‘Thuis’ als ruimte en tekst in de Hebreeuwse Bijbel
Postdoctoraal onderzoeksproject betoelaagd door het FWO-Vlaanderen.
Promotor: Prof. dr. Vivian Liska
Het jaar 2020 was wellicht het jaar bij uitstek om het concept ‘thuis’ te onderzoeken. Het afgelopen jaar illustreerde zowel het belang ervan als de voortdurend veranderende status. Deze bevindingen gebaseerd op de huidige situatie gelden even zeer voor de Bijbeltekst en hoe ‘thuis’ daarin behandeld wordt. Ondanks een sterke interesse van onderzoekers in ‘thuis’ tijdens de ballingschap ontwikkelt de Hebreeuwse Bijbel een thuisconcept dat gebaseerd is op aanwezigheid, in wat voor omstandigheden ook. Of om de terminologie van het gebruikte kader (Text World Theory) te gebruiken, text-worlds worden altijd geconstrueerd in het hoofd van een lezer zelfs als deze werelden niet langer of nog niet bestaan in de wereld van het personage (of bij uitbreiding, van de lezer). TWT maakt onderscheid tussen text-worlds, i.e., de werelden gecreëerd door de tekst (of meer algemeen, door elke vorm van menselijk discours), en discourse-worlds, i.e., de extratekstuele werelden waarin mensen de tekst lezen. Met andere woorden, de Hebreeuwse Bijbel lezen betekent tekstwerelden construeren met zowel informatie uit de tekst zelf als informatie meegebracht door de lezer. Twee soorten talige aanwijzingen creëren tekstwerelden: worldbuilders (tijd, plaats, personages en voorwerpen) en function-advancers (verbale frasen die actie of beschrijving uitdrukken). De hoofdtekstwereld wordt de matrix text-world genoemd. Lezers creëren bijkomende tekstwerelden, die sub-worlds of world-switches worden genoemd, wanneer een verandering in tijd of ruimte plaats vindt, bijvoorbeeld, bij een flashback of een scene op een andere plaats, evenals wanneer personages hun visie geven op een ongerealiseerd event (Gavins 2007).
In de verhalen van de aartsvaders zijn de dominante subwerelden deontisch en epistemisch van aard, dit wil zeggen dat ze een blik bieden op de noden en overtuigingen van personages. Gods beloftes in verband met land, afstammelingen en overvloed moeten gerealiseerd worden, waarbij God de aartsvaders verzekerd dat de dingen goed zullen aflopen en de menselijke personages herhaaldelijk die uitkomst in vraag stellen. In dit discours dat draait rond een potentiële Bijbelse thuisplek ontbreken de verlangens en hoop van de patriarchen en hun familie grotendeels. Wou Abram zijn thuisland verlaten (thuis als fysieke plek)? Wilde Sara meekomen (thuis als fysieke locatie en familie)? Wat met hun wensen wanneer God vraagt om Isaac, hun enige kind, te offeren (thuis als familie en toekomst)? Vooral hedendaagse lezers stellen zich deze vragen onder invloed van de wereld waarin ze zelf leven waarin persoonlijke verlangens een belangrijke rol spelen. Een TWT-analyse toont dat de patriarchale verhalen een heel eigen tekstwereld creëren waarin menselijke hoop en wensen afwezig zijn maar waarin de focus ligt op de nood om te geloven in God en diens verlangens uitgedrukt als beloftes voor de toekomst. Bijgevolg neemt de gegenereerde thuisplek een specifieke vorm aan. Inderdaad, Abram werkt naar de realisatie van Gods belofte toe, en is als dusdanig altijd thuis. Meer nog, nergens drukt de tekst een verlangen uit naar een achtergelaten plaats die als thuis kan geïdentificeerd worden. Integendeel, het concept ‘thuis’ wordt doorheen de verhalen opgebouwd als het ankerpunt van de hele tekstwereldconstructie.
De TWT-analyse biedt inzicht in zowel het theoretische kader zelf als de bevindingen die het genereert voor het interpreteren van Bijbelse thuisplekken. Ten eerste, in de originele theorie zijn de verschillende subwerelden allemaal belangrijk en komen ze met vrij duidelijke talige signalen zoals modale werkwoorden (willen, moeten) of bijwoorden (hopelijk, zeker, misschien). In de bestudeerde Bijbelteksten evenwel lijkt er een opvallende onderrepresentatie van boulomeïsche subwerelden te zijn (wat personages willen). Bovendien zijn deze werelden in het Bijbels Hebreeuws nauwelijks gemarkeerd. Als ze al verschijnen, nemen ze zeer specifieke vormen aan die buiten de bestaande categorieën lijken te vallen (voor deze categorieën, zie Giovanelli). Met andere woorden, de Bijbeltekst vormt een uitdaging voor de constructie en rol van modale subwerelden zoals Text World Theory die voorschrijft. De tekst lijkt een eigen manier van world-building te hebben die al dan niet uniek is voor de Bijbel of het genre van heilige teksten waartoe het behoort. Ten tweede, wat Bijbelinterpretatie betreft lijkt de Hebreeuwse Bijbel een thuisconcept te ontwikkelen dat de noodzaak van een thuisplek benadrukt, dus eerder een prescriptieve rol, terwijl het tegelijkertijd een thuis genereert die materiële beschrijving ontsnapt door op geloof en verbeelding te steunen eerder dan individuele specifieke empirische wensen.