Lopende projecten
De rol van schuldinzicht, berouw en spijtbetuigingen in de besluitvorming van de rechter bij de straftoemeting en de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten.
Abstract
Om individualisering mogelijk te maken geniet de Belgische strafrechter van een grote beoordelingsvrijheid bij de straftoemeting en de strafuitvoering. De laatste jaren wordt daarbij steeds meer belang gehecht aan de persoon van de dader en zijn persoonlijke verbetering. Toch blijft er grote onduidelijkheid bestaan over hoe en op welke wijze de rechter daaraan invulling geeft in de praktijk. De combinatie van een grote rechterlijke vrijheid en een gebrekkige kennis over de invulling van deze vrijheid is onhoudbaar in het licht van de consistentie in de rechtspraak, rechtszekerheid en rechtvaardigheid. Dit doctoraat wil hieraan tegemoetkomen door omvattend onderzoek te verrichten naar de rol van schuldinzicht, berouw en spijtbetuigingen in de besluitvorming van de rechter in de straftoemeting en de toekenning van strafuitvoeringsmodaliteiten. Daarbij zal getracht worden om het huidige Belgische wettelijke kader (law in the books) en de toepassing daarvan in de praktijk (law in action) in kaart te brengen. Ook zullen inzichten worden verworven in de invulling van deze subjectieve concepten. Tot slot zal de wenselijkheid van de huidige Belgische situatie worden beoordeeld in het licht van bovenstaande beginselen. Om een totaalbeeld te krijgen zullen de klassiek juridische methode, bestaande uit een analyse van wetgeving, rechtspraak en rechtsleer, en de rechtsvergelijking met Nederland aangevuld worden met empirisch onderzoek en interdisciplinair onderzoek inzake de rechtspsychologie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Mandaathouder: Verdickt Maartje
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Duurzame minnelijke invordering van consumentenschulden: nieuwe normen voor efficiënt en ethisch invorderen (SUSTDEBT).
Abstract
Hoewel een groot deel van de Europese bevolking in rijkdom leeft, zijn vele gezinnen niet in staat om hun schulden te betalen. Hun schuldeisers bevinden zich vaak ook in een moeilijke positie, ze rekenen op betaling om zelf financiële moeilijkheden te vermijden. Invorderingskantoren profiteren hiervan en bieden hun diensten aan tegen hoge kosten. Dit leidt tot een aanzienlijke verhoging van de schuld, waardoor de schuldenaar in een negatieve schuldenspiraal terecht komt en uiteindelijk in armoede belandt. In verschillende Europese landen kaarten specialisten en praktijkbeoefenaars deze problematiek aan. De bestaande wetgevende aanpak is ontoereikend en fragmentarisch. In tijden waar de schuldenproblematiek exponentieel toeneemt omwille van de pandemie, zoekt SUSTDEBT naar een werkbare oplossing. Duurzame invordering heeft zowel oog voor efficiëntie als voor ethische aspecten. SUSTDEBT stelt een tweeledige aanpak voor om de complexe uitdagingen bij invordering van consumentenschulden passend te beantwoorden. Vertrekkend vanuit een grondrechtelijke analyse, verrijkt met rechtsvergelijkend en empirisch onderzoek, wil SUSTDEBT efficiënte en ethische invordering helder omschrijven en concretiseren. Vervolgens worden deze kernprincipes vertaald naar specifieke (wets)voorstellen om duurzame minnelijke invordering vorm te geven. De verwachte onderzoeksresultaten kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de realisatie van efficiënte en ethische invordering in België en de EU.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vanlerberghe Beatrix
- Co-promotor: Rutten Stefan
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
- Co-promotor: Vanmeenen Melissa
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Leerstoel Veiligheidswetenschappen.
Abstract
Meer dan fysieke belasting Mensura wil dat werknemers recht hebben op een veilige en gezonde werkplaats. De organisatie zet ook volop in op burn-outpreventie. Dr. Gretel Schrijvers, algemeen directeur van Mensura vertelt: "Werknemers moeten bijvoorbeeld veilig (leren) werken met machines en gevaarlijke producten. En ze hebben uiteraard ook ergonomische werkplekken en -methodes nodig. Maar het gaat over meer dan fysieke belasting. Welzijn op het werk omvat ook de aanpak van grensoverschrijdend gedrag, het voorkomen van werkgerelateerde stress en de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. Deze zaken willen we binnen de Leerstoel meegeven aan de studenten van de master veiligheidswetenschappen."Onderzoeker(s)
- Promotor: Lenaerts Silvia
- Promotor: Reyniers Kelly
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
- Onderwijsproject
Leerstoel Geïntegreerde Veiligheid - Chemie en Life Sciences.
Abstract
Veiligheid is topprioriteit Ook industriefederatie essensia is ervan overtuigd dat de veiligheidswetenschapper van morgen best zo breed mogelijk is gevormd om alle uitdagingen te kunnen aangaan. Frank Beckx, gedelegeerd bestuurder essenscia vlaanderen: "Veiligheid is een absolute topprioriteit bij chemie- en farmabedrijven. Niet enkel in industriële processen, maar bijvoorbeeld ook voor de beveiliging van bedrijfsterreinen, transportveiligheid van goederen én werknemers of crisisbeheer bij eventuele incidenten. Deze gespecialiseerde opleiding, waarbij verschillende veiligheidsaspecten vanuit alle hoeken worden bekeken, biedt studenten heel wat jobkansen bij internationale ondernemingen en kmo's in de sector.Onderzoeker(s)
- Promotor: Lenaerts Silvia
- Promotor: Reyniers Kelly
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderwijsproject
- Onderzoeksproject
Afgelopen projecten
Overzicht van regelgeving, CAO's en rechtspraak m.b.t. psychosociale risico's op het werk in België
Abstract
Landenrapport over psychosociale risico's op het werk in België Het doel van deze studie is het beknopt in kaart brengen van wetgeving m.b.t. psychosociale risico's (inclusief toepassingsgebied en maatregelen) en CAO'sOnderzoeker(s)
- Promotor: Reyniers Kelly
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De rechtspositie van de vreemdeling bij een strafrechtelijke veroordeling in België.
Abstract
Het strafrechtelijk en vreemdelingrechtelijk beleid zijn steeds meer verweven, met enorme spanningsvelden tussen de twee rechtsgebieden tot gevolg. Hoewel meerdere wetswijzigingen zijn doorgevoerd, is er nooit een alomvattend onderzoek gedaan naar de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke positie van de vreemdeling bij een strafrechtelijke veroordeling. Dit doctoraat zal onderzoeken welke straffen, bestraffingsmodaliteiten en strafuitvoeringsmodaliteiten de strafrechters (kunnen) opleggen aan vreemdelingen die legaal of illegaal in België verblijven. Daarnaast wordt onderzocht wat de invloed is van een strafrechtelijke veroordeling op de mogelijkheid tot weigering of intrekking van het verblijf met uitwijzing tot gevolg, en op het verkrijgen en intrekken van de Belgische nationaliteit. Verder zal dit doctoraat de hogere rechtsregels en algemene principes die deze rechtspositie bepalen identificeren en de Belgische wetgeving en praktijk aan de hand hiervan evalueren. Tevens wordt onderzocht in welke mate het feit dat beslissingen tot uitwijzing en weigering van de nationaliteit worden genomen door de administratie in tegenstelling tot de strafrechtbank, invloed heeft op de rechtsbescherming van de vreemdeling en de overeenstemming van deze beslissingen met de hogere rechtsregels en principes. Dit onderzoek zal gebaseerd zijn op wetgeving, rechtspraak en empirische data. Bovendien zal geïntegreerde rechtsvergelijking met Frankrijk en Zwitserland plaatsvinden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Co-promotor: Vanheule Dirk
- Mandaathouder: Vandennieuwenhuysen Ellen
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Opstellen van een set van criteria voor depenalisering en toepassing ervan door aanleveren van onderbouwde voorstellen tot depenalisering.
Abstract
Dit voorstel beoogt bij te dragen aan de uitbouw van een accuraat handhavingsbeleid. Hiertoe wordt enerzijds een set van criteria voor depenalisering opgesteld. Anderzijds worden onderbouwde voorstellen tot depenalisering aangeleverd. Als uitgangspunt wordt het taxatie-instrument strafwaardigheid ontwikkeld door de Dienst Strafrechtelijk Beleid als startpunt genomen en wordt rekening gehouden met de vooropgestelde hervorming van het Strafwetboek die ook doorwerkt op deelstatelijk niveau. Bij het vraagstuk van de al dan niet depenalisering mag ook de proportionaliteitstoets niet uit het oog worden verloren. Wij stellen voor om het onderzoek te voeren onder begeleiding van een intra- en interdisciplinair wetenschappelijk team waarin alle relevante deskundigheidsgebieden vertegenwoordigd zijn: strafrecht, bestuursrecht en criminologie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Co-promotor: Opdebeek Ingrid
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Procedurele rechtvaardigheid bij online conflictafhandeling: een empirisch onderzoek.
Abstract
Dit project betreft procedurele rechtvaardigheid bij Online Conflictafhandeling (ook in het Nederlands afgekort als ODR, Online Dispute Resolution). ODR werd beschouwd als een oplossing voor bepaalde types van geschillen, die voorheen niet behoorlijk werden afgehandeld. Daarnaast werd verwacht dat ODR de efficiëntie op het vlak van conflictafhandeling zou vergroten en dat ODR andere, nieuwe kwaliteiten zou introduceren op het vlak van conflictafhandeling, zoals het creëren van win-win situaties. De vraag rijst of ODR deze hoge verwachtingen ook heeft ingelost. Een kritische blik op het huidige ODR landschap dringt zich dan ook op. Een goede graadmeter voor de kwaliteit van de huidige ODR mechanismen vormt de procedurele rechtvaardigheid van deze mechanismen. Vertrekkende van de bestaande praktijken inzake ODR, wil het voorgestelde onderzoek nagaan hoe procedurele rechtvaardigheid, zoals dit concept werd ontwikkeld voor de beoordeling van de kwaliteit van rechtbankgebonden conflictafhandeling, wordt bereikt door de drie meest voorkomende wijzen van online conflictafhandeling: (online) onderhandelen, (online) bemiddelen en (online) arbitrage. Dit project hanteert een multi-methodologische aanpak, waarbij klassiek literatuuronderzoek wordt gecombineerd met empirisch onderzoek. Eerst en vooral wordt de theorie van procedurele rechtvaardigheid en de wijzen waarop de procedurele rechtvaardigheid wordt gemeten onderzocht. Het empirisch luik van het onderzoek streeft ernaar om alle thans actieve ODR initiatieven wereldwijd in kaart te brengen (vermoedelijk betreft het ongeveer een honderdtal initiatieven) en na te gaan hoe elk van deze initiatieven waakt over de procedurele rechtvaardigheid bij online onderhandelen, bemiddelen en arbitrage. Op basis van de resultaten van het literatuur- en het empirisch onderzoek, zal ten slotte getracht worden om de essentiële vereisten te bepalen noodzakelijk om procedurele rechtvaardigheid te waarborgen bij onderhandelen, bemiddelen of arbitrage door middel van een ODR platform. Door procedurele rechtvaardigheid bij ODR mechanismen te onderzoeken, wil dit project de leemte vullen inzake academisch onderzoek naar de invloed van technologie op en de betekenis van technologie voor de procedurele rechtvaardigheidstheorie. Door de ODR aanbieders en hun diensten wereldwijd in kaart te brengen, levert het onderzoek een belangrijke bijdrage aan het verzamelen van empirische gegevens over ODR, die nuttig gebruikt zullen kunnen worden voor later onderzoek. Het voorgestelde onderzoek streeft ernaar een belangrijke en originele bijdrage te leveren aan het groeiend wetenschapsdomein van de buitengerechtelijke conflictafhandeling. Het onderzoek kan voorts bijdragen tot een grotere bewustwording bij het grotere publiek van de mogelijkheden die ODR voor bepaalde types van conflicten biedt. Het onderzoek is tevens relevant voor de aanbieders van ODR mechanismen. De door het onderzoek vastgestelde 'best practices' om de procedurele rechtvaardigheid bij ODR te waarborgen, zullen door andere ODR platformen kunnen worden geïmplementeerd. Door de waarborgen inzake procedurele rechtvaardigheid te verhogen, kan het vertrouwen van het grote publiek in ODR toenemen, wat een noodzakelijke voorwaarde is voor de verdere groei van ODR als een volwaardige wijze van conflictafhandeling.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rutten Stefan
- Co-promotor: Nigmatullina Dilyara
- Co-promotor: Vanlerberghe Beatrix
- Mandaathouder: Beretta Rachele
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het zwijgrecht en aanverwante rechten tijdens het politieverhoor in de fase van het strafrechtelijk vooronderzoek in de EU: juridische en empirische studie, en bijhorende best practice (EmpRISe)
Abstract
Dit project draagt rechtstreeks bij tot de prioriteiten van de EU call, namelijk een effectieve en coherentie implementatie van de Directive 2016/343, alsook van de Directives 2013/48/EU en 2016/1916. Het project zal zowel juridisch als empirisch onderzoek voeren naar de aspecten die de implementatie van het zwijgrecht en andere gerelateerde rechten zoals het recht op rechtsbijstand, het recht op informatie , toegang tot materieel bewijs of de procedurele waarborgen voor kwetsbare verdachten, dit in de context van de fase van het strafrechtelijk vooronderzoek, meer bepaald het verdachtenverhoor. Het onderzoek vindt plaats in vier EU lidstaten: België, Nederland, Italië en Ierland. Deze landen werden geselecteerd met het oog op het garanderen van variatie in gerechtelijke procedures/systemen alsook geopolitieke situaties. In het kader van het project zal een rechts vergelijking worden uitgevoerd die leidt tot het identificeren van mechanismes en factoren die de implementatie van bovenvermelde provisies beïnvloeden. Best practices in het effectueren van deze provisies in de dagelijkse praktijk van juridische actoren zullen worden geïdentificeerd aangezien er een lacune bestaat in de kennis die noodzakelijk is voor de effectieve inwerkingtreding van het zwijgrecht in het strafrechtelijke vooronderzoek in diverse lidstaten. Dit project heeft als doel om deze lacunes te bestuderen. Bijkomend heft dit project als doel om bij te dragen aan een meer evidence-based beleidsmatig discours met betrekking tot het zwijgrecht op Europees niveau alsook in de individuele lidstaten. Het zwijgrecht is één van de procedurele rechten die politie het meest bediscussieerd word ten waarvan de rationale soms in vraag wordt gesteld (bijvoorbeeld in het licht van verdachten van terrorisme of georganiseerde criminaliteit). Tegelijk is het discours betreffende het zwijgrecht vaak gedomineerd door niet getoetste en algemene assumpties, zoals 'enkele schuldigen zwijgen' of 'het zwijgrecht blokkeert effectieve onderzoeken'. Dit project heeft dan ook als doel betrouwbare en robuuste empirische data te genereren inzake de praktische implicaties van de implementatie van het zwijgrecht met het oog op het vergroten van de kwaliteit van het relevante discours ter zake.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vanderhallen Miet
- Co-promotor: Rozie Joëlle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Naar een evenwicht tussen de normatieve en controlerende functie van het Hof van Cassatie.
Abstract
Dit doctoraatsonderzoek behelst de vraag naar de huidige rol van het Belgische Hof van Cassatie, mede in het licht van de rechterlijke dialoog met andere (Europese) hoogste rechtscolleges en wat die rol idealiter zou moeten zijn. Om de hoofdonderzoeksvraag te beantwoorden vertrekt het onderzoek van een analyse van de wetgeving en rechtsleer inzake de huidige rol en werking van het Belgische Hof van Cassatie, mede in het licht van de wisselwerking met andere (Europese) hoogste gerechtshoven, als het Grondwettelijk Hof, het Europees Hof van Justitie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Eenzelfde analyse zal gebeuren voor de Franse Cour de cassation, de Nederlandse Hoge Raad en het Duitse Bundesgerichtshof. Vanuit dit klassiek juridisch en rechtsvergelijkend onderzoek kan een algemeen theoretisch kader worden geschetst over de rol en werking van bovengenoemde hoogste gerechtshoven. Vervolgens beoogt het doctoraatsonderzoek na te gaan hoe de rechterlijke dialoog tussen voornoemde hoogste gerechtshoven (nationaal versus Europees) in de praktijk gebeurt en wat daarvan de invloed is op de nationale rechtspraak. Concreet zal op basis van een selectie van cassatierechtspraak uit België, Frankrijk, Nederland en Duitsland getoetst worden in welke mate de hoogste rechtscolleges omgaan met rechtspraak van de (Europese) hoogste gerechtshoven. Drie formele instrumenten van rechterlijke dialoog worden daarbij als uitgangspunt gebruikt: (1) de prejudiciële procedure, (2) impliciete en expliciete verwijzing naar rechtspraak van andere rechtscolleges en (3) de motivering van rechterlijke beslissingen. Vanuit het theoretisch kader zal vervolgens getracht worden om een lijst op te stellen van, al dan niet doorgevoerde, maatregelen geformuleerd ter hervorming van het desbetreffende hoogste gerechtshof. Het theoretisch kader, de analyse van rechtspraak en de opgestelde lijst zullen vervolgens de basis vormen van empirisch onderzoek, waarbij de rol van het Belgische Hof van Cassatie getoetst zal worden aan de bevindingen van de magistraten en advocaten uit de praktijk. Tot slot zal getracht worden vanuit dit multi-methodologisch onderzoek aanbevelingen te formuleren om zo de huidige rol van het Belgische Hof van Cassatie in de richting te duwen van de rol die het volgens de praktijk idealiter zou moeten vervullen, mede om te fungeren als ideale gesprekspartner in een gelaagd juridisch landschap.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rutten Stefan
- Co-promotor: Vanlerberghe Beatrix
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoek met betrekking tot de, in het kader van de strategische visie Defensie, uitgewerkte beleidsvoorstellen in het domein van de medische operationele steun en van de arbeidsgeneeskunde.
Abstract
Dit onderzoek maakt deel uit van de audit 'Medische operationale steun en arbeidsgeneeskunde' die op vraag van de Minister van Defensie in uitvoering van de 'De Strategische Visie voor Defensie' werd uitgevoerd. De audit omvat twee luiken - enerzijds de medische operationele steun (inclusief het militair hospitaal) en anderzijds de organisatie van de arbeidsgeneeskunde - en negen onderzoeksvragen. Een onderbouwd antwoord op alle vragen vereist een multidisciplinair onderzoek. De juridische vragen zijn: Evaluatie van het voorstel tot rationalisatie en optimalisatie van de arbeidsgeneeskunde binnen Defensie, via een bredere samenwerking met interne en externe partners (zoals IDPBW, EDPBW, medewerkers andere FOD, …) met als doel het verzekeren van een kwalitatieve arbeidsgeneeskunde op een kostenefficiëntere manier, aangepast aan de operationele noden van Defensie en rekening houdend met de specificiteit van het militaire beroep Het in kaart brengen van de noodzakelijke wettelijke aanpassingen om de voorstellen tot rationalisatie te kunnen verwezenlijken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Regenmortel Anne
- Co-promotor: Van Puyvelde Ilse
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Hoogste rechtscolleges als waarborg voor de doeltreffendheid van rechtssystemen in de Europese Unie
Abstract
Effectieve rechtssystemen spelen een cruciale rol bij het handhaven van de rechtsstaat en de fundamentele waarden van de Europese Unie. Kwaliteit, onafhankelijkheid en efficiëntie zijn essentiële parameters van een 'effectief rechtssysteem'. Dit zijn tevens de parameters gebruikt in het EU Justice Scoreboard om het functioneren van de rechtssystemen in de EU Lidstaten te analyseren. Als cassatie instantie, behoort het tot de essentiële taak van de hoogste rechtscolleges om de rechtszekerheid, rechtseenheid en de ontwikkeling van het recht te waarborgen. Aangezien de hoogste rechtscolleges handelen als Unie rechtbanken wanneer ze EU recht toepassen, spelen zij ook een belangrijke rol bij de coherente toepassing van EU recht. In samenwerking met de hoogste rechtscolleges van Letland, Hongarije, Litouwen en Spanje, alsook met de Universiteit van Ljubljana, analyseert de UAntwerpen de prestatie van de hoogste rechtscolleges binnen de EU. Het onderzoeksproject focust op de volgende vragen, die allen verband houden het management van de hoogste rechtscolleges: 1. Hoe kunnen de hoogste rechtscolleges bijdragen tot rechtszekerheid, consistentie en transparantie van het recht? Bijzondere aandacht wordt besteed aan de capaciteit van de onderzoeks- en documentatieafdeling van de hoogte rechtscolleges. Deze afdelingen zijn enerzijds belast met het analytisch overzicht van de rechtspraak van het hoogste rechtscollege, alsook met het bijstaan van de rechters bij het voorbereiden van de aanhangige zaken en bij de correcte implementatie van het EU recht. 2. Hoe kan het management van de hoogste rechtscolleges worden verbeterd en kunnen achterstanden worden weggewerkt opdat een effectieve en tijdige bescherming van de rechten van de rechtzoekende gegarandeerd is? Het onderzoek zal zich concentreren op best practices in Lidstaten die gericht zijn op het verbeteren van het functioneren van het management systeem van de (hoogste) rechtscolleges. 3. Hoe kan de communicatiestrategie van de hoogste rechtscolleges met het publiek worden verbeterd? Deze prioriteit is zowel gericht op communicatie met de partijen (toegang van de partijen tot het dossier), alsook op communicatie met het grote publiek (informatie en vorming van het publiek). 4. Wat is de rol van de hoogste rechtscolleges in het werk van de nationale Hoge Raden voor de Justitie? Meer in het algemeen zal het onderzoeksproject focussen op een sterkte-zwakte analyse van de Hoge Raden voor de Justitie om als belangrijke actor bij het versterken en het behouden van de kwaliteit van het rechtssysteem. Om deze best practices m.b.t. het managen van de hoogste rechtscolleges te verzamelen, zal een status quaestionis worden opgemaakt aangevuld met empirisch onderzoek. Er werd een enquête verzonden naar alle hoogste rechtscolleges van de Europese Unie. Samen met de informatie die zal worden vergaard tijdens studiebezoeken, case studies en de desk research, zal de informatie van de vragenlijsten gebruikt worden om deze best practice guide m.b.t. het managen van hoogste rechtscolleges op te stellen. Beter management en het vergroten van de transparantie van het werk van de hoogste rechtscolleges zal niet enkel leiden tot een efficiëntere behandeling van de zaken, maar zal ook het vertrouwen van het publiek opwekken en het beeld van de hoogste rechtscolleges als betrouwbare en gebruiksvriendelijke instituties versterken. De vlotte toewijzing en snellere behandeling van zaken zal ook leiden tot betere implementatie van het EU recht. Door het opstellen van een best practice guide m.b.t. het managen van hoogste rechtscolleges, draagt dit onderzoek bij tot de vergroting van de beheers- en rechterlijke capaciteit van de hoogste rechtscolleges. Deze best practice guide zal in april 2017 worden voorgesteld aan en tevens ter beschikking worden gesteld van alle hoogste rechtscolleges binnen de Europese Unie en zal een nuttig hulpmiddel zijn voor de hoogste rechtscolleges om hun management te verbeteren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rutten Stefan
- Co-promotor: Hubeau Bernard
- Co-promotor: Popelier Patricia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het welbevinden van kinderen bij justitiële samenwerking in geval van internationale kinderontvoering
Abstract
In het project zal kwantitatieve data worden verzameld bij ouders met een kind dat internationaal ontvoerd is geweest. De kwantitatieve dataverzameling wordt gefinancierd door de Europese Commissie en is een samenwerking tussen Child Focus (Belgium), het Centrum Internationale Kinderontvoering (Centrum IKO, the Netherlands), Centre Français de Protection de l'Enfance - Enfants Disparus (CFPE, France), Missing Children Europe (MCE, the European umbrella organization for missing children) en Universiteit Antwerpen. De data zijn gebaseerd op de populatie en verschaffen informatie over socio-demografische, individuele, familiale en sociale kenmerken van ouders met een kind dat internationaal ontvoerd werd. Daarnaast zullen er kwalitatieve interviews worden afgenomen met adolescenten die ooit ontvoerd werden door een ouder.Onderzoeker(s)
- Promotor: Ponnet Koen
- Co-promotor: Kruger Thalia
- Co-promotor: Vandenhole Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Versterking van de bescherming van de procedurele waarborgen van verdachten in strafrechtelijke vooronderzoeken in de EU door middel van een praktijkgerichte training voor advocaten (SUPRALAT).
Abstract
De algemene doelstelling van het project is om bij te dragen aan een effectieve implementatie van de Directives 2010/64/EU on the right to interpretation and translation, 2012/13/EU on the right to information, 2013/48/EU on the right of access to a lawyer. Dit wordt nagestreefd door de ontwikkeling van een trainingsprogramma voor advocaten betreffende de dagelijkse facilitering van de procedurele waarborgen van verdachten. Het programma zal bestaan uit trainingsmodules voor praktijkmensen en uit een train-the-trainers (TTT) handleiding. De training focust op de procedure van het strafrechtelijk vooronderzoek aangezien de Richtlijnen voornamelijk deze procedurele fase zal beïnvloeden. De training is gericht op advocaten aangezien hun rol in deze fase ernstig uitgebreid zal worden door de Richtlijnen. Advocaten zullen, bijvoorbeeld, verwacht worden om de rechten van de verdachten actief te verdedigen tijdens politieverhoren, wat in de meeste landen tot op heden geen onderdeel uitmaakte van de rol van de advocaat. Niettemin zal een groot deel van het programma ook geschikt zijn voor de training van politie en magistratuur. De objectieven van het project zijn: 1. De ontwikkeling van een trainingsprogramma voor advocaten zoals hierboven beschreven en het uitvoeren van een pilot training in vier EU landen: België, Hongarije, Ierland en Nederland; 2. Het bepleiten van een praktijkgerichte training voor het faciliteren van de procedurele waarborgen van verdachten in het strafrechtelijke vooronderzoek als deel van professionele opleidingscurricula voor strafrechtsadvocaten in de EU; 3. Bijdragen aan de uitwisseling van best practices betreffende het faciliteren van de rechten opgenomen in de Richtlijnen tussen advocaten binnen de EU; 4. Promoten van joint training van professionals betrokken bij het verstrekken en/of waarborgen van de rechten van verdachten in het strafrechtelijk vooronderzoek met het oog op het voeden van hun professionele samenwerking in de toepassing van de Richtlijnen. Het project beslaat 7 fases: 1. De ontwikkeling van een Europees trainingsprogramma waarin zowel kennisgerichte als vaardigheidsgerichte modules opgenomen zijn; Kennisgerichte modules omvatten de inhoud en interpretatie van de Richtlijnen; rollen en verplichtingen van de relevante actoren zoals verondersteld in de Richtlijnen; best practices - zoals geïdentificeerd in empirisch onderzoek - inzake het faciliteren van de rechten van de verdachten. De Vaardigheidsgerichte modules betreffen de vaardigheden nodig om de procedurele rechten te waarborgen. (bijvoorbeeld om de verdachten correct te informeren over hun rechten); 2. De ontwikkeling van een TTT handleiding; 3. Aanpassing van het trainingsprogramma voor nationaal gebruik in de vier landen; 4. Train the trainers opleiding in België, Hongarije, Ierland en Nederland; 5. Pilot training in België, Hongarije, Ierland en Nederland. 6. Presenteren en verspreiden van het trainingsprogramma aan professionele organisaties betrokken bij opleiding van advocaten en andere stakeholders in de EU.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vanderhallen Miet
- Co-promotor: Rozie Joëlle
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Academisch werk i.v.m. Algemene Praktische Rechtsverzameling.
Abstract
Dit project kadert in een dienstverleningsopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds APR. UA levert aan APR de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Traest Michael
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bescherming van jonge verdachten bij verhoor: een studie over waarborgen en uitvoering.
Abstract
Het algemene doel van dit project is om de effectieve bescherming van de rechten van jonge verdachten te versterken tijdens ondervraging door de autoriteiten in het strafrechtelijk onderzoek in de EU.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meese Joachim
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
PARIS - gepersonaliseerde advertenties gemaakt op basis van webbronnen.
Abstract
Gepersonaliseerde advertenties willen inspelen op de unieke interesses en voorkeuren van de individuele gebruiker. De juiste advertentie voor de juiste persoon wordt geselecteerd, gebaseerd op een bestaande set van advertenties voor verschillende producten. User generated content, bv. beschikbaar via sociale netwerken, biedt een wereld van informatie over een individu en haar of zijn leefwereld. Hij of zij kan zeer gedetailleerd in blogs schrijven, kan foto's opladen, tweeten via Twitter of andere microblogging applicaties, of sporen nalaten in de vorm van online videomateriaal. Met dit project wordt getracht de advertenties te personaliseren op basis van user generated content. Deze personalisering moet eveneens voldoen aan de juridische vereisten betreffende de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en rechten van de intellectuele eigendom.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Eecke Patrick
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Internationaal privaatrecht: de scheidingslijn tussen europese en nationale regels
Abstract
De bedoeling van dit Klein Project is om mijn onderzoek over de precieze scheidingslijn tussen Europese en nationale regels van internationaal privaatrecht (IPR) uit te bouwen. Mijn doctoraatsthesis (2005) had dit als onderwerp. Sedertdien blijven de vragen over de afstemming van Europese en nationale regels zich (toenemend) stellen. In de eerste plaats wil ik Belgische rechterlijke uitspraken waarin bestaande EU-wetgeving op het gebied van het internationaal privaatrecht wordt toegepast, in een databank te verzamelen. In de eerste fase wordt de databank best intern opgebouwd, om later eventueel publiek te worden gemaakt. De Katholieke Universiteit Leuven heeft in 2003 een website opgericht om Belgische rechtspraak waarin de Europese IPR-regels worden toegepast, kenbaar te maken aan het ruimere publiek. Op dat moment werkte ik mee aan de databank als AAP-lid aan die Universiteit. Het huidig Instituut voor Internationaal Privaatrecht heeft echter beslist om een punt te zetten achter het onderhouden van de databank, en ook om de registratie van de domeinnaam niet te verlengen. Men is bereid om de domeinnaam aan mij over te dragen. Het lijkt me opportuun om deze databank bij te werken en verder uit te bouwen. België heeft op dit moment nog geen omvattende centrale databank van (gepubliceerde en ongepubliceerde) rechtspraak, hoewel sommige andere landen dit wel hebben. Het opzetten van een databank met IPR-rechtspraak zal nuttig zijn voor advocaten en voor academische onderzoekers in België en in andere landen. Het toevoegen van Engelstalige samenvattingen maakt de data beschikbaar voor een breder publiek. De databank kan dan ook bijdragen tot het uniform interpreteren van de Europese instrumenten. Het proces van uniformering van de IPR-regels in the EU staat immers niet los van een correcte en uniforme toepassing van deze regels in de praktijk (bijvoorbeeld door de rechtbanken). Voor het verzamelen van rechtspraak en het invoeren in de databank, worden best jobstudenten ingeschakeld. Naast de databank zou ik ook graag een studiedag over het IPR in april 2011 willen bijwonen (en mogelijk meerdere studiedagen) en boeken kopen die relevant zijn voor het onderzoek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kruger Thalia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De bewijswaardering in strafzaken: een blinde vlek in de strafrechtshervorming? Voorstellen tot bijsturing en hervorming van het Belgische bewijsrecht vanuit Europees en internationaal perspectief.
Abstract
Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek concentreert zich op een blinde vlek in de strafrechtshervorming van België. De verzameling van bewijzen tijdens het vooronderzoek, de presentatie van de bewijzen op de terechtzitting en de uiteindelijke beoordeling van deze bewijzen door de rechter vormen de ruggengraat van het strafproces. Het is merkwaardig vast te stellen dat de regels over het bewijs in strafzaken vrijwel onaangeroerd bleven. De uit 1808 daterende artikelen over de zogenaamde "innerlijke overtuiging" van de rechter zijn nog steeds onverkort van toepassing. Als er dan toch wijzigingen aan het Wetboek van Strafvordering werden aangebracht, waren dit veelal voorstellen op louter pragmatische leest geschoeid.1 Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek heeft tot doel de bewijsregels, meer in het bijzonder de regels over de bewijswaardering onder de aandacht te brengen. Dit aspect werd bij recente hervormingsstromen in België onterecht te weinig benaderd, terwijl andere procedureregels in de laatste tien jaar ingrijpend werden gewijzigd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Co-promotor: De Smet Bart
- Mandaathouder: De Bock Emmanuelle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De (bewijs)waarde van verklaringen van (meewerkende) verdachten: hoe medewerking stimuleren?
Abstract
De studie onderzoekt "welke rol de verklaring van een meewerkende (on)schuldige verdachte in het Belgisch strafproces heeft?" vanuit een juridisch (bewijswaarde) alsook een rechtspsychologisch en rechtssociologisch perspectief (factoren die medewerking stimuleren). De studie omvat (1) een juridische analyse en literatuurstudie en (2) een veldstudie waarin een combinatie van kwantitatieve (vragenlijsten, dossierstudie) en kwalitatieve methoden (semi-gestructureerde interviews) wordt gehanteerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Co-promotor: Hubeau Bernard
- Co-promotor: Vanderhallen Miet
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De afbrokkeling van het publiekrechterlijk karakter van het straf(proces)recht: een goede zaak ?
Abstract
Het doel van dit project is te achterhalen hoe het slachtoffer van een misdrijf op een humane wijze kan bejegend worden zonder afbreuk te doen aan de fundamenten van het strafrechtsysteem. Deze vraag is essentieel nu er duidelijk vastgesteld kan worden dat het publiekrechtelijk karakter van het straf(proces)recht steeds meer afbrokkelt, ten gunste van een ruime betrokkenheid voor het slachtoffer. De genoemde tendens is terug te vinden in alle belangrijke fases van de strafprocedure: van de slachtofferbejegening door de politiediensten, naar de mogelijkheid om als slachtoffer zelf de strafprocedure te starten en zich in de strafprocedure te mengen (Wet Franchimont), tot bij de straftoemeting en de strafuitvoering.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Mandaathouder: Verhelst Stephanie
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De illegaliteit en criminaliteit van foltering - op zoek naar een absoluut verbod in de schaduw van de oorlog tegen de terreur.
Abstract
Het folterverbod vormt een van de hoekstenen van de mondiale samenleving, maar komt steeds meer onder druk te staan. Ten eerste wordt het principe niet ondersteund door de praktijk, daar men tot op vandaag in vele landen blijft folteren. In de context van de oorlog tegen de terreur raakt het verbod bovendien verder vertroebeld en het riskeert er zelfs het slachtoffer van te worden. Het onaantastbaar geachte beginsel wordt uitdrukkelijk in vraag gesteld en er gaan stemmen op om in het kader van deze strijd uitzonderingen toe te staan. De onzekerheid en onduidelijkheid die hierdoor is ontstaan neemt nog toe door aanverwante discussies die gevoerd worden over de exacte strekking van het folterverbod. Wat hier juist onder valt en wat de draagwijdte ervan is, is immers lang niet duidelijk. Door in te spelen op de twijfel en gebruik te maken van de vaagheden en andere loopholes, tracht men alsmaar meer het verbod te omzeilen en dreigt het te worden uitgehold, hiermee een vacuüm creërend. Opzet van het project is klaarheid te scheppen in deze juridische verwarring, die wezen en toekomst van het folterverbod op het spel zet. De studie wil achterhalen wat de precieze inhoud en de reikwijdte van het verbod is en daarbij tevens het strafrechtelijke kader dat bestaat tegen folterdelicten in kaart brengen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Co-promotor: Rozie Joëlle
- Mandaathouder: Dewulf Steven
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Consistente bestraffing: een droom of realiteit?
Abstract
Op wetgevend niveau worden gelijkaardige gedragingen soms uiteenlopend bestraft en worden de criteria m.b.t. de zwaarte van de straf slechts zeer summier vastgelegd. Ook vormt de straftoemeting door de strafrechter zelf een bron van inconsistenties. In België bestaan er echter geen geofficialiseerde instrumenten ter ondersteuning van de rechter bij de straftoemeting. In het onderzoek wordt op zoek gegaan naar oplossingen voor bestaande inconsistenties.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De bewijswaardering in strafzaken: een blinde vlek in de strafrechtshervorming? Voorstellen tot bijsturing en hervorming van het Belgische bewijsrecht van uit Europees en internationaal perspectief.
Abstract
Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek concentreert zich op een blinde vlek in de strafrechtshervorming van België. De verzameling van bewijzen tijdens het vooronderzoek, de presentatie van de bewijzen op de terechtzitting en de uiteindelijke beoordeling van deze bewijzen door de rechter vormen de ruggengraat van het strafproces. Het is merkwaardig vast te stellen dat de regels over het bewijs in strafzaken vrijwel onaangeroerd bleven. De uit 1808 daterende artikelen over de zogenaamde "innerlijke overtuiging" van de rechter zijn nog steeds onverkort van toepassing. Als er dan toch wijzigingen aan het Wetboek van Strafvordering werden aangebracht, waren dit veelal voorstellen op louter pragmatische leest geschoeid.1 Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek heeft tot doel de bewijsregels, meer in het bijzonder de regels over de bewijswaardering onder de aandacht te brengen. Dit aspect werd bij recente hervormingsstromen in België onterecht te weinig benaderd, terwijl andere procedureregels in de laatste tien jaar ingrijpend werden gewijzigd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Co-promotor: De Smet Bart
- Mandaathouder: De Bock Emmanuelle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De illegaliteit en criminaliteit van foltering: op zoek naar een absoluut verbod in de schaduw van de oorlog tegen de terreur.
Abstract
Het folterverbod vormt een van de hoekstenen van de mondiale samenleving, maar komt steeds meer onder druk te staan. Ten eerste wordt het principe niet ondersteund door de praktijk, daar men tot op vandaag in vele landen blijft folteren. In de context van de oorlog tegen de terreur raakt het verbod bovendien verder vertroebeld en het riskeert er zelfs het slachtoffer van te worden. Het onaantastbaar geachte beginsel wordt uitdrukkelijk in vraag gesteld en er gaan stemmen op om in het kader van deze strijd uitzonderingen toe te staan. De onzekerheid en onduidelijkheid die hierdoor is ontstaan neemt nog toe door aanverwante discussies die gevoerd worden over de exacte strekking van het folterverbod. Wat hier juist onder valt en wat de draagwijdte ervan is, is immers lang niet duidelijk. Door in te spelen op de twijfel en gebruik te maken van de vaagheden en andere loopholes, tracht men alsmaar meer het verbod te omzeilen en dreigt het te worden uitgehold, hiermee een vacuüm creërend. Opzet van het project is klaarheid te scheppen in deze juridische verwarring, die wezen en toekomst van het folterverbod op het spel zet. De studie wil achterhalen wat de precieze inhoud en de reikwijdte van het verbod is en daarbij tevens het strafrechtelijke kader dat bestaat tegen folterdelicten in kaart brengen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Co-promotor: Rozie Joëlle
- Mandaathouder: Dewulf Steven
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De bewijswaardering in strafzaken: een blinde vlek in de strafrechtshervorming? Voorstellen tot bijsturing en hervorming van het Belgische bewijsrecht vanuit Europees en internationaal perspectief.
Abstract
Het vooropgestelde doctoraatsonderzoek heeft tot doel de bewijsregels, meer in het bijzonder de regels over de bewijswaardering onder de aandacht te brengen. Dit aspect werd bij recente hervormingsstromen in België onterecht te weinig benaderd, terwijl andere procedureregels in de laatste tien jaar ingrijpend werden gewijzigd. Sleutelen aan bepaalde aspecten van de strafprocedure kan echter het evenwicht verstoren en leiden tot onwenselijke gevolgen voor wat betreft de bewijswaardering. Zo wordt de taak van de bewijswaardering, die vroeger alleen toekwam aan de (vonnis)rechter, vandaag de dag uitgesmeerd over het gehele proces en over meerdere personen. Er wordt de vraag gesteld of dit wel de bedoeling was en of deze nieuw samengestelde familie van oude en nieuwe procedureregels wel houdbaar is.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Co-promotor: Rozie Joëlle
- Mandaathouder: De Bock Emmanuelle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De bestraffingskloof gedicht. Een onderzoek naar de remedies tegen irrationele en inconsistente bestraffing.
Abstract
De Belgische strafwetgever heeft zich nooit ingelaten over de specifieke invulling van het criterium van de ernst van het misdrijf, wat soms geleid heeft tot uiteenlopende straffen voor soortgelijke misdrijven en tot ongerechtvaardigde disproportionele straffen voor verschillende misdrijven. De strafrechter zelf beschikt dan weer over een brede waaier van bestraffingsmodaliteiten inzake strafoplegging waardoor er in de praktijk een enorme discrepantie ontstaat tussen de rechterlijke uitspraken in gelijkaardige zaken. Het project wil deze evolutie bestuderen en concrete voorstellen formuleren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bestuurlijke sanctioneringsmechanismen: een wondermiddel tegen handhavingstekorten of een lege doos?
Abstract
Dit project is een onderzoek naar de kenmerken en de maatschappelijke evolutie van bestuurlijke sanctionering met het oog op de ontwikkeling van een steekkaart voor beleidskeuzes tegen handhavingstekorten. Het onderzoek concentreert zich rond twee pijlers: enerzijds een inventaris van de bestaande bestuurlijke sancties en anderzijds een toekomstgerichte kritische analyse.Onderzoeker(s)
- Promotor: Rozie Joëlle
- Co-promotor: Opdebeek Ingrid
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Multiple community policing: hoezo ?
Abstract
Dit onderzoek sluit zowel aan bij het thema dde werking van de instellingen als bij 'multiculturaliteit en sociale cohesie. Wat betreft 'de werking van de instellingen' wordt in dit onderzoek meer bepaald inzicht verworven in percepties en verwachtingen, alsook -daaraan gerelateerd- tevredenheid en vertrouwen, van etnish culturele minderheden ten aanzien van de openbare instelling politie. Ook de visie van de politie zelf over de kwaliteit die zij op dit vlak biedt en de mogelijkheden en problemen die zij daarbij in de praktijk ervaart, worden daarbij nagegaan. De studie naar interacties tussen allochtonen en politie sluit anderzijds ook duidelijk aan bij 'multiculturaliteit en sociale cohesie', Er wordt expliciet aandacht besteed aan de maatschappelijke diversiteit en de studie van de interacties tussen allochtonen en politie is gericht op het leveren van een bijdrage tot de integratie van etnischculturele minderheden in onze samenleving.Onderzoeker(s)
- Promotor: Elffers Henk
- Promotor: Vanderhallen Miet
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het recht van de Wereldhandelsorganisatie (WTO): een overkoepelende rechtstak met verregaande implicaties voor Vlaanderen, België en Europa.
Abstract
Het recht van de Werelhandelsorganisatie (WTO) ontwikkelt zich tot een cruciale ¿ doch vaak onvoldoende bekende - component van de nationale en internationale rechtsorde voor het grensoverschrijdende handelsverkeer. Een studie van de materiële en institutionele facetten van deze overkoepelende rechtstak zal de steeds belangrijker repercussies van de WTO op de rechtsorde verklaren. Het project vormt een aanzet tot de profilering van de UA als erkende onderzoekscel rond het WTO-recht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Pertegas Marta
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoeksgerechten als rechterlijke schakel tussen vooronderzoek en onderzoek ten gronde in strafzaken : bestaat de noodzaak aan een rechterlijke controle op de beslissing tot vervolging voordat de zaak voor de strafrechter wordt gebracht ?
Abstract
Onderzoeksgerechten worden ingeschakeld om na te gaan of er voldoende bewijzen zijn tegen de verdachte, en spreken zich soms ook uit over de rechtsgeldigheid van de bewijzen die in het vooronderzoek vergaard zijn. Het onderzoek strekt ertoe de voor en de nadelen van dit systeem na te gaan: is het een essentiele waarborg voor de verdachte en voor een efficient onderzoek, of is het daartegen een nodeloze verzwaring van de procedure zonder kwaliteitsverbetering van het strafproces in zijn geheel?Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Mandaathouder: Vandromme Steven
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De ernst van het misdrijf als criterium voor de bestraffing in de Europese en internationale rechtsorde.
Abstract
Nieuwe politieke objectieven in de Europese Unie zijn de ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid, het streefdoel van 'harmonisatie' en 'wederzijdse erkenning en tenuitvoerlegging' in strafzaken. Intussen ziet men een wildgroei aan teksten op diverse gebieden, gaande van terrorisme over mensen- en drughandel tot de seksuele uitbuiting van minderjarigen. Op het vlak van de sanctionering is er vooral nood aan een 'ius commune' omtrent de ernst van de misdrijven, daar het strafwaardig karakter van de misdrijven in vele rechtsstelsels een determinerend element is. Het project wil deze evolutie bestuderen en concrete voorstellen formuleren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Installatiekrediet nieuwe ZAP.
Onderzoeksgerechten als rechterlijke schakel tussen vooronderzoek en onderzoek ten gronde in strafzaken : bestaat de noodzaak aan een rechterlijke controle op de beslissing tot vervolging voordat de zaak voor de strafrechter wordt gebracht ?
Abstract
Onderzoeksgerechten worden ingeschakeld om na te gaan of er voldoende bewijzen zijn tegen de verdachte, en spreken zich soms ook uit over de rechtsgeldigheid van de bewijzen die in het vooronderzoek vergaard zijn. Het onderzoek strekt ertoe de voor en de nadelen van dit systeem na te gaan: is het een essentiele waarborg voor de verdachte en voor een efficient onderzoek, of is het daartegen een nodeloze verzwaring van de procedure zonder kwaliteitsverbetering van het strafproces in zijn geheel?Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Mandaathouder: Vandromme Steven
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Non bis in idem in het nationaal en internationaal strafrecht: is het individu in de "global village" voldoende beschermd tegen herhaalde vervolgingen wegens eenzelfde misdrijf ?
Abstract
Vonnissen op strafrechtelijk gebied, geveld in de ene staat, hebben meestal geen rechtskracht in andere staten, zodat dezelfde persoon het risico loopt meerdere malen voor hetzelfde feit te worden vervolgd. Deze studie analyseert de problemen, zowel vanuit het oogpunt van de doelmatigheid als t.a.v. de rechtsbescherming van het individu.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
- Mandaathouder: Ongena Tom
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De uitbreiding van de Europese Unie en de strafrechterlijke bescherming tegen EU-fraude en corruptie in de kandidaat-lidstaten.
Abstract
De toetreding van de nieuwe kandidaat-lidstaten, waartoe de Europese Unie besliste in 1999 (Top Helsinki) stelt de Unie voor een nieuwe uitdaging: de bescherming van haar financiële belangen tegen fraude en corruptie in deze staten. Deze studie heeft tot doel de wetgevingen in de kandidaat-lidstaten te onderzoeken vanuit een dubbel perspectief: zijn deze wetgevingen voldoende uitgerust om de locale vervolging en bestraffing van EU-fraude en corruptiedelicten mogelijk te maken en laten zij de internationale samenwerking voor de bestrijding van deze fenomenen toe?Onderzoeker(s)
- Promotor: Van den Wyngaert Chris
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject