Doctoraatsverdedigingen
Woon een doctoraatsverdediging bij of raadpleeg de voorbije verdedigingen
Verhalen binnengaan. Over het ontcijferen van digitaal fictie-schrijven door middel van toetsaanslagregistratiesoftware - Floor Buschenhenke (17/01/2025)
Floor Buschenhenke
- Doctoraatsverdediging: 17 januari 2025
- Agnietenkapel, Oudezijds Voorburgwal 231, Amsterdam
- Promotoren: Karina van Dalen-Oskam (Universiteit van Amsterdam), Dirk Van Hulle en Luuk Van Waes (Universiteit Antwerpen)
- Inschrijven via dit formulier
Abstract
Deze dissertatie duikt in de complexe dynamiek van digitale schrijfprocessen om te onderzoeken hoe elf Nederlandse en Vlaamse fictieschrijvers hun teksten creëren. Renée van Marissing, Jens Meijen, Arnoud Rigter, Ellen Van Pelt, Niels 't Hooft, Jente Posthuma, David Troch, Roos van Rijswijk, Vincent Merckx, Aafke Romeijn en Dirk Speelman schreven korte verhalen, en Gie Bogaert stelde de compositie van zijn roman Roosevelt beschikbaar voor onderzoek. Met behulp van een theoretische basis die voortkomt uit critique génétique en schrijfprocesonderzoek, werden de volgende kernvragen behandeld: Hoe zetten we cognitieve en literaire theorieën in om tekstuele veranderingen te duiden? Hoe structureren schrijvers hun activiteiten in de loop van de tijd? Wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de werkwijzes van deze schrijvers?
Na een introductie van toetsaanslagregistratie als middel om digitaal schrijven vast te leggen, werden vier archetypische schrijfstrategieën gebruikt om de aanpak van deze schrijvers te karakteriseren. De traditionele indeling in fasen (precompositioneel, compositorisch en redactioneel) wordt nog steeds door veel schrijvers gebruikt. Daarnaast is revisie cruciaal tijdens het gehele schrijfproces. Planning en revisie zijn geen uitersten van hetzelfde spectrum, maar twee dimensies waarmee processen kunnen worden gekarakteriseerd. Ten tweede werd een nieuw ontwikkelde maat voor non-lineariteit toegepast op de toetsaanslaggegevens. Er werden verschillende non-lineariteitsprofielen gevonden, van een meer traditionele gefaseerde aanpak tot een variatie op kleinere schaal. De fasen van werken aan een eerste concept (drafting) en het bewerken van die eerste opzet (post-draft) waren duidelijk te herkennen aan de non-lineariteitsprofielen, waardoor een nieuwe link werd gelegd tussen tekstontwikkeling en procesregistratiedynamiek. Deze datagestuurde aanpak werd gevolgd door een diepgaande blik op de rol die revisie speelt bij het schrijven. Revisies werden gecategoriseerd aan de hand van een narratologische taxonomie. Hoewel er in de loop van de tijd een verschuiving werd waargenomen van betekenisveranderende naar meer stilistische revisies, kwamen alle soorten revisies nog steeds voor in de post-draftfase. Ten tweede werden er correlaties gevonden tussen de dynamiek van het schrijfproces en de semantische categorisering van de revisies. De grote aandacht voor stijl die veel schrijvers door hun revisies lieten zien, houdt verband met de speciale rol van taal, en meer ongrijpbaar 'stem' of 'toon' in fictie vergeleken met non-narratieve non-fictie. Dit proefschrift heeft nieuwe verbanden gelegd tussen de fijnmazige informatie van het loggen van toetsaanslagen en de cognitieve en narratologische aspecten van schrijfstrategieën bij ervaren fictieschrijvers die gedurende meerdere schrijfsessies aan hun verhalen werkten.
Echte woorden werden niet opgenomen: Oraliteit, schriftelijkheid en entekstualisering in historische strafdossiers (1700-1900) - Magda Serwadczak (17/01/2025)
Magda Serwadczak
- Doctoraatsverdediging: 17 januari 2025, 13 uur
- VUB Campus Etterbeek, I.0.01
- Promotoren: Rik Vosters (VUB) en Mieke Vandenbroucke (UAntwerpen)
- Inschrijven via magda.serwadczak@vub.be
- Lees het artikel op de faculteitsblog Bladspiegel
Abstract
Zowel in het verleden als het heden wordt gesproken taal omgezet in geschreven vorm om institutionele documentatie te produceren. Zo leggen politie- en rechtbankfunctionarissen bij strafrechtelijke procedures mondelinge verklaringen van getuigen en verdachten schriftelijk vast en vervolgens worden die verslagen gebruikt als onderdeel van bureaucratische routines. Wel suggereert de bestaande wetenschappelijke literatuur dat de transcriptie van gesproken taal naar schrift een ingrijpend effect heeft op de vorm en inhoud van de oorspronkelijke mondelinge communicatie. Dat zorgt ervoor dat de nauwkeurigheid van deze documenten als weergave van gesproken taal in twijfel wordt getrokken.
Deze dissertatie bestudeert 18de- en 19de-eeuwse strafdossiers uit Brugge met een specifieke aandacht voor de dynamiek tussen gesproken en geschreven taal. Deze bronnen bieden waardevolle inzichten in het taalgebruik van een brede laag van de Vlaamse samenleving in de Vroegmoderne en Laatmoderne periode. De studie combineert historische sociolinguïstiek en historische pragmatiek via een integratieve aanpak waarbij kwantitatieve corpusanalyses met diepgaandere, discoursanalytische benaderingen worden aangevuld. Vier empirische casestudy’s belichten de uitdagingen van het omzetten van gesproken taal in schrift binnen de institutionele context van strafrechtelijke procedures.
De eerste casestudy onderzoekt de linguïstische kenmerken van oraliteit en schriftelijkheid om te bepalen in welke mate de documenten in het corpus (conceptueel) gesproken of geschreven zijn en om na te gaan of kenmerken die geassocieerd worden met gesproken taal volledig worden uitgefilterd door het transcriptieproces. In de tweede casestudy worden de processen van entekstualisering onder de loep genomen door verschillende getuigenverklaringen te vergelijken die door dezelfde spreker in verschillende fases van de strafrechtelijke procedure zijn afgelegd. De resultaten van de analyse bieden meer inzicht in de veranderingen die getuigenverklaringen ondergaan als ze door het juridische proces heen reizen. De derde casestudy richt zich op de verschillende strategieën van speech reporting. Daarbij ligt de nadruk op de rol van de scribent bij het schriftelijk vastleggen van mondelinge verklaringen. Ten slotte onderzoekt de vierde casestudy de discursieve constructie van misdrijf als juridische en sociale categorie. Ik zoom in op verschillende manieren waarop men criminele zaken een (schriftelijke) vorm geeft en hoe dit proces beïnvloedt wordt door dominante juridische en socioculturele paradigmata.
De conclusie stelt dat de strafdossiers vooral de bureaucratische praktijken van hun tijd weerspiegelen, eerder dan de oorspronkelijke spraakgebeurtenissen. Toch blijven ze waardevol voor historisch en sociaal georiënteerd linguïstisch onderzoek: ze bieden nieuwe inzichten in institutionele communicatie uit het verleden, en in de transformatieve processen die de praktijk van documentatievorming hebben beïnvloed.
De franquistische hispanidad en haar marges: Natie, ras en gender in de Spaanse literaire productie over de Filipijnen en Equatoriaal-Guinea tijdens het vroeg-franquisme (1939-1959) - Emilio Pedro Vivó Capdevila (3/02/2025)
Emilio Pedro Vivó Capdevila
- Doctoraatsverdediging: 3 februari 2025 om 16 u.
- W. Elsschotzaal, Hof van Liere, UAntwerpen
- Promotoren: Diana Arbaiza en Rocío Ortuño
- Inschrijven via emilio.vivocapdevila@uantwerpen.be
Abstract
Deze thesis analyseert tien literaire werken over Equatoriaal-Guinea en de Filipijnen uit de eerste periode van het Franco-regime (1939–1959). De werken omvatten zes literaire genres: reisromans, missionaire romans, essays, romans geïnspireerd op de koloniale oorlogen rond 1898, plantageromans en biografieën. Elk hoofdstuk vergelijkt twee werken per genre, waarbij één werk per gebied wordt geanalyseerd. De studie belicht gedeelde thema’s en contrasterende maar complementaire elementen in de representaties van beide gebieden en onderzoekt de koloniale ideologieën die worden overgebracht in relatie met gender, ras en natie.
De thesis stelt dat de representatie van zowel Equatoriaal-Guinea als de Filipijnen in de Spaanse literatuur van de tijd opvallende overeenkomsten vertoont, ondanks de verschillende relaties tussen het regime en elk gebied (terwijl Equatoriaal-Guinea een Spaanse kolonie bleef, kregen de Filipijnen in 1946 hun onafhankelijkheid van de VS.). De analyse suggereert dat de Franquisme negentiende-eeuwse raciale ideologieën nieuw leven inblies en een geïdealiseerde voorstelling van het Spaanse koloniale verleden in de Filipijnen gebruikte als bewijs van Spanje’s welwillende beschavingsmissie in Afrika en de noodzakelijke eenheid tussen kerk en staat in de metropool. De thesis betoogt dat de relaties met de Filipijnen en de culturele erfenissen van hun Spaanse kolonisatie zowel het beleid van het Franco-regime in Equatoriaal-Guinea als het bredere kader van het Spaanse koloniale discours diep beïnvloedden.
Hoewel het Franco-regime openlijk racistische retoriek tegenover de Filipijnen vermeed en hen afschilderde als een meer beschaafde en Hispanische model-natie, werden nog steeds stereotyperingen en literaire genres uit de koloniale periode gereproduceerd, vooral als er gesproken werd over de niet-katholieke inwoners van het archipel of zijn onafhankelijkheidsoorlog. De bevolking van Equatoriaal-Guinea werd daarentegen als raciaal inferieur afgebeeld en afhankelijk van “verheffing” door Spaans kolonialisme. Deze “verheffing” werd gepresenteerd als vergelijkbaar met wat gebeurde met Spaanssprekende Filipino’s, maar de mogelijkheid en timing van acculturatie, evenals hoe de metropool hiermee moest omgaan, bleven onderwerp van debat.
De thesis concludeert dat, ondanks de claims van exceptionalisme, het Franco-regime sterk leunde op Europese koloniale ideologieën en deze aanpaste aan zijn symbolische visie op Spanje’s imperiale verleden Dit resulteerde in een Eurocentrische beschavingshiërarchie met fascistische en katholieke Spanjaarden aan de top en Afrikanen en “ongeaccultureerde” Filipino’s aan de onderkant. Bovendien toont deze thesis aan dat, door mimetische subjecten (gekoloniseerde eliten) hogere posities binnen deze hiërarchie toe te laten, het franquisme een ambivalent narratief creëerde dat zowel zijn kolonisatie van Afrika als zijn diplomatieke en culturele banden met voormalige Spaanse koloniën legitimeerde.