Onderwijsinspectie: zacht in de relatie, te zacht in de boodschap
Onderzoekers UAntwerpen namen nieuwe manier van doorlichting scholen onder de loep
Vijf jaar na de start van de nieuwe inspectieaanpak “Inspectie 2.0” weerklinken er positieve signalen in het werkveld. De aanpak van de onderwijsinspectie wordt gewaardeerd, zo leert onderzoek van de Universiteit Antwerpen. Die waarderende inschatting heeft echter een keerzijde. Scholen ondernemen wel actie op basis van een doorlichtingsverslag, maar de impact van de doorlichting blijkt niet groot genoeg om onderwijskwaliteit te garanderen.
Context en aanpak onderzoek
Om onderwijskwaliteit te monitoren en kwaliteitsontwikkeling te stimuleren, doet Vlaanderen beroep op schooldoorlichtingen uitgevoerd door de Vlaamse Onderwijsinspectie. Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen voerden in opdracht van de Vlaamse overheid diepgaande gesprekken met 44 schoolleiders en leerkrachten, en bevroegen daarnaast aan de hand van een schriftelijke vragenlijst ruim 600 schoolleiders en leerkrachten uit 97 verschillende scholen.
Een goed rapport voor de inspecteur
Bij het merendeel van de bevraagde respondenten weerklinken positieve signalen over aanpak van Inspectie 2.0. Dat geldt bijvoorbeeld voor de intermenselijke aanpak, het professionalisme en de geloofwaardigheid van de inspecteurs. De inspecteurs worden globaal als inhoudelijk bekwaam, zorgzaam en respectvol omschreven. Leerkrachten en schoolleiders die deelnamen aan het onderzoek, ervaren de doorlichting als ‘zacht in de relatie’ en nemen vaak het woord ‘menselijk’ in de mond.
“Zowel leerkrachten als schoolleiders zijn enthousiast over de ruimte die er is voor dialoog tijdens de doorlichting”, vertelt prof. Jan Vanhoof, verbonden aan het Departement Opleidings- en Onderwijswetenschappen van UAntwerpen. “Zo zijn de gesprekken die plaatsvinden met ouders en leerlingen – nieuw én kenmerkend voor Inspectie 2.0 – een succes. Van alle respondenten die een doorlichting meemaakten, is driekwart van mening dat het doorlichtingsproces eerlijk, transparant en met de juiste informatie in handen is verlopen. Als dat het geval is, blijken schoolleiders en leraren zich meer te kunnen vinden in het eindoordeel en de ontvangen feedback. Het surveyonderzoek leert dat driekwart van de respondenten akkoord gaat met het eindoordeel van de inspecteurs over de kwaliteit van hun school.”
De waarderende en eerder veilige context tijdens de doorlichting draagt er ook toe bij dat schoolleiders en leraren naar eigen zeggen niet in de verleiding komen de inspecteurs in hun school bewust op het verkeerde been te zetten. Zij geven in sterke mate aan dat het schoolteam tijdens de doorlichting een realistisch beeld van de school schetst.
Doorgelicht worden blijft daarentegen toch nog steeds een stressvolle activiteit binnen schoolteams (volgens 90% van de respondenten) en zorgt voor veel bijkomende planlast (zegt bijna 80%). Twee derde van de respondenten ziet het echter ook als een leerkans.
Reële, maar (te) beperkte impact op onderwijskwaliteit
Het goede rapport voor de inspecteurs en de aanpak van Inspectie 2.0 heeft echter een keerzijde. Ondanks de waarderende geluiden bij het doorlichtingsproces stellen de onderzoekers ook vast dat de feitelijke impact van een doorlichting weliswaar bestaat, maar tegelijk ook eerder beperkt blijft.
Hoewel 84% van de bevraagde schoolleiders en leerkrachten aangeven dat er bij hen op school op een of andere manier actie ondernomen werd op basis van hun doorlichtingsverslag, is slechts een minderheid van de respondenten (35%) van mening dat door de komst van de onderwijsinspectie de onderwijskwaliteit ook effectief is verhoogd. Grosso modo geeft 60% van de respondenten aan dat de doorlichting hen deed nadenken over het eigen functioneren en hen aanzette tot reflectie op het schoolbeleid. Grote groepen respondenten geven aan dat er op basis van het doorlichtingsverslag (tot in de klas) actie ondernomen wordt. Toch rapporteert een eerder beperkt aantal scholen een uitgesproken impact op bijvoorbeeld leerlingevaluatie, leerlingbegeleiding of de eigen kwaliteitszorg.
Met het oog op de kwaliteitsuitdagingen in het Vlaamse onderwijs zijn de onderzoekers van mening dat we niet tevreden kunnen zijn met de huidige impact. Jan Vanhoof (Hoogleraar, Universiteit Antwerpen, onderzoeksgroep Edubron) en collega’s benadrukken daarbij het belang om de standaarden rond kwaliteitsvol onderwijs (de zogenaamde waarderingsschalen die de onderwijsinspectie hanteert), verder aan te scherpen, ambitieuzer te formuleren en sterker af te dwingen. Als een beleving van een doorlichting te sterk overhelt naar een in de eerste plaats waarderende beleving waarbij slechts in beperkte mate wordt doorgeduwd op te verbeteren aspecten van onderwijskwaliteit, dan is de onderwijsinspectie volgens de onderzoekers van de Universiteit Antwerpen ‘te zacht in de boodschap’.
Blijvende nood aan een tastbare en aanwezige onderwijsinspectie
Een opvallende bevinding uit het onderzoek is dat een vijfde van de respondenten vragende partij is om vaker dan eens om de zes jaar doorgelicht te worden en dat ruim 50% van de respondenten van mening is dat de onderwijsinspectie een actieve rol dient te spelen bij de opvolging van een doorlichtingsverslag. Randi Buvens (Onderzoeksmedewerker, Universiteit Antwerpen, Onderzoeksgroep Edubron): “Ook schoolleiders van scholen die een ‘goed inspectierapport’ kregen, uiten deze bezorgdheid naar opvolging toe. Ze geven aan dat in hun team in eerste plaats terecht een gevoel van bevestiging ervaren wordt, maar rapporteren tegelijkertijd ook een zekere ‘gelatenheid’ bij hun schoolteam dat als het ware weer gerust kan zijn voor de komende zes jaar.”
Waardering voor de aanpak van de doorlichting wordt vaak mee in de hand gewerkt door het feit dat inspecteurs de tijd kunnen nemen om zich een accuraat beeld te vormen van de schoolwerking. Uit de gesprekken met leerkrachten en schoolleiders blijkt dat als de perceptie leeft dat een doorlichting niet helemaal correct verloopt of dat het eindoordeel niet helemaal in lijn ligt met de verwachtingen, dat dit dan nogal eens toegeschreven wordt aan een te korte aanwezigheid van inspecteurs ter plaatse in de school. Dat is niet onbelangrijk wetende dat in de nieuwe uitrol van Inspectie 2.0 (“Inspectie 2.0 op maat”) de kans bestaat dat een school minder intensief doorgelicht wordt.
Naast tussentijdse bezoeken kenmerkt die vernieuwde aanpak zich door de denkpiste om doorlichtingen onder meer te laten variëren naar inhoud, frequentie, aantal dagen en aantal inspecteurs. Een goed idee volgens de onderzoekers? Ja en nee. Vanhoof: “Komen die extra doorlichtingen op maat er ter aanvulling van de kerndoorlichtingen om de zes jaar, dan is het volgens ons zeker en vast een goed idee om tussentijds frequenter de vinger aan de pols te houden. Zijn de doorlichtingen op maat een manier om hetzelfde te willen bereiken met minder tijd en minder middelen, dan vrezen we dat dit ten koste gaat van een grondige procedurele aanpak en zal er minder snel sprake zijn van een doorlichting als hefboom voor onderwijskwaliteit.”
Het volledige onderzoeksrapport leest u op https://data-onderwijs.vlaanderen.be/onderwijsonderzoek/project/1581