In Ruusbroecs tijd beschouwde men Van den geesteliken tabernakel als zijn magnum opus. Moderne lezers zouden deze eer waarschijnlijk voor het werk Die geestelike brulocht reserveren. Dit werk is een meesterwerk in de spirituele literatuur van de Lage Landen en wordt vandaag de dag als hét hoofdwerk van Ruusbroec gezien. In dit werk is een vers uit het Evangelie van Mattheüs de leidraad (net zoals in het Tabernakel): “Siet, de brudegom comt; gaet ute hem te ontmoete” (Mt 25, 6). Aan de woorden uit deze zin hangt Ruusbroec enkele belangrijke elementen voor het christelijke en mystieke leven.
Dit werk wordt nu dan wel gezien als Ruusbroecs meesterwerk, maar het is ook het werk dat de meeste kritiek kreeg. In 1398 drukt de kanselier van de Parijse universiteit, Jean Gerson, naar aanleiding van de Brulocht, ernstige theologische bezwaren uit. Hoewel bleek dat hij de woorden van Ruusbroec niet goed had begrepen, is deze blaam Ruusbroec toch enkele eeuwen blijven achtervolgen.
De gedrukte Die geestelike brulocht
Deze uitgave werd door de Brusselse Jan van Meerbeeck gedrukt in 1624, en was tevens lange tijd de enige gedrukte uitgave. De afbeelding is een burijngravure, waarop we Ruusbroec afgebeeld zien, al zittend onder een boom. Op zijn schoot houdt Ruusbroec een wastafeltje met daarop de Latijnse woorden: ‘Ecce sponsus venit’, de eerste woorden van de Brulocht. De zonnestralen moeten de goddelijke inspiratie voorstellen, die Ruusbroec zo hevig ontvangt dat zelfs de boom boven hem van deze stralen begint te branden. Enkele jaren later, in 1630, zal Jan van Meerbeeck deze zelfde gravure hergebruiken op de titelpagina van het Necrologium Monasterii Viridis Vallis van Marcus Mastelinus.
De opdrachtgever die zich hier als ‘eenen liefhebber Christi’ presenteert, is waarschijnlijk Gabriël Van Antwerpen. Deze Gabriël Van Antwerpen was een kapucijner monnik die zich inspande voor het behoud van katholiek literair erfgoed. Hij was tevens een pennenvriend van P.C. Hooft. Waarom van Antwerpen zich verschuilt achter ‘eenen liefhebber Christi’ is niet duidelijk. Wel is duidelijk dat van Antwerpen met deze uitgave een ruimer publiek voor ogen had, blijkens de verbeteringen en aanpassingen aan het contemporaine zeventiende-eeuwse taalgebruik die hij maakte.
De ornatu spiritualium nuptiarum
We zien hier ook een Latijnse vertaling van de Brulocht: De ornatu spiritualium nuptiarum, door Willem Jordaens. Hij vertaalde dit werk kort na 1350. Deze vertaling kende een snelle en grote verspreiding. Het exemplaar op de afbeelding werd op 3 augustus 1512 te Parijs gedrukt door Henri Estienne (‘parrhisijs impressi per henricum stephanum’). De Latijnse tekst werd door Jacques Lefèvre d’Etaples aan Estienne bezorgd. Op deze manier deed Lefèvre een poging om de waarde van Ruusbroecs leer aan te prijzen en om hem te verdedigen tegen de kritische uitlatingen van Gerson.