Doctoraatsverdedigingen
Woon een doctoraatsverdediging bij of raadpleeg de voorbije verdedigingen
Het logementshuis en de stad: Migranten accommoderen in stedelijke ruimte, Antwerpen, 1850-1914 - Jasper Segerink (14/02/2025)
Jasper Segerink
- Doctoraatsverdediging: 14 februari 2025 om 15 u.
- FelixArchief
- Promotoren: Hilde Greefs en Greet De Block
- Inschrijven via jasper.segerink@uantwerpen.be
- Lees Jaspers artikel op de faculteitsblog Bladspiegel
Abstract
Dit proefschrift bestudeert de logementssector en zijn relatie tot veranderingen in migratie en verstedelijking in Antwerpen tijdens de late negentiende eeuw (ca. 1850-1914). Hoewel alomtegenwoordig in het historische stadsbeeld, komt het logementshuis nauwelijks voor in het werk van historici. Dit proefschrift wil deze leemte opvullen. Het argumenteert dat het logementshuis functioneerde als een cruciale schakel tussen twee van de periodes meest impactvolle transities: de stedelijke transitie en de mobiliteitstransitie. De processen en sociale mechanismen die deze twee met elkaar verbonden, zijn vaak impliciet gebleven. In dit proefschrift wordt het logementshuis zowel beschouwd als een uitdrukking van deze transities - en dus als een specifiek historisch fenomeen dat een begrip van zijn eigen interne mechanismen verdient - als een lens erop, een belangrijke plaats om te onderzoeken hoe dergelijke transformaties weerklonken in het leven van gewone mensen. Met dit doel voor ogen wordt in deze dissertatie gekozen voor een benadering die fundamenteel ruimtelijk en relationeel is op verschillende schaalniveaus. Deze insteek wordt toegepast via nieuwe digitale methodologieën zoals GIS-kartering en bouwbiografieën, op een groot corpus aan bronnen, variërend van politiedocumenten, wetteksten, bevolkings- en logementsregisters, kranten en historische romans en beeldmateriaal.
Dit proefschrift is opgebouwd uit vijf hoofdstukken, die elk een van de belangrijkste perspectieven op het onderwerp behandelen, namelijk: de stad, controle, logementhouders, logees, en tot slot het logementshuis zelf. Naarmate de stad en haar migrantenstromen zich uitbreidden en diversifieerden, breidde ook de logementssector zich uit, maar niet op uniforme wijze. De groei was gesegmenteerd over de stedelijke ruimte, en de sector kreeg verschillende functies voor verschillende migrantengroepen in verschillende buurten. De specialisatie van de sector was niet nieuw in de negentiende eeuw, maar beide transities versterkten deze trend wel. In dit proces eigenden de logementshuizen zich belangrijke functies toe voor de stad, en haar arbeidsmarkt in het bijzonder. Door hun flexibiliteit vormden logementshuizen een cruciale spil in het rijmen van de inherente dynamiek van stedelijke migratie en werk met een relatief meer statische gebouwde stedelijke ruimte. In conclusie laat deze dissertatie zien dat, om processen van migranten en stedelijke verandering in de negentiende eeuw te begrijpen, het logementshuis niet langer kan worden genegeerd.
Rediseñando el diseño: Los misales de Cristóbal Plantin y la familia Giunta (1571-1589) - Jorge Fragua Valdivieso (20/02/2025)
Jorge Fragua Valdivieso
- Doctoraatsverdediging: 20 februari 2025 om 11 u.
- Faculteit Schone Kunsten, Complutense Universiteit Madrid
- Promotoren: Pierre Delsaerdt, Benito Rial Costas en Agustín Martín Francés
- Inschrijven via jorge.fraguavaldivieso@uantwerpen.be
Abstract
Dit proefschrift is een interdisciplinair onderzoek dat een kwantitatieve methodologie toepast om de grafische kwaliteit van het Hervormde Missaal, gedrukt door Cristóbal Plantin en de familie Giunta tussen 1570 en 1589, te evalueren. Het onderzoek richt zich op de eerste productiejaren, die cruciaal waren voor de grafische ontwikkeling van deze liturgische tekst en speelt zich af in een historische context die wordt gekenmerkt door de katholieke reformatie en de politieke en economische invloed van het hof van Filips II en het Vaticaan.
Het onderzoek is gebaseerd op drie basisprincipes: het verkrijgen van historiografische gegevens over het studieobject, het begrijpen van de productiecontext en een gedetailleerde lectuur van de documentatie met betrekking tot de creatie van het missaal. Om de grafische evolutie van het missaal te begrijpen, concentreerde de analyse zich op de edities van Plantin en de familie Giunta, waarbij de grafische structuur van beide edities visueel werd vergeleken. De analyse toonde aan dat het missaal van Plantin meer in overeenstemming was met de eisen van het Vaticaan en paus Filips II, zowel wat betreft de grafische structuur als de historische documentatie. De edities van de Giunta familie daarentegen waren, hoewel ze een breder distributienetwerk hadden, instabieler in hun structuur en minder consistent met de grafische modellen en documentaire vereisten.
Een belangrijke bevinding van het onderzoek is dat de vorm en structuur van het missaal beantwoordden aan een historisch-culturele context die door deze instellingen werd bepaald. Samengevat laat de analyse zien hoe de historische context en politieke beslissingen de productie en grafische evolutie van het gereformeerde missaal beïnvloedden.
Turn-taking management in video-mediated interpreting and face-to-face interpreting: A comparative study using eye tracking - Mathijs Verhaegen (21/02/2025)
Mathijs Verhaegen
- Doctoraatsverdediging: 21 februari 2025 om 15 u.
- UAntwerpen Stadscampus, S.KS.203
- Promotoren: Nina Reviers en Esther de Boe
- Inschrijven via mathijs.verhaegen@uantwerpen.be
Abstract
Bij face-to-face gesprekstolken (F2FI) is de organisatie van de beurtwisseling van vitaal belang voor een vlotte interactie tussen alle deelnemers. Een groot deel van dit proces verloopt multimodaal (Vranjes & Bot, 2021). Bij videotolken (VMI) kan dit multimodale aspect echter verschillen op vlak van de middelen die deelnemers gebruiken alsook de locatie van elke deelnemer (bijv. Licoppe & Veyrier, 2020). In het bijzonder kan het effect van belichaamde middelen (zoals kijkrichting) afnemen als manier om de beurtwisseling te organiseren (Davitti, 2019). In dit verband hebben verschillende studies reeds video remote interpreting (VRI) onderzocht, waarbij alleen de tolk op afstand deelneemt. Andere configuraties blijven daarentegen onderbelicht, zoals three-point video interpreting (3VI), waarbij elke deelnemer zich op een andere locatie bevindt. Bovendien bestaat er weinig onderzoek dat verschillende VMI-configuraties vergelijkt (Verhaegen, 2024).
Om deze redenen werd de multimodale organisatie van beurtwisseling onderzocht tussen deelnemers in 3VI. Daarnaast werden de bevindingen met betrekking tot de multimodale organisatie van beurtwisseling in 3VI ook vergeleken met vergelijkbare interacties in VRI en F2FI. Deze vragen werden onderzocht aan de hand van een qualitative dominant mixed-methods onderzoek. De dataset omvatte negen gesimuleerde getolkte gesprekken tussen een Nederlandstalige CLB-medewerker en een Russische moedertaalspreker die de rol van een moeder speelde. Drie gesprekstolken Nederlands-Russisch namen deel aan deze simulaties. Elke simulatie vond plaats in een andere configuratie (F2FI, VRI en 3VI). Er werden zowel kwalitatieve als kwantitatieve gegevens verzameld en getrianguleerd in de vorm van video-opnamen, eye-trackingdata en semigestructureerde interviews met de deelnemers.
De belangrijkste bevindingen tonen dat het gebruik van kijkrichting een positieve invloed kan hebben op de organisatie van beurtwisseling in alle drie de configuraties, maar dat kijkrichting geen vereiste is voor een vlotte en succesvolle beurtwissel. Bovendien laten de bevindingen de inherent multimodale aard zien van de organisatie van beurtwisseling in de drie configuraties. Het merendeel van de verschillen in multimodaal gedrag werd gevonden tussen enerzijds F2FI en anderzijds VMI in het algemeen, maar er werden ook kleine verschillen gevonden tussen VRI en 3VI. Tot slot wordt de invloed gedemonstreerd van het bewustzijn van deelnemers over de mogelijkheden van videotolken en de ervaring van de institutionele deelnemer met getolkte gesprekken en videotolken.
Via zijn bevindingen biedt dit proefschrift empirische observaties van een voorheen onderbelichte configuratie van videotolken (3VI), dient het als een oproep voor meer interdisciplinaire training in tolkopleidingen, en draagt het uitgebreid bij aan het beperkte corpus van onderzoek dat eyetracking en (video-gemedieerd) gesprekstolken combineert.