Talen

Je kiest steeds voor een combinatie van Nederlands (A-taal) en twee vreemde talen, nl. B+B of B+C.

De B-talen zijn Duits, Engels en Frans. Voor deze talen bouwen we verder op de kennis die je verworven hebt in het secundair onderwijs. De C-talen zijn Chinees, Italiaans en Spaans; hiervoor heb je geen voorkennis nodig.

In de vrije keuzeruimte van je bacheloropleiding (15 sp) kan je ook opleidingsonderdelen opnemen van een derde vreemde taal.

Als je afstudeert, beheers je twee vreemde talen op ‘near native’ niveau en bespeel je feilloos de registers van het Nederlands. Met die troeven vinden vertalers en tolken doorgaans vlot een plaats op de arbeidsmarkt.