Hoe duurzaam was de middeleeuwse stad?
Ecologie is vandaag een belangrijk ‘issue’ in het stedelijke leven. In een stad als Antwerpen beroeren ecologie-gerelateerde dossiers zoals de mobiliteitsproblematiek (de Lange Wapper), de uitbreiding van de haven (het Saeftinghedok) of de groene ruimte in de stad (de herinrichting van het Stadspark) op gezette tijdstippen de publieke opinie. Verstedelijking is echter géén recent fenomeen en de specifieke ecologische uitdagingen eigen aan verstedelijking stelden zich ook in een verder verleden. Dit is zeker het geval in de middeleeuwse Nederlanden, die samen met Noord-Italië, tot de vroegst en dichtst verstedelijkte regio’s van Europa behoorden. Middeleeuwse steden worden in film, literatuur, en ook door tijdgenoten vaak voorgesteld als vuil, ongezond en stinkend. Anderzijds beschouwen milieu-onderzoekers die steden soms ook als inherent duurzaam, want gebaseerd op een grotendeels organische economie met minimale inputs, een beperkt bevoorradingsgebied, en een maximale recyclage van afval en grondstoffen. Men spreekt wel eens van het ‘gesloten’ metabolisme van de pre-moderne stad, dat pas door de Industriële Revolutie geleidelijk werd opengebroken.
Vertrekkend van dit spanningsveld tussen stank en duurzaamheid, gaat Tim Simoens in deze lezing in op enkele belangrijke thema’s uit de ecologische geschiedenis van de middeleeuwse stad. Denk aan de controle over het water; de omgang met natuurrisico’s en rampen (overstromingen, misoogsten, epidemies), de energie-bevoorrading, de industriële vervuiling en de recyclage van organisch afval, en het al dan niet bestaan van inherente ecologische grenzen aan de middeleeuwse stadsgroei. Hij vertrekt daarbij van recente inzichten rond onder meer de externalisatie van ecologische risico’s, de ecologische ongelijkheid tussen arm en rijk; de pad-afhankelijkheid van technologische keuzes en de toenemende maar niet altijd onbaatzuchtige rol van de overheid in de omgang met het leefmilieu.
Tim Soens