Eeuwigheid, dood en grammatica: Jiddische poëzie uit de 20e eeuw

Inaugurele lezing 2003-2004

donderdag 23 oktober 2003
Willy Brill - vertaalster

Rond de wisseling van de 19e naar de 20e eeuw begon zich vrijwel gelijktijdig in Oost-Europa, Amerika en Israël een vitale moderne Jiddische poëzie te ontwikkelen. De oriëntatie op een veranderende wereld - door onder andere de Oktoberrevolutie, het zionisme, emigratie - gaf ook een nieuwe impuls aan de Jiddische dichters, zowel in thematiek als in vormgeving, hetgeen uit voorbeelden van hun werk moge blijken. Historische gebeurtenissen hebben de Jiddische poëzie tot een universele poëzie gemaakt. De gouden pauw, symbool van de Jiddische folklore en poëzie, vervolgt zijn vlucht

Willy Brill is vertaalster en de drijvende kracht achter Vassallucci's Jiddische Bibliotheek. Ze maakt deel uit van de redactie samen met Shlomo Berger, hoofd van de vakgroep Hebreeuws aan de Universiteit van Amsterdam, de historicus Justus van der Kamp en vertaler Ruben Verhasselt. Vijf van de vertaalde werken staan op haar naam en bij het tot stand komen van de overige was zij nauw betrokken. In de herfst van 2002 is haar vertaling van De Familie Masjber van de Jiddische schrijver Der Nister uitgekomen, een magistrale familiekroniek over het Russisch-joodse leven aan het einde van de 19e eeuw. Verder geeft ze Jiddische les en zit ze in het bestuur van de 'Stichting Jiddisj' en in de redactie van 'Grine Medine', een tijdschrift voor liefhebbers van de Jiddische taal en literatuur. Bovenal is zij een bevlogen vertelster die haar publiek van begin tot einde weet mee te nemen in haar verhaal.

Muzikale inbreng van A libe (Utrecht)
Traditionele Jiddische liederen
Mathijs van der Heide (gitaar, contrabas, ukelele, mondharmonika, accordeon, zang)
Betty Visser (accordeon)
Paul Custers (zang)
www.alibe.nl

Freud en de godsdienst: een psychoanalytisch alternatief voor het religieuze geloof?

6 november 2003
Prof. Dr. A. Willy Szafran - VUB - ULB

Toen Freud in 1886 terugkeerde in Wenen vanuit Parijs, waar hij een stage gelopen had bij Charcot in La Salpêtrière, opende hij een privé-praktijk voor de behandeling van neurotici. Via deze weg ontwikkelde hij in de loop van enkele jaren de psychoanalyse. Tegelijkertijd paste Freud de psychoanalyse toe op algemene culturele fenomenen: literatuur, geschiedenis en godsdienst. Deze laatste vatte hij, zoals bekend, op als een illusie. In zijn privé-leven beschouwde Freud zich inderdaad als een atheïst, terwijl hij toch een traditionele Joodse opvoeding had genoten. De opvatting van Freud dat de psychoanalyse de godsdienst zou kunnen gaan vervangen in een rationalistische, wetenschappelijk georiënteerde maatschappij die de verlichting had gecreëerd, zal kritisch worden besproken.

Willy Szafran is emeritus hoogleraar Psychiatrie en Medische Psychologie aan de Vrije Universiteit Brussel (Faculteit Geneeskunde). Hij doceert toegepaste psychoanalyse aan de Université Libre de Bruxelles (Faculteit Letteren en Wijsbegeerte). Onderzoeksgebied is de toepassing van de psychoanalyse op literatuur en algemene anthropologische fenomenen.

Traditie als Bestaansmedium: Het jodendom van Walter Benjamin en Gershom Scholem

13 november 2003
Dr. Bram Mertens - Universiteit Nottingham

De eerste helft van de twintigste eeuw is een turbulente tijd voor de Europese Joden, in het bijzonder in Centraal-Europa. Aangespoord door nieuwe stromingen in literatuur, kunst en filosofie en steeds versnellende politieke ontwikkelingen, pogen jonge intellectuelen hun jodendom te herontdekken of te herdefiniëren. Het inmiddels beroemde vriendenpaar Walter Benjamin en Gershom Scholem verkennen rond die tijd samen hun joodse achtergrond, en komen in hun gesprekken en briefwisseling tot een gemeenschappelijk begrip van (de joodse) traditie, die ze zien als een romantisch, subversief, utopisch, paradoxaal en fragmentarisch geheel, tegelijkertijd een tegengewicht en een sublieme verwerkelijking van het moderne project. Het meest paradoxale is wellicht dat dit begrip Scholem naar een leven als kabbalavorser in Jeruzalem leidt en Benjamin naar zijn zelfmoord in een desintegrerend Europa.

Bram Mertens (1974) studeerde Germaanse Taal- en Letterkunde aan de KULeuven, waarna hij een Master of Philosophy behaalde aan de universiteit van Keele in Engeland met een thesis over Walter Benjamin en Sherlock Holmes. Hij promoveerde in 2001 in Nottingham met een doctoraatsthesis over de joodse invloed op Benjamins werk (Das Denken der Lehre: Walter Benjamin, Franz Joseph Molitor and the Jewish Tradition). Sinds dan is hij werkzaam als Postdoctoral Research Fellow in het Departement Duits aan de universiteit van Nottingham en is tevens auteur van een reeks artikels over Benjamin, Scholem en Molitor.

Joden in Utah: het verhaal van de Mormonen

20 november 2003
Prof. Dr. Geert Lernout - Universiteit Antwerpen  

De mormonen of de Kerk van Jezus Christus van de Laatste Dagen is in het begin van de eenentwintigste zowel financieel als qua aantal gelovigen de meest succesvolle recente religie. Hoewel de kerk zich de laatste halve eeuw als een modale christelijke kerk manifesteert, wijken zowel de denkbeelden als de religieuze praktijk zo sterk af van die van andere kerken, dat theologen twijfelen of men deze groep nog tot de christelijke kerken kan rekenen. Vanuit het standpunt van een buitenstaander wordt een inleiding gegeven over de vroegste ontwikkeling van de Kerk van De Laatste Dagen met bijzondere nadruk op de vergelijking met het jodendom, een vergelijking die door de Heiligen zelf overigens uitdrukkelijk gemaakt wordt.

Geert Lernout is gewoon hoogleraar Vergelijkende Literatuurwetenschap aan de universiteit van Antwerpen, waar hij ook het James Joyce Centrum leidt. Hij heeft boeken en vele artikelen gepubliceerd over James Joyce, Friedrich Hölderlin en Johann Sebastian Bach en werkt aan monografieën over de bijbel en de geschiedenis van het boek.

De scheppende ziekte: over (joodse) religieuze elementen in het gestoorde zielenleven

27 november 2003
Prof. Em. Dr. H.M. van Praag - Universiteit Maastricht
wetenschappelijk adviseur Academisch Ziekenhuis, afdeling Psychiatrie en Neuropsychologie

Psychiatrie en religie raken elkaar op verschillende vlakken: op dat van de theologie, de filosofie en de praktische geneeskunde. Aan de hand van een drietal ziektegeschiedenissen wordt één klinisch raakpunt besproken: het optreden van pathologische denkinhouden met religieus karakter bij bepaalde psychiatrische syndromen. Bij twee patiënten ligt de oorsprong van de denkbeelden in het joodse religieuze gedachtegoed (het onsterfelijkheidsidee en het Messianisme). De derde patiënt verwoordt een Godsbegrip dat religieus-humanistisch kan worden genoemd. Het Godsbegrip wordt opgevat als metafoor, als een construct dat dimensies van het bestaan symboliseert die wij als essentieel ervaren, maar die buiten ons kenvermogen vallen. De religieuze achtergrond van de desbetreffende denkbeelden wordt belicht en becommentarieerd.
Aan de hand van deze drie ziektegeschiedenissen wordt bovendien vastgesteld dat psychopathologie niet noodzakelijk regressief hoeft te zijn, d.w.z. de persoonlijkheid ontluisterend en het negatief opleverend van het normale bestaan. Er bestaat, wat genoemd wordt, creatieve psychopathologie: psychopathologie die elementen toevoegt aan de persoonlijkheid, haar in zekere zin verrijkt. De scheppende ziekte dus, dat is een verschijnsel dat in de psychiatrie voorkomt en waarop in deze voordracht de aandacht wordt gevestigd.

Herman van Praag is als emeritus hoogleraar Psychiatrie verbonden aan de vakgroep Psychiatrie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht. Hij studeerde geneeskunde aan de Rijksuniversiteit van Leiden en specialiseerde zich in zenuw- en zielsziekten in Rotterdam. In 1962 promoveerde hij in Utrecht op een proefschrift getiteld "Een kritisch onderzoek naar de betekenis van monoamineoxydase remming als therapeutisch principe bij de behandeling van depressies". Promotoren waren H.C. Rümke en U.G. Bijlsma. Van 1966 tot 1976 was hij hoofd van de afdeling Biologische Psychiatrie in Groningen en vanaf 1968 hoogleraar Biologische Psychiatrie in Groningen. Van 1977 tot 1982 was hij hoogleraar en hoofd van de afdeling Psychiatrie in Utrecht. Van 1982 tot 1992 vervulde hij deze functie in New York aan het Albert Einstein College of Medicine / Montefiore Medical Center. Vanaf 1993 tot aan zijn emeritaat in juni 1997 bekleedde hij deze functie aan de Universiteit Maastricht / Academisch Ziekenhuis Maastricht. Sindsdien is hij als wetenschappelijk adviseur aan laatstgenoemde afdeling verbonden. Hij publiceerde vele artikelen op het gebied van de Biologische Psychiatrie en Psychopathologie in nationale en vooral internationale tijdschriften. Hij verwierf voor zijn werk vele internationale en nationale onderscheidingen, is lid van de Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen en Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw. Daarnaast is hij oprichter en thans vice-voorzitter van de Stichting Psychiatrie en Religie en voorzitter van de Section Religion, Spirituality and Psychiatry van de World Psychiatric Association (WPA).

Jewish Youth Movement: Crisis of Identity and Zionist Vision

4 december 2003
Rosa Michal Reicher MA - Trinity College Dublin

This lecture discusses the establishment, impact and function of the Jewish Youth Movement in Weimar Germany and compares it to its German counterpart. The anti-Semitic climate reigning in large segments of the German civil society also predominated in its Youth Movement. This atmosphere of discrimination and racism gave rise to a separate Jewish Youth Movement, which quickly gained in momentum and had a powerful impact on the life of the Jewish "Jugendbewegten".
In discussing the emergence of the Jewish Youth Movement, this lecture will pay particular attention to the identity crisis and search for existential meaning experienced by many young Jews in Weimar Germany. In most cases, the attraction exerted by various ideologies - socialism, communism, Zionism - caused conflicts between the Jewish youngsters and their parental homes that could eventually be absorbed by the youth movement.

Rosa Reicher studied Jewish Studies at the Hochschule für Jüdische Studien in Heidelberg and Educational Science at the University of Heidelberg where she is also lecturer in Educational Science. Since 2002 she is postgraduate fellow at the Department for Hebrew, Biblical and Theological Studies at Trinity College Dublin. Her thesis deals with the German-Jewish philosopher Gershom Scholem. Her general research interest lie in Jewish culture and cultural theory in Weimar Germany, modern German-Jewish thought, Walter Benjamin as Jewish intellectual, Holocaust education and memory culture.

The Case of Stefan Zweig: Refashioning the Image of an Author into a Jewish Image

11 december 2003
Prof. Dr. Mark Gelber - Ben-Gurion University, Beer Sheva, Israel

Stefan Zweig cultivated in diverse ways a particular image of himself as a grand European, cosmopolitan humanist writer with strong internationalist and pacifist inclinations. At the same time he neither denied his Jewish background, nor considered conversion to another religion, and he developed numerous interesting and durable personal connections and other links to Zionism and Jewish national institutions. Nevertheless, his readers and biographers have tended to fashion an image of him by minimalizing the Jewish component. This lecture is an attempt to consider the implications of refashioning his image in the contemporary reception into a more Jewish image.

Mark Gelber, born in New York, is professor of comparative literature and director of international programs at Ben-Gurion University, Beer Sheva, Israel. He is also the director of the International Summer University for Hebrew, Jewish Studies and Israel Studies at BGU. He has been a guest professor at the University of Pennsylvania (Philadelphia) and the Univ. of Graz. He was a Humboldt Fellow at the Freie Universitaet in Berlin, and he was elected as a member of the Deutsche Akademie fuer Sprache und Dichtung (Darmstadt). His areas of specialty include literary sociology, reception history, German-Jewish literature and culture, literary anti-Semitism and Cultural Zionism. He has published on Heinrich Heine, Theodor Herzl, Max Nordau, Franz Kafka, Max Brod, Elias Canetti, Thomas Mann, Karl Emil Franzos, Gustav Freytag, Nelly Sachs, Erica Jong, T.S. Eliot, Joseph Roth, and Stefan Zweig. His last book publication: Melancholy Pride: Nation, Race and Gender in the German Literature of Cultural Zionism (Niemeyer, 2000).

Aspects connus et moins connus de la musique juive

18 december 2003
Frans C. Lemaire

Tout comme le chant synagogal, la musique traditionelle juive est restée longtemps anonyme, transmise à travers les chants séfarades, les niggunim hassisiques ou les danses klezmer. Ce n'est qu' au XVIIe siècle que des noms de compositeurs juifs apparaissent comme Salamone Rossi (Mantoue, 1622) ou Abraham Cacérès (Amsterdam, 1675) qui pendant quelques décennies font entrer la polyphonie a la synagogue. La musique baroque participe parfois à la vie religieuse et communautaire, en Italie surtout. Au début du XIXe siècle, l'Autichien Salomon Sulzer réforme le chant synagogal sous l'influence de la musique environante et fait même appel à des musiciens non-juifs comme Beethoven ou Shubert. Que reste-t-il de judéité dans une évolution qui a mené finalement Félix et Fanny Mendelssohn Giacomo Meyerbeer, Jacques Offenbach ou Viktor Ullmann vers une notoriété qui semble ne plus rien devoir au judaïsme? Une recherche des sources ne va cependant pas sans surprise, surtout lorsqu'elle aboutit à Giora Feidman ou à Uri Caine qui en réinterprétant la musique de Mahler en ont rendu les racines juives évidentes, tandis que des compositeurs non- juifs comme Chostakovitch ou W. Rihm apportent dans certaines de leurs œuvres un surprenant hommage à la judéité et à ses drames. Cette conférence est illustrée de nombreux exemples musicaux.

Frans Lemaire (1927) is Burgerlijk Ingenieur (Leuven en Harvard) en Directeur Generaal op rust bij UCB. Van 1974 tot 1979 was hij 'Maître de conférence' aan de universiteit van Louvain-la-Neuve (Faculteit Toegepaste Wetenschappen, Milieubescherming). Publicaties van zijn hand o.a. Mesure de la musique (1946), La Musique du XXe siècle en Russie et dans les anciennes Républiques Soviétiques (1994), waarvan de Russische editie verscheen bij Hyperion in Sint-Petersburg (2003), Le destin juif et la musique, 3000 ans d'histoire (Fayard, Paris, 2001, 2de editie 2003). In voorbereiding: La musique russe de la Révolution à nos jours en La Passion, un drame juif dans l'histoire et dans la musique. Verder verzorgt hij besprekingen van platen en CD's in verschillende muziektijdschriften, begeleidende teksten in CD-boekjes en talloze lezingen.

Yiddishism in East European Political and Cultural Life

8 januari 2004
Prof. Dr. Gennady Estraikh - New York University

A product of Jewish intellectual life in late Imperial Russia, Yiddishism played a central role in programmes of such political currents as Bundism, Folkism, Territorialism, Labour Zionism and (Jewish) Communism. Poland and the Soviet Union were the main building sites for Yiddish political and cultural institutions in inter-war Europe. Non-communist Yiddish activists usually regarded Vilna (then in Poland) as the world Yiddishland's capital, whereas Yiddish communist organizations, coordinated from the Moscow headquarters of the Communist International, were inspired by the Soviet Jewish territorial projects, initially in the Crimea and later in Birobidzhan. Both nation-building projects [of a world Yiddish-speaking nation (Vilna) and of a proletarian Yiddish-speaking nation (Moscow/Birobidzhan)] stimulated an unprecedented development of Yiddish cultural, academic and educational institutions. In the Soviet Union, Yiddish was the only officially recognized language for Jewish cultural expression. After WWII, Yiddish continued to play a significant role in Jewish life in the Soviet Union, Poland and Rumania.

Gennady Estraikh was born in Ukraine in a Yiddish-speaking family. In 1988-91 he worked as Managing Editor of the Moscow-based Yiddish literary monthly Sovetish Heymland. In 1991 he moved to Oxford. From 2003 he is professor of Yiddish studies at New York University. He is the author of two collections of Yiddish stories, a Russian-Yiddish dictionary, a textbook for English-speakers and numerous academic publications, including a monograph on Soviet Yiddish.

Antropologie van de Marokkaanse joodse gemeenschap

15 januari 2004
Heidi Verdonck - journaliste

De Marokkaanse joodse gemeenschap is in twee categorieën onder te verdelen: de megorashim, de grotendeels Spaans/ladino-talige joden die zich na de verdrijving uit Spanje/Andalusië in Marokko vestigden en de toshabim, de "autochtone" joden die reeds voor de megorashim in Marokko leefden en die vooral Arabisch en judeo-Arabisch spreken. Aan de hand van deze twee categorieën wordt een beeld van de joodse gemeenschap van het stadje Essaouira (Mogador) geschetst, dat in 1764 door sultan Mohamed bin Abdallah werd opgericht en op korte tijd uitgroeide tot één van de welvarendste steden van de Noord-Afrikaanse kust. De sultan moedigde joodse handelaars uit heel Marokko aan zich in Essaouira te vestigen en kende hen een gepriviligieerd statuut toe. Deze kooplui genoten groot aanzien en leefden in de welvarendste buurt van de stad, in tegenstelling tot de joodse gemeenschap die in de 'Mellah' - de joodse buurt - leefde.

Heidi Verdonck (1970) studeerde psychologische en pedagogische wetenschappen, politieke wetenschappen en internationale betrekkingen, Duitse literatuur en journalistiek. Als freelance journaliste schrijft ze artikels over het jodendom en interculturele coëxistentie. Ze won de prijs Egon Erwin Kisch voor Bijzondere Journalistiek 2001 met een artikel over Anatole Brawerman, een joods kind dat bij Vlaamse boeren was ondergedoken. Van januari tot maart 2002 verbleef ze in het kader van een onderzoeksproject van het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek in Essaouira (Marokko).

Antisemitisme in de klassieke oudheid?

22 januari 2004
Prof. Dr. Klaas A.D. Smelik - Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid Brussel / KULeuven

Toen de Grieken zich het bestaan van het joodse volk bewust werden aan het begin van de hellenistische periode, was de reactie aanvankelijk zeer positief. Men beschouwde het Joodse volk als een volk van filosofen. Binnen korte tijd weerklonken echter geheel andere geluiden. Het beeld veranderde zozeer dat men wel van heidens antisemitisme spreekt. In deze lezing wordt nagegaan of dit laatste wel correct is. De these van een algemeen heidens antisemitisme staat immers op gespannen voet met de andere algemeen aanvaarde these dat de Joden binnen het Romeinse rijk een uitzonderingspositie met vele privileges genoten. Aan de hand van verschillende klassieke auteurs zal een genuanceerder beeld worden opgeroepen van de toenmalige werkelijkheid in de omgang van niet-Joden met joden. Tevens zal worden gekeken naar de achtergrond van de bestaande these van het heidens antisemitisme.

Klaas Smelik is hoogleraar Hebreeuws, Oudtestamentische vakken en Judaica aan de Universitaire Faculteit voor Protestantse Godgeleerdheid te Brussel en gasthoogleraar Geschiedenis van het Jodendom aan de Katholieke Universiteit Leuven.

De bijdrage van het moderne joodse dialogische denken tot de algemene filosofie

29 januari 2004
Prof. Dr. Ephraim Meir - Bar-Ilan Universiteit, Israël

Descartes, de vader van de moderne filosofie, heeft het ik gedefinieerd als "denkend". Marx, Nietzsche en Freud hebben hun kritische vragen gesteld bij dit denkende ik en onderliggende structuren ontmaskerd. Ook de joodse filosofen van de dialoog benaderen de mens niet enkel als cogito. Martin Buber, Franz Rosenzweig en Emmanuel Levinas hebben - elk op eigen wijze - bijgedragen tot een oud-nieuwe benadering van de mens, die hen voorkomt als geroepen tot verbondenheid met de medemens, geleverd. In Bubers "Ich und Du" (1923) ontkomt het ik aan zelfvervreemding door verbondenheid met het gij. De mens in dialoog met het gij verkrijgt er zicht op de eeuwige Gij. In Rosenzweigs "Stern der Erlösung" (1921) doorbreekt het gebod "ge zult liefhebben" de totaliteit van het zelf en van de immanente geschiedenis. Deze imperatief omvormt de mens tot bezield wezen, maakt hem levendig en rust hem uit met de taak tot animering van de wereld. Bij Levinas in "Totalité et Infini" (1961) doorbreekt het verbod "ge zult niet doden" het solipsisme. Het oneindige komt ter sprake in het antwoord op het ethische appel van de andere. Voornoemde prominente joodse dialogische denkers leveren een wezenlijke bijdrage tot de algemene filosofie, doordat ze de aandacht richten op een in het denken vaak verdrongen element: dat de mens pas mens is in verbondenheid met de medemens.

Ephraim Meir (1949) is geboren in België en studeerde aan de Universiteit van Leuven. Hij is professor in de joodse filosofie aan de Bar-Ilan Universiteit in Ramat-Gan. Gedurende het academiejaar 2001-2002 was hij verbonden aan het Département des Études Hébraiques et Juives van de Marc Bloch Universiteit in Straatsburg. In de zomer van 2002 was hij gastprofessor in Hamburg. Daarnaast gaf hij lezingen op tal van plaatsen, onder meer Princeton, Chicago, Boston, Parijs, Napels en Berlijn. Hij schreef vele publicaties op het gebied van moderne joodse filosofie en was de eerste die het werk van Levinas vertaalde in het Hebreeuws. Ephraim Meir is gehuwd en vader van vijf kinderen. Hij emigreerde in 1983 naar Israël waar hij woont in Jeruzalem.