Lopende projecten
Naar verantwoorde kiembladmodificatie: ontwikkeling van een regelgevend kader dat mensenrechten integreert.
Abstract
Dit onderzoek focust op het regelgevend kader voor kiembladmodificatie (GGE) in menselijke embryo's. GGE vertegenwoordigt een revolutionaire techniek in genetische manipulatie en heeft een enorm potentieel om erfelijke ziekten te voorkomen. Dit potentieel, de snelle vooruitgang van de techniek en de voortschrijdende inzichten m.b.t. mensenrechten, leidden er toe dat academici thans pleiten voor een verantwoord pad naar een effectieve regulering van GGE (in plaats van de huidige ban). Regelgeving is cruciaal gezien de impact van GGE op het individu, de samenleving en toekomstige generaties (GGE-modificaties zijn erfelijk). Tot nu toe bestaat er een leemte in de regelgeving en het doel is dan ook om een gedetailleerd voorstel te doen voor regelgeving die GGE mogelijk maakt en mensenrechten m.b.t. onderzoek, klinische proeven/ toepassingen integreert voor GGE met therapeutisch doel. Eerst wordt de stand van de wetenschap onderzocht. Dan worden de mensenrechtelijke vraagstukken onderzocht. Het huidige (inter)nationale regelgevende kader zal worden beschreven en regelgeving uit gelijkaardige materies met gevestigde regelgeving zal worden onderzocht. Dit resulteert in een gedetailleerd voorstel van regelgeving toegespitst op GGE waarin de rechten (recht op gezondheid, persoonlijke integriteit, wetenschap, privacy, menselijke waardigheid) van de betrokken partijen (embryo zero, ouders, toekomstige generaties, maatschappij) ingebakken zijn.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Mandaathouder: Smets Jolien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het belang van trans en intersekse minderjarigen bij genderbevestigende en geslachtsnormaliserende behandelingen: een rechtsvergelijkende en mensenrechtenanalyse.
Abstract
De interpretatie van wat in het 'belang van het kind' zou zijn in de context van medische interventies voor trans en intersekse minderjarigen lijkt onderhevig aan verandering als gevolg van nieuwe mensenrechtenoverwegingen. Dit heeft zich recent vertaald in een meer terughoudende benadering van genderbevestigende en, respectievelijk, geslachtsnormaliserende behandelingen voor minderjarigen totdat zij geïnformeerde toestemming kunnen geven. Voor trans minderjarigen vormt dit een beperking van hun status quo, terwijl het voor intersekse minderjarigen een verbetering lijkt te zijn. Mijn voorgestelde onderzoek zal de eerste diepgaande rechtsvergelijkende en mensenrechtenanalyse van dit onderwerp zijn, met de focus op het evoluerende principe van 'het belang van het kind'. Mijn onderzoek omvat een analyse van de regelgevende kaders in België, Nederland, Malta en Engeland en Wales, en een interviewstudie inzake het medische besluitvormingsproces in de Belgische klinische praktijk. Deze kaders en de klinische praktijk zullen vervolgens worden geëvalueerd op hun overeenstemming met de evoluties rond het principe van 'het belang van het kind' die plaatsvinden op het niveau van de mensenrechten. Door gemeenschappelijke principes te identificeren en (procedurele) aanbevelingen te formuleren, beoogt mijn onderzoek bij te dragen aan de ontwikkeling van een meer geharmoniseerde benadering rond het 'belang van het kind' bij medische interventies voor trans en intersekse minderjarigen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Mandaathouder: Castermans Maxime
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
FWO Sabbatsverlof 2024-2025 (Prof. F. Swennen).
Abstract
Dit project onderzoekt de dystopische wereld waarin het juridische en sociale leven van queer families opnieuw wordt bedreigd door een tegenstroom van rechtsregels en die ik benoem als "queer dystopia". Queer families zijn constellaties van "familie doen" buiten de institutionele grenzen van het heteronormatieve kerngezin. Tegenstroom doelt op de wetgevende, gerechtelijke of uitvoerende initiatieven gericht op het terugdraaien of voorkomen van de juridische en sociale zichtbaarheid van queer families. Het project focust op twee familierechtelijke thema's: partnerrelaties, i.h.b. het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, en de rechten van ouders op seksuele opvoeding. Het omvat twee bewegingen, waarbij ontwikkelingen in Europa en de VS worden vergeleken, en geïllustreerd met kenschetsende nationale/statelijke systemen. - De eerste beweging is de (her)definitie van "familie van het recht" door de lens van de tegenstroom en van de reacties erop. Wanneer het huwelijk bv. de enige waardige verbintenis tussen twee personen wordt genoemd, wat zijn dan de gevolgen voor queer families? Wat zijn de gevolgen als ouders hun "natuurlijke rechten" op seksuele opvoeding uitoefenen en hun kinderen afschermen van "overheidsindoctrinatie"? Welke queer families worden omarmd, om andere te verbannen naar de schaduw van het recht? - De tweede beweging betreft de bandbreedte in mensenrechtenbescherming van de juridische erkenning en bescherming van queer families. Welke minimale inhoudelijke bescherming is gegarandeerd in het geval dat de tegenstroom de overhand zou krijgen, en welke keuze aan instrumenten hebben staten dan nog m.h.o. op erkenning? De output van het project is drieledig: internationale peer-reviewed publicaties over "queer dystopia", identificatie van toekomstige richtingen voor fundamenteel onderzoek, en een onderzoeksaanvraag voor een daarvan. Het project is gericht op samenwerking, met een onderzoeksverblijf aan Brooklyn Law School en een schrijfretraite aan het departement wijsbegeerte van Sapienza – Università di Roma.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
BOF Onderzoekssabbatical 2024-2025 (Frederik Swennen).
Abstract
Dit project onderzoekt de dystopische wereld waarin het juridische en sociale leven van queer families opnieuw wordt bedreigd door een tegenstroom van rechtsregels en die ik benoem als "queer dystopia". Queer families zijn constellaties van "familie doen" buiten de institutionele grenzen van het heteronormatieve kerngezin. Tegenstroom doelt op de wetgevende, gerechtelijke of uitvoerende initiatieven gericht op het terugdraaien of voorkomen van de juridische en sociale zichtbaarheid van queer families. Het project focust op twee familierechtelijke thema's: partnerrelaties, i.h.b. het huwelijk tussen personen van hetzelfde geslacht, en de rechten van ouders op seksuele opvoeding. Het omvat twee bewegingen, waarbij ontwikkelingen in Europa en de VS worden vergeleken, en geïllustreerd met kenschetsende nationale/statelijke systemen. - De eerste beweging is de (her)definitie van "familie van het recht" door de lens van de tegenstroom en van de reacties erop. Wanneer het huwelijk bv. de enige waardige verbintenis tussen twee personen wordt genoemd, wat zijn dan de gevolgen voor queer families? Wat zijn de gevolgen als ouders hun "natuurlijke rechten" op seksuele opvoeding uitoefenen en hun kinderen afschermen van "overheidsindoctrinatie"? Welke queer families worden omarmd, om andere te verbannen naar de schaduw van het recht? - De tweede beweging betreft de bandbreedte in mensenrechtenbescherming van de juridische erkenning en bescherming van queer families. Welke minimale inhoudelijke bescherming is gegarandeerd in het geval dat de tegenstroom de overhand zou krijgen, en welke keuze aan instrumenten hebben staten dan nog m.h.o. op erkenning? De output van het project is drieledig: internationale peer-reviewed publicaties over "queer dystopia", identificatie van toekomstige richtingen voor fundamenteel onderzoek, en een onderzoeksaanvraag voor een daarvan. Het project is gericht op samenwerking, met een onderzoeksverblijf aan Brooklyn Law School en een schrijfretraite aan het departement wijsbegeerte van Sapienza – Università di Roma.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Opstellen van een witboek over rechtvaardige toegang tot innovatieve behandelingen en technologieën in de gezondheidszorg.
Abstract
Na de goedkeuring van aanbeveling CM/Rec(2023)1 aan de lidstaten over rechtvaardige toegang tot geneesmiddelen en medische apparatuur in een situatie van tekort, en als vervolg op de discussienota van CDBIO (doc CDBIO (2023)25) om uitstaande ethische kwesties te beoordelen die relevant zijn voor innovatieve behandelingen en technologieën die nog niet worden gedekt door de aanbeveling, zal een witboek over rechtvaardige toegang tot innovatieve behandelingen en technologieën in de gezondheidszorg worden opgesteld.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verbeteren van medische besluitvorming in een superdiverse samenleving: uitdagingen en juridische mogelijkheden.
Abstract
De Europese samenleving wordt steeds diverser door migratie. Personen met een migratieachtergrond, vooral die uit niet-westerse landen, kunnen grote problemen ondervinden bij het zoeken naar medische zorg. Enkele van de belangrijkste uitdagingen doen zich voor bij medische besluitvorming, waar culturele voorkeuren voor nauwe familiebetrokkenheid moeilijk te rijmen vallen met het westerse model van geneeskunde, zoals vastgelegd in gezondheidsrecht en medische deontologie. Dit is het eerste omvattende onderzoeksproject over medische besluitvorming bij patiënten met een migratieachtergrond in de Europese context. Het brengt de modernste expertise op het gebied van gezondheidswetenschappen, medische sociologie en gezondheidsrecht samen en hanteert een transversaal onderzoeksdesign en een sociaal-juridische onderzoeksmethodologie op maat. Op deze wijze zullen we cruciaal inzicht verwerven in de voorkeuren van patiënten met een migratieachtergrond en in strategieën en instrumenten die wettelijk aanvaardbaar kunnen zijn om medische besluitvorming op een diversiteitssensitieve manier te verbeteren. De doelstellingen van het voorgestelde onderzoek zijn drieledig, elk corresponderend met een grote kenniskloof en daarom baanbrekend. Het eerste doel is het onderzoeken van de voorkeuren en uitdagingen van populaties met een migratieachtergrond met betrekking tot medische besluitvorming, met bijzondere aandacht voor de rol van familieleden, en de variaties tussen en binnen deze groepen. Het tweede doel is het onderzoeken van de praktische strategieën en hulpmiddelen die huisartsen hebben ontwikkeld om antwoord te bieden op deze voorkeuren en uitdagingen. Het derde doel is het analyseren van de ruimte die het Belgische gezondheidsrecht laat om in te spelen op deze voorkeuren en nagaan of dit kader geherinterpreteerd of aangepast moet worden in het licht van het "mensenrecht op cultureel aangepaste gezondheidszorg". Overkoepelend wil dit onderzoeksproject diversiteitssensitieve, patiëntgerichte zorg voor patiënten met een migratieachtergrond verbeteren door de identificatie van strategieën en instrumenten die wettelijk aanvaardbaar tegemoetkomen aan hun voorkeuren. Deze vertalen we in beleids- en juridische aanbevelingen, evenals in een educatieve module voor artsen en voorlichtingsmateriaal voor patiënten, families en gezondheidswerkers. Het project maakt gebruik van een mixed-methods design met desk-research, kwantitatieve (factoriële enquête met hypothetische vignetten) en kwalitatieve onderzoeksmethodologieën (focusgroepen, diepte-interviews en nominale groepsmethode). Het onderzoeksteam zal de resultaten gezamenlijk bekijken vanuit de drie perspectieven, met behulp van multiperspectieve kwalitatieve methoden. Door bij te dragen aan diversiteitssensitieve, patiëntgerichte zorg voor personen met een migratieachtergrond, sluit ons onderzoeksproject nauw aan bij de missie en visie van de UAntwerpen over het bevorderen van diversiteit en gelijke kansen. Het ondersteunen van een inclusieve samenleving door het verminderen van ongelijkheden en sociale uitsluiting is ook een prioritair actiepunt voor de Europese Commissie, de Raad van Europa, de VN en de WGO. Hun beleidsinstrumenten benadrukken dat de ongelijkheden in toegang tot gezondheidszorg toenemen en vooral kwetsbare groepen treffen, waaronder patiënten met een migratieachtergrond. Ze pleiten dan ook voor maatregelen om iedereen een bevredigende mate van zorg te garanderen. Door bij te dragen aan dit doel, richt ons onderzoeksproject zich op centrale beleids- en onderzoeksprioriteiten. Het project zal daarom naar verwachting leiden tot grote kansen om Europese en andere internationale financiering te verkrijgen en de basis vormen voor internationale samenwerkingen, rekening houdend met vergelijkbare uitdagingen in andere Europese landen. Op die manier zal het project ook de internationale zichtbaarheid van de UAntwerpen aanzienlijk verhogen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: van Olmen Josefien
- Co-promotor: Van Royen Paul
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Innovatieve herwerkingen van onderwijs -en opleidingsprogramma's voor de integratie van groene en digitale competenties in de arbeidsmarkt en KMO's.
Abstract
De faculteit Rechten wil inzetten op de integratie van duurzaamheids- en diversiteitscompetenties in het onderwijs. Er komen al veel aspecten aan bod, in quasi alle opleidingsonderdelen, niet (altijd) expliciet en niet altijd gestructureerd. De Faculteit Rechten wil werken aan een duidelijke rode draad doorheen het curriculum, die een introductie biedt in concepten, denkkaders en vaardigheden die essentieel zijn om een goede jurist te worden in een veranderende maatschappij ("T-shaped lawyer" - "21st Century-proof lawyer"). In de lijn met beleidslijn #RechtindeSamenleving wil de faculteit dit project aanvatten als kans om het unieke lesaanbod richting nieuwe studenten te ontwikkelen in de markt te zetten. Doordat er wordt gekozen om een rode draad doorheen de opleiding uit te bouwen, is er nood aan coördinatie van het geheel. Zodat de verschillende onderdelen mooi op elkaar aansluiten. Hiervoor is een projectmedewerker, die de coördinatie op zich kan nemen en tegelijkertijd docenten kan ondersteunen bij de uitwerking van de rode draad, onmisbaar.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Evaluatie van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid.
Abstract
Dit is een beleidsgericht project voor de Federale Overheidsdienst Justitie, met het oog op de evaluatie van de wet van 17 maart 2013 tot hervorming van de regelingen inzake onbekwaamheid en tot instelling van een nieuwe beschermingsstatus die strookt met de menselijke waardigheid.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Multiculturalisme in de gezondheidszorg: rechten en plichten van gezondheidszorgberoepsbeoefenaars en patiënten wanneer ze uitdrukking wensen te geven aan hun religieuze en culturele voorkeuren in de context van de gezondheidszorg.
Abstract
Als gevolg van de toenemende impact van multiculturalisme in de gezondheidszorg ontstaan er uitdagingen die de patiënt-artsrelatie dreigen uit te hollen. Mijn onderzoek zal als eerste systematisch de rechten en plichten van zorgverleners en patiënten analyseren wanneer zij hun religieuze of culturele voorkeuren in de gezondheidszorg willen manifesteren. De nadruk zal liggen op het tonen of dragen van religieuze of culturele symbolen en kleding door zorgverleners, en op religieus of cultureel geïnspireerde verzoeken van patiënten om te worden behandeld door een zorgverlener van hetzelfde geslacht/gender, ras/ethniciteit of religie. Het eerste doel is om, binnen het supranationale wettelijke kader en de wettelijke kaders van België, Frankrijk, Nederland en het VK, te onderzoeken hoe het tonen of dragen van religieuze of culturele symbolen en kleding door zorgverleners in de gezondheidszorg wordt gereguleerd. Het tweede doel is om, binnen het supranationale wettelijke kader en de wettelijke kaders van de vier onderzochte landen, een mogelijk recht op geslachts/gender-, ras/ethniciteits- of religieconforme zorg te onderzoeken, en welke rechtsmiddelen beschikbaar zijn voor zorgverleners die zich hierdoor gediscrimineerd voelen. Door de bevindingen van beide onderzoeksdoelen te integreren, stelt het project ons ook in staat om de grenzen te bepalen van mogelijke discriminatie van zorgverleners in West-Europa wanneer ze werken in een multiculturele gezondheidszorgsetting.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Van de Velde Sarah
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Mandaathouder: El Yattouti Naoual
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Erfenisgeschillen tussen (half)broers en (half)zussen. Naar een billijkheidscorrectie in het intestaat erfrecht?
Abstract
Het Belgische erfrecht streeft mathematische gelijkheid na tussen alle kinderen van de erflater. Een gelijke verdeling wordt echter niet altijd als een rechtvaardige verdeling ervaren, wat leidt tot verscheidene erfenisconflicten. Denk bijvoorbeeld aan twee kinderen die een gelijk erfdeel ontvangen, terwijl een van de kinderen als enige jarenlang voor de ouder heeft gezorgd waardoor de kost van thuiszorg kon worden uitgespaard door de nalatenschap. Het voorgestelde onderzoek tracht in eerste instantie de verschillende types erfenisconflicten bloot te leggen en te onderzoeken hoe de rechtspraak hiermee vandaag de dag omgaat. Vervolgens wordt voorgesteld om inspiratie op te doen uit het gemene verbintenissen- en contractenrecht, alsook uit buitenlandse rechtssystemen (Frankrijk, Nederland en Engeland). Op die wijze kan finaal worden onderzocht welke rol een billijkheidsmechanisme zou kunnen spelen in het Belgische erfrecht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Weyts Britt
- Co-promotor: Barbaix Renate
- Mandaathouder: Leire Damiaan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De implicaties van neuro-technologische ontwikkelingen voor de bescherming van de menselijke geest. Is er nood aan een vernieuwd mensenrechtenkader?
Abstract
Hoewel neurotechnologieën nog in de kinderschoenen staan, wordt verwacht dat ze snel en steeds meer ingang zullen vinden, resulterend in een steeds breder scala aan toepassingen en een ongekende intrusie in de menselijke geest. Grotendeels nieuwe risico's die verband houden met het monitoren, manipuleren en zelfs beheersen van de geest, zullen aanzienlijke uitdagingen voor ons mensenrechtenkader opleveren. Momenteel is het debat over deze kwestie erg gefragmenteerd en wordt het gedomineerd door niet-juridische perspectieven. Mijn onderzoek zal het eerste zijn dat een uitgebreide juridische analyse uitvoert, gericht op het beantwoorden van de vraag of het huidige mensenrechtenkader adequaat kan reageren op de uitdagingen van neurotechnologische ontwikkelingen, dan wel dat dit mensenrechtenkader aangepast moet worden. De overkoepelende doelen zijn: (1) het onderzoeken van de implicaties van neurotechnologische ontwikkelingen voor de menselijke geest; (2) te bepalen of, en zo ja, hoe deze implicaties worden aangepakt door het mensenrechtenkader; (3) op basis daarvan de toereikendheid van het bestaande mensenrechtenkader te beoordelen; en (4) te onderzoeken of het nodig is om bestaande mensenrechten te verduidelijken of, als alternatief, deze aan te vullen met neurospecifieke mensenrechten om de mensenrechtenrespons te verbeteren en future proof te maken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Mandaathouder: Istace Timo
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verwantschapsstudies en gezondheidsrecht.
Abstract
Mijn onderzoek behelst een analyse van de juridische kwesties die kunnen opduiken bij potentieel controversiële interventies op het gebied van gezondheidszorg. De bestudeerde onderwerpen omvatten maar zijn niet beperkt tot: abortus; euthanasie en medisch geassisteerde zelfdoding; orgaandonatie bij leven en na overlijden; orgaanhandel; embryo-onderzoek; prenatale tests, medisch geassisteerde voortplanting en draagmoederschap; biobanking; experimenten op mensen; dwangmaatregelen; intersex; AI in de gezondheidszorg; multiculturaliteit in de gezondheidszorg. Mijn invalshoek is naast strikt juridisch ook ethisch en rechtsfilosofisch van aard.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Mandaathouder: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
"Mannelijkheid als eigendom": Naar een nieuwe juridische theorie over de relatie tussen gender-gebaseerde vormen van privilege en het recht.
Abstract
Steunend op Critical Race Theory en Feminist Legal Theory vertrekt dit project vanuit de premisse dat mannelijkheid nog steeds een bevoorrechte positie bekleedt die ondersteund wordt door het recht. Hoewel gendergelijkheid formeel bereikt is door toedoen van anti-discriminatiewetgeving blijft het recht genderongelijkheden legitimeren. De ontwikkeling van een nieuwe juridische theorie die het anti-discriminatiekader achterwege laat is cruciaal om aan te geven en te verklaren waar mannelijk privilege door het recht wordt bekrachtigd. Geïnspireerd op Harris' baanbrekend werk "Whiteness as Property", dat witheid conceptualiseert als een vorm van eigendom die gewaarborgd wordt door het recht, gaat mijn project na of en hoe haar theorie over rasgebonden onderdrukking gebruikt kan worden om een juridische theorie te ontwikkeling die beter in staat is om gendergebonden onderdrukking te verklaren, door mannelijkheid als een vorm van eigendom te beschouwen. Net zoals eigenaars exclusieve rechten hebben over hun eigendom, kan men stellen dat de privileges die gepaard gaan met cis-gender heteroseksuele witte mannelijkheid mettertijd wettelijke voordelen geworden zijn. Na de invoering van formele gelijkheid beschermt de wet deze vorm van eigendom nog steeds door het status quo te garanderen die de facto mannen tot voordeel strekt. EU-recht en recht van de Raad van Europa over gendergelijkheid zal onderzocht worden om deze hypothese te testen en de juridische theorie verder uit te werken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Mandaathouder: Decoster Ariël
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bibliotheekkrediet Sociale en Human Wetenschappen (Faculteit Rechten).
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit. het project heeft tot doel een evenwichtig beheersmodel uit te bouwen voor de rechtsbibliotheek als laboratorium voor onderzoek en voor onderwijs in alle rechtsdomeinen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
RETHINKIN - Familie en familierecht in de Lage Landen.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel. Deze WOG wil de herdefiniëring van het familierecht wetenschappelijk aansturen voor de Lage Lan-den en daarbij internationaal een leidende rol vervullen. Een herdefiniëring van het familierecht is noodzakelijk wegens maatschappelijke evoluties die de basis van het traditionele familierecht heb-ben ondergraven. De WOG wil binnen het recht een pioniersrol spelen door die herdefiniëring uit te voeren in dialoog met andere disciplines (inter- en intradisciplinair) en de maatschappij (transdisci-plinair). Dit gebeurt vanuit drie onderzoeksvragen: 1. Welke bevoegdheid heeft de overheid, inhoudelijk zowel als procedureel, bij de regulering van familierelaties in verhouding tot de markt en de sociale zekerheid? 2. Welke moet de inhoud zijn van het overheidsoptreden, vanuit de perspectieven van bur-gerschap, police power en parens patriae-bevoegdheid? 3. Hoe kunnen recht en beleid beter worden afgesteld op sociale praktijken en percepties? Daartoe bundelt de WOG de volledige academische familierechtsbeoefening op postdoc niveau in Vlaanderen (V.Fam.) met de Nederlandse Alliantie Familie & Recht (ACFL, NIG en UCERF) onder het 'merk' Lage Landen. De WOG zal in eerste instantie een Roadmap for Kinship & Family Studies in the Low Countries op-stellen en er wetenschappelijk mee aan de slag gaan. De Roadmap zal de springplank zijn voor inter-nationale onderzoeksaanvragen onder het Horizon 2020-programma. Bestendige dialoog met een internationaal multi- en transdisciplinair panel zal toelaten het bestaande onderzoekslandschap open te breken en teams te vormen die wingebieden kan ontginnen in alliantie met andere disciplines.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Afgelopen projecten
Het opstellen van twee werkdocumenten over het vraagstuk van neurotechnologie en mensenrechten.
Abstract
Dit project omvat het opstellen van (1) een werkdocument dat evalueert en analyseert of, en zo ja, in welke mate de huidige mensenrechtenarchitectuur toereikend is om individuen en groepen te beschermen tegen opkomende neurotechnologieën. Er zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan hoe rechtspraak en bestaande regelgeving uitgebreid of ontwikkeld kunnen worden om een dergelijke bescherming te bieden, en (2) een werkdocument dat specifieke toepassingen van neurotechnologie bespreekt en analyseert in hoeverre de bestaande mensenrechtenarchitectuur adequate bescherming biedt. Er zal in het bijzonder aandacht worden besteed aan het identificeren van lacunes in het beschermingskader die moeten worden aangepakt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Morele schade: een onderzoek naar het bestaan, de soorten en het herstel ervan.
Abstract
Het aansprakelijkheidsrecht voorziet in een recht tot herstel in het geval iemand schade heeft geleden dat in causaal verband staat met een tot aansprakelijkheid aanleiding gevende gebeurtenis (zoals een fout). De theorievorming omtrent de schade die voor herstel in aanmerking komt, is vooral geschreven vanuit het oogpunt van materiële schade, dat is schade die bestaat in een aantasting van het vermogen en kan dus in geld worden uitgedrukt. De tegenhanger ervan, morele schade, is schade die niet (zo gemakkelijk) in geld kan worden uitgedrukt en een aantasting van de gevoelswereld inhoudt. Het is niet geheel duidelijk hoe de traditionele theoretische principes van toepassing zijn op dergelijke morele schade. Er heerst onduidelijkheid omtrent de vraag in welke gevallen een verlies al dan niet als morele schade kwalificeert en vooral hoe een gepaste vorm van herstel eruit ziet. Morele schade is vandaag een bron van rechtsonzekerheid. Empirisch onderzoek wees uit dat die rechtsonzekerheid een zware last betekent op de schouders van schadelijders. Deze personen worden reeds geconfronteerd met een emotioneel lijden en zijn extra juridische balast liever kwijt dan rijk. Deze last weegt vooral door in het onderhandelingsproces met verzekeraars. Dit onderzoek wil daarom de grenzen van het bestaan van morele schade duidelijk afbakenen en onderzoeken hoe het herstel vorm moet krijgen. Hoe moet een schadevergoeding worden bepaald en is geld überhaupt wel een geschikt middel?Onderzoeker(s)
- Promotor: Weyts Britt
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
- Mandaathouder: Schollaert Victor
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Rechtspersoonlijkheid, grondrechten en het dier: naar een oplossing voor de inconsistentie tussen juridische beginselen en juridische regels aan de hand van Global Animal Rights Law.
Abstract
Wat begon als de formele erkenning van de rechtspersoonlijkheid en de wettelijke bescherming van de grondrechten van bepaalde groepen mensen, heeft zich in de moderne tijd uitgebreid tot alle mensen, althans in het internationale recht inzake mensenrechten. Zo worden in de meeste rechtsstelsels de rechtspersoonlijkheid en de grondrechten (rechten) van alle mensen erkend en beschermd. Ondanks de wetenschappelijke en juridische consensus over het gevoel van vele soorten, worden niet-menselijke dieren (dieren) echter juridisch behandeld alsof zij geen rechtspersoon zijn en geen (grond)rechten hebben. Het project betoogt dat dieren met gevoel op grond van de grondbeginselen (principles) waarop het positief recht is gebaseerd, rechtspersonen met rechten zouden moeten zijn. Toch is dit niet terug te vinden in de wettelijke bepalingen. De wet scheidt levende wezens in twee groepen en beschermt de ene ten koste van de andere. Dit onderzoek richt zich op het onderzoeken van de begrippen rechtspersoonlijkheid en grondrechten om na te gaan of niet-menselijke dieren op grond van fundamentele rechtsbeginselen de status van rechthebbende personen hebben, en zo ja, of de uitsluiting van volledige erkenning en bescherming daarvan kan worden gerechtvaardigd op grond van de fundamentele beginselen van de wetten die deze uitsluiting in stand houden. Na te hebben aangetoond dat deze beperking kunstmatig en ongerechtvaardigd is, stelt dit onderzoek wijzigingen in de rechtsstelsels en wettelijke bepalingen voor om de kloof tussen de onderliggende rechtsbeginselen en de wettelijke bepalingen te dichten, door de ontwikkeling van een wereldwijd systeem van dierenrechtenwetgeving. Het onderzoekt ook de gevolgen van de erkenning en bescherming van de rechtspersoonlijkheid en de rechten van dieren voor de manier waarop mensen momenteel hun rechten uitoefenen, en of een beperking daarvan juridisch te rechtvaardigen is.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Mandaathouder: Shanker Ankita
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Francqui Leerstoel 2022-2023 Prof.Britta van Beers.
Abstract
Professor Britta van Beers is houder van de 2022-2023 Francqui Leerstoel, toegekend aan de faculteit Rechten van de UAntwerpen (Belgische Francqui Leerstoel met buitenlandse houder). Zij is hoogleraar rechtsfilosofie aan de afdeling rechtstheorie en rechtsgeschiedenis van de Vrije Universiteit Amsterdam. In haar onderzoek verkent zij de juridische en rechtsfilosofische betekenis van het begrip persoonlijkheid en de symbolische dimensies en functies van het recht bij het reguleren en beheren van nieuwe biomedische technologieën. De Francqui-leerstoel bestaat uit een inaugurale les en een reeks van 5 lezingen die in het tweede semester van het academisch jaar 2022-2023 worden georganiseerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De invloed van het belang van het kind op verblijfs- en gezagsco-ouderschap.
Abstract
In westerse rechtssystemen wordt co-ouderschap vrij algemeen beschouwd als de beste vorm van voortgezet ouderschap na scheiding van de ouders. Ook al leven de ouders niet (meer) samen, wordt hun beider betrokkenheid in de opvoeding vrij algemeen geacht in het belang van het kind te zijn. Maar wat houdt co-ouderschap in? Wordt het in België, Italië en Engeland & Wales op dezelfde manier vormgegeven? In wier belang wordt co-ouderschap in concreto toegekend? In dit project wordt ouderschap onderzocht, meer bepaald de manier waarop de genoemde rechtssystemen de gezamenlijke uitoefening ervan juridisch vormgeven. Er wordt nagegaan of er tussen de voornoemde rechtssystemen eventueel verschillende opvattingen bestaan over wat in het belang van het kind is in geval van co-ouderschap. Meer in het bijzonder wordt onderzocht of het (monistische) huwelijkse gezin nog wordt bevoordeeld en, zo ja, of het paradigma van dat gezin en en de structuur ervan ook worden opgedrongen aan gescheiden ouders. Als juridisch project gaat in de eerste plaats aandacht naar de vergelijking van de wettelijke regelingen in de genoemde rechtssystemen, namelijk de Children Act in Engeland & Wales en het Belgische en Italiaanse Burgerlijk Wetboek, en naar de toepassing ervan in de rechtspraak. Het onderzoek wordt voorts gevoerd vanuit het perspectief van genderstudies. Daarom komen naast de juridische bronnen ook de sociaalwetenschappelijke en psychologische wetenschappelijke literatuur aan bod. De kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksresultaten daaruit zullen bijdragen tot een sociaalwetenschappelijk geïnformeerd begrip van co-ouderschap als rechtsinstelling. Met die rechtsvergelijkende en interdisciplinaire focus zal dit project eerst de algemene principes inzake het ouderlijk gezag in de genoemde rechtssystemen uiteenzetten: het belang van het kind en het principe van co-ouderschap. Vervolgens zal de huidige juridische vormgeving ervan worden onderzocht, met focus op voortgezet gezags- en verblijfsco-ouderschap na scheiding van de ouders. Het paradigma van co-ouderschap zal dan in vraag worden gesteld vanuit de beperkingen die het belang van het kind eraan stelt. Twee thema's komen daarbij in het bijzonder aan bod: het conflict tussen de ouders enerzijds en het contact tussen ouder en kind anderzijds. Ten slotte zal het project argumenten aandragen voor een maternalistische veeleer dan paternalistische opvatting van coouderschap; een dergelijke benadering kan het belang van het kind ook beter in overeenstemming brengen met co-ouderschap.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Mandaathouder: Poli Marco
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Discussienota over gelijke toegang tot innovatieve behandelingen en technologieën in de gezondheidszorg
Abstract
Voorbereiding van een discussienota over gelijke toegang tot innovatieve behandelingen en technologieën in de gezondheidszorg, voor de Steering Committee for Human Rights in the fields of Biomedicine and Health (CDBIO) van de Raad van Europa.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het in kaart brengen van instrumenten, kaders en perspectieven op ouderenmis(be)handeling.
Abstract
Dit project heeft tot doel een eerste mapping uit te voeren van de instrumenten, kaders en perspectieven die relevant zijn bij het voorkomen, opsporen en aanpakken van ouderenmis(be)handeling in België. De resultaten van dit onderzoek zullen de basis vormen voor toekomstig onderzoek gericht op het opstellen en implementeren van een interprofessioneel protocol dat adequaat kan reageren op ouderenmis(be)handeling.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Co-promotor: Barbaix Renate
- Co-promotor: Bastiaens Hilde
- Co-promotor: Peremans Lieve
- Co-promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Van Royen Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Consultancy over billijke toegang tot behandelingen en apparatuur in de context van schaarse middelen
Abstract
Redactie van een projectoverzicht over billijkheid in toegang tot behandeling en apparatuur in de context van schaarse middelen, in het licht van de opmerkingen ontvangen van het Committee on Bioethics van de Raad van Europa (DH-BIO). Opstellen van een conceptinstrument (richtlijn, aanbeveling) over billijkheid in toegang tot behandeling en apparatuur in de context van schaarse middelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Consultancy voor een mogelijk juridisch instrument inzake billijke toegang tot vaccins in de context van een crisis van de publieke gezondheidszorg.
Abstract
De lidstaten van de Raad van Europa worden momenteel geconfronteerd met een ernstige crisis van de volksgezondheid als gevolg van de COVID-19-pandemie. Deze gezondheidscrisis heeft een verwoestend effect op individuen, gezinnen en gemeenschappen. Het brengt ook grote ethische uitdagingen met zich mee en dwingt regeringen en bevoegde autoriteiten om moeilijke beslissingen te nemen in de context van onzekerheid en schaarse middelen. Dit project omvat consultancy bij de ontwikkeling van een mogelijk juridisch instrument dat personen, in de context van een pandemie, toegang tot vaccins garandeert in overeenstemming met ethische principes en respect voor mensenrechten en fundamentele vrijheden zoals vastgelegd in instrumenten van de Raad van Europa. Deze omvatten het recht op leven en de bescherming tegen onmenselijke behandeling (artikels 2 en 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens), het recht op bescherming van de gezondheid (artikel 11 van het Europees Sociaal Handvest) en het beginsel van billijke toegang tot gezondheidszorg (artikel 3 van het Verdrag van Oviedo).Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het beginsel van de gelijkheid van burgers voor de openbare lasten: een algemene grondslag voor foutloze overheidsaansprakelijkheid?
Abstract
Dat een particulier de overheid aansprakelijk kan stellen als zij hem door een foutieve gedraging schade berokkent, wordt al geruime tijd aanvaard. Minder evident is de vraag of een particulier zijn schade kan afwentelen op de overheid wanneer deze geen fout kan worden verweten. Traditioneel, voornamelijk in verband met erfdienstbaarheden van openbaar nut, wordt deze vraag negatief beantwoord door de hoogste Belgische rechtscolleges: het loutere feit dat de overheid het particuliere eigendomsrecht in het algemeen belang beperkt, impliceert niet dat zij vergoeding verschuldigd is. Enkel de wetgever zou uitzonderingen kunnen voorzien op dit principe. Uit recente rechtspraak van diezelfde rechtscolleges blijkt echter dat de vergoedingsplicht van de overheid (minstens) in deze hypothese ook kan voortvloeien uit (de schending van) het beginsel van de gelijkheid van burgers voor de openbare lasten. De ontstaansgeschiedenis, het juridisch statuut, de toepassingsvoorwaarden, het toepassingsgebied, de gevolgen en de handhaving van dit beginsel worden op een inductieve, rechtsvergelijkende en inductieve wijze onderzocht door aspirant FWO Samuel De Winter, met het oog op de ontwikkeling van een algemene theorie omtrent foutloze overheidsaansprakelijkheid, vertrekkende vanuit in het algemeen belang opgelegde eigendomsbeperkingen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Carette Nicolas
- Co-promotor: Opdebeek Ingrid
- Mandaathouder: De Winter Samuel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid.
Abstract
Vergoedingsfondsen bieden vergoeding aan slachtoffers van ongevallen ongeacht of de schade te wijten is aan een fout. Fondsen zijn gecreëerd wegens de leemten die de drie klassieke vergoedingsbronnen vertonen, nl. het aansprakelijkheidsrecht, de private verzekeringen en de sociale zekerheid. Het is moeilijk de vele voordelen van vergoedingsfondsen niet te zien: vergoeding van slachtoffers die geen zware bewijslast moeten torsen, in een eenvoudige, snelle en administratieve wijze, en zonder ze te verplichten naar de rechter te stappen. Vergoedingsfondsen lijken een deus ex machina te zijn, nu het aantal fondsen sterk stijgt in België. Gelet op het succes van fondsen is het verrassend vast te stellen dat fondsen tot nu toe niet aan een globale, kritische analyse onderworpen zijn geweest. Dit onderzoeksproject heeft tot doel de fondsen te beoordelen in het licht van de mensenrechten, in het bijzonder het recht op toegang tot de rechter (nu bepaalde fondsen die toegang beperken) en het gelijkheidsbeginsel (nu er een ongelijke behandeling is tussen slachtoffers die wel of niet een beroep op een fonds kunnen doen). Bovendien zal worden onderzocht of fondsen hun doelstellingen bereiken:een redelijke schadevergoeding, makkelijke toegang, coherent en transparant. Tot slot zal dit project nagaan wie deze fondsen moet financieren: de overheid of de private sector.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Weyts Britt
- Mandaathouder: Vanhooff Larissa
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Advies over een strategisch actieplan inzake mensenrechten en biogeneeskunde met betrekking tot mensenrechten en technologieën in de biogeneeskunde voor de periode 2020-2025.
Abstract
Consultancy, in coördinatie met het secretariaat van het Comité voor Bio-Ethiek van de Raad van Europa en de voorzitter van de ontwerpgroep voor het strategisch actieplan, met als doel het uitvoeren van een redactionele evaluatie van het strategisch actieplan inzake mensenrechten en nieuwe technologieën met het oog op de presentatie ervan op de 16de plenaire vergadering van het Comité voor Bio-Ethiek (19-21 november 2019).Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het betrekken van kinderen voor een betere en meer kind-vriendelijke afhandeling van dossiers en tenuitvoerlegging van beslissingen in transnationale familiegeschillen (INCLUDE)
Abstract
Het project is een vervolg van onderzoek naar de beste belangen van eht kind en het horen van het kind in internationale kinderontvoering. De bedoeling is om op een kind-inclusieve wijze onderzoek te doen naar de meest gepaste manier om om te gaan met internationale kinderontvoering (zowel de juridische procedure als de tenuitvoerlegging van de beslissingen). Het team van de Universiteit Antwerpen is verantwoordelijk voor de literatuurstudie. De andere partners organiseren dan workshops met jongeren over kinderrechten en de beste manier om de procedures te voeren. Het team van de Universiteit Antwerpen zal dan een praktijkgids samenstellen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Handboek voor parlementairen over het Verdrag van de Raad van Europa tegen de handel in menselijke organen.
Abstract
Opstellen van een "Handbook for parliamentarians on the Council of Europe Convention against Trafficking in Human Organs" om de verschillende bepalingen van het Verdrag en zijn toegevoegde waarde uit te leggen aan parlementairen en parlementaire medewerkers, en hen enkele voorbeelden te geven van goede nationale wetgeving.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Analyse en optimaliseren van de beslissingsboom en het proces voor het opleggen van administratieve geldboetes inzake dierenwelzijn.
Abstract
Het onderzoek is bedoeld om op juridische en empirische wijze te onderzoeken of en hoe de beslissingsboom, gebruikt voor het opleggen van administratieve geldboetes aan overtreders van de Vlaamse dierenwelzijnswetgeving, verbeterd kan worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van de Voorde Johan
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het juridische statuut en de bescherming van ongeboren menselijk leven: een benadering vanuit het perspectief van menselijke waardigheid.
Abstract
Het huidige Belgische recht in verband met ongeboren menselijk leven mist duidelijkheid en is inconsistent en incoherent. De enkele toepasselijke wetsbepalingen zitten verkokerd in verschillende rechtsdomeinen en instrumenten en ook de rechtspraak biedt een erg divergent beeld. Ook op internationaal vlak is dat het geval, zowel in wetgevende instrumenten als in rechtspraak. Daardoor is er een gebrek aan rechtszekerheid. De doelstelling van dit project is, daarom, om een coherente en consistente benadering van ongeboren menselijk leven naar Belgisch recht voor te stellen. De hypothese daarbij is dat het concept van de menselijke waardigheid daarbij een sleutelfunctie kan vervullen. Naar dit concept wordt in mensenrechtelijke context nu al verwezen omwille van de bescherming van entiteiten op welke de mensenrechtenbescherming als dusdanig niet van toepassing is. Het normatieve voorstel zal gebaseerd zijn op een descriptief luik, van de huidige Belgische situatie, dat wordt geëvalueerd op basis van de rechtsvergelijkende methode.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Grensoverschrijdende toegang tot levenseinde-diensten in Europa: een juridische analyse.
Abstract
Grensoverschrijdende toegang tot levenseinde-diensten wint snel aan belang in Europa en, zeer onlangs is België daarbij één van de belangrijkste landen van bestemming geworden. Het voorgestelde onderzoeksproject is het eerste dat systematisch de juridische uitdagingen zal analyseren die ontstaan wanneer Europese burgers toegang willen tot levenseinde-diensten in een ander Europees land. De focus zal liggen op toerisme voor geassisteerde zelfdoding; euthanasietoerisme; import van zelfmoordpillen en -materialen; en de grensoverschrijdende erkenning van voorafgaande wilsbeschikkingen. Het eerste doel van het onderzoeksproject is het onderzoeken van de juridische maatregelen die landen hebben genomen of kunnen overwegen om te verhinderen dat hun burgers toegang zouden krijgen tot levenseinde-diensten in het buitenland die verboden zijn op hun eigen grondgebied en, vice versa, het onderzoeken van de juridische maatregelen die landen van bestemming hebben genomen of kunnen overwegen om buitenlanders te verhinderen om gebruik te maken van bepaalde levenseinde-diensten op hun grondgebied. Het onderzoek zal zich beperken tot Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk als landen van oorsprong, en tot België, Nederland en Zwitserland als landen van bestemming. Het tweede en tevens het hoofddoel van het onderzoeksproject is het onderzoeken van de juridische aanvaardbaarheid van de beperkingen die zo zullen zijn geïdentificeerd, in het licht van het recht van de Europese Unie, mensenrechten, en internationaal privaatrecht. Op deze wijze zullen we bepalen welke beperkingen van grensoverschrijdende toegang tot levenseinde-diensten in Europa rechtmatig worden of kunnen worden opgelegd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Extern consulent bij de opstelling van het strategisch actieplan van het Committee on Bioethics van de Raad van Europa.
Abstract
Extern consulent bij de opstelling van het strategisch actieplan voor de periode 2020-2025 van het Committee on Bioethics van de Raad van Europa, om de uitdagingen voor mensenrechten het hoofd te bieden, veroorzaakt door ontwikkelingen op het terrein van de biogeneeskunde.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Expertrapport over orgaantransplantietoerisme
Abstract
Ondersteuning van rapporteur Ms Stella Kyriakides, Committee on Social Affairs, Health and Sustainable Development, Parlementaire Vergadering, Raad van Europa, bij de voorbereiding van haar rapport over "Orgaantransplantatietoerisme" door een exportmemorandum voor te bereiden over het onderwerp van orgaantransplantatietoerisme (vooral focussend op de huidige stand van zaken in Europa en wereldwijd, inclusief de kwesties terzake, de uitdagingen en de beleidsreacties die betrekking hebben op het onderwerp). Voorbereiding van een exportmemorandum over orgaantransplantatietoerisme voor rapporteur Ms Stella Kyriakides, Committee on Social Affairs, Health and Sustainable Development, Parlementaire Vergadering, Raad van Europa, oktober 2018. Presentatie van het expertmemorandum aan het Committee on Social Affairs, Health and Sustainable Development, Raad van Europa, 4 december 2018, Parijs.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Leerstoel Dier & Recht.
Abstract
De Leerstoel Dier & Recht, gefinancierd door een mecenas, wil komen tot een alomvattend principe rond 'dierwaardigheid'. Vlaanderen kent een uitgebreide wetgeving rond dierenwelzijn, en in Wallonië werd er recentelijk nog een decreet rond dieren uitgevaardigd. Maar de samenleving is terecht verontwaardigd over het ontbreken van efficiënte en effectieve instrumenten om zware incidenten te voorkomen, te verhelpen en te bestraffen. De leerstoel gaat op zoek naar één overkoepelend, maatgevend principe over hoe we moeten omgaan met dieren en dat in regels operationeel kan worden gemaakt. De doelstelling van de leerstoel is tweeledig: de ontwikkeling van dierwaardigheid als juridisch principe waarop menselijk handelen en nalaten rond dieren moet zijn gegrond; en stimulering van het maatschappelijke debat vanuit wetenschappelijke hoek om de bewustwording rond het concept dierwaardigheid te verhogen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Late abortussen: Een vergelijkend onderzoek van regelgeving en juridische knelpunten.
Abstract
Abortus van een levensvatbare foetus (hierna: late abortus) is zeer omstreden en een bron van toenemende bezorgdheid. Hoewel late abortussen fundamentele juridische vragen opwerpen, maken ze vooralsnog niet het voorwerp uit van systematisch juridisch onderzoek. Om deze ernstige lacune op te vullen zal het voorgestelde onderzoek als eerste systematisch en rechtsvergelijkend de uitdagingen analyseren die late abortussen vormen voor het medisch recht en de mensenrechten. Een dergelijke analyse is van uitzonderlijk belang omdat ze de limieten verduidelijkt van (de toepassing van) essentiële principes van het medisch recht en de mensenrechten. De nadruk zal liggen op de juridische spanning die kan bestaan tussen de wettelijke erkenning van de belangen van de levensvatbare foetus en het recht op zelfbeschikking van de zwangere vrouw, wat een belangrijke impact kan hebben op de zorgplicht van de arts. Deze analyse zal helpen bepalen of we getuige zijn van het ontstaan van een nieuwe juridische doctrine, die focust op de "belangen van de levensvatbare foetus", parallellen vertoont met de standaard van "de belangen van het kind" en, in het kader van late abortussen, bepaalde medische ingrepen voorschrijft of verbiedt. Meer in het algemeen zal het een nieuw licht werpen op het unieke en zeer fascinerende juridische concept van "progressieve rechtsbescherming", waarbij de juridische bescherming van een foetus geleidelijk toeneemt naarmate deze groeit, levensvatbaar wordt en geboren wordt. De urgentie en actualiteit van het project wordt verder aangetoond door het feit dat, binnen de Belgische context, de juridische status van late abortussen zelfs nog niet vaststaat, er belangrijke juridische ontwikkelingen op komst zijn en er en totaal gebrek is aan empirische gegevens over het onderwerp. Daarom zal het project specifiek aandacht schenken aan juridische kwesties die naar Belgisch recht nog niet (volledig) opgehelderd zijn en aan de verdiensten en implicaties van positiebepalingen en juridische initiatieven die recent werden geformuleerd. Het project zal resulteren in aanbevelingen om de abortuswetgeving te verbeteren. Van uitzonderlijk belang is dat we, om een empirische basis te verschaffen voor deze aanbevelingen, voor het eerst en in nauwe samenwerking met andere onderzoekers die zeer recent toegang gekregen hebben tot twee unieke en relevante data sets, empirische gegevens over de praktijk van late abortussen in Vlaanderen zullen analyseren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Mandaathouder: De Meyer Fien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De interpretatie van het belang van het kind in kinderontvoeringszaken: naar een verzoening van botsende regimes van internationaal recht.
Abstract
Kinderrechten, als onderdeel van mensenrechten, schrijven voor dat de beste belangen van elk individueel kind de eerste overweging moeten zijn bij alle maatregelen betreffende kinderen. In internationaal privaatrecht bepaalt de algemene benadering tot de beste belangen van het kind dat een kind snel moet worden teruggenomen als een ouder hem of haar wederrechtelijk van een land naar een ander nam (tenzij uitzonderlijke omstandigheden bewezen worden). De individuele tegenover de algemene benadering tot de beste belangen van het kind veroorzaakt discussie tussen auteurs en verwarren rechters en ambtenaren. Een vraag rijst naar de interactie tussen deze twee regimes van internationaal recht (specifiek het VN Kinderrechtenverdrag en het Kinderontvoeringsverdrag van Den Haag). Deze vraag is niet beperkt tot het vraagstuk van internationale kinderontvoering. De moeilijke interactie, zelfs soms conflict, tussen regimes van internationaal recht is een gekend probleem. Een mogelijke aanpak van de interactie is het zoeken naar een hiërarchie, namelijk dat mensenrechten de overhand moeten krijgen of dat mensenrechten ondersteunend eerder dan dominant moeten zijn. De hypothese van dit onderzoek is echter dat een verzoening gezocht moet worden in plaats van een hiërarchie. Dit project zal de focus leggen op een dergelijke verzoening binnen het specifieke domein van internationale kinderontvoering. De onderzoek(st)er zal de rechtspraak analyseren van twee supranationale gerechten (het Europese Hof voor de Rechten van de Mens en het Hof van Justitie van de EU) en van de nationale gerechten van zes landen. Het onderzoek zal in kaart brengen hoe deze gerechten een combinatie maken van enerzijds de strenge terugkeerregels van het Kinderontvoeringsverdrag en anderzijds de beste belangen van het individueel kind zoals geformuleerd in het Kinderrechtenverdrag. Dit zal gebeuren door content analysis met behulp van de software NVIVO. Het resultaat van dit onderzoek zal leiden tot conclusies niet alleen voor het domein van internationale kinderontvoering maar ook voor het breder debat over de interacties tussen regimes van internationaal recht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
- Mandaathouder: Van Hof Tine
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Definitie en belang van de voorbeschiktheid en de voorafbestaande schade in het aansprakelijkheidsrecht en het verzekeringsrecht.
Abstract
Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade behoren tot de meest controversiële en moeilijkste onderwerpen van het aansprakelijkheids- en het verzekeringsrecht. De (pathologische) voorbeschiktheid is een kenmerk, meestal ongekend, dat het dagelijkse functioneren niet beïnvloedt, maar dat wel iemand vatbaar maakt voor schade. Een voorbeeld is een persoon met een zeldzame allergie voor een bepaalde stof, die als gevolg van een verkeersongeval gehospitaliseerd wordt, een injectie krijgt met die stof en daaraan overlijdt. Voorafbestaande schade is een abnormale fysieke of psychische toestand van het slachtoffer die gekend is of minstens bestaat op het moment van het schadegeval. Voorbeelden zijn: anatomische kenmerken (slechts één oog), pathologische fysieke kenmerken (een hartdefect), of een psychologisch kenmerk (schizofrene fases, depressies). Het bekendste voorbeeld is de eierschaalschedel-zaak waarin een persoon met een eierschaalschedel of zeer dunne schedel overlijdt als gevolg van een ongeval dat bij een normale persoon slechts een buil zou hebben veroorzaakt. De fout van een derde kan in deze hypotheses de voorafbestaande schade verergeren: een eenogige persoon kan door een ongeval zijn tweede oog verliezen. Ook kan een ongeval de evolutie van de voorafbestaande schade verhaasten: een voorbeeld hiervan is de ongeneeslijk zieke persoon die sterft door een verkeersongeval. In al deze zaken is de cruciale vraag of de benadeelde volledig vergoed zal worden of enkel een vergoeding zal krijgen voor de voorzienbare schade of voor de afzonderlijk veroorzaakte schade. Kortom en verwijzend naar de gegeven voorbeelden: moet de schadeverwekker enkel het verkeersongeval of de dood van het slachtoffer (met de zeldzame allergie) vergoeden? Vergoeding voor het ene oog, of voor de blindheid? Voor de dood door een verkeersongeval of enkel voor de tijd die de ongeneeslijke patiënt nog had te leven? In het aansprakelijkheidsrecht is de basisregel integrale schadevergoeding. De regel van de integrale schade-vergoeding komt evenwel onder druk te staan wanneer de schade onvoorzienbaar was of de omvang van de schade onvoorzienbaar was als gevolg van een voorbeschiktheid of van voorafbestaande schade. Bijgevolg is een belangrijke onderzoeksvraag: zijn de gevallen van voorbeschiktheid en voorafbestaande schade en de toepasselijke regels conform aan het principe van integrale schadevergoeding? Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade spelen ook een belangrijke rol in het verzekeringsrecht. Voor een behoorlijke beoordeling van het te verzekeren risico, het leven of de fysieke integriteit van de persoon, wensen verzekeraars informatie over de gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde. Daartoe gebruiken verzekeraars medische vragenlijsten of leggen zij medische onderzoeken op om o.a. te peilen naar voorafbestaande schade. Vragen over voorafbestaande aandoeningen kunnen zonder twijfel in conflict komen met fundamentele rechten, zoals het recht op privacy en het recht op non-discriminatie. Dit onderzoeken behoort tot de kernpunten van dit project. Verder rijst de vraag of een verzekeraar zelf de omschrijving van voorafbestaande schade kan invullen en dekking kan weigeren wanneer de kandidaat-verzekerde geen informatie over voorafbestaande schade heeft verstrekt. Verzekeraars gebruiken verschillende clausules om voorafbestaande schade uit te sluiten, wat op het eerste gezicht conform is aan de contractuele vrijheid. Zo beperken zij soms dekking van een voorafbestaande schade voor een bepaalde periode (bv. een wachttermijn van 1 jaar). Verder verhogen zij soms de premie als gevolg van een voorafbestaande aandoening (bv. astma). Tot slot, en belangrijker, gebruiken verzekeraars soms clausules over voorafbestaande schade om dekking geheel te weigeren ofwel dekking te weigeren voor die bepaalde voorafbestaande schade. Deze verzekeringspraktijk moet worden getoetst aan de fundamentele rechten en het contractueel evenwicht tussen partijen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Weyts Britt
- Mandaathouder: D'Hondt Lies
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het beginsel van de gelijkheid van burgers voor de openbare lasten: een algemene grondslag voor foutloze overheidsaansprakelijkheid?
Abstract
Dat een particulier de overheid aansprakelijk kan stellen als zij hem door een foutieve gedraging schade berokkent, wordt al geruime tijd aanvaard. Minder evident is de vraag of een particulier zijn schade kan afwentelen op de overheid wanneer deze geen fout kan worden verweten. Traditioneel, voornamelijk in verband met erfdienstbaarheden van openbaar nut, wordt deze vraag negatief beantwoord door de hoogste Belgische rechtscolleges: het loutere feit dat de overheid het particuliere eigendomsrecht in het algemeen belang beperkt, impliceert niet dat zij vergoeding verschuldigd is. Enkel de wetgever zou uitzonderingen kunnen voorzien op dit principe. Uit recente rechtspraak van diezelfde rechtscolleges blijkt echter dat de vergoedingsplicht van de overheid (minstens) in deze hypothese ook kan voortvloeien uit (de schending van) het beginsel van de gelijkheid van burgers voor de openbare lasten. De ontstaansgeschiedenis, het juridisch statuut, de toepassingsvoorwaarden, het toepassingsgebied, de gevolgen en de handhaving van dit beginsel worden op een inductieve, rechtsvergelijkende en inductieve wijze onderzocht door aspirant FWO Samuel De Winter, met het oog op de ontwikkeling van een algemene theorie omtrent foutloze overheidsaansprakelijkheid, vertrekkende vanuit in het algemeen belang opgelegde eigendomsbeperkingen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Carette Nicolas
- Co-promotor: Opdebeek Ingrid
- Mandaathouder: De Winter Samuel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bio-ethiek: bescherming van de mensenrechten in de biogeneeskunde.
Abstract
Coördinatie van de werkzaamheden van de deskundigengroep voor het onderzoek van de wet van de Republiek Wit-Rusland nr. 28-З Over transplantatie van menselijke organen en weefsels van 4 maart 1997 (zoals gewijzigd in 2007, 2012 en 2015, evenals ontwerp-amendementen van 2018), vis-à-vis de naleving van de standaarden vastgelegd in de referentiedocumenten over transplantatie van de Raad van Europa.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bio-ethiek: bescherming van de mensenrechten in de biogeneeskunde.
Abstract
Consultancy dienstverlening met betrekking tot het onderzoek van de wet van de Republiek Wit-Rusland nr. 28-З Over transplantatie van menselijke organen en weefsels van 4 maart 1997 (zoals gewijzigd in 2007, 2012 en 2015, evenals ontwerp-amendementen van 2018), vis-à-vis de naleving van de standaarden vastgelegd in de referentiedocumenten over transplantatie van de Raad van Europa.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid.
Abstract
In bepaalde gevallen heeft de wetgever dit probleem trachten op te lossen door schadevergoedingsfondsen op te richten. Het schadevergoedingsfonds vergoedt het slachtoffer los van enige fout van de schadeverwekker. Binnen die fondsen kan een onderscheid worden gemaakt tussen waarborgfondsen en schadefondsen. In beide gevallen wordt een schadevergoeding uitgekeerd die het slachtoffer niet zou hebben verkregen via de sociale zekerheid of het aansprakelijkheidsrecht. Maar de vergoedingsvoorwaarden tussen beide soorten fondsen verschillen. Waarborgfondsen, zoals het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds of het Fonds voor Slachtoffers van Opzettelijke Misdrijven, fungeert als een opvangnet dat het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht aanvult. Dit soort fondsen komt tussen wanneer de schadeverwekker weliswaar aansprakelijk is, maar hij niet kan worden gevonden, of niet of onvoldoende bemiddeld dan wel verzekerd is. De zgn. schadefondsen, daarentegen, zoals het Asbestfonds of het Fonds Medische Ongevallen, vergoeden slachtoffers zonder dat er sprake is van enige aansprakelijkheid, bv. omdat er geen fout van de schadeverwekker kan worden aangetoond. De Belgische rechtsleer heeft tot nu toe weinig interesse getoond voor deze evolutie naar steeds meer fondsen, laat staan dat er een grondige, overspannende analyse zou bestaan van alle schadevergoedingsfondsen waarin de fondsen en hun sterktes en zwaktes met elkaar worden vergeleken. Dit kan ook verklaard worden door het feit dat ook bij de wetgever elke duidelijke visie op fondsen ontbreekt. Fondsen worden doorgaans gecreëerd n.a.v. een ad hoc behoefte. Zo werd het Fonds voor Technologische Ongevallen opgericht n.a.v. de gasramp in Ghislenghien. Het doel van dit projectvoorstel is een coherente, kritische analyse te maken van deze fondsen. Wij willen een antwoord te bieden op vragen naar de wenselijkheid van die fondsen, de rechtvaardiging ervan, de vraag of de fondsen aan de schadevergoedende functie voldoen en binnen welke termijn, en wie de organisatie en de financiering van die fondsen op zich moet nemen. Op basis van die antwoorden kunnen criteria worden ontwikkeld om de bestaande fondsen te verbeteren en kan worden nagegaan of fondsen in nieuwe domeinen moeten worden opgericht. Het project heeft eveneens tot doel te onderzoeken of de verschillende fondsen geharmoniseerd kunnen worden en kunnen leiden tot een zgn. "Superfonds". De fondsen in België maken de basis uit van het onderzoek. Maar ook de fondsen uit andere landen, zoals de USA, de VK, Frankrijk en Nederland, zullen in het onderzoek worden betrokken. Dit zal ons in staat stellen op basis van een functionele, vergelijkende analyse een beter en kritischer begrip te krijgen van het onderwerp.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Weyts Britt
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Geïnformeerde keuzes in grensoverschrijdende geschillen (IC2BE)
Abstract
Dit project onderzoekt de efficiënte invordering van grensoverschrijdende schulden. We onderzoeken vier Europese Verordeningen: de uitvoerbare titel, of EET (805/2004), het betalingsbevel (1896/2006), de Geringe Vorderingen-Verordening (861/2007), en de beslag-verordening (655/2014).Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Meeusen Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid
Abstract
Vergoedingsfondsen bieden vergoeding aan slachtoffers van ongevallen ongeacht of de schade te wijten is aan een fout. Fondsen zijn gecreëerd wegens de leemten die de drie klassieke vergoedingsbronnen vertonen, nl. het aansprakelijkheidsrecht, de private verzekeringen en de sociale zekerheid. Het is moeilijk de vele voordelen van vergoedingsfondsen niet te zien: vergoeding van slachtoffers die geen zware bewijslast moeten torsen, in een eenvoudige, snelle en administratieve wijze, en zonder ze te verplichten naar de rechter te stappen. Vergoedingsfondsen lijken een deus ex machina te zijn, nu het aantal fondsen sterk stijgt in België. Gelet op het succes van fondsen is het verrassend vast te stellen dat fondsen tot nu toe niet aan een globale, kritische analyse onderworpen zijn geweest. Dit onderzoeksproject heeft tot doel de fondsen te beoordelen in het licht van de mensenrechten, in het bijzonder het recht op toegang tot de rechter (nu bepaalde fondsen die toegang beperken) en het gelijkheidsbeginsel (nu er een ongelijke behandeling is tussen slachtoffers die wel of niet een beroep op een fonds kunnen doen). Bovendien zal worden onderzocht of fondsen hun doelstellingen bereiken:een redelijke schadevergoeding, makkelijke toegang, coherent en transparant. Tot slot zal dit project nagaan wie deze fondsen moet financieren: de overheid of de private sector.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Weyts Britt
- Mandaathouder: Vanhooff Larissa
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Financieel toezicht in de verzekeringssector.
Abstract
Dit project onderzoekt hoe de omzetting van de Solvency II-richtlijn in de wet van 13 maart 2016 en de uitbreiding van de MiFID-gedragsregels naar de verzekeringssector de toets aan het proportionaliteitsbeginsel als algemeen rechtsbeginsel kunnen doorstaan. Vanuit dit perspectief analyseert het onderzoek aldus zowel het prudentieel toezicht als het gedragstoezicht op de verzekeringssector. De doelstelling is om aanbevelingen te formuleren voor de wetgever enerzijds, en voor de Nationale Bank van België en de FSMA anderzijds.Onderzoeker(s)
- Promotor: Weyts Britt
- Co-promotor: Vansweevelt Thierry
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het kind in procedures over internationale kinderontvoering in Europa (VOICE).
Abstract
Dit project onderzoekt hoe rechters de beste belangen van het kind beoordelen in hun rechtspraak over de terugkeer van ontvoerde kinderen. Onderzoek gebeurt in verschillende EU landen: België; Bulgarije, Duitsland, Frankrijk, Griekenland, Hongarije, Italië, Polen, Nederland, Spanje, Zweden, alsook van het Europees hof voor de Rechten van de Mens en het Europees Hof van Justitie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De functie van en de criteria voor intergenerationeel erfrecht.
Abstract
Op grond van het Belgische intestaaterfrecht zijn de afstammelingen erfgerechtigd. Het enige criterium voor deze erfgerechtigdheid is de juridische afstammingsrelatie, zodat verschillende gezinsvormen in de kou staan. Niettegenstaande de maatschappelijke evoluties (bv nieuw samengestelde gezinnen, homoseksuele koppels met kinderen, ea) kunnen enkel afstammelingen met een juridische afstammingsband tot de nalatenschap komen; biologische afstamming volstaat niet; sociaal ouderschap evenmin. De vestiging van een juridische afstammingsrelatie is bovendien voldoende; andere vereisten (zoals bijvoorbeeld behoeftigheid, afhankelijkheid of de band met de juridische ouder) bestaan niet. Zowel het Europees Hof voor de Rechten van de Mens als het Grondwettelijk Hof erkennen nochtans deze variëteit aan gezinssituaties. Ook in de omringende landen erkent de (civiele) wetgever dergelijke nieuwe gezinsvormen. Zelfs de Belgische wetgever doet dat, zij het vooralsnog in belendende domeinen, zoals het onderhoudsrecht of het fiscaal recht. Deze ontwikkelingen nopen tot reflectie over de functie en de criteria voor intergenerationeel ab intestaat erfrecht. Dit onderzoek focust op de vraag of juridische afstamming noodzakelijk én voldoende kan zijn om tot ab intestaat erfrechtelijke aanspraken te besluiten. Om deze vraag te beantwoorden zal de functie van intergenerationeel erfrecht worden onderzocht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Barbaix Renate
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Orgaanhandel en mensenhandel met het oog op orgaanwegname: Een beschrijvende en kritische analyse van internationale juridische kaders en hun implementatie.
Abstract
Orgaanhandel – dit omvat meer bepaald het gebruik van financiële compensatie of andere illegale middelen om een orgaan te verkrijgen – is een fenomeen dat nationale regeringen, juridische experten en artsen zeer ernstige zorgen baart, omwille van de exploitatie die ermee gepaard gaat en zijn nadelige effecten op de integriteit van het transplantatiesysteem. De strijd tegen orgaanhandel is pas zeer recent een prioriteit geworden voor intergouvernementele mensenrechten-, veiligheids- en rechtshandhavingsorganisaties, zoals de Verenigde Naties, de Raad van Europa, de Europese Unie, de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa en Interpol. Als gevolg hiervan zijn verschillende internationale juridische instrumenten tot stand gekomen die commerciële transacties, dwang en fraude verbieden in het kader van orgaandonatie. In een parallelle juridische ontwikkeling is het verwijderen van organen ook opgenomen in de internationale juridische instrumenten die werden ontwikkeld in de strijd tegen mensenhandel. In navolging van deze bindende strafrechtelijke instrumenten inzake mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen en ter remediëring van hun tekortkomingen heeft de Raad van Europe recent een Verdrag tegen de Handel in Menselijke Organen aangenomen, waardoor een parallel strafrechtelijk regime tot stand kwam. Omwille van het zeer recente karakter van de strafrechtelijke regimes ontwikkeld met betrekking tot orgaanhandel en mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen, is er zeer grote belangstelling in (1) een duidelijke afbakening tussen beide types misdaad en (2) de wijze waarop de relevante juridisch bepalingen op dit moment geïmplementeerd worden en best geïmplementeerd zouden worden in de nationale wetgeving. Als gevolg van de heterogene oorsprong van beide juridische regimes bestaat er daarenboven aanzienlijke onduidelijkheid over een aantal cruciale juridische kwesties. Het voorgestelde onderzoek zal een grondige juridische analyse inhouden van de precieze reikwijdte en afbakening van de parallelle internationale wettelijke kaders die werden ontwikkeld rond orgaanhandel en mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen. Hierbij zal bijzondere aandacht worden besteed aan het belang van het onlangs door de Raad van Europa aangenomen Verdrag tegen de Handel in Menselijke Organen, dat door België en enkele andere lidstaten van de Raad van Europa ondertekend werd op de ondertekeningsceremonie op 25 maart 2015. Vervolgens zal de normatieve geldigheid worden onderzocht van belangrijke beleidsopties in de implementatie van beide wettelijke regelingen. Dit zal een evaluatie behelsen van (1) de (on)wenselijkheid van de strafbaarstelling van donoren en/of ontvangers en (2) de omvang van de meldingsplicht vanwege artsen die geconfronteerd worden met orgaanhandel en mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen. Vervolgens zal een rechtsvergelijkende analyse worden uitgevoerd van relevante wetsbepalingen die nu in voege zijn in (a) België en de buurlanden, (b) Europese landen die betrokken zijn geraakt bij orgaanhandel en mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen (zoals Moldavië, Spanje en Turkije) en (c) niet-Europese landen die recent relevante wetsbepalingen hebben aangenomen (zoals de Verenigde Staten, Israel en Pakistan). Meer in het bijzonder zal dit een onderzoek inhouden van (1) de strafrechtelijke bepalingen inzake mensenhandel met het oog op het verwijderen van organen, (2) de strafrechtelijke bepalingen inzake orgaanhandel en (3) de beschermings- en preventieve maatregelen die momenteel in de nationale transplantatieregulering van toepassing zijn. Op basis van de bevindingen van dit onderzoek zullen ten slotte tekortkomingen en best practice voorbeelden worden geïdentificeerd en beleidsregels worden ontwikkeld voor de bevoegde nationale en internationale instanties over de wijze waarop de relevante bepalingen best kunnen worden geïmplementeerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Mandaathouder: Gawronska Sylwia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De functie van en de criteria voor intergenerationeel erfrecht.
Abstract
Het Belgisch intestaat erfrecht tussen verschillende generaties is gebaseerd op juridische afstamming. Het enige criterium om intestaat te erven is dus de juridische bloedverwantschap. Dit criterium omvat echter verschillende familiale situaties niet. Vandaag is het maatschappelijk begrip van familiale relaties niet langer beperkt tot juridische afstammingsrelaties. Er is namelijk een tendens naar meer verschillende familiale relaties die worden ingevuld naar keuze, maar niet per se op een juridische manier vorm (kunnen) krijgen. Ondanks deze maatschappelijke evolutie, kunnen enerzijds kinderen die enkel een socio-affectieve of biologische band hebben met de overledene niet erven omwille van het noodzakelijke vereiste van juridische bloedverwantschap. Omdat juridische bloedverwantschap voldoende is om te erven -geen enkel andere criterium geeft recht op intestaat erfaanspraken-, worden anderzijds noch de financiële behoeftigheid van juridische bloedverwanten noch hun goede of slechte relatie met de erflater in rekening gebracht voor hun erfaanspraken. Nochtans houdt de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en het Belgisch Grondwettelijk hof in toenemende mate rekening met dergelijke verschillende familiale situaties. Er is dus een evolutie in deze rechtspraak om in mindere mate rechtsgevolgen te verbinden aan het loutere criterium van juridische afstamming. Deze evolutie is ook merkbaar in buitenlandse rechtsstelsels, zoals bv. in Nederland waar het mogelijk is om de erfrechtelijke aanspraken van stiefkinderen op gelijke voet te plaatsen met deze van juridische kinderen. Bovendien is in andere Belgische rechtsdomeinen juridische bloedverwantschap niet het enige criterium waaraan rechten zijn gekoppeld. Zo kunnen in het onderhoudsrecht biologische kinderen een onderhoudsvordering instellen tegen de nalatenschap van hun biologische ouder, wanneer zij financieel behoeftig zijn. Deze maatschappelijke en juridische tendensen leiden tot vragen naar de hedendaagse functie van en de criteria voor intergenerationeel erfrecht. Daarom zal in dit onderzoek worden nagegaan of juridische bloedverwantschap noodzakelijk is om te erven, en of het voldoende is om te erven. Om deze vragen te beantwoorden zal de functie van het erfrecht in de maatschappij worden bepaald.Onderzoeker(s)
- Promotor: Barbaix Renate
- Co-promotor: Swennen Frederik
- Mandaathouder: Wuyts Linde
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Empowering Europese families.
Abstract
Empowering European Families (EEF) is een onderzoeksproject dat streeft naar harmonisatie van het (internationaal) privaatrecht in verband met contractmogelijkheden van gehuwde, geregistreerde of samenwonende partners in de EU.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoek naar een onderdeel van het Belgisch familierecht, in het kader van een WODC-onderzoek naar vermogensbeheer bij minderjarigen.
Abstract
Dit project omvatte het Belgische rapport voor een onderzoek voor het WODC (Ministerie voor Veiligheid en Justitie NL) uitgevoerd door de Universiteit Groningen naar vermogensbeheer voor minderjarigen door hun ouders.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Verwantschapsstudies en gezondheidsrecht.
Abstract
Mijn onderzoek spitst zich toe op de domeinen van orgaanhandel, draagmoederschap en experimentele geassisteerde voortplantingstechnologieën. Wat orgaanhandel betreft zal ik een juridische analyse maken van de evolutie en draagwijdte van het concept orgaanhandel en zal ik dit concept vergelijken met het concept van mensenhandel voor orgaanwegname. Dit zal worden gevolgd door een vergelijkende juridische analyse van nationale transplantatiereguleringen en strafrechtelijke bepalingen die nuttig zijn om deze types van misdaden tegen te gaan. Bovendien zal ik ook onderzoek doen naar de juridische en ethische analyse van belangrijke beleidsopties in de strijd tegen orgaanhandel. Met betrekking tot draagmoederschap zal ik onderzoek doen naar (de evolutie van) de regulering van draagmoederschap op supranationaal vlak en in België en een aantal andere landen. Speciale aandacht zal hierbij besteed worden aan het (vermeend) recht tot voortplanting, aan juridische problemen met betrekking tot de nationaliteit en afstamming van kinderen geboren als gevolg van internationale draagmoederschapsregelingen en aan de uitdagingen van commercieel draagmoederschap. Het laatste onderwerp focust zich op de juridische implicaties van experimentele geassisteerde voortplantingstechnologieën, met bijzondere aandacht voor baarmoedertransplantatie, mitochondrial replacement technology en artificiële gameten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Assche Kristof
- Mandaathouder: Van Assche Kristof
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Rechtzekerheid versus toegang tot een recher.
Abstract
SITUERING – In het recht kunnen partijen op verschillende manieren een geschil beëindigen: van louter onderhandelen tot de zaak bij een rechter brengen. Een courante wijze waarop partijen geschillen beëindigen, is door het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Dit is een conventioneel mechanisme waarmee partijen zelf een definitief einde stellen aan een tussen hen gerezen geschil of onzekerheid. De belangrijke (psychologische) impact van deze overeenkomst mag niet worden onderschat. Partijen vermijden aanzienlijke advocatenkosten en een lange procesduur, aangezien er geen beroep op een rechter moet worden gedaan. Dit instrument kan dus binnen het kader van Alternative Dispute Resolution (ADR) worden geplaatst, een mindset die door Europa sterk wordt gestimuleerd. Het minnelijk regelen van schadegevallen wordt bij uitstek in de verzekeringssector gestimuleerd. Zo kent de wetgever in het verzekeringsrecht in bepaalde gevallen zelfs de plicht om een minnelijke schikking te treffen. Dit wordt in de praktijk gevolgd: in maar liefst 80 % van alle gevallen waarin men de rechtsbijstandverzekering aanspreekt, komt het tot een vorm van een vaststellingsovereenkomst. KNELPUNT: RECHTSZEKERHEID VERSUS TOEGANG TOT EEN RECHTER - Partijen willen zelf, door middel van een overeenkomst, maximale rechtszekerheid bekomen. Rechtszekerheid is de zekerheid die partijen willen dat het geschil definitief tot een einde komt. Zij willen dus een rechterlijke tussenkomst vermijden. Niettemin is er erg veel (tegenstrijdige) rechtspraak over deze overeenkomsten. Dit probleem zorgt voor een grote rechtsonzekerheid. Er is daarom dringend nood aan duidelijkheid over deze mechanismen, zodat partijen exact weten wat de (juridische) waarde van de door hen gesloten vaststellingsovereenkomst is en het gebruik van ervan kan toenemen. Een duidelijk juridisch kader kan de betrokkenen alleen maar ten goede komen. Aan de andere kant is het een fundamenteel mensenrecht dat elke burger toegang tot een rechter heeft. Dit principe is zowel in nationale als internationale rechtsbronnen gewaarborgd. Daarom is het logisch dat partijen een rechter niet zomaar buitenspel kunnen zetten. Toch is dit exact wat partijen willen bereiken met het sluiten van een vaststellingsovereenkomst. Indien men echter elke toetsingsbevoegdheid van een rechter uitsluit, kan men manifeste misbruiken niet counteren. Maar waar ligt dan het evenwicht, noodzakelijk voor een rechtszekere en billijke oplossing? DOELSTELLING – Dit project heeft als doel om te onderzoeken hoe en in welke mate partijen zelf deze spanning kunnen remediëren door een nauwkeurige redactie van het contract om zo maximale (rechts)zekerheid te krijgen. Het project past binnen een ruimer doctoraatsonderzoek, ingebed in de Leerstoel Aansprakelijkheids- en Verzekeringsrecht en de Onderzoeksgroep Persoon & Vermogen van de Faculteit Rechten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Portugaels Nick
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Meerouderschap, verwantschapsterminologie en de rol van het recht: een kritische analyse.
Abstract
Dit project gaat na hoe terminologie over nieuwe soorten verwantschappen tot stand komt in een driehoeks-interactie tussen sociale praktijk, publieke opvatting en recht, en hoe die interactie de juridische regulering van verwantschap beïnvloedt. De focus ligt op meerouderschap, dat internationaal prominent op de beleidsagenda staat. Meerouderschap is er als meer dan twee ouders tegelijkertijd zijn verbonden met eenzelfde kind, op grond van biologie, familieleven, intentie, en/of juridisch, bv. ouderschapsprojecten van homo's en lesbiennes of Drie Personen IVF. Wij hebben niet de woorden om te betrokkenen aan te spreken en aan te duiden. Dit hindert de ontwikkeling van meerouderschap in sociale praktijk, publieke opvatting en recht. Het project zal daartoe onderzoeken welke leemtes er bestaan in de genoemde driehoeks-interactie om aan te geven welke strategieën de wetgever kan en moet volgen bij de ontwikkeling van een passend regelgevend kader. Het overstijgen van de binair-seksuele benadering van ouderschap zal toelaten verwantschapsstudies in het algemeen te ontwikkelen. Als law-in-context project ('civilologie') wordt een interdisciplinair methodologisch gehanteerd. Juridische onderzoeksmethoden gaan samen met wetgevingstheorie en verscheidene kwalitatieve onderzoeksmethoden. Dit project zal als eerste systematisch en interdisciplinair de verwantschapsterminologie over nieuwe soorten verwantschappen bestuderen en een regelgevende strategie voorstellen voor de erkenning van meerouderschap. Het project omvat 6 Werkpaketten, die haalbaar zijn want ingebed in de projecten van beide promotoren. W1 omvat een beschrijvende analyse van de theorieën over verwantschapsterminologie en/in het recht en over nieuwsoortige verwantschappen, i.h.b. meerouderschap. W2 is gewijd aan secundaire data-analyse en aan de analyse van verwantschapsterminologie in sociale praktijken en publieke opvattingen. W3 beoogt primaire data-verzameling en –analyse. W4 omvat een literatuurstudie over wetgevingstheorie, in het bijzonder de performatieve effecten van juridische etiketten. W5 biedt een rechtsvergelijkend onderzoek naar de mogelijke wetgevende strategieën bij de erkenning van meerouderschap. W6 zal ten slotte de resultaten van W1-5 integreren met een kritische analyse van de driehoeks-interactie tussen sociale praktijken, publieke opvattingen en recht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Croce Mariano
- Mandaathouder: Cammu Nola
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Voorbij het koppel: de dilemma's in regelgeving en beleidsuitdagingen van alleen-zijn, polyamorie en niet-seksuele huishoudens.
Abstract
Dit project richt zich op de vraag hoe de staat moet omgaan met familieformaties die niet beantwoorden aan de dominante matrix van het liefdespaar, en in het bijzonder hoe hij de uitdagingen en moeilijkheden van deze formaties in recht en beleid kan vertalen. Het project richt zich op alleen-zijn, polyamorie en niet-seksuele huishoudens in België, Italië en het Verenigd Koninkrijk. Het zal gebruik maken van diverse wetenschappelijke methoden en bronnen: rechtstheorie, sociaal-wetenschappelijke data, doctrine en focusgroepen. Voortbouwend op de resultaten mijn eerste drie jaar als FWO Pegasus MC Fellow, zal dit project een perspectief en gevalstudie bieden voor een kernvraag voor het hedendaagse overheidsbeleid: welke wettelijke en beleidsinstrumenten kunnen of moeten uitgevaardigd om om te gaan met seksuele en sociaal-culturele verschillen? Het onderzoek zal worden gevoerd in vier werkpakketten. WP1 omvat een literatuurstudie die een fundament moet leggen voor de overige WP's. WP2 zal gebruik maken van etnografische bevindingen om een beeld te schetsen van de familieformaties waarop dit project betrekking heeft. WP3 zal een gedetailleerde analyse omvatten van de beeldvorming in de media over die formaties gedurende de afgelopen 5 jaar. WP4 zal ten slotte ingaan op de regulerende rol van de staat ten opzichte van de privaatautonomie van burgers in het aangaan en vormen van hun relaties.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Pavlakos Georgios
- Mandaathouder: Croce Mariano
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Rechtsvergelijkend onderzoek meerouderschap en meeroudergezag.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de opdrachtgever. UA levert aan de opdrachtgever de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Grensoverschrijdende procesvoering in Europa: Wetgevend kader voor Internationaal Privaatrecht, de nationale rechterlijke instanties en het Hof van Justitie van de Europese Unie .
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds EU. UA levert aan EU de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Expertisesessies voor het Steunpunt Internationaal Privaatrecht.
Abstract
Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Kruispunt Migratie-Integratie vzw . UA levert aan Kruispunt Migratie-Integratie vzw de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Leerstoel Gezondheidsrecht en Gezondheidsethiek (AHLEC).
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de opdrachtgever. UA levert aan de opdrachtgever de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Dewallens Filip
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderwijsproject
- Onderzoeksproject
Leerstoel Aansprakelijkheidsrecht en Verzekeringsrecht (ALLIC).
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de opdrachtgever. UA levert aan de opdrachtgever de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Weyts Britt
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderwijsproject
- Onderzoeksproject
Verkrijgende verjaring.
Abstract
Verkrijgende verjaring is een oorspronkelijke wijze van eigendomsverkrijging: iemand die gedurende een bepaalde termijn het bezit heeft van een zakelijk recht (eigendom of een beperkt zakelijk recht zoals bv. vruchtgebruik), verkrijgt dat recht. Het huidige Belgische wetgevend kader voor verkrijgende verjaring is vrij complex en onlogisch. Bovendien plaatst recente rechtspraak van het Europees Hof voor de rechten van de mens deze problematiek internationaal in een nieuw daglicht en in de belangstelling. Het onderwerp heeft een groot praktisch belang (bv. aankoop van een goed (bv. gestolen wagen) waarbij naderhand de verkoper niet de eigenaar blijkt te zijn; samenwoners of erfgenamen die in het bezit komen van waardevolle goederen (bv. waardepapieren) alsook discussies m.b.t. de revindicatievordering in beslagprocedures). Dit onderzoeksvoorstel beoogt een coherente, duidelijke en rechtsvergelijkend onderbouwde theorie aan te reiken met de nodige (beleids)aanbevelingen door middel van een fundamentele studie van de verkrijgende verjaring, met een grondige en kritische analyse van de twee constitutieve voorwaarden bij verkrijgende verjaring: bezit en termijn. Het onderzoek analyseert enerzijds op kritische wijze het bestaande systeem van de verkrijgende verjaring, met bijzondere aandacht voor de verantwoording van het huidige systeem en toetst anderzijds de conformiteit ervan met nationale en internationale bronnen alsook zijn actualiteitswaarde. De centrale onderzoeksvraag luidt: In welke mate is het huidige wettelijke kader inzake de verkrijgende verjaring, gelet op nationale en internationale evoluties, houdbaar en welke aanpassingen kunnen worden voorgesteld?Onderzoeker(s)
- Promotor: Carette Nicolas
- Co-promotor: Barbaix Renate
- Mandaathouder: Van de Voorde Johan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Aansprakelijkheidsverzekeringen: tussen bescherming en preventie.
Abstract
Aansprakelijkheidsverzekeringen zijn goed ingeburgerd in onze samenleving, wat blijkt uit het grote aantal verplichte (bv. autoverzekeringen) en facultatieve verzekeringscontracten (bv. gezinsaansprakelijkheidsverzekeringen). Aansprakelijkheidsverzekeringen beschermen de verzekerden tegen de financiële gevolgen van een eventuele aansprakelijkheid. Dit is belangrijk, gelet op het feit dat het belang van het aansprakelijkheidsrecht toeneemt, nu vele slachtoffers menen recht te hebben op schadevergoeding. De fout blijft de basis van het aansprakelijkheidsrecht, hoewel er steeds meer objectieve aansprakelijkheden worden ingevoerd, vaak gekoppeld aan een verzekeringsplicht. Niettemin kan het "verzekerd zijn" leiden tot moral hazard, waarmee bedoeld wordt dat het minder belangrijk is om zorgvuldig te handelen wanneer de gevolgen van foutief gedrag op een verzekeraar kunnen worden afgewenteld. Verzekeraars hebben nood aan instrumenten om dergelijk gedrag tegen te gaan. De bescherming van de verzekerden enerzijds en het tegengaan van onzorgvuldig gedrag anderzijds, vraagt een gebalanceerde aanpak van de wetgever. Te veel klemtoon leggen op bescherming kan onder meer tot te lage premies leiden, terwijl te veel nadruk op preventie bv. te veel uitsluitingen kan impliceren. Dit project onderzoekt de balans tussen beide elementen in het Belgische verzekeringsrecht en is erop gericht voorstellen de lege ferenda te formuleren. Gelet op het maatschappelijk belang van dit onderwerp en het feit dat moral hazard verwijst naar het gedrag van verzekerden, is niet enkel een juridische analyse noodzakelijk maar ook een empirische benadering (rechtspsychologisch en rechtssociologisch). Dit project onderzoekt het wettelijk kader van aansprakelijkheidsverzekeringen en in het bijzonder de vraag of ze voldoende bescherming bieden. Nu moral hazard uitgaat van de veronderstelling dat verzekerden de polisvoorwaarden kennen, moet onderzocht worden of dat zo is. De theorie van legal consciousness zal hiertoe de leidraad zijn.Onderzoeker(s)
- Promotor: Weyts Britt
- Co-promotor: Henskens Charlotte
- Co-promotor: Hubeau Bernard
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Francqui Leerstoel 2012-2013 Prof. Simon Deakin.
Abstract
Op voorstel van de Universiteit, kent de Francqui-Stichting elk jaar twee Francqui-Leerstoelen toe aan de UAntwerpen. Deze zijn bedoeld om de uitnodiging mogelijk te maken van een Professor van een andere Belgische Universiteit of uit het buitenland, voor een reeks van tien lesuren. De Francqui-Stichting betaalt aan de titularis van een Francqui-Leerstoel het honorarium voor deze tien lessen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Expertisesessies voor het steunpunt Internationaal privaatrecht.
Abstract
Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds Kruispunt Migratie-Integratie vzw . UA levert aan Kruispunt Migratie-Integratie vzw de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Groepsverzekeringen: nieuwe uitdagingen voor de wetger?
Abstract
Groepsverzekeringen spelen een essentiële rol in de tweede pensioenpijler, nu zij er meestal toe leiden dat een werknemer een bijkomend kapitaal of rente verwerft na zijn pensionering. De wetgever heeft een specifieke reglementering uitgewerkt in de Wet Landverzekeringsovereenkomst, die steeds meer onder druk komt te staan door uitspraken, wetgeving en evoluties in andere rechtsdomeinen. Bedoeling van dit Klein Project BOF is om de problemen in kaart te brengen en via wetenschappelijk onderzoek voorstellen de lege ferenda, te formuleren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Weyts Britt
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Groepsverzekeringen en huwelijksvermogensrecht: een mislukt huwelijk?
Abstract
Deze KP BOF-aanvraag beoogt fundamenteel, intradisciplinair onderzoek over de gevolgen van groepsverzekeringen op het huwelijksvermogensrecht. Niettegenstaande de veelvuldige toepassing ervan in de praktijk, leidt de huidige regeling tot grote rechtsonzekerheid, onder meer doordat zij reeds meermaals onverenigbaar werd bevonden met het Grondwettelijk gelijkheidsbeginsel. Het KP BOF project beoogt deze praktijk eerst in kaart te brengen en vervolgens de regeling grondig en kritisch te analyseren en te evalueren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Barbaix Renate
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Opportuniteiten en gevolgen van de ratificatie door België van het UNIDROIT '95 verdrag inzake gestolen en illegaal uitgevoerde cultuurgoederen.
Abstract
De opdracht omvat de redactie van een advies over de (1) wenselijkheid van de ratificatie door België van het UNIDROIT-Verdrag betreffende gestolen of onrechtmatig geëxporteerde goederen (1995); (2) de consequenties van de eventuele niet-ratificatie en (3) de consequenties van de eventuele ratificatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Co-promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Luisternetwerk van notarissen. Persoonlijke en patrimoniale planning voor zorgenkinderen.
Abstract
Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Koning Boudewijnstichting. UA levert aan de Koning Boudewijnstichting de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contractOnderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Studie over jongeren (van 18 tot 25 jaar) en het recht op maatschappelijke integratie.
Abstract
Ten eerste willen we een zicht krijgen op de kenmerken van de studenten die een leefloon of een equivalent leefloon aanvragen. Ten tweede staan we stil bij de wetgeving inzake studenten en (equivalent) leefloon en doen een verkennende studie inzake de implementatie van de bestaande wetgeving. In een derde deel gaan we kort in op de doorstroom van studenten uit de bijstand.Onderzoeker(s)
- Promotor: Cuypers Daniël
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationaal privaatrecht: de scheidingslijn tussen europese en nationale regels
Abstract
De bedoeling van dit Klein Project is om mijn onderzoek over de precieze scheidingslijn tussen Europese en nationale regels van internationaal privaatrecht (IPR) uit te bouwen. Mijn doctoraatsthesis (2005) had dit als onderwerp. Sedertdien blijven de vragen over de afstemming van Europese en nationale regels zich (toenemend) stellen. In de eerste plaats wil ik Belgische rechterlijke uitspraken waarin bestaande EU-wetgeving op het gebied van het internationaal privaatrecht wordt toegepast, in een databank te verzamelen. In de eerste fase wordt de databank best intern opgebouwd, om later eventueel publiek te worden gemaakt. De Katholieke Universiteit Leuven heeft in 2003 een website opgericht om Belgische rechtspraak waarin de Europese IPR-regels worden toegepast, kenbaar te maken aan het ruimere publiek. Op dat moment werkte ik mee aan de databank als AAP-lid aan die Universiteit. Het huidig Instituut voor Internationaal Privaatrecht heeft echter beslist om een punt te zetten achter het onderhouden van de databank, en ook om de registratie van de domeinnaam niet te verlengen. Men is bereid om de domeinnaam aan mij over te dragen. Het lijkt me opportuun om deze databank bij te werken en verder uit te bouwen. België heeft op dit moment nog geen omvattende centrale databank van (gepubliceerde en ongepubliceerde) rechtspraak, hoewel sommige andere landen dit wel hebben. Het opzetten van een databank met IPR-rechtspraak zal nuttig zijn voor advocaten en voor academische onderzoekers in België en in andere landen. Het toevoegen van Engelstalige samenvattingen maakt de data beschikbaar voor een breder publiek. De databank kan dan ook bijdragen tot het uniform interpreteren van de Europese instrumenten. Het proces van uniformering van de IPR-regels in the EU staat immers niet los van een correcte en uniforme toepassing van deze regels in de praktijk (bijvoorbeeld door de rechtbanken). Voor het verzamelen van rechtspraak en het invoeren in de databank, worden best jobstudenten ingeschakeld. Naast de databank zou ik ook graag een studiedag over het IPR in april 2011 willen bijwonen (en mogelijk meerdere studiedagen) en boeken kopen die relevant zijn voor het onderzoek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Steunpunt Gelijkekansenbeleid.
Abstract
Het steunpunt wil de Vlaamse overheid wetenschappeiijk ondersteunen op het vlak van gelijke kansen. Dit gebeurt door op een geïntegreerde manier multidisciplinaire expertise en onderzoekspotentieel te ontwikkelen en ter beschikking stellen. Tevens wii het steunpunt de gegevens, de analyses en onderzoeksresultaten gestructureerd en gericht ontsluiten naar de doelgroepen, andere actoren en het brede publiek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Cuypers Daniël
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het juridische statuut van het ongeboren menselijke leven.
Abstract
Het juridische statuut van het ongeboren menselijke leven is naar huidig recht onzeker en betwist. Het doel van dit proefschrift is na te gaan welk (algemeen) juridisch statuut aan dit leven behoort toe te komen. Hiertoe wordt eerst een analyse gemaakt van de huidige juridische bescherming van het menselijke leven vanaf het ogenblik van de bevruchting tot aan de geboorte. Daarnaast zal ook het juridische persoonsbegrip grondig worden onderzocht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Mandaathouder: Huygens Annelore
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het juridisch-ethisch statuut van menselijk lichaamsmateriaal, in het bijzonder organen en weefsels.
Abstract
Zowel voor therapeutische als onderzoeksdoeleinden is afgestaan menselijk lichaamsmateriaal zeer waardevol, bv. bloed, sperma, eicellen, organen en weefsels. Doel van het project is na te gaan wat het juridisch - ethisch statuut is van afgestaan lichaamsmateriaal, wat de argumenten pro en contra zijn tegen commercialisering van afgestaan lichaamsmateriaal en wat de rol is van de overheid.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Cras Patrick
- Co-promotor: Mortelmans Dimitri
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Dwarsverbindingen tussen publieke en private verzamelingen van hedendaagse beeldende kunst.
Abstract
Private verzamelaars van hedendaagse beeldende kunst ontwikkelen veeleer eigen juridische structuren voor opbouw, beheer en overdracht van hun verzameling, dan synergie te zoeken met publieke verzamelingen. Het ontbreekt de overheid aan een efficiënt instrumentarium om wederzijdse dwarsverbindingen tot stand te brengen. Een onderzoek naar het private resp. publieke instrumentarium moet toelaten betere dwarsverbindingen mogelijk te maken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Werken aan een betere levenskwaliteit van personen met dementie en hun omgeving.
Abstract
Met het project wil de Koning Boudewijnstichting bijdragen tot een verbetering van de levenskwaliteit van mensen die lijden aan dementie en hun omgeving door het beeld van de ziekte te veranderen, met als achtergrond de manier waarop de ziekte wordt beleefd, de autonomie, de verbondenheid en de afhankelijkheid van de persoon in de verschillende stadia van de ziekte. Daarbij zullen vooral de zorgverlening en het juridische apparaat diepgaand worden onderzocht. Dit deelproject omvat de reactie van een rapport over het juridische apparaat, waarin knelpunten worden aangekaart m.b.t. het beheer van goederen en m.b.t. de toepassing van de wet betreffende de bescherming van de persoon van de geesteszieke (zowel problemen waarmee patiënten of hun familie geconfronteerd worden als die ontmoet door andere actoren: vrederechters, notarissen, artsen, voorlopige bewindvoerders...) en waarin aanbevelingen worden geformuleerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het medisch-ethisch-juridisch statuut van stamcellen en stamcelonderzoek.
Abstract
Doel van het project is op zoek te gaan naar de toegangs-,kwaliteits-en veiligheidsvoorwaarden van stamcelonderzoek, in het licht van ethisch ¿ juridische beginselen als de autonomie van de persoon en de beschermwaardigheid van embryo's, in interactie met de voortdurende evolutie van de geneeskunde op dit vlak.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Berneman Zwi
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het juridische statuut van het ongeboren menselijke leven.
Abstract
Het juridische statuut van het ongeboren menselijke leven is naar huidig recht onzeker en betwist. Het doel van dit proefschrift is na te gaan welk (algemeen) juridisch statuut aan dit leven behoort toe te komen. Hiertoe wordt eerst een analyse gemaakt van de huidige juridische bescherming van het menselijke leven vanaf het ogenblik van de bevruchting tot aan de geboorte. Daarnaast zal ook het juridische persoonsbegrip grondig worden onderzocht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
- Mandaathouder: Huygens Annelore
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Monitoring van de kwaliteit van zorgen rond levensbeëindiging in Vlaanderen. (MELC-study)
Abstract
Het doel van de studie is tweevoudig. Eerst wil de studie de zorgbeslissingen aan het einde van het leven evalueren in de medische praktijk in Vlaanderen, en deze gegevens vergelijken met de gegevens in Nederland. Verder wenst de studie kwaliteitsindicatoren te ontwikkelen voor zorg en beslissingen aan het levenseinde.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De positie van de psychiatrische patiënt in de patiëntenrechtenwet.
Abstract
Onderzoeker(s)
- Promotor: Vansweevelt Thierry
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Modern Europees familierecht: het Zuid-Afrikaanse voorbeeld.
Abstract
De Europese instellingen zijn niet rechtstreeks bevoegd op het gebied van het materiële familierecht. Toch kan het bestaan van een Europees familierecht niet worden ontkend. De inhoud ervan is op het eerste gezicht vrij conservatief, zodat hij de moderne evoluties in de gezinsvorming niet opvangt. Aan de hand van vergelijkbare ontwikkelingen in Zuid-Afrika, wordt in dit onderzoek nagegaan hoe het Europese familierecht met gebruik van de beschikbare instrumenten kan moderniseren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoek naar de rechtspraak inzake bestaansminimum en maatschappelijke dienstverlening (deel 2003).
Abstract
Analyse van vonnissen en arresten van arbeidsgerechten betreffende het bestaansminimum (federaal) en sociale dienstverlening (OCMS's) in België. Jaarlijkse publicatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Cuypers Daniël
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject