Jan van Ruusbroec of: 'De Wonderbare'
Jan van Ruusbroec is één van de grootste mystieke auteurs. Al tijdens zijn leven genoten zijn ideeën en werken waardering over de grenzen van het Middelnederlandse taalgebied heen. Hij is in 1293 geboren en ondanks de weinige gegevens over Ruusbroecs leven, weten we wel dat hij in 1317 de priesterwijding ontving. In datzelfde jaar begon hij te werken als kapelaan van Sint-Goedele te Brussel, tot hij in 1343 naar het Zoniënwoud trok, waar hij een van de stichters van het klooster Groenendaal werd.
Er stamt ons uit de Middeleeuwen maar één boek over het leven van Ruusbroec, geschreven door de Groenendaalse kanunnik Henrik Utenbogaerde († 1469), ook bekend onder de Latijnse naam Henricus Pomerius. Dit boek is een kroniek, De origine monasterii Viridisvallis geheten. Het is evenwel zo dat Pomerius niet beoogde om een waarheidsgetrouw verslag te schrijven, maar een stichtend verhaal over het ontstaan van Groenendaal. Hierdoor is het onzeker in hoeverre we Pomerius’ informatie over Ruusbroec voor waarheid mogen aannemen. Om het verhaal zo aantrekkelijk mogelijk te maken is het niet uitgesloten dat Pomerius bepaalde zaken verzwijgt en andere dan weer extra aandikt.
We kunnen zeker stellen dat Jan van Ruusbroec in het jaar 1293 geboren is in Ruisbroek, in de nabijheid van Brussel. Over de familie van Ruusbroec is bijzonder weinig bekend. Zijn vader wordt helemaal niet vermeld, over zijn moeder weten we enkel dat zij rond 1305 te Brussel een begijn werd.
Jan van Ruusbroec beëindigde waarschijnlijk op zestienjarige leeftijd het Trivium aan de kapittelschool van Sint-Goedele. Na het Trivium studeerde men normaal verder aan een universiteit, maar Ruusbroec deed dit hoogstwaarschijnlijk niet. Dit betekent echter niet dat Ruusbroec moest onderdoen voor de Latinitas, zijn teksten tonen een behoorlijke kennis van het Latijn.
Naast Pomerius hebben we nog een andere contemporaine bron. Broeder Gerard van Saintes van de kartuizers te Herne geeft ons ook een beetje informatie. In 1362 verzamelde hij vijf van Ruusbroecs werken en voorzag het geheel van een proloog. “Heer Jan van Ruusbroec was ierst een devoet priester ende capelaen te Brussel in Brabant, in sinte goedelen kerke, ende daer begonste hi enighe van desen boeken te maken.” Dit is wat broeder Gerard schrijft over Ruusbroecs tijd voor Groenendaal en het is ook meteen het enige feit dat met zekerheid klopt. In 1317 werd Ruusbroec tot priester gewijd en vanaf dan werkte hij als kapelaan in de Sint- Goedelekerk. Het was in die tijd te Brussel dat hij al twee werken voltooide en mogelijk al aan twee andere werken begon, niet in het rustige Groenendaal.
Ruusbroecs werken waren van een meesterlijke kwaliteit en hij creëerde eigenhandig een complete spirituele leer. Bovendien is Ruusbroec de enige Middelnederlandse auteur wiens werk al tijdens zijn leven in het Latijn werd vertaald. Er kwamen ook snel vertalingen in het Engels, Duits en naderhand nog andere talen. Omdat Ruusbroec een eigen spiritueel programma had, moest hij ook zelf daar gepaste woordenschat bij creëren.
Ruusbroec kreeg lof toegezwaaid door verschillende leden van de Latinitas. Onder andere Gerard van Saintes, Dionysius van Ryckel en Geert Grote hebben hun waardering voor Ruusbroecs ideeën geuit. Jan van Ruusbroec kan dus met recht en reden de leermeester van de mystiek genoemd worden.