Door de eeuwen heen zijn reliekhouders van simpele doosjes tot gouden, rijk versierde monstransen geëvolueerd en weer terug. In deze collectie zijn reliekhouders vanaf de zeventiende eeuw te vinden, vooral kleinere exemplaren die mensen gemakkelijk bij zich konden dragen of thuis konden bewaren, of die samen met andere houdertjes in een grotere kast verwerkt werden. Reliekhouders bevatten primaire of secundaire relieken: respectievelijk lichamelijke resten van heiligen en voorwerpen die zij aangeraakt hebben tijdens hun leven. Primaire relieken zijn uiteraard belangrijker en 'krachtiger' dan secundaire. Er zijn enkele uitzonderingen op deze eenvoudige verdeling. Zo staan secundaire relieken van Jezus en Maria in even hoog of hoger aanzien dan primaire relieken van de meeste heiligen. Ook bijvoorbeeld locatierelieken – zoals stof, zand, steen en olie afkomstig van heilige plaatsen – zijn moeilijk onder te brengen in een bepaalde categorie.
In deze collectie zijn hangers, theca’s en medaillons te bewonderen. Sommige zijn versierd met miniaturen, paperolles, ijzerdraad of knipwerk. Dit was vaak handenarbeid van kloosterzusters, die daarin hun devotie en vaardigheid combineerden. Omdat relieken niet voor geld verhandeld mochten worden, vroegen zij ‘betaling’ in de vorm van gebeden voor hen en hun gemeenschap. Zulke artisanale reliekhouders duiken op vanaf de late middeleeuwen, toen ze ook vaak door zusters gemaakt werden. Een mooi voorbeeld zijn de besloten hofjes, waarvan echo’s terug te vinden zijn in onder andere een van de mooiste stukken uit de collectie, een hanger met uitgesneden gravure. De theca’s zijn meestal soberder en werden gemaakt om in een groter schrijn te plaatsen, bijvoorbeeld in een kloostergemeenschap, of om houderloze relieken opnieuw te verzegelen. De precieze gebruikscontext van zo’n reliek is vaak moeilijk te achterhalen, maar het is aannemelijk dat tenminste die relieken die vergezeld zijn van een attest bedoeld waren om door een groter publiek vereerd te worden.