schetsen een beeld van zijn visie op de kosmos.  Hiervoor bestuderen we de beroemde rotsschilderingen uit de Dordogne. Het einde van de ijstijd veranderde de milieu-omstandigheden: in hoeverre was dit een aanzet tot de ontwikkeling van de landbouw? 

De overgang van jager-verzamelaar naar landbouwer-veeteler was niet enkel een verandering in materiële levenswijze: de gevolgen waren diepgaand op alle vlakken. Het ontluiken van de landbouwersgemeenschap gaat gepaard met een toenemende ongelijkheid, het ontstaan van erf en erfenis, de ontwikkeling van een sociale gelaagdheid, de geboorte van de steden en van de goden. Om dit alles te illustreren neemt de voordrachtgever u mee naar een aantal bekende en minder bekende prehistorische sites in het Nabije Oosten en Europa.

Deze lezing werd niet opgenomen.

 

Louis Beyens

Louis Beyens is geboren te Genk in 1949. Hij studeerde Biologie aan de Universiteit van Leuven. Hij begon zijn academische carrière aan de toenmalige Rijksuniversiteit Antwerpen, en behaalde zijn doctoraat aan de eveneens toenmalige Universitaire Instelling Antwerpen. In dit werk bestudeerde hij de milieu-evolutie gedurende de laatste 10 000 jaar in Antwerpse Kempen (Bijdrage tot de Holocene Paleoecologie van het stroomgebied van de Mark in België, gebaseerd op de studie van diatomeeën, pollen en thecamoeba's). Als emeritus hoogleraar is hij verbonden aan het departement Biologie van de Universiteit Antwerpen. Zijn wetenschappelijk onderzoek heeft als hoofdthema de biogeografie, ecologie en paleo-ecologie van  ééncelligen (diatomeeën, thecamoeben) in de polaire gebieden.

Voor zijn onderzoeksactiviteiten verblijft hij regelmatig in de poolgebieden: tot op heden 49 maal (41 keer in het Noordpoolgebied en 8 in het Zuidpoolgebied). De duur van deze verblijven varieert van een 14 dagen tot 3 maanden. Hij nam deel aan verschillende winterexpedities in Spitsbergen, het Canadese Poolgebied en op de ijskap van Groenland.

Over zijn ervaringen in het poolgebied schreef hij enkele vulgariserende boeken, zoals Het masker van de raaf - Leven in het noordpoolgebied (uitgeverij Atlas, 1997). 

Zijn laatste boek, De Graangodin. Het ontstaan van de landbouw (uitg. Atlas, 2004), behandelt het ontstaan van de landbouw.