Exploratief spreken versterkt het leren in groepen
Veel leraren vinden het lastig om coöperatieve werkvormen in te zetten tijdens hun lessen. Ze ervaren bijvoorbeeld dat er tijd verloren gaat aan gesprekken die weinig met de leerstof te maken hebben. Maar wat als we iets doen aan de kwaliteit van dat spreken? Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen en de Karel de Grote Hogeschool leerden leerlingen exploratieve gesprekstechnieken aan. De resultaten zijn positief en bevestigen die van gelijkaardig internationaal onderzoek. Anno 2023 zijn de leereffecten van exploratief spreken nu al in 27 landen wereldwijd bestudeerd (en goed bevonden).
Engelse onderzoekers weten het al meer dan dertig jaar: als leerlingen moeten samenwerken, voeren ze vaak competitieve en/of cumulatieve gesprekken. Bij competitieve gesprekken luisteren de leerlingen niet (actief) naar elkaar. Ze laten elkaar niet uitspreken, proberen soms het gesprek te domineren en hun mening op te dringen, vragen niet naar argumenten en formuleren er zelf nauwelijks. Consensus? Vergeet het. Bij cumulatieve gesprekken stellen leerlingen elkaar dan weer weinig of geen vragen en argumenteren doen ze slechts in beperkte mate. Ze stapelen vooral ideeën op elkaar, zonder daar dieper op in te gaan. Beide gesprekstypes delen één kenmerk: ze genereren meer decibels dan leereffecten. Welke gespreksvaardigheden hebben leerlingen nodig om groepswerk wél effectief te maken? Onder welke voorwaarden leren ze echt van elkaar? Door exploratieve gesprekken te voeren. De eisen waaraan dergelijke gesprekken moeten voldoen, kunnen in zeven, onderwijsbare basisregels worden gevat:
- elk groepslid mag eigen ideeën/meningen uiten;
- we luisteren actief naar elkaar;
- we respecteren elkaars idee/mening;
- we geven argumenten voor onze eigen ideeën/meningen;
- we vragen andere groepsleden naar hun ideeën/meningen en naar hun argumenten;
- we geven constructieve kritiek op wat er gezegd wordt;
- we streven naar een consensus.
Hoe belangrijk exploratieve gesprekken zijn voor de schoolloopbaan van leerlingen, bewezen de Britse onderzoekers Hart en Risley al in 1995. Zij stelden vast dat de hoeveelheid en de kwaliteit van spreken die kinderen in hun eerste jaren van onderwijs ervaren, in hoge mate voorspelt hoe goed ze het er zullen vanaf brengen in het secundair onderwijs. Sinds de jaren 90 zijn er vooral door onderzoekers van de universiteit van Cambridge meerdere (praktijk)onderzoeken rond exploratieve gesprekken uitgevoerd. In Vlaanderen deden Jan T’Sas, Universiteit Antwerpen, en Ria Van den Eynde, Karel de Grote Hogeschool, dat. Zij betrokken daarbij 197 leerlingen van het vijfde en zesde leerjaar uit vijf lagere scholen in en rond Antwerpen. Deze leerlingen werden voor de hele duur van het experiment ingedeeld in drietallen. Er werd gewerkt met controlegroepen (die groepswerk deden zonder de basisregels aan te leren) en met experimenteergroepen. Via vijf, speciaal voor dit doel ontworpen basislessen leerden de leerlingen van de experimenteergroepen de exploratieve gesprekstechniek aan. Elke les bestond uit praktische opdrachten, klassikaal en in groepjes, en uit reflectiemomenten. Nadat alle basisregels aan bod waren gekomen werden ze systematisch ingeslepen tijdens gewoon groepswerk. Het leerrendement van deze aanpak werd in kaart gebracht via nul- en effectmetingen en via film- en geluidsopnamen van de leerlingen, gevolgd door gesprekanalyses.
De resultaten: alle groepjes van de experimenteerklassen scoorden gemiddeld bijna 14% hoger op de probleemoplossende toets dan bij de nulmeting. De verschillen tussen voor- en nameting bleken bovendien significant te zijn en in de controlegroepen was er nauwelijks enige vooruitgang. Tegelijk onderging het taalgebruik van de experimenteerleerlingen een upgrade. Zo formuleerden ze significant meer argumenten en ook de kwaliteit van die argumenten verbeterde. Hun redeneerzinnen werden langer en de spreekbeurten in de groepen werden democratischer verdeeld.
In navolging van dit onderzoek ontwikkelden de onderzoekers in samenwerking met vier ervaren leerkrachten de lesbrochure ‘Sprekend leren: van kleuter tot tiener’ met een doorgaande leerlijn en aangepaste lessen voor meerdere onderwijsniveaus. Daarnaast promoveerde Jan T’Sas in 2018 over dit onderzoek met een doctoraatsproefschrift, en een jaar later, in 2019, een praktijkboek dat deze materie inbedt in het bredere verhaal van effectief groepswerk: ‘Sprekend leren. Een nieuwe didactiek voor gespreksvaardigheden tijdens groepswerk’. Via deze link is nog meer lesmateriaal te vinden, evenals populairwetenschappelijke artikels en nuttige links.
Bibliografie
T’Sas, J., & Van den Eynde R. (2016). Sprekend leren. De leereffecten van exploratieve gesprekken tijdens groepswerk. Eindrapport pwo 1402. Antwerpen: Karel de Grote Hogeschool.
T'Sas, J. (2018). Learning outcomes of exploratory talk in collaborative activities (Doctoral dissertation, University of Antwerp). Het doctoraatsproefschrift en een aantal samenvattende teksten zijn vrij downloadbaar.