De opkomst en neergang van markteconomieën
Maandag 27 november 2017 - 19u30
Korte omschrijving van de lezing
Markteconomieën, die de uitwisseling van goederen, kapitaal, arbeid en grond vooral via de markt regelen, komen al lang in de geschiedenis voor. Terwijl veel economen en beleidsmakers vooral naar de korte termijn kijken richt Bas van Bavel zich in zijn bijdrage op een periode van meerdere eeuwen. Uit deze benadering komt een verassend beeld naar voren: het blijkt dat groei en vrijheid niet ontstaan dankzij markteconomieën, maar er juist aan voorafgaan.
Van Bavel belicht de drie meest invloedrijke markteconomieën van vóór het industriële tijdperk: Irak in de vroege middeleeuwen (6e-12e eeuw), Italië in de hoge middeleeuwen (11e-15e eeuw) en de Nederlanden in de late middeleeuwen en vroegmoderne periode (12e-18e eeuw). Deze markteconomieën maakten dezelfde cyclus door. In eerste instantie ontstaat door sociale opstanden een situatie van relatief grote sociale gelijkheid en welvaart. Die leidt ertoe dat de opkomst van een markteconomie mogelijk is. Deze markteconomie stimuleert aanvankelijk de economie nog verder, maar daarvan profiteert vooral een kleine elite, die zich ook politieke macht verwerft. Groeiende ongelijkheid en toenemende onvrijheid zijn het gevolg. Speculatie door de elite, die haar geld steeds minder in productie investeert en steeds meer in financiële markten en het verwerven van politieke invloed, luidt uiteindelijk de fase van economisch verval in met als gevolgd dat de markteconomie verdwijnt. Dit historische patroon kun je ook doortrekken naar het heden, stelt Bas van Bavel. In onze tijd zijn de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en West-Europa de vooraanstaande markteconomieën. De symptomen die in het verleden steeds het verval van een markteconomie aankondigden, zijn in onze tijd ook zichtbaar.
Foto: Freeimages - scholle42
Bas Van Bavel
Bas van Bavel is faculteitshoogleraar "Transities van Economie en Samenleving" aan de Universiteit Utrecht. Hij is academisch directeur van één van de interdisciplinaire, universitaire speerpunten, het strategische thema "Instituties voor Open Samenlevingen". Zijn onderzoek richt zich op het analyseren en begrijpen van economische en maatschappelijke ontwikkeling over de lange termijn, met bijzondere aandacht voor de verschillen tussen samenlevingen en de breekpunten of transities in ontwikkeling. Meer specifiek onderzoekt hij waarom sommige maatschappelijke systemen meer succesvol zijn in het genereren van welvaart, gelijkwaardigheid en veerkracht dan andere en hoe deze institutionele inrichting van deze systemen tot stand komt, ook wanneer ze evident niet bijdragen aan welvaart of veerkracht. Deze benadering paste hij recentelijk toe op de opkomst en neergang van markteconomieën, met als resultaat het boek "The Invisible Hand. How Market Economies Have Emerged and Declined Since AD 500" (OUP, 2016).