“Belgische jongeren regelmatig dader én slachtoffer van online geweld”
Onderzoek toont aan dat jongeren niet weten hoe te reageren of waar ze steun kunnen vinden
Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen, de Universiteit van Luik en UCLouvain Saint-Louis Bruxelles ondervroegen 2819 Belgische jongeren tussen 15 en 25 jaar over online haatspraak en het verspreiden van intiem beeldmateriaal (naaktbeelden). Jongeren geven aan deze gedragingen schadelijk te vinden, maar toch zijn ze regelmatig slachtoffer of dader. Slachtoffers zoeken onvoldoende hulp bij volwassenen of hulporganisaties. De onderzoekers pleiten voor meer aandacht in het onderwijs en de media over de impact van dit online geweld en hoe te reageren bij incidenten.
Uit de vele mediaberichten en eerder onderzoek was al duidelijk dat online geweld bij jongeren regelmatig voorkomt. Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen, de Universiteit van Luik en UCLouvain Saint-Louis Bruxelles voerden in het kader van het @ntidote-project de grootste bevraging bij Belgische jongeren tussen de 15 en 25 jaar ooit uit om na te gaan hoe vaak het voorkomt en hoe jongeren hierop reageren.
Deze bevraging bij een diverse groep van 2819 jonge Belgen kwam tot de vaststelling dat jongeren zowel regelmatig slachtoffer als dader zijn van online geweld.
· Eén op drie jongeren tussen de 15 en 25 jaar werd ooit slachtoffer van online haatspraak of het verspreiden van intiem beeldmateriaal.
· Jongeren met een andere nationaliteit of andere etnisch-culturele achtergrond worden vaker het slachtoffer van online haatspraak.
· LGTBQI+ worden significant vaker het slachtoffer van haatspraak op basis van gender of seksuele oriëntatie.
· Eén op de vijf jongeren verspreidde ooit al eens haatspraak en één op de drie jongeren verspreidde al eens intiem beeldmateriaal zonder de toestemming van de afgebeelde persoon.
· Jongens zijn tweemaal zo vaak dader van het verspreiden van naaktbeelden dan vrouwen. Voor het verspreiden van haatspraak is er dan weer geen significant verschil tussen jongens en meisjes.
· Jongeren met een andere nationaliteit of andere etnisch-culturele achtergrond gaven significant vaker aan intiem beeldmateriaal te hebben verspreid zonder toestemming.
· Meerderjarige jongeren (18 tot 25 jaar) zijn significant vaker slachtoffer en dader dan minderjarige jongeren (15 tot 18 jaar) van zowel online haatspraak als het verspreiden van intiem beeldmateriaal zonder toestemming.
Jongeren missen handvaten voor online geweld
Het @ntidote-onderzoek bewijst dat online geweld vaak voorkomt bij jongeren, maar ze zijn er zich wel van bewust dat dit een ernstige impact heeft: ongeveer 7 op 10 zegt dat ze het verspreiden van online haatspraak en verspreiden van intiem beeldmateriaal zonder toestemming schadelijk vinden. Jongeren vinden dat dit gedrag best bestraft wordt met het volgen van een cursus over online geweld, het betalen van een schadevergoeding aan het slachtoffer en/of het betalen van een boete.
Als ze slachtoffer worden, weten jongeren echter niet waar naartoe. Ze geven aan dat ze zich eenzaam, boos of hulpeloos voelen, maar slechts 5% stapte naar de politie en minder dan 5% stapte naar hulporganisaties. Jongeren praten er in de eerste plaats over met vrienden (27,7% voor haatspraak & 30% voor naaktbeelden) en pas in de tweede plaats met ouders (13,3% voor haatspraak & 26,8% voor naaktbeelden) en tot slot met leerkrachten (8,4% voor haatspraak & 18,4% voor naaktbeelden). Een heel groot deel van de jongeren (26,2% voor haatspraak & 17,4% voor naaktbeelden) praat er echter met niemand over.
“Dit onderzoek toont aan dat Belgische jongeren heel vaak slachtoffer maar ook dader zijn van online geweld. En toch weten ze niet hoe ze hiermee om moeten gaan of bij wie ze terecht kunnen. Zowel in het onderwijs als in de media moet er daarom meer ruimte zijn voor informatie over online grenzen, de impact van dit gedrag op jongeren en wat je moet doen als je slachtoffer of getuige bent”, zegt professor Michel Walrave (UAntwerpen), coördinator van het project.
De survey werd aangevuld met diepte-interviews met jongeren. “Hieruit bleek dat adolescenten en jongvolwassenen ‘online geweld’ breder zien dan enkel wat strafbaar online gedrag is en bijvoorbeeld fat shaming als een vorm van haatspraak zien. Daarom vinden we dat ‘jonge’ stemmen moeten worden meegenomen bij het ontwikkelen van oplossingen voor online geweld", zegt professor Cécile Mathys (Universiteit van Luik).
Weinig strafklachten en weinig vervolging voor online geweld
Het onderzoek ging ook na wat er gebeurt als er wel strafklacht wordt ingediend. Uit het onderzoek bij vijf parketten en drie rechtbanken over het hele land bleek dat voor de periode 2016 – 2021 maar 193 strafklachten voor online haatspraak werden ingediend en 423 voor niet-consensuele verspreiding van intiem beeldmateriaal. Dit zeer beperkt aantal klachten staat in schril contrast met de frequentie van online geweld bij jongeren.
Van deze klachten wordt het grote merendeel geseponeerd. Voor haatspraak eindigde maar 1 op de 6 zaken voor de rechtbank. Bij niet-consensuele verspreiding was dit in 5 op 100 zaken het geval. Bij niet-consensuele verspreiding van intiem beeldmateriaal blijkt dat strafklachten vooral worden ingediend in het geval het slachtoffer ook werd afgeperst (sextortion) of in het kader van huiselijk geweld en stalking.
“Het onderzoek toont aan dat niet alleen de drempel om klacht in te dienen heel hoog is, maar ook dat, wanneer klacht wordt ingediend, er te veel hindernissen zijn om een zaak voor de rechtbank te brengen. Uiteraard kan dat ertoe leiden dat slachtoffers nog minder geneigd zijn om naar de politie te stappen”, verklaart professor Catherine Van de Heyning (UAntwerpen).
Sociale media doen te weinig
Het @ntidote-project onderzocht ook de rol van sociale media en moderatoren. Het onderzoek kwam tot verschillende opmerkelijke vaststellingen:
· Waar de publiek toegankelijke voorwaarden van sociale media open en vaag zijn over wat wel en niet kan op het platform, werken moderatoren intern wel met een uitgebreid document dat zo weinig mogelijk ruimte voor eigen interpretatie laat.
· Het modereren van online inhoud op sociale media is weinig transparant voor gebruikers. Dit zou moeten veranderen dankzij nieuwe Europese regelgeving die onlangs in werking trad (Digitale Dienstenwet).
· Socialemediabedrijven verwachten veel discretie van moderatoren, waardoor de meeste moderatoren weigerachtig zijn om deel te nemen aan onderzoek.
· Socialemediabedrijven zetten steeds vaker artificiële intelligentie in voor proactieve moderatie van inhoud op hun platformen.
“Socialemediabedrijven stemmen hun beleid niet steeds af op de plaats van de gebruiker. Bovendien is de manier waarop dat beleid tot stand komt en evolueert niet erg duidelijk”, vult professor Vanessa Franssen (Universiteit van Luik) aan. “Als nationale beleidsmakers de grenzen van het toelaatbare op sociale media duidelijker willen afbakenen, zal dat op het niveau van de Europese Unie moeten gebeuren.”
Het @ntidote-project werd gefinancierd door BELSPO (Federal Public Planning Service Science Policy) en uitgevoerd door professor Michel Walrave (Universiteit Antwerpen), professor Catherine Van de Heyning (Universiteit Antwerpen), professor Cécile Mathys (Universiteit van Luik), professor Vanessa Franssen (Universiteit van Luik), professor Jogchum Vrielink (Universiteit UCLouvain Saint-Louis Bruxelles), professor Mona Giacometti (Universiteit Antwerpen), Aurélie Gilen (Universiteit Antwerpen) en Océane Gagni (Universiteit van Luik).