Het recht met een specifieke betekenis voor de onderneming omvat vooreerst alle rechtsregels aangaande het rechtsleven van ondernemingen (oprichting, werking, einde/beëindiging). Verder geldt een dubbel aanknopingspunt: enerzijds een aanknoping bij de aard van de juridische verhoudingen die ondernemingen aangaan, anderzijds een aanknoping bij de aard van de toepasselijke rechtsregels.
 
Het onderzoek richt zich zowel op privaatrechtelijke verhoudingen van ondernemingen onderling (horizontaal) dan wel met initiatiefnemers, leveranciers, afnemers en consumenten (verticaal), als op de betrekkingen van veeleer publiekrechtelijke aard die zij met de overheid onderhouden (verticaal) en de handhaving c.q. verdediging van hun rechten voor de nationale en Europese rechter, in horizontale zowel als verticale geschillen.
 
Het programma overkoepelt onderzoek naar genese, mobiliteit en expansie in tijd en ruimte, en discontinuïteit. Het genese-onderzoek richt zich met name op regels die het ontstaan en opstarten van ondernemingen bevorderen: regels die bepalen wanneer “de onderneming” een aanvang neemt, regels die beogen het aantal ondernemingen op de markt te vergroten, regels ter bescherming van bepaalde types ondernemingen.
 
Mobiliteit en expansie staan centraal bij onderzoek naar (de voorwaarden voor) marktbetreding, marktgedrag, exitregelingen, zetelverplaatsing en grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden. De regels die bij dreigend falen het einde van ondernemingen bespoedigen of verzachten (faillissement, wet continuïteit ondernemingen, staatssteun) komen aan bod bij discontuïniteit.
 
 Zowel nationale, Europese als internationale rechtsregels alsook hun onderlinge wisselwerking vormen voorwerp van onderzoek. Daarbij gaat ook aandacht naar de doorwerkende wisselwerking tussen publiek- en privaatrechtelijke regels en verhoudingen.
 
Wat het Europees recht betreft wordt binnen de onderzoeksgroep Onderneming & Recht met name aandacht besteed aan de wijze waarop het rechtstreeks dan wel onrechtstreeks doorwerkt in de Belgische rechtsorde. Het onderzoek omvat met andere woorden zowel het institutionele recht als het primaire en secundaire materiële recht dat voor ondernemingen in de zin van het onderzoeksprogramma relevant kan zijn. De externe dimensie van de interne markt en (de doorwerking van) het internationale recht (akkoorden met derde landen, WTO) blijven daarbij niet onbeschouwd.