Van 15 januari tot 15 mei 2016 bekleedde ik de Rubensleerstoel aan de University of California – Berkeley. Welgemoed en dus onwetend was ik maanden op voorhand in mijn eentje aan het bochtige parcours van de “visa application” begonnen, tot ik door Cathie Jones, onvolprezen manager (zeg nooit ‘secretary’, zou ik weldra leren) van de vakgroepen Duits, Spaans en Portugees, met vaste hand door het vele ‘paperwork’ heen werd geloodst.
Met Jeroen Dewulf, de dynamische en uitermate aimabele hoogleraar in Dutch studies, had ik afgesproken dat ik een undergraduates’ course over vrouwenmystiek in de Lage Landen zou doceren. Jeroen had me gewaarschuwd dat ik voor een heterogene groep zou komen te staan en dat was zeker niet teveel gezegd. Studenten met zeer diverse voorkennis hadden zich ingeschreven, van een studente die pas voor de eerste keer een literatuurcollege volgde tot een doctoranda in de Scandinavistiek die zich vanwege het onderwerp had aangemeld. Enige didactische lenigheid was wel vereist, maar ik moet zeggen dat ik in mijn carrière zelden voor een leergieriger en dankbaarder publiek heb lesgegeven.
Het college doceerde ik in het Engels, maar elke vrijdagnamiddag schoof ik met mijn vrouw Greta ook aan bij de rituele koffieklatsch, waar studenten onder leiding van lectrice Esmee van der Hoeven hun Nederlands konden oefenen. Die koffie-uurtjes leidden al spoedig tot vriendschappelijke contacten, uitnodigingen, een door Greta georganiseerd tuinfeest en een massa mooie herinneringen.
Momentopname tijdens de wekelijkse “koffieklatsch”. Derde van links is Jeroen Dewulf, vierde van rechts lectrice Esmee van der Hoeven