Geneticus Bart Loeys wint Francqui-Collen-Prijs 2020 (18/12/2020)
Koning Filip reikte op 16 december de Francqui-Collen-Prijs uit aan twee verdienstelijke onderzoekers in de biologische en medische wetenschap. Naast Cédric Blanpain (ULB) kreeg prof. Bart Loeys (Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen) de prestigieuze award, die ook wel eens de Belgische Nobelprijs wordt genoemd. Loeys wordt gelauwerd voor zijn onderzoek binnen het domein van de genetica.
Bart Loeys (Centrum Medische Genetica) legt zich toe op cardiogenetica en heeft baanbrekend onderzoek verricht naar de genetische oorzaken van aorta-aneurysma’s. De aorta is het belangrijkste bloedvat vanuit het hart naar de rest van het lichaam. Wanneer de aorta te wijd wordt, kan een scheur of dissectie ontstaan. Deze aandoening treft vaak jonge mensen tussen de 30 en 50 jaar oud. Bij een aortadissectie overlijdt meer dan de helft van de patiënten.
Loeys ontdekte genetische veranderingen in talrijke nieuwe genen als oorzaak van deze aneurysma’s. Hij beschreef ook samen met zijn Amerikaanse collega Dietz een nieuwe aorta-aneurysma-aandoening, welke nu hun naam draagt: Loeys-Dietz syndroom.
Redding voor genetisch voorbestemde patiënten
“De patiënten die wij dankzij deze genetische kenmerken kunnen identificeren, worden van nabij opgevolgd met specifieke medische behandelingen. Indien nodig wordt de patiënt geopereerd om zijn aortawand te vervangen. Zo kunnen we een scheur voorkomen en vele levens redden”, verduidelijkt Bart Loeys.
Momenteel kunnen ‘slechts’ 30 % van deze aneurysma’s toegewezen worden aan reeds gekende genetische factoren. Bart Loeys: “Het is essentieel om bijkomend onderzoek te verrichten, om nog andere genetische factoren te identificeren die tot deze aneurysma’s kunnen leiden.”
Over de Francqui-Collen-Prijs
De Francqui-Prijs wordt soms ook wel de ‘Belgische Nobelprijs’ genoemd. Dat is te verklaren door de rijke geschiedenis en het internationale karakter van die prijs. De Francqui-Stichting werd in 1932 opgericht door de Belgische diplomaat Emile Francqui en de toenmalige president van de Verenigde Staten, Herbert Hoover. Na de Eerste Wereldoorlog zijn deze twee prominenten aan de oorsprong geweest van diverse wetenschappelijke organisaties, teneinde het onderzoek in België te stimuleren. De multidisciplinaire Raad van Bestuur van de Stichting wordt momenteel voorgezeten door Herman Van Rompuy, erevoorzitter van de Europese Raad en minister van Staat, en door zijn gedelegeerd bestuurder, professor Pierre Van Moerbeke, zelf een voormalig laureaat van de Francqui-Prijs.
De Francqui-Stichting schenkt elk jaar een bedrag van 250 000 euro aan een wetenschapper. Deze komt volgens een toerbeurt afwisselend uit de exacte wetenschappen, de humane wetenschappen en de biologische en medische wetenschappen. Meerdere laureaten van de Francqui-Prijs werden later in hun loopbaan bekroond met internationale prijzen en soms zelfs met de Nobelprijs. De Belgische laureaten van de Nobelprijs voor chemie, geneeskunde en fysica, Ilya Prigogine, Christian de Duve en François Englert kregen de Francqui-Prijs respectievelijk in 1955, 1960 en 1982.
Gedwongen verhuis heeft impact op nageslacht meeuwen (15/11/2020)
Marwa Kavelaars (UAntwerpen) ontdekt dat vogels favoriete voedingsbronnen blijven frequenteren.
Wanneer meeuwen moeten verhuizen omdat hun habitat verdwijnt, blijven ze hun vroegere favoriete, maar verder weg liggende eetplekken opzoeken. “Dat heeft gevolgen voor het grootbrengen van hun kuikens”, zegt Marwa Kavelaars (UAntwerpen).
De haven van Zeebrugge was de favoriete pleisterplaats voor een grote kolonie meeuwen. “Ze broeden graag op de braakliggende terreinen in de haven, waar het lekker rustig is”, vertelt Marwa Kavelaars, verbonden aan het Departement Biologie van de Universiteit Antwerpen. Zij verdiept zich al enkele jaren in het broedgedrag van de kleine mantelmeeuw. Voor haar onderzoek voorzag ze een aantal meeuwen van ultrakleine gps-apparaatjes, zodat hun verplaatsingsgedrag in kaart gebracht kan worden.
‘Heimwee’ naar chipsfabriek
In 2014 besloot het havenbestuur de bestemming van een deel van die gronden te wijzigen. Een groot stuk van de habitat van de kolonie werd geasfalteerd en bebouwd. Kavelaars: “De meeuwen kregen nieuwe gebieden toegewezen van de haven, maar het verplaatsen van een broedplek is niet evident. Een plek om te broeden moet aan bepaalde criteria voldoen, en bijvoorbeeld rustig en beschut zijn.”
De meeuw rechts, herkenbaar aan de kleurring, ruilde Zeebrugge voor Vlissingen.
Via de kleurringen aan hun poot leerde de gedragsbiologe dat een deel van de kolonie naar het Nederlandse Vlissingen verhuisde, enkele tientallen kilometers noordelijker. In de haven daar vonden ze een nieuwe broedplaats. “De analyse van hun verplaatsingsgedrag maakt duidelijk dat ze nog steeds naar hun vertrouwde plekjes in België trekken om zich te voeden. Een chipsfabriek in West-Vlaanderen is een van hun favoriete plekken: daar vinden ze onder meer aardappelrestjes. Die verplaatsing vanuit Vlissingen betekent wel dat ze per foerageertrip ongeveer tachtig kilometer extra afleggen, en dat is best veel voor zo'n vogel.”
Kuikens groeien minder goed
Dat de ‘Belgische’ meeuwen geen gebruik maken van de voedselbronnen in de buurt van hun nieuwe broedplek, heeft gevolgen voor hun nageslacht.
De kolonie in Vlissingen kreeg het gezelschap van meeuwen uit Zeebrugge.
“De extra afgelegde afstand leidde ertoe dat ze minder goed in staat waren om hun kuikens groot te brengen. We weten ook dat meeuwen honkvast en territoriaal zijn. Veel dieren blijven tevergeefs terugkeren naar de vroegere kolonie in Zeebrugge, in de hoop een plekje te kunnen bemachtigen in het deel van de broedgrond dat nog wel beschikbaar is. De gedwongen verhuis heeft dus tijdelijk een negatief effect op de meeuwenpopulaties en toont aan hoe kwetsbaar vogelsoorten zijn voor door de mens veroorzaakte veranderingen, zelfs wanneer die vogels in een urbane omgeving leven.”
Het onderzoek van Marwa Kavelaars verscheen in het tijdschrift Movement Ecology.
Veel winkeliers zien nieuwe webshop als iets tijdelijks (13/11/2020)
Volgens onderzoek UAntwerpen vraagt 60% handelaars geen leverkosten bij online bestellingen.
Voor de tweede keer moeten niet-essentiële winkels de deuren sluiten. Veel handelaars begonnen in het voorjaar met een webshop. “Maar echt serieus lijken ze hun online winkel niet te nemen”, zegt Joris Beckers (UAntwerpen) op basis van een onderzoek in de retailsector. “Jammer, want ook na corona zal er meer online geshopt worden.”
Bij de uitbraak van de coronacrisis in maart moesten alle niet-essentiële winkels de deuren sluiten. Uit onderzoek van Joris Beckers en Ann Verhetsel, verbonden aan het Departement Transport en Ruimtelijke Economie van de Universiteit Antwerpen, blijkt dat 50% van de handelaars die online nog niet verkochten, toen met een webshop begonnen. “Gemiddeld konden ze zo 20% van hun omzet halen”, legt Beckers uit. “In combinatie met de overheidssteun was dat voor veel handelaars voldoende om het hoofd boven water te houden.”
Ook non-food werd lokaal online gekocht
De consument ging ook massaal online kopen, blijkt uit de Grote Coronastudie. Grote internationale spelers zoals bol.com en Zalando behoren tot de weinige winnaars in deze crisis, maar ook het gemiddelde aantal online aankopen per maand van lokaal voedsel en non-food steeg met respectievelijk 110% en 66%. Beckers: “Voor voeding is dat vrij logisch, want het heeft weinig zin dat in pakweg Nederland te bestellen, maar vooral het feit dat er ook veel non-food-producten lokaal werden gekocht, is bemoedigend. Het toont aan dat veel consumenten niet uitsluitend kiezen voor Coolblue en Amazon, maar ook voor de lokale webshop.”
Dit blijkt ook uit een enquête die de onderzoekers afnamen bij kleine winkeliers. Het gemiddeld aantal online bestellingen per week verdubbelde voor deze winkels. “Dat de ‘winkelhier’- en ‘koop lokaal’-acties geholpen hebben, blijkt nogmaals uit de cijfers. Het overgrote deel van deze nieuwe bestellingen kwam van lokale kopers. Dit is te zien in het aandeel van lokale online bestellingen in de totale omzet. Dat steeg met meer dan 15% tot boven de 70%”, duidt Beckers. De buurtwinkel kon dus via het online aanbod zijn lokale consumenten bedienen.
Begin november moesten veel handelszaken voor de tweede keer dicht. De webshop komt dus weer centraal te staan. Beckers: “Uit ons onderzoek blijkt helaas dat veel winkeliers hun pas geopende webshop niet serieus nemen. Zo maakte slechts 25% van de winkeliers gebruik van een professioneel bedrijf of een (sector)organisatie bij het opzetten hiervan. De meerderheid van de nieuwe verkoopkanalen is dus in de vrijgekomen tijd door de winkelier zelf in elkaar geknutseld. Bovendien vraagt 60% geen leverkost, al gaf meer dan de helft van de respondenten aan de levering zelf te doen, het merendeel zelfs over afstanden van meer dan 10 km. En tenslotte ziet 70% de webwinkel niet als een belangrijk verkoopkanaal in de toekomst. De webverkopen lijken voor de meeste lokale winkels eerder een tijdelijke overlevingsstrategie dan een duurzame transitie naar een innovatieve detailhandel.”
Belgisch geld vloeit naar buitenland
Dat heeft gevolgen volgens de Antwerpse economen: de meeste handelaars zijn niet klaar om op een duurzame manier van lockdown naar lockdown te gaan. Ze blijven dus afhankelijk van overheidssteun. “Belangrijker nog zijn de gevolgen op lange termijn”, aldus Beckers. “Na corona zal een groter aantal mensen online blijven shoppen. Als de lokale winkels met hun webshop stoppen, vertrekken die sowieso naar de bol.com’s van deze wereld. Het aantal fysieke shoppers in onze winkelstraten neemt dan af, en heel wat Belgisch geld zal online naar buitenlandse ondernemingen vloeien.”
“De tweede lockdown moet echt een wake-upcall zijn voor onze handelaars”, zegt prof. Ann Verhetsel. “De ondernemers moeten nú profiteren van de geleverde inspanningen en hun online kanaal professionaliseren. UNIZO en soortgelijke organisaties moeten hen daarbij ondersteunen.”
UAntwerpen krijgt Vlaamse steun voor circulair onderzoek (09/11/2020)
Het onderzoeksplatform CAPTURE krijgt 430 000 euro steun om het hergebruik van CO2, plastics en water vooruit te stuwen.
Vlaams minister van Innovatie Hilde Crevits kent 430.000 euro steun toe aan CAPTURE, het onderzoeksplatform van de UGent, VITO, UAntwerpen en VIB. CAPTURE focust op onderzoek rond circulaire gebruik van CO2, plastic en water.
De beschikbaarheid van kwalitatief water garanderen, gebruikte plastics als grondstof beschouwen, CO2 omzetten in nuttige producten. Dit zijn drie uitdagingen die CAPTURE wil aanpakken door met sterke kennisinstellingen en industriële spelers in Vlaanderen samen doorbraakonderzoek mogelijk te maken. De grote stap vooruit kan gezet worden door al deze beschikbare expertise met elkaar te verbinden, zodat een consortium ontstaat dat samen volop inzet op het hergebruik van water, CO2 en plastics. Het onderzoekplatform CAPTURE vervult hierin een cruciale rol. Door de samenwerking tussen onderzoekers, bedrijven, overheden en andere actoren te stimuleren, groeit het platform uit tot een krachtige samenwerking die een circulaire economie helpt installeren. CAPTURE ondersteunt projecten door stakeholders samen te brengen en zo de doorstroom van onderzoek naar innovatie en implementatie te versnellen.
Meer dan 300 onderzoekers werken samen
CAPTURE, dat in 2015 werd opgericht door jonge en ambitieuze professoren, kende het laatste jaar een sterke groeisprint. De Universiteit Gent werd eind 2019 vervoegd door de kernpartners VITO en de Universiteit Antwerpen, de Vrije Universiteit Brussel volgde een jaar later. De vier instellingen zijn gelijkwaardige partners binnen het initiatief. Als gevolg telt het onderzoekplatform, dat samenwerking tussen uitstekende onderzoekers met bedrijven en overheden als kernwaarde heeft, ondertussen meer dan 50 onderzoeksleiders die verantwoordelijk zijn voor 40 onderzoeksgroepen en meer dan 300 onderzoekers. Dit laat toe om samen met meer dan 100 bedrijven en lokale, regionale en gewestelijke overheden volop de kaart van de circulaire economie te trekken. Voor wie interesse heeft in het platform: CAPTURE is gestoeld op een open samenwerkingsmodel, iedereen die met een open blik samen aan de slag wil gaan, is welkom.
Vertrekkend vanuit excellent onderzoek zetten al deze actoren samen in op het ontwikkelen en opschalen van technologie, het zo snel mogelijk valoriseren en het voorzien van breed toegankelijke training. De intense samenwerking tussen bedrijven en kennisinstellingen is daarbij cruciaal, niet alleen zorgt het voor een snellere doorvertaling van onderzoek in industriële applicaties, ook helpt het om onderzoek te aligneren met bedrijfsnoden.
Kennis is de kracht van deze samenwerking die het CAPTURE platform vooruit stuwt, kennisverspreiding en -demonstratie zijn een multiplicator. Of het nu in de vorm van training of pilootopstellingen of demo’s is, het doel moet zijn dat kennis zo snel mogelijk richting belanghebbenden doorstroomt.
CAPTURE moet een radar zijn voor bedrijven om te weten welke technologische mogelijkheden bestaan (of dat zullen doen) om water, CO2 en plastic zo efficiënt en optimaal mogelijk te hergebruiken. Enkele toonaangevende programma’s gaan bijvoorbeeld over het voorzien van circulaire watertoevoer voor industrie, de productie van methanol uit CO2 en het chemisch en mechanisch recyclen van plastics.
Het stimuleren van deze open samenwerking tussen verschillende actoren is een financieel uitdagend vraagstuk. De ondersteuning van minister Crevits voor 430 000 euro helpt niet alleen om de bestaanszekerheid van CAPTURE te garanderen, ook worden de middelen ingezet om nog meer actoren te bereiken die de krachten willen bundelen om aan de circulaire economie van morgen te werken. De financiering zal onder andere gebruikt worden om opschalingsprojecten beter te omkaderen en een brede strekking aan bedrijven (van spin-off tot multinationals) te koppelen met onderzoekers om de maatschappelijke transitie naar een circulaire economie te bewerkstelligen. Dit alles in samenwerking met bestaande initiatieven.. Het doel is duidelijk: met vereende krachten ervoor zorgen dat circulaire modellen zo snel mogelijk de norm worden. Deze ambitie past uitstekend bij één van de kernpunten uit het beleidsplan dat het ministerie voor de periode 2019-2024 uitwerkte, namelijk: het duurzaam groeien dankzij een kennisgedreven circulaire economie. Alle bouwblokken zijn aanwezig, we moeten er enkel nog samen een stevig bouwwerk van maken. Met gebundelde krachten zetten we alleszins al bijzonder veel stappen in de goede richting.
Meer dan ooit van toepassing: #TogetherWeBecomeCircular
Quote Vlaams minister van Innovatie Hilde Crevits: “CAPTURE belichaamt onze ambities en prioriteiten voor meer duurzame innovatie en een circulaire economie. De onderzoekers leggen heel terecht de focus op het circulaire gebruik van CO2, plastic en water. Net dat zijn de drie belangrijkste zaken waar we met Vlaanderen op inzetten om met innovatie echt een circulaire economie te creëren. Doordat CAPTURE rechtstreeks samenwerkt met de industrie en bedrijven, stroomt de kennis ook heel snel door naar de bedrijfsvloer en concrete toepassingen. Om dit platform een duw in de rug te geven en nog meer samenwerking, circulariteit en innovatie te stimuleren, kennen we 430.000 euro steun toe.”
Dringend plan voor verdeling coronavaccins nodig (06/11/2020)
Antwerpse onderzoekers buigen zich over de logistieke operatie voor de verdeling van de coronavaccins
De race naar een coronavaccin is één ding, maar ook de distributie en de toediening van het vaccin worden een huzarenstuk. Wetenschappers van UAntwerpen en experten uit de sector verdiepten zich in het logistieke vraagstuk. “Eén zaak is duidelijk: de overheid moet dringend in actie schieten, of het vaccin zal niet efficiënt, fair en veilig verdeeld worden.”
Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zitten momenteel elf kandidaat-vaccins in de laatste fase van goedkeuring. Maar de race is niet voorbij wanneer een vaccin goedgekeurd is en in massaproductie gaat. “Vaccins zijn vaak temperatuurgevoelig”, legt vaccinoloog Pierre Van Damme (UAntwerpen) uit. “Enkele producenten maken gebruik van de nieuwe mRNA-technologie: die moeten op -70 graden bewaard worden. De logistiek wordt dus een stevige uitdaging, om het zacht uit te drukken.”
Onderzoekers van de Universiteit Antwerpen doken samen met experts uit de sector in het logistieke vraagstuk. Ze spraken met farmabedrijven, koerierbedrijven, belangrijke spelers uit de logistieke sector en met non-profitorganisaties die vermoedelijk de verdeling van de vaccins zullen gaan opvolgen.
Beperkte koelcapaciteit
Pharma.aero, een koepelorganisatie van bedrijven die de logistiek voor de farmaceutische industrie verzorgen, bevroeg haar meer dan honderd leden: amper 28% voelt zich momenteel voorbereid op de verdeling van de vaccins. Garantie op temperatuurstabiliteit, problemen met traceerbaarheid, het niet kunnen beschikken over de juiste infrastructuur en beperkte koelcapaciteit kwamen in de bevraging naar voor als grootste potentiële risico’s. Brussels Airport en de luchtvrachtorganisatie Air Cargo Belgium hebben alvast de lokale taskforce ‘BRUcure’ opgericht om deze euvels te verhelpen, en de efficiënte in- en uitvoer van het vaccin te faciliteren.
“Bovendien hinkt de EU serieus achterop als het gaat over de logistieke planning voor de verdeling van de coronavaccins”, zegt Wouter Dewulf, verbonden aan het Departement Transport en Ruimtelijke Economie (TPR) van UAntwerpen. “De VS staan een pak verder: Operation Warp Speed plant de nationale verdeling minutieus. Er werden al logistieke bedrijven en koerierdiensten gecontracteerd, en ook het leger zal een belangrijke rol krijgen op logistiek vlak. Europa bestelde al wel honderden miljoenen exemplaren van de beloftevolle kandidaat-vaccins, maar de verdeling ervan onder de lidstaten kwam tot dusver amper ter sprake. Waarom zou de NAVO geen rol kunnen spelen, als een soort verbindingsofficier tussen de VS en Europa?”
Speciale drive-ins
Ook voor de planning en de uitvoering van de inenting, en de bijhorende lastmiledistributie van het vaccin, zijn nog geen keuzes gemaakt. Roel Gevaers (TPR): “Gaan we inenten in de ziekenhuizen? Zal de verdeling gebeuren via de apotheker en de inenting door de huisarts? Komen er speciale drive-ins zoals op Park Spoor Oost in Antwerpen? En nog: welke groepen krijgen het vaccin? Op één na vereist elk kandidaat-vaccin een dubbele inenting: met welke database gaan we dat bijhouden?”
Heel wat belangrijke vragen dus, die volgens de Antwerpse onderzoekers dringend beantwoord moeten worden. Zij roepen de overheid dan ook op zo snel mogelijk een taskforce samen te stellen. Dewulf: “We moeten nu handelen om een efficiënte, faire en veilige verdeling van het vaccin te garanderen. Stel je maar eens voor: het vaccin is goedgekeurd en geproduceerd, maar logistiek zou alles in het honderd lopen…”
"HPV-infecties zijn belangrijke risicofactor in ontstaan hoofd- en halskankers" (03/11/2020)
UAntwerpen zoekt mannelijke vrijwilligers om vaccin tegen humaan papillomavirus te testen.
UAntwerpen zoekt 75 mannen die een HPV-vaccin willen testen. “Het vaccin wordt al gebruikt in de strijd tegen baarmoederhalskanker”, zegt Dr. Philippe De Smedt. “Maar er zijn steeds meer aanwijzingen dat chronische mondinfecties door HPV een belangrijke risicofactor vormen bij het ontstaan van bepaalde hoofd- en halstumoren, en dit vooral bij mannen.”
Wereldwijd wordt er gewerkt aan vaccins tegen corona, maar ook andere virussen maken slachtoffers. Denk bijvoorbeeld aan het humaan papillomavirus (HPV). Dat bestaat in verschillende types en het zijn de meest voorkomende seksueel overdraagbare virussen ter wereld. De wetenschap weet al vrij veel over HPV: zo is al langer bekend dat een langdurige infectie met het virus kan leiden tot baarmoederhalskanker bij vrouwen. Er is reeds een tiental jaren een vaccin op de markt. In Vlaanderen worden sinds 2010 alle meisjes in het eerste middelbaar gevaccineerd.
Mannelijke kankers
Sinds vorig schooljaar worden ook jongens in het eerste jaar secundair gevaccineerd tegen het virus. “Er zijn immers steeds meer inzichten dat sommige HPV-types ook infecties in de mond kunnen veroorzaken”, weet Dr. Philippe De Smedt, verbonden aan het Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties (CEV) op de Universiteit Antwerpen. “Die infecties spelen een rol in het ontstaan van bepaalde hoofd- en halskankers, kankers die vooral mannen treffen.”
Het CEV, dat geleid wordt door prof. Pierre Van Damme, voert nu samen met andere centra een grootschalige studie uit naar de werking van het reeds bestaande vaccin GARDASIL®9. De Smedt: “Dat vaccin is reeds goedgekeurd voor de preventie van onder meer baarmoederhalskanker, maar veiligheid, immuunrespons en efficiëntie van het vaccin voor de preventie van langdurige mondinfecties – en dus het voorkomen van hoofd- en halskankers – moet nog onderzocht en gevalideerd worden.”
Bloedafname en onderzoek
De internationale studie richt zich tot mannen tussen 20 en 45 jaar. Op het CEV kunnen 75 mannen deelnemen. Ze moeten in goede gezondheid zijn en minstens één seksuele partner hebben gehad, omdat HPV-infecties seksueel overdraagbaar zijn.
“Deelnemers aan de studie moeten tien keer langskomen op ons centrum”, legt De Smedt uit. “Dan gebeurt een bloedafname en/of afname van een speekselstaal en op de eerste visite eveneens een klinisch uitwendig onderzoek. Een eerste groep deelnemers krijgt drie keer Gardasil®9 in de arm toegediend, de andere groep krijgt drie keer een placebo. Noch de deelnemer noch de onderzoeker weet tot welke groep iemand behoort.”
Een deelnemer krijgt een vergoeding van 75 euro per visite. Met vragen kunnen geïnteresseerden terecht op cev@uantwerpen.be en op 03 265 26 52. Deelname aan een vaccinstudie wordt beschouwd als een essentiële activiteit en kan ook tijdens de lockdown doorgaan, uiteraard met respect voor de hygiëneregels.
"Preventieve malariabehandeling doet kinderen beter presteren" (23/10/2020)
Grootschalig internationaal onderzoek van onder meer UAntwerpen haalt The Lancet.
Wanneer schoolgaande kinderen preventief geneesmiddelen nemen tegen malaria, halveert de kans dat ze de ziekte zullen doormaken. Ook het risico op bloedarmoede vermindert met 15% en hun schoolprestaties gaan er op vooruit. Dat blijkt uit internationaal onderzoek, met medewerking van UAntwerpen.
Begin oktober overleed in Kampenhout een ouder koppel aan de gevolgen van malaria. In onze contreien uitermate uitzonderlijk, maar wereldwijd sterven er volgens de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) elk jaar nog 400 000 mensen aan de ziekte, die wordt overgedragen door muggen. Risicogebieden zijn Afrika, Centraal- en Zuid-Amerika, en Zuidoost-Azië. Malaria leidt tot koorts, hoofdpijn en rillingen, maar ook tot bloedarmoede en orgaanfalen.
Er bestaan gelukkig al vele jaren geneesmiddelen die de ontwikkeling van de ziekte verhinderen. Lariam® en Malarone® zijn bekende producten. “De WHO adviseert zwangere vrouwen, peuters en kleuters in risicogebieden om die geneesmiddelen te nemen”, weet prof. Jean-Pierre Van geertruyden, verbonden aan het Global Health Institute van de Universiteit Antwerpen. “Voor schoolgaande kinderen zijn die richtlijnen er niet.”
Minder malaria, minder bloedarmoede
Daar kan een grootschalige internationale studie misschien verandering in brengen. 33 wetenschappers van 15 universiteiten en onderzoeksinstellingen, waaronder UAntwerpen en de befaamde London School of Hygiene & Tropical Medicine, onderzochten meer dan 15 000 schoolkinderen tussen 5 en 15 jaar in 7 Afrikaanse landen. De kinderen kregen een preventief geneesmiddel, een placebo of geen behandeling.
De resultaten zijn erg opvallend. Van geertruyden: “Een preventieve malariabehandeling halveert de kans op het krijgen van de ziekte. Het aantal gevallen van bloedarmoede veroorzaakt door malaria, neemt met 15% af. Tenslotte zijn de schoolprestaties van de kinderen (10 jaar en ouder) die een behandeling kregen, duidelijk beter. Uit een ander onderzoeksproject, uitgevoerd door UAntwerpen, blijkt ook dat schoolkinderen de ‘driver’ zijn van het aantal besmettingen met malaria in de bevolking.”
Combinatie met muggennetten
Deze onderzoeken tonen volgens Van geertruyden en collega’s aan dat gezondheidscampagnes met preventieve malariabehandelingen dus een heel positief effect kunnen hebben. “Deze aanpak kan in combinatie met het gebruik van muggennetten en de komst van het malariavaccin – dat momenteel getest wordt – bijdragen tot de eliminatie van de ziekte op termijn.”
De resultaten van het onderzoek verschijnen in het toptijdschrift The Lancet Global Health.
Clubs moeten centraler worden geplaatst in de voetbalpiramide (23/10/2020)
Club Brugge en UAntwerpen organiseerden eerste internationale congres binnen voetballeerstoel.
Om de grote uitdagingen in de voetbalindustrie adequaat te trotseren is een structurele wijziging nodig van de sector. Meer transparantie en een regulatoir level playing field zijn daarbij essentieel. Bovendien zijn de clubs de motor van de voetbalsector en dienen zij op deze manier geïntegreerd te worden in de voetbalpiramide. Dat is een van de vaststellingen na het eerste internationale congres in het kader van de Club Brugge Leerstoel aan UAntwerpen.
In december 2019 werd de Club Brugge Leerstoel opgericht aan de rechtsfaculteit van de Universiteit Antwerpen. De Leerstoel, een gezamenlijk initiatief van Club Brugge en UAntwerpen, staat voor het professionaliseren van de governance van de voetbalonderneming en het optimaliseren van de regelgeving met betrekking tot de voetbalonderneming, zowel op Europees als nationaal niveau. De samenwerking tussen de voetbalclub en de universiteit is uniek: nog nooit werd een wetenschappelijke en academische samenwerking van die aard op touw gezet tussen beide sectoren.
Op 14 oktober 2020 werd er in het kader van de leerstoel een eerste internationaal congres georganiseerd. “De juridische en economische uitdagingen voor de voetbalonderneming stonden centraal”, vertelt prof. Robby Houben (UAntwerpen), houder van de leerstoel. “Die uitdagingen zijn gigantisch in deze snel evoluerende tijden. We wisten zeven topsprekers uit binnen- en buitenland te strikken. Onder anderen CEO van Club Brugge Vincent Mannaert, de bekende Engelse sportadvocaat Nick De Marco en Wouter Lambrecht, general counsel van FC Barcelona, namen het woord.”
Vergelijking met de VS
Onder meer de verkoop van de mediarechten kwam ter sprake. “Vandaag zijn die rechten een van de belangrijkste inkomstenstromen voor de clubs”, zegt Steve Nuyts, doctoraatsonderzoeker binnen de Leerstoel. "Maar blijft dit zo? François Godard van het gespecialiseerde Londense mediarechtenbureau Enders Analysis maakt de relevante vaststelling dat de waardering hiervan momenteel stagneert in de top 5-competities in Europa."
In het licht van de recente Manchester City case werd ook dieper ingegaan op de huidige regelgeving rond Financial Fair Play. De conclusie is dat Financial Fair Play een goed (maar geen perfect) instrument is voor haar doel, het verbeteren van de financiële stabiliteit in de sector. Het is een misconceptie dat een van de doeleinden de verbetering van competitiviteit tussen clubs betreft.
De toenemende investeringen vanuit de Verenigde Staten in de Europese sportwereld werden ook besproken. Is het toeval dat de eigenaars van de twee initiatiefnemende clubs van ‘Project Big Picture’ in de UK een Noord-Amerikaanse achtergrond hebben?
Presentaties vrij beschikbaar
De integrale presentaties van de sprekers en het aansluitende debat zijn vrij beschikbaar op de website van de Club Brugge leerstoel: https://www.uantwerpen.be/en/chairs/club-brugge-chair/conferences/. Elke presentatie kan afzonderlijk worden bekeken.
Bij de Belgische landskampioen blikken ze tevreden terug op het eerste congres. Vincent Mannaert: “In naam van Club Brugge wil ik de Universiteit Antwerpen en de gastsprekers bedanken voor het zeer geslaagde seminarie van onze leerstoel. De besproken thema’s zijn brandend actueel en de gedeelde inzichten waren inhoudelijk verrijkend. Het internationale voetbal staat aan de vooravond van nieuwe, ingrijpende veranderingen.”
Al 750 academici staan stuk loon af voor solidariteitsactie (21/10/2020)
Professoren doneren voor drie projecten van de Koning Boudewijnstichting in de strijd tegen kansarmoede.
Reeds 750 Vlaamse academici scharen zich achter de solidariteitsactie 1000x1000. Zo ondersteunen ze ook de vraag naar een nieuw sociaal contract. En dat is nodig ook, want de cijfers tonen aan dat corona veel mensen in financiële problemen aan het brengen is.
Een maand geleden lanceerden professoren en emeriti van verschillende universiteiten een grote solidariteitsactie. 1000x1000 roept academici op om 1000 euro te doneren voor drie projecten van de Koning Boudewijnstichting in de strijd tegen kansarmoede. COVID-19 legt de bestaande sociale breuklijnen in onze samenleving immers bloot. De pandemie versterkt ze ook.
“Op dit ogenblik lijkt het met 6500 extra leefloners nogal mee te vallen”, zegt Bea Cantillon (UAntwerpen). “Maar de snel stijgende tussenkomsten van de OCMW’s voor niet-dringende medische hulpverlening zijn bepaald verontrustend (+25 609). Met een groei van bijna 21 000 dossiers voorspellen ook de interventies voor schuldbemiddeling weinig goeds. Te vrezen valt dat dat maar de voorbodes zijn van een grote toename van het aantal leefloners in de komende maanden. Ook bij de financiële crisis van 2008 zagen we de echte effecten pas na verloop van maanden.”
Nieuw sociaal contract
Tegenover de sociale gevolgen van de COVID-19-crisis en de structurele uitdagingen van de sociale zekerheid pleiten de professoren voor een nieuw sociaal contract, met een efficiënter sociaal beleid en met rechtvaardiger belastingen. Eén maand na de lancering ondertekenden al 750 academici de oproep.
Bruno De Wever (UGent): “We legden de lat hoog. Met succes. Onder de ondertekenaars vind je alle Vlaamse rectoren, prominente economen en sociologen, virologen, maar even zo goed filosofen, juristen en kernwetenschappers. En hoewel we hoog hebben ingezet op grote giften door professoren en emeriti, stonden we van bij het begin ook open voor alle personeelsleden en voor kleinere stortingen ook. Dat zoveel academici met erg uiteenlopende achtergronden de oproep ondersteunen is echt geen klein signaal. Hoog tijd voor een nieuw en ambitieus sociaal akkoord. Het federale regeerakkoord bevat daarvoor enkele beloftevolle hefbomen. Hopelijk worden ze ook echt gebruikt.”
De Koning Boudewijnstichting bevroeg 500 Belgische armoedeorganisaties over de uitdagingen en problemen waarmee ze tijdens de coronacrisis geconfronteerd worden.
Wetenschappers vinden manier om ammoniak te produceren zonder uitstoot van CO₂ (13/10/2020)
KU Leuven en UAntwerpen bundelen expertise voor duurzame ammoniaksynthese.
De productie van ammoniak – een heel belangrijke chemische bouwsteen, onder meer als onderdeel van synthetische meststoffen – is een van de voornaamste bronnen van CO₂-uitstoot. Door de bundeling van twee verschillende technologieën hebben wetenschappers van KU Leuven en UAntwerpen een CO₂-vrij alternatief ontdekt. Dit onderzoek is mede mogelijk gemaakt door het Moonshot-innovatieprogramma van de Vlaamse overheid.
Ammoniak is een basisstof binnen de chemische industrie en kent veel toepassingen, waarvan kunstmeststoffen het bekendste voorbeeld zijn. De productie van ammoniak gaat echter gepaard met een grote hoeveelheid CO₂-uitstoot. Wereldwijd is twee procent van de CO₂-uitstoot toe te schrijven aan de productie van ammoniak, en in de chemische industrie in Vlaanderen is ammoniaksynthese zelfs verantwoordelijk voor vijftien procent van de uitstoot.
De productie gebeurt voornamelijk aan de hand van het Haber-Boschproces, dat aan het begin van de twintigste eeuw ontwikkeld werd. Daarbij wordt een mengsel van stikstofgas en waterstofgas door middel van hoge temperatuur en druk omgezet in ammoniak. Het gebruik van aardgas, als bron voor waterstofgas, zorgt voor de grote CO₂-uitstoot.
Duurzame alternatieven
Wetenschappers van KU Leuven en UAntwerpen hebben nu een eerste doorbraak gerealiseerd in de zoektocht naar een duurzaam alternatief voor ammoniaksynthese. Ze kregen hiervoor steun van de Vlaamse overheid via het innovatieprogramma Moonshot, dat tegen 2050 een CO₂-neutrale industrie wil mogelijk maken.
In een eerste fase komt plasmatechnologie aan bod, de onderzoeksexpertise van professor Annemie Bogaerts (UAntwerpen).
“Een eerste horde om ammoniak te produceren, is het splitsen van het stikstofmolecule N₂. Dat is een erg stabiel molecule, door de drievoudige binding tussen twee stikstofatomen. In plaats van de hoge temperaturen en druk van Haber-Bosch gebruiken wij een plasmareactor.”
“Plasma krijg je door gas te verwarmen of door er elektrische energie in te brengen. Zo ontstaat er een cocktail van verschillende reactieve deeltjes waarin nieuwe chemische reacties mogelijk zijn. In de plasmareactor vormen zich elektrische ladingen en hoge temperaturen, vergelijkbaar met een bliksem. In deze omstandigheden is het mogelijk om het stabiele stikstofmolecule N₂ te splitsen. Door reactie met zuurstof ontstaan er vervolgens stikstofoxides.”
Inspiratie in de autosector
Stikstofoxides zijn beter bekend als NOx. “Er bestaan in de automobielsector al technologieën om de NOx-moleculen te elimineren uit de uitlaatgassen en daarop hebben we ons gebaseerd”, zegt professor Johan Martens (KU Leuven). “We hebben een bestaande filter aangepast zodat die de NOx-moleculen niet omzet in stikstof, maar in ammoniak.”
“Door de combinatie van plasmatechnologie met concepten uit de auto-industrie kan je dus op een duurzame wijze ammoniak produceren. En het mooie is dat de nodige grondstoffen, lucht en water, altijd en overal aanwezig zijn. Voor de opwekking van het plasma kan je dan weer hernieuwbare elektriciteit gebruiken via zonne- of windenergie.”
Decentrale productie
“We hebben een overtuigend concept gevonden, nu is het zaak om dit idee uit te werken tot een industrieel proces”, reageert professor Bogaerts. “Dit gebeurt eerst met een pilootopstelling in het labo. Uiteindelijk willen we komen tot een functionele toepassing die kan bijdragen aan de strijd tegen klimaatopwarming.”
“Onze technologie zal het Haber-Boschproces niet meteen vervangen, maar kan op korte termijn wel een bijzonder waardevolle aanvulling bieden”, vult professor Martens aan. “In tegenstelling tot de huidige ammoniakproductie die gebeurt in een beperkt aantal gigantische reactoren, kan de plasmatechnologie lokaal worden ingezet met kleine installaties op verschillende plekken. Denk aan landbouwers in afgelegen gebieden: zij zouden met deze technologie, aangedreven door zonne- of windenergie, hun eigen meststoffen kunnen produceren.”
De studie ‘A new route towards green ammonia synthesis through plasma‐driven nitrogen oxidation and catalytic reduction’ door L. Hollevoet, F. Jardali, Y. Gorbanev, J. Creel, A. Bogaerts en J. Martens is gepubliceerd in Angewandte Chemie.
"Vlaming vindt kraantjeswater ongezonder en minder lekker" (01/10/2020)
UAntwerpen, Water-Link en het Vlaams Kenniscentrum Water zochten uit waarom we massaal flessenwater drinken.
Waarom sleuren we met flessenwater uit de winkel, wanneer er goedkoop en gezond drinkwater uit de kraan komt? Kraantjeswater heeft de perceptie tegen, blijkt uit onderzoek. “Vlamingen gaan ervan uit dat het ongezonder en minder lekker is dan flessenwater”, klinkt het.
Uit onderzoek van de Vlaamse Milieumaatschappij blijkt dat 66% van de Vlamingen voornamelijk flessenwater drinkt. De Universiteit Antwerpen, Water-Link en het Vlaams Kenniscentrum Water (Vlakwa/VITO) gingen op zoek naar de oorzaak van deze flessenliefde en onderzochten ook hoe de Vlaming staat tegenover het drinken van gezuiverd afvalwater. Circulair watergebruik wordt immers de regel, volgens de Vlaamse Blue Deal van Zuhal Demir.
Flessenwater is honderd keer duurder dan kraantjeswater, we hebben drie liter water nodig om één liter flessenwater te produceren en de productie van flessenwater vergt 1000 tot 2000 keer meer energie dan de productie van kraantjeswater. Bovendien weet iedereen ondertussen hoe schadelijk plastic flessen zijn voor het milieu. Om het nog niet te hebben over het feit dat plastic nog altijd gemaakt wordt uit de steeds schaarser wordende fossiele brandstoffen, waardoor het productieproces niet alleen veel energie kost, maar ook een flink spoor CO2 achterlaat. En toch ‘scoort’ Vlaanderen in de Europese hitlijsten als topverbruiker van flessenwater.
Vorm van status
De onderzoekers vinden een grote oorzaak in de perceptie van de Vlaming. Die heeft het niet voor kraantjeswater. Hij gaat ervan uit dat het ongezonder is en minder lekker dan flessenwater. Als het dan ook nog gaat om water dat gerecycleerd wordt uit afvalwater, is het wantrouwen nog groter. “Flessenwater wordt bovendien nog altijd gezien als een vorm van status”, zegt Dirk Halet, strategisch coördinator bij Vlakwa. “Het is de norm tijdens sociale aangelegenheden en restaurantbezoekers zijn zonder probleem bereid om ettelijke euro’s neer te tellen voor een bekend watermerk.”
“De oorzaak is niet volledig te vinden in een gebrekkige infrastructuur, aangezien slechts een klein percentage van de Vlaamse huishoudens nog niet aangesloten is op het leidingnetwerk of kampt met loden leidingen,” legt watertechnoloog Siegfried Vlaeminck (UAntwerpen) uit. Dit was slechts het geval voor 3% van de 2345 deelnemers aan de studie.
Klein draagvlak
Sociologen Robbe Geerts en Frédéric Vandermoere (UAntwerpen) stellen vast dat de voorkeur voor flessenwater het sterkst naar boven komt bij bepaalde socio-demografische groepen. “Het zijn vooral mannen, oudere mensen en lager geschoolden die geen kraantjeswater op tafel zetten. Hebben we het over het vertrouwen in gerecycleerd afvalwater als drinkwater, dan is dat draagvlak over het algemeen niet hoog. Verder zien we dat wantrouwen het vaakst voorkomt bij lager geschoolden en vrouwen. Opvallend is wel dat we het meeste vertrouwen in de waterzuiveringstechnologie terugvinden in de provincie Antwerpen, terwijl het vertrouwen het laagst is in West- en Oost-Vlaanderen.”
Pieter Joos, Els Van Meenen en Katleen Van Den Steen van Water-Link merken op dat overheden en bedrijven wereldwijd op zoek zijn naar alternatieve waterbronnen om nakende tekorten op te vangen. Kraantjeswater drinken is een deel van de oplossing, de behandeling en hergebruik van afvalwater een ander. Maar de Vlaming is sceptisch. Hoewel experts zoals bio-ingenieur Tim van Winckel (UAntwerpen) verzekeren dat kraantjeswater perfect veilig is, heeft de Vlaming dus duidelijk de nodige bedenkingen.
Informeren en sensibiliseren
Volgens Ronny Blust, vicerector Onderzoek van de Universiteit Antwerpen, moet informeren en sensibiliseren voorop staan. “Vlaanderen heeft nood aan een aantal concrete actiestrategieën om het wantrouwen om te buigen in vertrouwen. Internationaal onderzoek heeft immers aangetoond dat een breed maatschappelijk draagvlak onontbeerlijk is om over te gaan tot een ingeburgerd afvalwaterhergebruik.”
“Vlaams sociaalwetenschappelijk onderzoek naar dit thema is echter schaars”, aldus Frédéric Vandermoere. Verder kwalitatief en kwantitatief onderzoek moet meer inzicht geven in de houding van de Vlaming tegenover kraantjeswater en gerecycleerd afvalwater. Robbe Geerts benadrukt dat “lokaal onderzoek noodzakelijk is om actiestrategieën te bedenken en draagvlak te creëren binnen een Vlaamse context. Dit is een belangrijke voorwaarde voor het slagen van de Vlaamse Blue Deal.”
UAntwerpen strijdt in frontlinie tegen het coronavirus (30/09/2020)
Antwerpse universiteit staat in top 15 wat COVID-gerelateerde Europese onderzoeksfinanciering betreft.
Wetenschappers aller landen zetten alles op alles in de strijd tegen het coronavirus. UAntwerpen rijdt mee in de kopgroep: de Antwerpse universiteit staat in de top 15 van universiteiten die het meeste COVID-gerelateerde onderzoeksfinanciering van de Europese Unie krijgen.
Tegen eind 2020 zal de Europese Unie 1 miljard euro geïnvesteerd hebben in research en innovatie in de strijd tegen COVID-19. Dusver gaat het om bijna 460 miljoen euro uit Horizon 2020, de portefeuille van de EU voor onderzoek en innovatie. De gesteunde projecten zijn heel divers: het gaat over behandelingen en vaccins tegen corona, maar ook rond dataverzameling, nieuwe technologieën en over hoe Europa en de wereld zich kunnen voorbereiden op eventuele toekomstige pandemieën.
In de strijd tegen het virus spelen ook de universiteiten een belangrijke rol. Zo ook de Universiteit Antwerpen: mensen als Pierre Van Damme, Herman Goossens, Erika Vlieghe en Niel Hens stellen hun expertise dagelijks ter beschikking van de overheid en van de media, maar ze leiden tegelijkertijd ook heel wat onderzoek naar het virus.
Gerichte investeringen
Dat blijkt ook uit de cijfers: Europa maakte een top 15 van universiteiten en onderzoeksinstellingen die financiering kregen voor COVID-19-gerelateerde projecten in het kader van Horizon 2020. UAntwerpen en de KU Leuven staan mooi gepositioneerd. De Antwerpse universiteit kreeg tot dusver 2,6 miljoen euro Europese financiering.
Met de onderzoeksgroep VAXINFECTIO beschikt UAntwerpen over een jarenlange expertise op het vlak van infectieziekten. Drie van de door Europa gefinancierde projecten worden binnen deze groep uitgevoerd. Prof. Herman Goossens leidt bijvoorbeeld de RECOVER-studie: in dit project wordt het virus geanalyseerd bij gezondheidswerkers en hospitalen in verscheidene Europese landen, onder meer om nieuwe diagnostische testen te ontwikkelen, de staalnames en analyses te optimaliseren en vooral om de zorgverlening in de strijd tegen COVID-19 te verbeteren.
Impact op kwetsbare groepen
“Maar UAntwerpen bestudeert het coronavirus ook uit heel andere invalshoeken”, zegt Anne Adams, diensthoofd van het Grants Office op UAntwerpen. “De sociale wetenschappers van het onderzoeksinstituut CEMIS bijvoorbeeld onderzoeken de impact van het virus op kwetsbare groepen in de samenleving. Ze brengen de strategieën in verscheidene Europese landen in kaart en analyseren ze, om daar lessen voor de toekomst uit te trekken. Die interdisciplinariteit is een van de redenen waarom onze universiteit zo sterk scoort op het vlak van coronagerelateerd onderzoek."
Antwerpenaar schat eigen risico op hart- en vaatziekten te laag in (29/09/2020)
UAntwerpen ondervroeg 643 mensen over belangrijkste doodsoorzaak bij volwassenen.
De Antwerpse bevolking heeft een goede kennis van hart- en vaatziekten, zo blijkt uit een bevraging van de Universiteit Antwerpen onder 643 willekeurig geselecteerde volwassenen van 18 jaar en ouder uit twee districten in de stad Antwerpen. Tegelijk bleek uit de bevraging dat de meeste volwassenen hun eigen risico op het krijgen van hart- en vaatziekten eerder (te) laag inschatten.
De bevraging werd uitgevoerd in het kader van het SPICES-project rond de preventie van hart- en vaatziekten onder kwetsbare doelgroepen, onder leiding van prof. Hilde Bastiaens (UAntwerpen). Het project wordt gefinancierd door de Europese Commissie en loopt in ons land, in Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Oeganda en Zuid-Afrika.
“29 september is de internationale Dag van het Hart. Bewustzijn creëren rond deze aandoening onder de bevolking is van cruciaal belang, want hart- en vaatziekten zijn wereldwijd de voornaamste ziekte- en doodsoorzaak onder volwassenen”, zegt prof. Bastiaens. Levensstijlfactoren zoals te weinig bewegen, ongezond eten, stress of roken hebben een grote invloed op het krijgen van hart- en vaatziekten. Zeker in tijden van COVID-19 zien we dat een gezonde levensstijl een extra uitdaging vormt.
Schatten we risico juist in?
“Aangezien kennis van gedragsrisico’s en een juiste inschatting van risico essentieel zijn om een gezonde levensstijl aan te nemen, voerden we een bevraging uit onder volwassenen om een beeld te krijgen van wat ze weten over risicofactoren en of ze hun risico juist inschatten”, aldus Kathleen Van Royen, specialist gezondheidscommunicatie in het SPICES-project.
De bevraging toont aan dat de kennis rond hart- en vaatziekten onder de Antwerpse bevolking vrij goed is. Vrouwen scoorden voor kennis gemiddeld 6,8 op 9 en mannen 6,7. Slechts 5% van de deelnemers scoorde minder dan de helft. Bijna een derde van de deelnemers (31,4%) wist niet dat mensen met diabetes een verhoogd risico hebben op het krijgen van een hartaanval of een beroerte. Dat een familiegeschiedenis van hart- en vaatziekten een risicofactor is voor hoge bloeddruk, was niet geweten door twee derde (63%) van de deelnemers.
Bewustzijn verhogen
Aan de hand van zeven vragen peilden de onderzoekers of deelnemers hun risico goed kunnen inschatten. Vrouwen vertoonden een betere score met gemiddeld 15,6 op maximum 27, dan mannen met 14,1. Hoe hoger de score, hoe beter het eigen risico ingeschat wordt, wat dan weer gerelateerd is aan het verbeteren van de levensstijl. Mensen met een hoger inkomen hadden een betere risicoperceptie van hart- en vaatziekten.
Hoewel dus de kennis rond hart- en vaatziekten relatief goed is, moet het bewustzijn rond diabetes en familiaire belasting als risicofactor verhoogd worden. Van Royen: “Onze studie toont aan dat mannen, een lagere leeftijd en mensen met een lager inkomen de neiging hadden om hun risico op hart- en vaatziekten te onderschatten. Het is dus belangrijk om in de toekomst in te zetten op het verbeteren van de inschatting van het eigen risico bij deze groep.”
Antwerps onderzoeker vindt oorzaak mysterieuze knikkebolziekte (25/09/2020)
Rivierblindheid ligt aan de basis, en kan eenvoudig bestreden worden met een anti-parasietenmedicijn en het verdelgen van de zwarte vlieg.
Sedert enkele jaren speuren onderzoekers van de Universiteit Antwerpen in samenwerking met Afrikaanse wetenschappers naar de oorzaken van de knikkebolziekte, een mysterieuze vorm van epilepsie die enkel kinderen in Afrika treft. Dr. Joseph Nelson Siewe Fodjo, Kameroens onderzoeker, ontdekte tijdens zijn doctoraat dat rivierblindheid aan de basis ligt, en dat de knikkebolziekte eenvoudig bestreden kan worden met het anti-parasietenmedicijn Ivermectin en het verdelgen van de zwarte vlieg.
Wereldwijd lijden 50 miljoen mensen aan epilepsie. 80% van hen leeft in landen met lage en middelmatige inkomens, en vaak ook in gebieden in Afrika waar rivierblindheid voorkomt. De reden hiervoor was nooit gekend. Tot nu, want dr. Joseph Nelson Siewe Fodjo onderzocht tijdens zijn doctoraat de relatie tussen rivierblindheid en epilepsie, onder begeleiding van professor Bob Colebunders, in het kader van een door de Europese gemeenschap gefinancierd project.
Zwarte vlieg
“Het onderzoek bevestigde de hoge frequentie van epilepsie in gebieden waar rivierblindheid niet onder controle is, zoals onder meer in Kameroen, de Democratische Republiek Congo en Zuid-Soedan. In sommige dorpen leed tot 6% van de bevolking eraan”, vertelt dr. J. Siewe. “We ontdekten verschillende vormen van epilepsie geassocieerd met rivierblindheid: vooral epilepsie met gegeneraliseerde aanvallen, maar ook de knikkebolziekte en het Nakalanga-syndroom, dat gepaard gaat met ernstige groeiachterstand, vertraagde seksuele ontwikkeling, cognitieve stoornissen en soms beendermisvormingen.”
“We zagen dat kinderen tussen 8 en 12 jaar die voorheen volledig gezond waren, plots epileptische aanvallen kregen. Vaak ging het om meerdere kinderen binnen eenzelfde gezin. De getroffen families woonden meestal dicht bij de broedplaatsen van de zwarte vlieg, de overbrenger van de worm die rivierblindheid veroorzaakt. Maar velen kunnen een behandeling met anti-epileptische medicatie niet betalen, en daarom wordt iemand met epilepsie in deze contreien zelden ouder dan 30 jaar.”
Eenvoudige remedie
Nochtans is er volgens dr. J. Siewe een eenvoudige remedie. “Door jaarlijks Ivermectin – een geneesmiddel tegen rivierblindheid – uit te delen aan de hele bevolking, kan deze vorm van epilepsie perfect voorkomen worden. Een behandeling tweemaal per jaar zou nóg beter zijn, en helemaal ideaal is de combinatie met het verdelgen van de broedhaarden van de zwarte vlieg om rivierblindheid volledig uit te roeien.”
Verder onderzoek moet aantonen hóé de worm precies de hersenschade veroorzaakt die aanleiding geeft tot de knikkebolziekte en de andere vormen van epilepsie. “Maar sowieso moeten er dringend meer inspanningen gedaan worden om het immense lijden van families met kinderen met epilepsie in vele streken in Afrika te verlichten en hopelijk zelfs helemaal te vermijden”, besluit professor Colebunders.
Rector en experts vragen studenten richtlijn Veiligheidsraad niet te volgen (24/09/2020)
Om verspreiding virus tegen te gaan knopen studenten best geen nauwe contacten met elkaar aan.
De Nationale Veiligheidsraad besliste woensdag dat iedereen maximaal vijf nauwe contacten per maand mag hebben. UAntwerpen raadt haar studenten aan niet in te gaan op dat aanbod, omdat het coronavirus zich momenteel breed verspreidt onder jongvolwassenen.
In een mailbericht aan alle studenten legt rector Herman Van Goethem uit dat het geen goed idee is om op het aanbod van de Nationale Veiligheidsraad in te gaan. Hij roept de studenten op de nauwe contacten buiten de thuisomgeving zo beperkt mogelijk te houden. De oproep wordt mee ondertekend door de professoren Herman Goossens, Pierre Van Damme en Erika Vlieghe, en door prof. Guy Hubens, decaan van de Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen.
De integrale mail:
Beste studenten
De universiteit is een leeromgeving van bruisende jonge mensen tussen 18 en ca. 25 jaar oud. We maken ons ten zeerste zorgen over de verspreiding van het Covid-19-virus in jullie groep.
Op dit ogenblik heeft de Veiligheidsraad geopteerd voor nieuwe regels die, wat de studenten betreft, hierop neerkomen: 1° er is enerzijds je thuisomgeving, waar je uiteraard geen afstand bewaart en ook geen mondmasker draagt; 2° voortaan mogen jullie ook, bijvoorbeeld aan de universiteit, een groep van maximaal vijf vormen, telkens voor een maand; dus met medestudenten bij wie je zonder mondmasker en met minder dan 1,5m afstand kan vertoeven.
Ons advies is om nu niet in te gaan op het aanbod van de Veiligheidsraad om op deze wijze zo’n nauwe contacten met elkaar aan te knopen.
Indien je dat toch zou doen, hou die contacten echt zo beperkt mogelijk.
In de leslokalen van onze universiteit geldt code oranje, en dat blijft zo. We bevelen echter ten zeerste aan om ook buiten de leslokalen onderling zoveel mogelijk 1,5m afstand te houden en mondmaskers te dragen wanneer je niet die afstand kan houden.
Stay safe en draag zorg voor elkaar!
Hartelijke groet
Herman Van Goethem, rector
Guy Hubens, decaan Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
Herman Goossens, Pierre Van Damme & Erika Vlieghe, Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen
UAntwerpen verwelkomt meer generatiestudenten (21/09/2020)
Zes van de negen faculteiten noteren meer inschrijvingen, ook totaal aantal studenten stijgt.
In dit bijzondere academiejaar verwelkomt UAntwerpen meer studenten dan vorig jaar. De inschrijvingscijfers zijn nog niet definitief, maar zowel het aantal generatiestudenten (+1,3%) als het totaal aantal studenten (+3,6%) gaat in stijgende lijn. Tot de opvallendste groeiers horen architectuur, biomedische wetenschappen en geneeskunde.
Alles is anders door het coronavirus, en dat gold en geldt ook voor de inschrijvingen aan de Universiteit Antwerpen. Inschrijven kon deze zomer alleen digitaal. “De aanmeldingen kwamen laat op gang”, zegt Ann De Schepper, vicerector onderwijs. “Niet onlogisch, want het toelatingsexamen geneeskunde en de ijkingstoetsen voor heel wat opleidingen vonden pas op het einde van augustus plaats.”
Inschrijvingen nog niet achter de rug
De inschrijvingsperiode is nog niet achter de rug: op de inschrijvingsdienst worden nog volop dossiers verwerkt. De cijfers zijn dus nog niet definitief, maar bij de start van het nieuwe academiejaar kan de Universiteit Antwerpen een mooi rapport voorleggen: de voorlopige cijfers wijzen op een vooruitgang van 3,6% wat het totaal aantal studenten betreft.
Ook het aantal generatiestudenten, zeg maar de studenten die voor de eerste keer aan een opleiding in het hoger onderwijs beginnen, zit in de lift: met een voorlopige groei van 1,3% zal wellicht de kaap van 3000 generatiestudenten gerond worden. Liefst zes van de negen faculteiten op UAntwerpen verwelkomen meer generatiestudenten. Eentje zet een status quo neer, slechts twee noteren wat minder inschrijvingen.
Opvallende stijgers op opleidingsniveau
- Sociaaleconomische wetenschappen: +29%
- Architectuur: + 28%
- Biomedische wetenschappen: +26%
- Geneeskunde: +22%
Procentueel scoren handelsingenieur in de beleidsinformatica (+84%), informatica (+54%) en politieke wetenschappen (+41%) nog beter, maar daar zijn de groepen minder groot zodat schommelingen sneller opvallen.
Enkele opleidingen trekken minder studenten
- Farmaceutische wetenschappen: -21%
- Toegepaste ingenieurswetenschappen: -16%
- Revalidatiewetenschappen: -13%
- Diergeneeskunde: -13%
Verklaringen vinden voor stijgers en dalers is altijd wat giswerk. Biomedische en farmaceutische wetenschappen trekken wel vaker studenten met gelijkaardige interesses aan. Sociaal-economische wetenschappen is een brede opleiding die alleen aan UAntwerpen gevolgd kan worden. De Antwerpse opleiding geneeskunde profileert zich anders dan de andere opleidingen geneeskunde. De daling bij diergeneeskunde en toegepaste ingenieurswetenschappen is wellicht deels te verklaren door de latere inplanning van de ijkingstoets.
Rector Herman Van Goethem is tevreden over de cijfers. “Groeien is altijd leuk. Dat we vooruitgaan in moeilijke omstandigheden, is mooi. De cohorte van 2002, met de 18-jarigen van nu, is kleiner dan die van de vorige jaren, er waren de oproepen om eerst een jaar iets anders te doen vooraleer aan het hoger onderwijs te beginnen en corona zorgt sowieso voor de nodige onzekerheid. Ik ben blij dat veel studenten voor UAntwerpen kozen. Aan ons om hen een boeiend en kwaliteitsvol academiejaar aan te bieden.”
Bijzonder academiejaar start met infosessies en muziek (20/09/2020)
Op maandag 21 september heet UAntwerpen alle nieuwe studenten welkom op de campus.
De faculteiten organiseren onthaalsessies per opleiding, ASK-Stuwer tekent present met de Openingsdag, Unifac pakt uit met Students on Stage: in coronatijden verloopt alles anders dan anders, maar de eerste dag van het academiejaar bevat toch veel gebruikelijke ingrediënten.
Op de eerste dag van het academiejaar plaatst de Universiteit Antwerpen de startende studenten altijd centraal. Dat zal ook dit jaar niet anders zijn: op maandag 21 september worden ze allemaal op de campus verwacht. Per opleiding worden welkomsessies georganiseerd, vaak gekoppeld aan een rondleiding op de campus. Uiteraard verloopt alles met respect voor de coronamaatregelen: de studenten worden opgesplitst in kleinere groepen, sessies worden meermaals gegeven.
“De aanpak op de eerste dag van het jaar illustreert meteen onze visie voor dit bijzondere academiejaar”, legt rector Herman Van Goethem uit. “We willen onze eerstejaarsstudenten een warm welkom bieden, zodat ze alle kansen krijgen om een netwerk uit te bouwen. Op dinsdag starten de onderwijsactiviteiten in code oranje, maar ook dan doen we al het mogelijke om onze nieuwe studenten zoveel mogelijk les te laten volgen on campus.”
Een knaller op kot
Vanzelfsprekend worden ook de oudere studenten niet vergeten op de eerste dag van het academiejaar. Zij krijgen een mix van fysieke en virtuele activiteiten aangeboden. Om 10 uur is er de openingsviering in de kathedraal. Die is ook via livestream te volgen, net zoals de openingsconference door Ivan Pecnik. Die start om 11 uur.
Na de middag openen ook de studentenclubs traditioneel hun academiejaar. Op de Stadscampus lokt Students on Stage elk jaar tienduizend studenten naar het Sint-Jansplein. Dat is dit haar natuurlijk niet mogelijk. “We kiezen daarom voor een virtuele editie”, zegt Unifac-preses Robin Boel. “Tussen 13 en 21 uur treden heel wat artiesten op. De livestream is te volgen via onze Facebookpagina. Zo kunnen de studenten het academiejaar toch inzetten met een knaller, en dat thuis of op kot.”
Op Campus Drie Eiken pakt de overkoepelende studentenvereniging ASK-Stuwer uit met een coronaveilige versie van de Openingsdag. “Tussen 13 en 20 uur is iedereen welkom voor een hapje en een drankje met een gezellig achtergrondmuziekje”, vertelt vicepreses Tine Beelen. “Voor de eerstejaars is dit ook de ideale kans om nieuwe mensen te leren kennen en een beter beeld te krijgen van de studentenverenigingen."
Donderdag 24 september staat de plechtige academische opening van het academiejaar op de agenda. De traditionele zitting in de Stadsschouwburg wordt dit jaar vervangen door een online versie.
Eerstejaars krijgen les van topstudente (19/09/2020)
Chabeli Sanders (19) begeleidt studenten tijdens werksessies, om zo maximaal les op de campus te kunnen geven.
Bij de start van het academiejaar legt UAntwerpen de focus maximaal op de eerstejaarsstudenten. Voor grote studentengroepen vormt dat een extra uitdaging: zelfs in de grootste aula’s van het land kan je hen in coronatijd niet samenbrengen. Daarom schakelt de universiteit voor het vak accountancy van de eerstejaarsstudenten TEW en handelsingenieur een extra docent in: een tweedejaarsstudente.
Om alle eerstejaarsstudenten maximaal op de campus te ontvangen, heeft de Faculteit Bedrijfswetenschappen en Economie de werkcolleges voor de eerstejaarsstudenten allemaal ontdubbeld. Zo zijn de groepen kleiner en kan alles coronaproof verlopen. Dat vergt uiteraard een extra inspanning, want elk werkcollege moet ook begeleid worden.
Voor accountancy werd studente Chabeli Sanders aangeworven. Zij zal voor vier parallelgroepen van eerstejaarsstudenten economie de werkcolleges begeleiden. Chabeli is 19 jaar en komt uit Eeklo. Chabeli: “Tijdens de infodag ben ik overtuigd geraakt om de verplaatsing te maken naar ’t Stad. Het curriculum gaf de doorslag: meer dan elders focust de TEW-opleiding op UAntwerpen op de internationale bedrijfswereld.”
Geen enkel cijfertje verkeerd
In juni 2020 rondde ze het eerste jaar van de opleiding TEW succesvol af. “Voor het vak accountancy haalde ze zelfs 20 op 20. ”Dat iemand voor dit vak het maximum van de punten haalt, is hoogst uitzonderlijk”, vertelt prof. Nadine Lybaert. “Dan mag er echt geen enkel cijfertje verkeerd zijn. Het gebeurt maar om de zoveel jaar. We kunnen dus wel stellen dat we een toppertje te pakken hebben.”
Chabeli Sanders: “In het middelbaar gaf ik vaak bijles en ik heb een vlotte babbel. Toen de vraag kwam om de werkcolleges te begeleiden, twijfelde ik geen moment. Het klinkt misschien grappig, maar ik vind de inhoud van het vak ook heel interessant: hoe een bedrijf alle facturen inboekt, dat kan me echt enorm boeien.”
Chabeli kijkt enorm uit naar het eerste werkcollege dat zij zal leiden. "Maar ik vind het wel spannend. Ik ben vooral benieuwd naar de reacties van de studenten, zo veel jonger dan mij zijn ze namelijk niet (lacht).”
Potentieel in eigen huis
Chabeli wordt op deze manier de collega van Christine Lippens. Zij verzorgt al heel wat jaren de werkcolleges van Accountancy en gaf Chabeli vorig jaar zelf les.
Christine Lippens: “Zelf kan ik er die extra werksessies die we dit najaar inrichten door de coronamaatregels niet bijnemen. Iemand tijdelijk aanwerven is niet zo evident. Gelukkig hebben we een groot potentieel in eigen huis. Ik vind het een enorme meerwaarde: sterke studenten die zojuist geslaagd zijn voor het vak, die de kennis kunnen overdragen en vanuit hun persoonlijke ervaring een meerwaarde kunnen bieden aan de nieuwe lichting van studenten.”
Of Chabeli Sanders een carrière als leerkracht overweegt? Chabeli: “Eigenlijk wil ik graag in een bedrijf gaan werken om de cijfers te analyseren. Anderzijds zegt de salesafdeling me ook wel iets, want ik leg het echt graag uit.”
"Welzijn studenten en personeel staat voorop bij code oranje" (18/09/2020)
UAntwerpen start het academiejaar in code oranje. "Eerstejaars krijgen voorrang bij het organiseren van lessen op de campus", zegt rector Van Goethem.
De zware beslissing om in code oranje te stappen, drong zich hoogdringend op vanuit feitelijke gegevens over de virusverspreiding in de regio Antwerpen. Daarbij is elke dag belangrijk.* Als universiteit moeten wij op zulk moment rekening houden met wetenschappelijke adviezen over Covid-19. De universiteit betreurt dat in die omstandigheden niet met alle belanghebbenden, zowel intern als extern, het noodzakelijke overleg kon worden gevoerd.
Bij die beslissing staat in de eerste plaats het welzijn van studenten en personeel voorop, en hun naaste omgeving. Zulke maatregel draagt bovendien bij tot een betere beheersing van het virus in de grootstedelijke regio Antwerpen, wat ten goede komt aan scholen en bedrijven en, meer algemeen, aan de ganse bevolking.
De maatregel betekent niet dat, bijvoorbeeld, het ganse hoger onderwijs dit voorbeeld zou moeten navolgen. UAntwerpen is echter, met zijn 22.000 studenten, een heel belangrijke regionale speler. Bovendien is het onze overtuiging dat we in staat zijn om ook in code oranje de nieuwe studenten goed te verwelkomen en ze tevens degelijk onderwijs te verschaffen. Daartoe wordt het nodige gedaan, in overleg met de studentenvertegenwoordigers en -verenigingen.
De nieuwe studenten zijn uiteraard prioritair in het uitwerken van de studieregelingen: het eerste jaar heeft voorrang in de lesorganisatie op de campus.
De situatie is ook niet noodzakelijk langdurig. Op vraag van de Studentenraad van de Universiteit Antwerpen engageren we ons om alles in het werk te zetten teneinde zo spoedig mogelijk over te schakelen naar ‘code geel’. Daarbij is het goed denkbaar dat de eerstejaars als eersten naar code geel zullen overstappen.
* Het reproductiecijfer corona bedraagt thans 1,3. Verdubbeling aantal hospitalisaties omwille van corona: na een week. Testpositiviteit in regio Antwerpen-Zuid: 11%.
Universiteitsfonds Antwerpen rondt kaap van twee miljoen euro (17/09/2020)
Brandingscampagne 'Geef vandaag om morgen' laat potentiële donateurs kennismaken met UAntwerpen.
Het Universiteitsfonds Antwerpen lanceert een brandingscampagne onder de noemer ‘Geef vandaag om morgen’. Doel? Potentiële donateurs overtuigen om te doneren, te schenken en samen te werken met de Universiteit Antwerpen. Sinds enkele jaren zit het aantal vrije giften aan UAntwerpen in de lift. Vorig jaar werd voor de eerste keer de kaap van meer dan 2 miljoen euro aan giften gerond.
Het Universiteitsfonds Antwerpen is de drijvende kracht voor mecenaat aan de Universiteit Antwerpen. Alles wat te maken heeft met vrijblijvende giften, testamenten, opstarten van een academische leerstoel of een fonds op naam wordt door het Universiteitsfonds Antwerpen behartigd. Zo werkt het Universiteitsfonds Antwerpen vandaag mee aan de oplossingen van morgen. Zowel bedrijven, verenigingen als particulieren leveren hierbij een maatschappelijke bijdrage.
“Weinig mensen weten het, maar ook de Universiteit Antwerpen is een erkend goed doel”, vertelt Dimitry Beuckelaers, coördinator van het Universiteitsfonds Antwerpen. “Sinds enkele jaren zit doneren aan de Universiteit Antwerpen gelukkig in de lift. In 2019 mocht de Universiteit Antwerpen maar liefst 2 179 274 euro aan giften ontvangen, een absoluut record. Ook het aantal academische leerstoelen verdubbelde onder impuls van het Universiteitsfonds Antwerpen tot de huidige 25 leerstoelen.”
Nieuwe campagne ‘Geef vandaag om morgen’
Het Universiteitsfonds Antwerpen start voor de eerste keer met een brede brandingscampagne om schenken en doneren aan de Universiteit Antwerpen in de kijker te zetten: ‘Geef vandaag om morgen’. Vijf gezichten geven concreet vorm aan de campagne. Het gaat om vijf mensen die elk vanuit hun eigen leefwereld ambassadeur zijn naar een bepaalde doelgroep toe: particuliere schenkers (Katrijn Van Hove), erflaters (Paul Verlodt), ondernemers (ondernemer van het jaar Jo Van Moer), serviceclubs (Veerle Allaert en Martine Declercq van Zonta Antwerpen) en ook een interne ambassadeur gericht naar het personeel van de Universiteit Antwerpen (professor Evelien Smits).
Elk campagnegezicht vertelt waarom hij of zij kiest voor de Universiteit Antwerpen als goed doel. Erflater Paul Verlodt over wat hem juist dreef om de Universiteit Antwerpen op te nemen in een legaat: “Onze samenleving moet het hoofdzakelijk hebben van hersenen, maar je kan niet anders dan vaststellen dat er te weinig geïnvesteerd wordt in wetenschappelijk en baanbrekend onderzoek. Daar wil ik iets aan doen. Ik nam de Universiteit Antwerpen alvast op in mijn testament. Op die manier wil ik als ik er niet meer ben nog iets kunnen betekenen voor de wetenschap. Het klinkt misschien ambitieus, maar via mijn steun aan de universiteit wil ik proberen de maatschappij te veranderen in de positieve zin.”
Haal meer uit je gift in 2020: 45 wordt 60 procent belastingvermindering
De coronapandemie zet de hele maatschappij voor een immense uitdaging. In deze uitzonderlijke periode probeert iedereen zijn steentje bij te dragen. Om schenkers te belonen voor hun niet-aflatende steun geldt er tot einde 2020 een verhoogde belastingvermindering voor giften.
Wie dit jaar tussen januari en december aan een goed doel schenkt, geniet een fiscaal voordeel van niet 45, maar wel 60 procent. Dat voordeel geldt zolang het totaalbedrag van je giften minder bedraagt dan 20 procent – in plaats van de gebruikelijke 10 procent – van je totaal gezamenlijk belastbaar netto-inkomen, met een maximum van 397 850 euro. Concreet zal een schenking van 100 euro je dus uiteindelijk maar 40 euro kosten. Een ideale manier om vandaag te geven om morgen.
UAntwerpen start jaar in code oranje (16/09/2020)
Kwaliteitsvol onderwijs is ook mogelijk in nieuwe modus, onthaalmomenten gaan door zoals gepland.
Het coronavirus grijpt opnieuw om zich heen in ons land, het aantal besmettingen neemt dag na dag toe. De Universiteit Antwerpen neemt haar verantwoordelijkheid en start het nieuwe academiejaar in code oranje. “Ook dan kunnen we onze studenten kwaliteitsvol onderwijs aanbieden”, zegt rector Herman Van Goethem.
Op dit moment geldt code geel voor de Vlaamse onderwijswereld. Die fase maakt heel veel mogelijk in het basis- en secundair onderwijs, en geeft het hoger onderwijs onder meer de kans om vijftig procent van de aulacapaciteit te benutten. Maar de coronacijfers gaan opnieuw de verkeerde richting uit. Vooral bij jongvolwassenen neemt het aantal infecties sterk toe.
“De jongvolwassenen, dat is de doelgroep van de universiteiten”, legt rector Herman Van Goethem uit. “Volgende week start het academiejaar op UAntwerpen en worden onze campussen opnieuw bevolkt met 22 000 studenten. In het licht van de stijgende coronacijfers wil onze universiteit haar verantwoordelijkheid opnemen door substantieel bij te dragen aan de preventie. Wie onvoorzichtig is, kan de ouderlijke generatie besmetten, waarna de volgende generatie volgen zal. Daarom starten we het academiejaar in code oranje.”
Minder circulatie
In een aantal landen blijft het hoger onderwijs in lockdown, met alleen onlineonderwijs. Van Goethem: “Gelukkig biedt Vlaanderen ruimte voor een meer uitgebalanceerde visie. Ook in code oranje kunnen heel wat lessen op de campus plaatsvinden. Alle practica kunnen normaal doorgaan, met afstand en mondmasker. Het grote verschil is dat de capaciteit van de aula’s tot twintig procent beperkt wordt en dat er dus meer studenten lessen online zullen volgen, maar kwaliteitsvol onderwijs aanbieden blijft mogelijk. Het scenario voor code oranje is ook klaar.”
Door de beslissing van de universiteit vermindert de circulatie van jongeren in de stad Antwerpen substantieel: UAntwerpen is immers goed voor 22 000 van de 50 000 studenten hoger onderwijs. Van Goethem: “Onze beslissing kan ertoe bijdragen dat het virus zich minder verspreidt en dat het secundair onderwijs niet verder moet inbinden. De impact van code oranje is immers groter voor het secundair dan voor het hoger onderwijs. We willen het aantal studenten op onze campussen tijdelijk maar drastisch beperken, in de hoop zo snel mogelijk te kunnen schakelen naar code geel.”
De colleges starten vanaf dinsdag 22 september zoveel mogelijk in de nieuwe modus. Op maandag staan er onthaalactiviteiten gepland voor de eerstejaarsstudenten. Die gaan door zoals gepland, uiteraard coronaproof.
Belg ziet natuur in eigen gemeente achteruitgaan (15/09/2020)
UAntwerpen polste reeds 1200 Belgen naar hun visie op natuur.
Meer dan 1200 Belgen namen al deel aan een grootschalige natuurenquête van de universiteiten van Antwerpen en Luik. 60% geeft aan dat de kwaliteit van de natuur in hun gemeente de laatste vijf jaar is afgenomen, 75% vindt dat er tijdens hun leven een verslechtering is opgetreden.
Maar wat die natuur is, daar zijn we het veel minder over eens. De onderzoekers vroegen namelijk ook welke landschapstypen voor de deelnemers onder het begrip ‘natuur’ vielen, en welke niet. Dat een beukenbos mooi is en als natuur geldt, daar waren alle respondenten het over eens. Maar als het bijvoorbeeld gaat over het opschietende groen op een braakliggend stuk grond, lopen de meningen sterk uiteen.
“Je zou het niet verwachten, maar de definitie van een eenvoudig woord als natuur is helemaal niet zo vanzelfsprekend”, vertelt bioloog Jonas Lembrechts, een van de onderzoekers. “Er is een grote grijze zone, landschappen waar iedereen een andere mening over heeft.”
Leeuwerik
Het is net die grijze zone die de onderzoekers in kaart willen brengen met deze grootschalige enquête. Lembrechts legt uit: “We kunnen verwachten dat de definitie zal verschillen van persoon tot persoon, afhankelijk van hun ervaringen met het groen om ons heen. Zo kan je woonplaats je definitie van natuur sterk beïnvloeden: wie in de stad leeft, heeft een heel ander beeld van groen dan wie zijn hele leven ‘op de boerenbuiten’ heeft doorgebracht. Daarnaast kan ook leeftijd een rol spelen: de oudere generatie herinnert zich bijvoorbeeld nog wel hoe je boven haast elke akker een leeuwerik kon horen kwinkeleren. Voor jongeren is het dan weer een verrassing dat er vroeger géén luidruchtige parkieten door de Brusselse parken vlogen. Vaak zijn we ons nauwelijks bewust van die verschillen in perceptie.”
De onderzoekers vroegen ook hoe mensen de natuur ervaren hebben tijdens de COVID-19-lockdown. Interessant: een groot deel van de respondenten (60%) gaf aan de natuur niet te hebben gemist, en 70% bracht juist meer tijd in de natuur door tijdens de lockdown dan voordien. Hoewel het merendeel van de respondenten in (rand)stedelijke gebieden woonde, voelden de meesten zich op dagelijkse basis toch door natuur omringd. Vermits 80% rapporteerde een tuin te hebben, en 50% aangaf wekelijks een lokaal groengebied te bezoeken, wordt hiermee het belang van dat lokale groen nog eens extra onderstreept.
Broodnodig natuurbeheer
Een beter begrip van wat we als natuur ervaren, kan uitklaren hoe we hopen dat die natuur er in de toekomst zal uitzien. Lembrechts: “Nog belangrijker: het geeft natuurbeheerders de kans om in hun beleid en communicatie meer rekening te houden met die waaier aan persoonlijke definities, en zo het draagvlak voor broodnodig natuurbeheer te vergroten. Want de definitie zelf mag dan niet altijd duidelijk zijn, over één ding zijn zo goed als alle respondenten het toch eens: natuurbeheer is belangrijk.”
Wil jij ook je mening laten weten over de natuur? De enquête #NatureOrNot loopt nog tot 1 november en kan je vinden op www.natureornot.be.
Nieuwe communicatiestrategie legt koning geen windeieren (13/09/2020)
Laura Dekkers wint thesisprijs master politieke communicatie op UAntwerpen.
De sterke professionalisering die het Koninklijk Paleis binnen haar rangen doorvoerde sinds het aantreden van koning Filip, werpt haar vruchten af. Tot die conclusie komt Laura Dekkers (UAntwerpen) in haar masterscriptie, waarmee ze de Thesisprijs Politieke Communicatie won. "Het imago van de koning kreeg een boost."
De masterstudente interviewde de afgelopen maanden de communicatiemedewerkers van het Koninklijk Paleis en analyseerde meer dan 900 persartikels over de monarchie. Op basis hiervan bracht ze de nieuwe communicatiestrategie van het Paleis in kaart. Die linkte ze met de voorstelling van de monarchie in de media. Uit het onderzoek bleek dat de vernieuwingen die de communicatiedienst na het aantreden van koning Filip doorvoerde, erg verregaand zijn. De communicatiedienst van het Paleis was immers nog nooit zo omvangrijk (van drie naar zes medewerkers), divers en geprofessionaliseerd als vandaag.
“Ook sleutelde men op het Paleis van Brussel aan een meer interactieve en proactieve relatie met de media”, legt Dekkers uit. “Transparantie staat hierbij centraal. De mate van openheid die het Koninklijk Paleis vandaag in haar communicatie aan de dag legt, is dan ook opmerkelijk in vergelijking met de vorige koning. Bovendien worden ervaringen en kennis ook op regelmatige basis gedeeld met de collega-communicatiediensten van andere monarchieën.”
Koning Filip is minder saai en stijf dan prins Filip
Opvallend is dat deze inspanningen niet plots hebben geleid tot meer media-aandacht voor de koning en koningin. Het is ook niet zo dat er in de Vlaamse kranten veel meer uitgesproken positieve artikelen verschijnen over koning Filip in vergelijking met koning Albert. Wel heeft het Paleis een invloed gehad op hoe over onze vorst wordt geschreven. Zo worden de kenmerken “suf, saai en stijf” voor de helft minder toegeschreven aan koning Filip dan aan prins Filip (van 16 keer in 1999 naar 8 keer in 2015). Ook worden quotes van het Paleis vaker opgenomen in persartikels dan voorheen en is er meer aandacht voor de uiteenlopende functies van het vorstenpaar. In 1 op 4 krantenartikelen over het koningshuis wordt het Koninklijk Paleis immers geciteerd.
Studente Laura Dekkers verwacht dat deze impact op de mediaverslaggeving in de toekomst nog groter zal worden. “Het Koninklijk Paleis rolt haar communicatiestrategie stapsgewijs uit. Men neemt steeds meer initiatieven om de afstand tussen de monarchie en de media en bijgevolg ook de burgers te verkleinen. De uitgestrekte hand naar de pers zal de verslaggeving over de monarchie verder positief beïnvloeden. Een recent voorbeeld hiervan is de regeringsformatie. Echt positief werd er de afgelopen maanden niet geschreven over de regeringsvorming, maar dat lijkt nauwelijks af te stralen op koning Filip.”
Thesiswedstrijd Politieke Communicatie
Tijdens de jaarlijkse Thesiswedstrijd Politieke Communicatie op de Universiteit Antwerpen kregen de vier finalisten, allen studenten politieke communicatie, de kans om hun masterproef voor te stellen aan een vakjury van journalisten, politici en andere praktijkexperten op het brede domein van de politieke communicatie. Dit jaar bestond de jury uit: Siegfried Bracke (voormalig journalist VRT en oud-voorzitter van de Kamer, N-VA), Jinnih Beels (schepen van onderwijs Antwerpen, sp.a), Linda De Win (journaliste VRT), Sammy Mahdi (parlementslid, CD&V), Bart Brinckman (senior writer De Standaard) en Willem-Frederik Schiltz (Vlaams Parlementslid, Open VLD).
Na de presentaties en een kort beraad was het aan de voorzitter van de vakjury, Siegfried Bracke, om de winnaar aan te kondigen. De jury bekroonde de masterproef over monarchie, communicatie en media van studente Laura Dekkers met de Thesisprijs omwille van het “innovatieve karakter”. De vakjury was onder de indruk van het verrassende thema van de masterproef en wees erop dat in het onderzoek “een nog onbekend terrein vanuit verschillende perspectieven werd benaderd”. De jury bevestigde dat ook vandaag tijdens de lopende formatiegesprekken de openheid en duiding vanuit het Paleis naar de pers ongezien is.
Europa buigt zich over Einstein Telescoop (11/09/2020)
Limburg is in de running als locatie voor prestigieuze wetenschappelijke infrastructuur.
Zwaartekrachtsgolven zijn de sleutel tot het ontsluieren van heel wat geheimen over ons heelal. Om die golven in optimale omstandigheden te detecteren, willen wetenschappers uit meerdere landen de Einstein Telescoop bouwen. De Maas-Rijn Euregio is een van de twee potentiële locaties. Europa buigt zich nu over de projectaanvraag.
Honderd jaar geleden lanceerde Einstein zijn theorie over de zwaartekrachtsgolven. Het duurde nog tot 14 september 2015 vooraleer ze voor het eerst werden waargenomen. Natuur- en sterrenkundigen over de hele wereld waren enthousiast. “We kregen een nieuwe manier in handen om het heelal te bestuderen”, vertelt prof. Nick Van Remortel (UAntwerpen). “Observatie van zwaartekrachtsgolven kan leiden tot nieuwe ontdekkingen, bijvoorbeeld over hoe zwarte gaten ontstaan en wat er gebeurde nét na de oerknal. In 2015 ging echt een nieuw tijdperk in de natuur- en sterrenkunde van start.”
Neutronensterren
Zowel Europa als de VS investeerden reeds in detectoren om zwaartekrachtsgolven waar te nemen. De Advanced Virgo (in Europa) en Advanced LIGO (in de VS) lagen reeds aan de basis van adembenemende wetenschappelijke verwezenlijkingen. Zo konden in augustus 2017 de zwaartekrachtsgolven veroorzaakt door het samensmelten van twee neutronensterren geobserveerd worden. Die gebeurtenis werd gelijktijdig door een groot aantal andere instrumenten, zowel op de aarde als in de ruimte, waargenomen en dit over het ganse elektromagnetisch spectrum, gaande van radiogolven tot gammastraling: het begin van het tijdperk van ‘multi-messenger astronomy’ gebruikmakend van zwaartekrachtsgolven.
“Om het potentieel van deze jonge wetenschapsdiscipline ten volle te benutten is er een nieuwe generatie observatoria nodig”, legt prof. Alexander Sevrin (VUB) uit. Een consortium van Europese landen en van onderzoeksinstituten uit diverse Europese universiteiten werkten gezamenlijk een project voor de Einstein Telescoop uit. Aan Vlaamse zijde zijn KU Leuven, UAntwerpen, UGent en de VUB betrokken.
Fysica van zwarte gaten
Sevrin: “De Einstein Telescoop zal ons in staat stellen om alle samensmeltingen van stellaire en intermediaire massa zwarte gaten in het ganse oberveerbare universum waar te nemen en zal zo in belangrijke mate bijdragen tot het begrijpen van de evolutie van ons universum. De telescoop zal ook nieuw licht werpen op het ‘Donker Universum’ en zal de rol van donkere materie en donkere energie in onze kosmos mee ophelderen.”
Ook het in detail bestuderen van de fysica van zwarte gaten wordt mogelijk. “Deze enigmatische objecten zijn ideaal om de algemene relativiteitstheorie in extreme omstandigheden te testen en te exploreren”, blikt prof. Thomas Hertog (KU Leuven) vooruit. “Daarnaast zal de telescoop jaarlijks duizenden samensmeltingen van neutronensterren detecteren en ons zo toelaten om het gedrag van materie bij enorm grote dichtheid en druk, condities die onmogelijk in een laboratorium gerealiseerd kunnen worden, te bestuderen. Daarenboven zal dit fysici ook in staat stellen om de kernfysica die aan de basis ligt van supernovaontploffingen van sterren te begrijpen.”
Regio wordt al voorbereid
De EU financierde reeds het conceptuele ontwerp van het prestigieuze project. Het consortium diende het dossier nu in met het oog op de herziening van de European Strategic Forum for Research Infrastructures (ESFRI) roadmap. EFSRI buigt zich over de toekomstige grootschalige wetenschappelijke infrastructuren in Europa. Met de politieke steun van België, Italië, Nederland, Polen en Spanje brengt het consortium ongeveer 40 onderzoeksinstellingen en universiteiten uit verschillende Europese landen samen. Haar voorlopig hoofdkwartier is het “European Gravitational Observatory” (EGO) in Italië. Er wordt gehoopt op de realisatie van een zusterproject, “Cosmic Explorer” in de VS.
De Einstein Telescoop zal ondergebracht worden in de diepe ondergrond (zie figuur). Twee locaties komen in aanmerking: het Italiaanse Sardinië en de Maas-Rijn Euroregio (het drielandenpunt België-Duitsland-Nederland). “Beide regio’s worden nu geëvalueerd en binnen de komende vijf jaren zal beslist worden waar de telescoop gebouwd zal worden”, aldus prof. Nick Van Remortel (UAntwerpen). “Nu al lopen er in ‘onze’ regio twee voortrajecten met Belgische deelname: ETpathfinder en E-TEST. Die projecten krijgen financiële steun van Europa. Tien Belgische universiteiten en onderzoekscentra, Nederlandse universiteiten en de Nederlandse en Vlaamse overheden werken er samen om de regio optimaal voor te bereiden voor dit baanbrekende wetenschappelijk avontuur.”
https://www.einsteintelescope.nl/mediakit/
https://ec.europa.eu/info/research-and-innovation/strategy/european-research-infrastructures/
Ingenieurs geven Groenenborgerlaan duurzaam nieuw wegdek (07/09/2020)
In samenwerking met het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw experimenteert UAntwerpen met duurzame asfaltmengsels.
De stad Antwerpen en de districten Antwerpen en Wilrijk gaan een deel van de Groenenborgerlaan heraanleggen met gerecycleerd asfalt. Deze heraanleg kadert binnen een proefproject in samenwerking met de Universiteit Antwerpen en het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW) rond innovatieve technieken in duurzame wegenbouw.
Het merendeel van de wegen in Antwerpen is verhard met asfalt. Om een antwoord te bieden op de groeiende vraag naar verduurzaming van de wegenbouw, wordt oud asfalt vandaag al hergebruikt bij de aanleg van wegen.
Om het hergebruik van oud asfalt te verhogen en nog meer te verduurzamen, startte de Universiteit Antwerpen in samenwerking met het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw met een proefproject waarin het gebruik van verjongingsmiddelen wordt getest. Dit zijn producten die een hoger percentage hergebruik en/of een langere levensduur van het asfalt mogelijk moeten maken. Zo zal in de toekomst de wegenbouw minder grondstoffen nodig hebben met als lagere impact op milieu en klimaat als gevolg.
Verduurzamen is de toekomst
De stad en de districten Antwerpen en Wilrijk grijpen de geplande heraanleg van de Groenenborgerlaan (het deel tussen de Prins Boudewijnlaan en de Pieter Coeckelaan) aan om deze toepassing in een stedelijke context te onderzoeken.
“Momenteel wordt geen asfalt hergebruikt in toplagen en kunnen we onderlagen met hergebruik nog verbeteren. Dit willen we aanpakken, want verduurzamen is de toekomst. Daarom gaan we samen met UAntwerpen en het OCW aan de slag om te zien of en waar we meer kunnen inzetten op het recycleren van asfalt. Als stad moeten we het voortouw nemen op vlak van innovatie. Ik ben dan ook blij dat we als stad ook de proeftuin kunnen zijn voor innovatieve projecten op openbaar domein”, aldus schepen voor openbaar domein Claude Marinower.
Innovatie proeven
Districtsschepen Werner Theuns vult aan: “Als proefstation is Wilrijk met betrekking tot openbaar domein een voorloper. In het verleden werd onder andere de Kleine Doornstraat met geluidsreducerende deklagen aangelegd, in samenwerking met de stad Antwerpen, de Universiteit Antwerpen en het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw”.
De onderzoeksgroep Wegenbouwkunde van de Universiteit Antwerpen verricht sinds 1997 innovatief onderzoek naar duurzame asfaltverhardingen. “Het doorgeven van deze kennis aan toekomstige ingenieurs is belangrijk”, vertelt onderzoeksleider Wim Van den bergh. “Het kunnen aanleggen van een weg op basis van onze onderzoeksresultaten, net voor de deur van ons Gebouw Z stimuleert onze studenten om onderzoek als onderdeel te zien van hun studie en job. We proeven als het ware de innovatie wanneer we de aula buitenstappen.”
De heraanleg zal in principe 25 werkdagen duren en en loopt tot eind september 2020. Er zullen in die periode omleidingen worden voorzien, waarvan bewoners op de hoogte zullen gesteld worden. Meer info over de voortgang van de werken zal u kunnen vinden op www.wilrijk.be.
De stad Antwerpen en de districten Antwerpen en Wilrijk gaan een deel van de Groenenborgerlaan heraanleggen met gerecycleerd asfalt. Deze heraanleg kadert binnen een proefproject in samenwerking met de Universiteit Antwerpen en het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw (OCW) rond innovatieve technieken in duurzame wegenbouw.
Het merendeel van de wegen in Antwerpen is verhard met asfalt. Om een antwoord te bieden op de groeiende vraag naar verduurzaming van de wegenbouw, wordt oud asfalt vandaag al hergebruikt bij de aanleg van wegen.
Om het hergebruik van oud asfalt te verhogen en nog meer te verduurzamen, startte de Universiteit Antwerpen in samenwerking met het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw met een proefproject waarin het gebruik van verjongingsmiddelen wordt getest. Dit zijn producten die een hoger percentage hergebruik en/of een langere levensduur van het asfalt mogelijk moeten maken. Zo zal in de toekomst de wegenbouw minder grondstoffen nodig hebben met als lagere impact op milieu en klimaat als gevolg.
Verduurzamen is de toekomst
De stad en de districten Antwerpen en Wilrijk grijpen de geplande heraanleg van de Groenenborgerlaan (het deel tussen de Prins Boudewijnlaan en de Pieter Coeckelaan) aan om deze toepassing in een stedelijke context te onderzoeken.
“Momenteel wordt geen asfalt hergebruikt in toplagen en kunnen we onderlagen met hergebruik nog verbeteren. Dit willen we aanpakken, want verduurzamen is de toekomst. Daarom gaan we samen met UAntwerpen en het OCW aan de slag om te zien of en waar we meer kunnen inzetten op het recycleren van asfalt. Als stad moeten we het voortouw nemen op vlak van innovatie. Ik ben dan ook blij dat we als stad ook de proeftuin kunnen zijn voor innovatieve projecten op openbaar domein”, aldus schepen voor openbaar domein Claude Marinower.
Innovatie proeven
Districtsschepen Werner Theuns vult aan: “Als proefstation is Wilrijk met betrekking tot openbaar domein een voorloper. In het verleden werd onder andere de Kleine Doornstraat met geluidsreducerende deklagen aangelegd, in samenwerking met de stad Antwerpen, de Universiteit Antwerpen en het Opzoekingscentrum voor de Wegenbouw”.
De onderzoeksgroep Wegenbouwkunde van de Universiteit Antwerpen verricht sinds 1997 innovatief onderzoek naar duurzame asfaltverhardingen. “Het doorgeven van deze kennis aan toekomstige ingenieurs is belangrijk”, vertelt onderzoeksleider Wim Van den bergh. “Het kunnen aanleggen van een weg op basis van onze onderzoeksresultaten, net voor de deur van ons Gebouw Z stimuleert onze studenten om onderzoek als onderdeel te zien van hun studie en job. We proeven als het ware de innovatie wanneer we de aula buitenstappen.”
De heraanleg zal in principe 25 werkdagen duren en en loopt tot eind september 2020. Er zullen in die periode omleidingen worden voorzien, waarvan bewoners op de hoogte zullen gesteld worden. Meer info over de voortgang van de werken zal u kunnen vinden op www.wilrijk.be.
UAntwerpen schenkt mondmaskers aan Libanese Rode kruis (01/09/2020)
Europese luchtbrug bracht tweeduizend gespecialiseerde maskers van Departement Productontwikkeling naar Beiroet.
De Europese Unie stuurde maandagavond een vliegtuig met twaalf ton medische noodhulp naar Beiroet. Aan boord ook tweeduizend FFP2-mondmaskers, ontwikkeld en vervaardigd door het Departement Productontwikkeling van de Universiteit Antwerpen.
Bij de gigantische explosies op 4 augustus in de haven van Beiroet kwamen tientallen mensen om het leven. Grote delen van de stad werden tot puin herleid. De gezondheidszorg in de Libanese hoofdstad stond al onder druk door de instabiele situatie in de regio en door de coronacrisis. De explosie maakte de toestand in de medische sector ronduit zorgwekkend.
Op 13 augustus stuurde de Europese Unie een eerste vliegtuig met noodhulp naar Beiroet. Maandagavond 31 augustus landde een tweede vliegtuig in het kader van de European Union Humanitarian Air Bridge naar Libanon. Aan boord twaalf ton aan humanitaire hulp en medische infrastructuur, met onder meer een mobiel ziekenhuis. De transportkost werd gedragen door de EU, de goederen werden geschonken door Spanje, door de Philips Foundation (Nederland) en door de Universiteit Antwerpen.
Libanese doctoraatsstudent
“We schonken tweeduizend mondmaskers aan de Libanese dokters en verpleegkundigen”, vertelt prof. Jouke Verlinden. Samen met zijn collega’s Regan Watts en Stijn Verwulgen en met de hulp van doctoraatsstudenten begonnen ze bij de start van de lockdown in de Antwerp Design Factory aan de ontwikkeling van FFP2-maskers. Dat ging heel snel: op enkele weken tijd evolueerden de productontwikkelaars van de Universiteit Antwerpen van enkele prototypes tot een noodproductielijn van gespecialiseerde maskers. Die maskers worden ondertussen gebruikt in het UZA en in de ZNA-ziekenhuizen.
Op het Departement Productontwikkeling werkt met Omar Kheir ook een Libanese doctoraatsstudent. Prof. Stijn Verwulgen: “Omar verblijft in de buurt van Beiroet. Enkele dagen na de ontploffing deed hij een ronde langs alle ngo’s die er actief zijn. Toen bleek dat ze absoluut nood hadden aan FFP2-maskers. Daar hebben we nog een strategische stock van.”
Rode Kruis
De Antwerpse productontwikkelaars staan daarnaast in contact met diverse diensten van de Europese Commissie als het gaat om noodhulpverlening. Zo werd er contact gelegd met de Europese diensten die de luchtbrug naar Beiroet inleggen. De tweeduizend maskers zullen gebruikt worden door het Libanese Rode Kruis.De Europese Unie stuurde maandagavond een vliegtuig met twaalf ton medische noodhulp naar Beiroet. Aan boord ook tweeduizend FFP2-mondmaskers, ontwikkeld en vervaardigd door het Departement Productontwikkeling van de Universiteit Antwerpen.
Bij de gigantische explosies op 4 augustus in de haven van Beiroet kwamen tientallen mensen om het leven. Grote delen van de stad werden tot puin herleid. De gezondheidszorg in de Libanese hoofdstad stond al onder druk door de instabiele situatie in de regio en door de coronacrisis. De explosie maakte de toestand in de medische sector ronduit zorgwekkend.
Op 13 augustus stuurde de Europese Unie een eerste vliegtuig met noodhulp naar Beiroet. Maandagavond 31 augustus landde een tweede vliegtuig in het kader van de European Union Humanitarian Air Bridge naar Libanon. Aan boord twaalf ton aan humanitaire hulp en medische infrastructuur, met onder meer een mobiel ziekenhuis. De transportkost werd gedragen door de EU, de goederen werden geschonken door Spanje, door de Philips Foundation (Nederland) en door de Universiteit Antwerpen.
Libanese doctoraatsstudent
“We schonken tweeduizend mondmaskers aan de Libanese dokters en verpleegkundigen”, vertelt prof. Jouke Verlinden. Samen met zijn collega’s Regan Watts en Stijn Verwulgen en met de hulp van doctoraatsstudenten begonnen ze bij de start van de lockdown in de Antwerp Design Factory aan de ontwikkeling van FFP2-maskers. Dat ging heel snel: op enkele weken tijd evolueerden de productontwikkelaars van de Universiteit Antwerpen van enkele prototypes tot een noodproductielijn van gespecialiseerde maskers. Die maskers worden ondertussen gebruikt in het UZA en in de ZNA-ziekenhuizen.
Op het Departement Productontwikkeling werkt met Omar Kheir ook een Libanese doctoraatsstudent. Prof. Stijn Verwulgen: “Omar verblijft in de buurt van Beiroet. Enkele dagen na de ontploffing deed hij een ronde langs alle ngo’s die er actief zijn. Toen bleek dat ze absoluut nood hadden aan FFP2-maskers. Daar hebben we nog een strategische stock van.”
Rode Kruis
De Antwerpse productontwikkelaars staan daarnaast in contact met diverse diensten van de Europese Commissie als het gaat om noodhulpverlening. Zo werd er contact gelegd met de Europese diensten die de luchtbrug naar Beiroet inleggen. De tweeduizend maskers zullen gebruikt worden door het Libanese Rode Kruis.
Gestapelde nanoballetjes nemen bijzondere structuur aan (31/08/2020)
Antwerpse en Utrechtse onderzoekers lossen mysterie op met de hulp van elektronenmicroscopen.
Het stapelen van ballen houdt wetenschappers nog steeds bezig. Antwerpse en Utrechtse onderzoekers stellen nu vast dat gestapelde ‘nanoballetjes’ een specifieke structuur hebben. Dat opent de deur voor onder meer nieuwe telecommunicatietoepassingen.
De manier waarop ballen in drie dimensies gestapeld kunnen worden, lijkt een eenvoudig onderwerp. Je zou bijvoorbeeld kunnen bedenken hoe je zoveel mogelijk pingpongballetjes in een bokaal kan stoppen. Echter, hoe kleiner de ballen, hoe moeilijker het is om een antwoord te vinden. Stapeling van ballen is dan ook nog steeds zeer een intrigerend probleem, niet alleen in natuurkunde, scheikunde en materiaalkunde, maar ook in wiskunde.
Exotische structuur
Als men probeert om twaalf ballen rond een centrale bal te stapelen, dan leidt de meest efficiënte manier tot een zogenaamde icosaëder. Deze exotische structuur inspireerde wetenschappers om te onderzoeken hoe de stapeling er uit ziet wanneer je ongeveer 10 000 nanodeeltjes wil gebruiken. Een nanodeeltje is ongeveer honderdduizend keer kleiner dan een pingpongbal.
Dit mysterie werd onlangs opgelost dankzij een samenwerking tussen onderzoekers van de Soft Condensed Matter-groep van de Universiteit Utrecht, wetenschappers van het Departement Chemie van de Universiteit van Pennsylvania en de EMAT-groep van de Universiteit Antwerpen. De resultaten van het onderzoek werden deze week gepubliceerd in het toonaangevende tijdschrift Nature Physics.
Bolvormige druppels
“We onderzochten mengsels van nanoballetjes met twee verschillende diameters”, legt prof. Sara Bals (UAntwerpen) uit. “De bolletjes werden daarbij opgesloten in bolvormige druppels van olie en water. Het is erg uitdagend om de stapeling van zulke kleine deeltjes in drie dimensies te bepalen en daarom werden onze krachtige elektronenmicroscopen gebruikt. De techniek die gebruikt werd, heet elektronentomografie en laat toe om nanomaterialen in drie dimensies te bekijken. Uit deze resultaten bleek dat de stapeling afwijkt van de structuur die je zou verwachten voor klassieke kristallen. De icosahedrale structuur die geobserveerd werd, is namelijk sterk verwant met quasi-kristallen die een vijfvoudige symmetrie vertonen, wat klassiek ’verboden’ is.”
Deze nieuwe inzichten leiden niet alleen tot nieuw fundamenteel begrip over kristallisatie, maar laten de wetenschappers ook toe om ’fotonische kristallen’ te maken. Deze structuren komen in de natuur voor in het mineraal opaal of in de vleugels van een vlinder. Bals: “Door fotonische kristallen te groeien met nanodeeltjes, kan de voortplanting van licht beïnvloed worden. Dat laat toe om speciale coatings te maken zoals verf die van kleur verandert afhankelijk van de richting waarlangs je kijkt. Ook binnen de telecommunicatie zijn er toepassingen.”
Minder hartinfarcten in begin lockdown (05/08/2020)
Tijdens de lockdown telden de Belgische ziekenhuizen 26 procent minder patiënten met een hartinfarct.
Dat blijkt uit cijfers die cardioloog Marc Claeys (UZA/UAntwerpen) verzamelde. “Patiënten aarzelden om naar het ziekenhuis te komen, maar er is ook een positief aspect: de algemene onthaasting leidde tot minder hartproblemen.”
Toen de coronacrisis in alle hevigheid losbarstte, trokken heel wat artsen in de media aan de alarmbel. Ze vreesden dat mensen met niet-coronagerelateerde problemen een bezoek aan de arts of zelfs de spoeddienst uitstelden, uit schrik om besmet te worden met het virus. De dokters riepen de mensen op om een consultatie niet uit te stellen en zo grotere medische problemen te vermijden. Harde cijfers om het probleem te staven, ontbraken op dat moment.
Prof. Marc Claeys, als cardioloog verbonden aan het UZA en de Universiteit Antwerpen, verzamelde nu cijfers over klassieke hartinfarcten (ST elevation myocardial infarction of STEMI) in de Belgische ziekenhuizen in samenwerking met de Belgische Vereniging van Cardiologie. Hij vergeleek de situatie in de eerste drie weken van de lockdown (13 maart - 4 april) met dezelfde periodes in 2017, 2018 en 2019.
Zorg bleef gewaarborgd
“In die drie weken werden er in vergelijking met de vorige jaren 26 procent minder patiënten (188 tegenover 254 mensen) met een hartinfarct opgenomen in onze ziekenhuizen”, legt Claeys uit. “Tegelijkertijd verdubbelde het aantal patiënten dat zich pas twaalf uur of later na het begin van de pijn aandiende. Ongeveer 6 procent overleefde het hartinfarct niet: dat is vergelijkbaar met de mortaliteit voor de corona-uitbraak. In sommige landen kon de optimale zorg voor mensen met serieuze hartproblemen niet gegarandeerd worden in volle crisis, maar daar was in België geen sprake van.”
"We weten ook dat onthaasting en minder stress positief zijn voor het functioneren van ons hart", zegt Marc Claeys (UZA/UAntwerpen).
Claeys ziet twee oorzaken voor de daling. “De angst om naar het ziekenhuis te komen speelt vermoedelijk een rol. Maar die angst is onterecht. Ziekenhuizen scheiden patiënten met een coronabesmetting van de andere patiënten. En ons onderzoek bewijst ook dat er ook tijdens de piek van de crisis continuïteit in de zorgverlening geboden werd.”
Positief effect onthaasting
Daarnaast stelt de Antwerpse cardioloog dat patiënten tijdens de lockdown ook minder blootgesteld waren aan uitlokkende factoren (triggers), omdat ze thuis moesten blijven. Factoren zoals luchtverontreiniging, koude en stress kunnen immers een infarct uitlokken. Claeys: “Er was veel minder autoverkeer en de lucht was zuiverder: metingen geven aan dat er 30 procent minder verontreiniging was. Er hing vooral minder stikstofdioxide in de lucht. We weten ook dat onthaasting en minder stress positief zijn voor het functioneren van ons hart. Dat zijn boodschappen die we moeten onthouden, ook na corona.”
Claeys en zijn team blijven de situatie monitoren en willen het aantal hartinfarcten doorheen het hele verloop van de epidemie in kaart brengen. De resultaten van het onderzoek over de eerste drie weken van de lockdown verschijnen in het peer-reviewed tijdschrift Acta Cardiologica.
Test bewijst allergische reactie op geneesmiddel (04/08/2020)
Volgens Antwerpse onderzoekers kunnen mestcellen antwoord bieden op groeiend probleem.
Allergische reacties ten opzichte van geneesmiddelen zijn een groeiend probleem voor de volksgezondheid. Tot dusver zijn die allergische reacties moeilijk te bewijzen. Het team van prof. Didier Ebo (UZA/UAntwerpen) en prof. Vito Sabato (UZA/UAntwerpen) ontwikkelde nu een laboratoriumtest om geneesmiddelenallergie op te sporen.
Geneesmiddelen zijn uiteraard bedoeld om de gezondheid van de patiënt te verbeteren. Maar bij een toenemende groep mensen resulteert het toedienen van een medicament in een allergische reactie. Geneesmiddelenallergie vertegenwoordigt ongeveer 15% van alle geneesmiddelenbijwerkingen. “In het slechtste geval kan een dergelijke reactie levensbedreigend zijn”, weet prof. Didier Ebo, gewoon hoogleraar Immunologie en Allergologie aan de Universiteit Antwerpen en hoofd van de Dienst Immunologie - Allergologie - Reumatologie van het UZA.
Het is dus belangrijk om het optreden van een allergische reactie zo goed mogelijk te kunnen voorspellen. Ebo: “Er zijn momenteel enkele tests beschikbaar, zoals bijvoorbeeld een huidtest. Maar geen enkele test is absoluut voorspellend voor het klinische resultaat, en heel vaak worden we geconfronteerd met vals-negatieve en vals-positieve resultaten.”
Jarenlange ervaring
De Antwerpse wetenschappers kunnen buigen op vele jaren succesvol onderzoek naar allergieën en allergische reacties. Recent leverde hun team de proof-of-concept dat mestcellen gebruikt kunnen worden om geneesmiddelenallergie aan te tonen. Een studie over het onderzoek verscheen net in het gereputeerde vakblad British Journal of Anaesthesia. Met financiële steun van het Industrieel Onderzoekfonds van de Antwerpse universiteit zal het onderzoek nu uitgebreid worden.
“Van mestcellen, die zich in het menselijke weefsel bevinden, is geweten dat ze een rol spelen bij de immuunrespons”, legt prof. Vito Sabato (UZA/UAntwerpen) uit. “In onze studie focusten we specifiek op het ontwikkelen van een test voor overgevoeligheid aan chloorhexidine. Die allergische reactie is een veel voorkomende oorzaak van zogeheten ‘perioperatieve anafylaxie’, een potentieel gevaarlijke, allergische reactie die zich voordoet bij het inleiden van of tijdens een algemene verdoving voor een chirurgische ingreep.”
Nog uitgebreidere studies nodig
De specifieke mestcellen werden toegevoegd aan het serum van de patiënten, en vervolgens geïncubeerd met chloorhexidine. Sabato: “We konden concluderen dat onze mestcelactivatietest een efficiënte manier is om een allergische reactie op het geneesmiddel te voorspellen. Ook bij kinderen, bij wie huidtesten vaak niet uitvoerbaar zijn. Dat is zeker en vast goed nieuws. We zijn er natuurlijk nog niet: er zijn nog uitgebreidere studies nodig om te achterhalen of deze techniek ook bij andere oorzaken van perioperatieve anafylaxie kan worden toegepast.”
Wetenschappers brengen schilderproces Lam Gods in beeld (31/07/2020)
Belgische en Amerikaanse onderzoekers boeken knappe resultaten met nieuwe onderzoekstechnieken.
Het Lam Gods is een van de centrale meesterwerken van de West-Europese schilderkunst. Het Lam onderging in de loop van de tijd heel wat veranderingen en werd deels overschilderd. Met nieuwe beeldvormingsmethoden brachten wetenschappers die wijzigingen zeer gedetailleerd in beeld.
Het focaal punt van het bekende altaarstuk (1432) van de gebroeders Hubert en Jan Van Eyck is het Lam. Dit Lam heeft in de loop van de tijd heel wat veranderingen ondergaan en werd in de 16de-eeuw gedeeltelijk overschilderd. Wetenschappers hebben twee nieuwe, niet-invasieve chemische beeldvormingsmethoden ingezet om die wijzigingen zeer gedetailleerd in beeld te brengen. Dat leidde tot twee belangrijke resultaten:
1. De voorspelling van de gelaatstrekken van het originele Lam dat verborgen zat onder de 16de-eeuws overschildering, en
2. De visualisatie van een kleinere, vroegere versie van het lichaam van het Lam met een meer natuurlijke lichaamsbouw.
De combinatie van deze vooruitstrevende chemische beeldvormingsmethoden met de analyse van verfdoorsneden en het visuele onderzoek van het verfoppervlak, leverde objectief bewijs op over het bestaan van de overschilderingen en de toestand van de originele, Eyckiaanse verf eronder. Op die manier faciliteerde het natuurwetenschappelijk onderzoek de beslissing van de conservatoren om het originele Lam van Van Eyck terug vrij te leggen.
Figuur 1. Links: het Lam na de behandeling in de jaren ‘50. De (kleinere) oren van het originele, Eyckiaans Lam werden blootgelegd na verwijdering van de groene overschildering rondom het hoofd. (© Lukasweb.be - Kunst in Vlaanderen vzw). Rechts: Het Lam na de behandeling van 2019, waarbij ook de overschildering op het Lam zelf werd verwijderd. Hierdoor verscheen het originele, Eyckiaans hoofd met de intrigerende blik. De stippellijnen geven de omtrek van het 16de-eeuws hoofd aan, voor wegname van de overschildering. (© Lukasweb.be - Kunst in Vlaanderen vzw).
Het Lam Gods is een van de centrale meesterwerken van de West-Europese schilderkunst. Het centrale paneel, De aanbidding van het Lam, toont het offer van Christus aan de hand van het Lam Gods dat op een altaar staat en wiens bloed in een kelk stroomt. Tijdens de conserveringsbehandeling en technische analyse in de jaren vijftig van de vorige eeuw ontdekten restauratoren de aanwezigheid van overschilderingen. Op basis van de toen beschikbare informatie werd besloten om de groene overschildering rondom het hoofd van het Lam te verwijderen, maar de overschildering op het Lam zelf bleef onaangeroerd. Hierdoor werden echter wel de oren van het onderliggende, Eyckiaans Lam blootgelegd, wat resulteerde in een Lam met vier oren (figuur 1). Dit nogal ongewone beeld bleef bijna 70 jaar lang behouden, tot de huidige conserveringsbehandeling in 2019 de overschildering volledig wegnam.
Uitgesproken lippen
Tijdens de behandeling van 2019 voorspelden chemische beelden een aantal aspecten van het originele, verborgen Lam, nog vóór de 16de-eeuwse overschildering werd verwijderd. Zo onthulde de verdeling van kwikkleinere, v-vormige neusgaten die wat hoger liggen dan de 16de-eeuws snuit. Kwik is een chemisch element dat geassocieerd wordt met het rode pigment vermiljoen (figuur 2, rode pijl). De originele, recht-naar-voren-kijkende ogen, die iets lager zitten dan de 16de-eeuwse ogen, zijn te zien in het infraroodbeeld (figuur 2, rechts). Dit beeld toont ook donkere, voorbereidende schetslijnen die de meer uitgesproken lippen van het originele Lam omlijnen. De combinatie van deze lijnen met de aanwezigheid van kwik in dit gebied, suggereerde dat de Eyckiaanse lippen prominenter waren.
Bovendien bleken de 16de-eeuwse oren duidelijk over de vergulde stralen van de aureool geschilderd (figuur 2, gele stralen). “Deze stralen lopen niet door ter hoogte van de originele oren”, vertelt Geert Van der Snickt (UAntwerpen). “Dit ondersteunde de conclusie dat het onderste en kleinste paar oren wel degelijk de originele waren. Al deze gelaatstrekken samen wezen er op dat het Eyckiaans Lam een kleiner hoofd had met een meer uitgesproken expressie.”
De nieuwe beeldvorming onthulde ook eerder onopgemerkte herzieningen van de grootte en de vorm van het lichaam van het Lam: het originele Lam heeft een meer natuurlijke vorm met een lichtjes doorhangende rug, een meer afgerond achterwerk en een kleinere staart. De onderliggende schetslijnen die de kunstenaar gebruikte om dit kleinere Lam af te lijnen, zijn te zien in het infraroodbeeld (figuur 3, linksonder, witte pijlen). Verdere beeldverwerking leverde een duidelijker beeld op van dit lichtjes kleinere Lam (figuur 3, rechtsonder). Tijdens inspectie van de radiografie en het verfoppervlak onder de microscoop werden ook verschillen gevonden in de manier waarop de verf voor de vacht van het kleine en het overschilderde Lam werden aangebracht.
De beslissing om het originele lam terug vrij te leggen werd genomen op basis van een combinatie van beproefde conserveringsmethoden (kleurenfotografie met hoge resolutie, radiografie, infraroodreflectogrammen, analyse van verfmonsters) met de nieuwste chemische beeldvormingstechnieken: Macro X-stralen Fluorescentie scanning (MA-XRF) en Infrarood Reflectie beeldvormingsspectroscopie. Aldus werd het Eyckiaans lam opnieuw zichtbaar, met een kleinere kop en met merkwaardige, naar voren gerichte, ogen die de bezoeker recht aankijken.
Alleen overschilderingen die met zekerheid als 16de-eeuwse toevoegingen werden geïdentificeerd, werden zorgvuldig en veilig verwijderd. Het lichaam van het Lam is echter niet veranderd. Het materiële bewijs wijst erop dat de loodwitverflaag die gebruikt werd om de bredere, eerder vierkante heupen af te lijnen, vóór de 16de-eeuwse restauratie werd aangebracht, maar omdat de analyse op dit moment niet definitief kan vaststellen of dit een aanpassing was door de oorspronkelijke kunstenaar(s) of een zeer vroege restauratie of aanpassing door een andere kunstenaar, werd de wat ruimere aflijning van het Lam onaangeroerd gelaten.
Resterende kunsthistorische vraagstukken
“De chemische beeldvormingstechnieken werden ook gebruikt om zekerder te zijn van de staat van conservering van de originele verf, en onderbouwden zo de beslissing om overschilderde verf te verwijderen”, legt Koen Janssens (UAntwerpen) uit. “Deze methoden zullen daarom centraal blijven staan in het toekomstig, interdisciplinaire onderzoek van het Lam Gods tijdens de derde fase van de restauratie. We verwachten dat de combinatie met grondig optisch onderzoek door de restauratoren en inzichten uit verfdoorsnedes zullen bijdragen aan het oplossen van de nog resterende kunsthistorische vraagstukken rond het Lam Gods en talloze andere kunstwerken.”
Een paper over het onderzoek haalde het toptijdschrift Science Advances (Dual mode standoff imaging spectroscopy documents the painting process of the Lamb of God in the Ghent Altarpiece by J. & H. Van Eyck). De in deze paper besproken resultaten werden verkregen door onderzoekers van de Universiteit Antwerpen (macro X-stralen fluorescentiebeeldvorming) en onderzoekers van de National Gallery of Art in Washington (infrarood reflectiebeeldvormingsspectroscopie). De data werden geïnterpreteerd in samenhang met de waarnemingen van de wetenschappers en het conservatieteam van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium (KIK-IRPA) in Brussel.
Christine Van Broeckhoven krijgt Khalid Iqbal Lifetime Achievement Award (28/07/2020)
Antwerpse topwetenschapster wordt gelauwerd voor haar onderzoek naar de ziekte van Alzheimer.
Als erkenning voor een uitmuntende carrière in het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer, krijgt professor Christine Van Broeckhoven (VIB-UAntwerpen Centrum voor Moleculaire Neurologie) de Khalid Iqbal Lifetime Achievement Award.
De Khalid Iqbal Lifetime Achievement Award erkent onderzoekers die fundamentele bijdragen hebben geleverd aan het onderzoek naar de ziekte van Alzheimer. De winnaars van de prijs hebben een blijvende impact op het veld en tonen een levenslange inzet in de strijd tegen de ziekte van Alzheimer en andere vormen van dementie.
Christine Van Broeckhoven ontving de prijs op 27 juli tijdens de virtuele Alzheimer's Association International Conference 2020. Khalid Iqbal is een van de drie oprichters van de jaarlijkse conferentie van de Alzheimer Association en vervulde een leidende rol vanaf de eerste editie van de conferentie in 1988.
Christine Van Broeckhoven begon haar onderzoek in de genetica van neurodegeneratieve hersenziekten in 1983 aan de Universiteit Antwerpen. Vanaf het begin concentreerde ze haar onderzoek op de ziekte van Alzheimer en ze leverde verschillende belangrijke bijdragen, waaronder het aanwijzen van een sleuteleiwit (amyloïde precursoreiwit, APP) in het ziekteproces van alzheimer.
Frontlinie
Als pionier in het onderzoeksveld verlegde ze voortdurend de grenzen en bepaalde ze mee de frontlinie van de wetenschap door genetische, moleculaire en biologische benaderingen en klinische neurologie te combineren. In de loop van de tijd heeft ze veel nieuwe genen geïdentificeerd die betrokken zijn bij de ziekte van Alzheimer en fronto-temporale dementie. Deze genen blijken essentieel voor ons begrip van de verschillende mechanismen die het ontstaan en de voortgang van de ziekte bepalen, wat uiteindelijk leidt tot nieuwe tools voor diagnose en de ontwikkeling van nieuwe therapieën.
Voor haar pionierswerk om de genetische basis van dementie te ontrafelen ontving de wetenschapster talrijke prestigieuze prijzen, o.a. de Amerikaanse Potamkin Prize (1993), de Belgische Excellentieprijs Joseph Maisin (1995), de Zenith Award van de Amerikaanse Alzheimer Association USA (2005), de International L’Oréal-UNESCO Award for Women in Science (2006), de European Inventor Award for Research (2011) en de Amerikaanse prijs voor medisch onderzoek van de MetLife Foundation (2012).
Onder de wetenschappers die ze begeleidde, werden velen professor of andere gewaardeerde en opkomende onderzoekers in het studieveld van alzheimer.
Tijdens haar carrière heeft ze zich ook steeds ingezet voor wetenschapscommunicatie naar het brede publiek over dementie en de ziekte van Alzheimer. Voor haar maatschappelijke betrokkenheid ontving ze de Belgische titel van Grootofficier in de Orde van Leopold (2006) en de Franse Orde van Chevalier dans La Légion d'Honneur (2008). De gemeenschap eerde haar met een portretstempel in de ereserie ‘this is Belgium’ (2004) en andere prijzen. Ze ontving een eredoctoraat van de Universiteit Hasselt (2014) voor haar onderzoek en maatschappelijke betrokkenheid. En onlangs ontving ze de Loopbaanprijs voor Wetenschapscommunicatie van de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten (2020), als bekroning voor haar jarenlange werk als een wereldwijde topexpert die een manier heeft gevonden om haar onderzoek te verbeteren door contact met patiënten, zorgpersoneel, burgers en politici.
CrowdScan lanceert privacyvriendelijke druktebarometer (14/07/2020)
Spin-off imec en UAntwerpen biedt hulpdiensten waardevol instrument om drukte in winkelstraten en parken te meten
Hoe druk is het vandaag in een winkelstraat? Camerabeelden kunnen misleidend of moeilijk te interpreteren zijn. CrowdScan, een spin-off van imec en de Universiteit Antwerpen, heeft een systeem ontwikkeld om de dichtheid van een menigte in real-time te meten aan de hand van sensoren.
De nieuwe spin-off is ontstaan uit de MensenMassaMeter, een project van UAntwerpen en imec waarin de voorbije zes jaar werd onderzocht wat de beste manier is om de dichtheid van een menigte te meten. CrowdScan verstuurt laag-energetische radiogolven (868 MHz) en meet hoeveel het signaal afzwakt in een drukke omgeving ten opzichte van een lege omgeving. Dit draadloos sensorennetwerk heeft als voordeel dat geen camerabeelden, gsm-data of andere privacygevoelige gegevens gebruikt moeten worden.
Het systeem werd eerst getest op festivals en grote evenementen. Toen de coronacrisis uitbrak, besefte CrowdScan meteen de meerwaarde van deze technologie om de maatschappij aan te passen aan de nieuwe noden rond social distancing. Het businessmodel werd uitgebreid van een dienst voor evenementenorganisatoren naar een dienst voor overheden en steden. In de maand mei werd een succesvol proefproject uitgevoerd om de grootte van groepen te detecteren op de Nassaubrug en de Nassaustraat, nabij het MAS in Antwerpen. Daar kon het de grootte van de mensenstromen tot op vier mensen nauwkeurig meten.
Veiligheid garanderen
“Deze zomer zullen er dan wel geen massa-evenementen plaatsvinden, het belang van nauwkeurige informatie over de dichtheid van mensenmassa’s is sinds de coronacrisis alleen maar toegenomen”, zegt Ben Bellekens, CEO van CrowdScan.
“Politie en hulpdiensten kunnen sneller de juiste beslissingen nemen als ze over nauwkeurige informatie beschikken over het aantal mensen dat zich op een bepaald moment op een bepaalde oppervlakte bevindt. De technologie van CrowdScan kan stadsbesturen helpen om de veiligheid te garanderen op plaatsen waar traditioneel veel mensen samenkomen, zoals de Korenmarkt in Gent, de Meir in Antwerpen, de dijken aan de kust en op pleinen of in parken. We hebben op korte termijn ook de ambitie om een ‘druktebarometer’ online beschikbaar te maken, zodat mensen vanop afstand kunnen zien hoe druk het al is op een bepaalde plaats”, aldus Bellekens.
Impact genereren
“Samen met UAntwerpen kijken we met trots terug op het incubatieproces dat de oprichting van CrowdScan heeft mogelijk gemaakt”, zegt Jo De Boeck, CSO bij imec. “De voorbije maanden werd de innovatieve technologie al geoptimaliseerd voor toepassingen met een groot marktpotentieel en een nobel maatschappelijk doel. Zo biedt CrowdScan nu een concrete en privacyvriendelijke oplossing voor de nieuwe uitdagingen waarmee stadsbesturen geconfronteerd worden. Met de ondersteuning van het imec.istart acceleratieprogramma krijgt de vermarkting van deze technologie de komende maanden nog een stevige versnelling."
“In het Antwerpse innovatie-ecosysteem rond grootstedelijkheid en smart city zetten we als universiteit meer dan ooit in op waardecreatie uit onderzoek. Dit doen we door samen te werken met de stad, bedrijven én burgers. Open innovatiehubs zoals The Beacon faciliteren dit proces door mensen samen te brengen en actief acties op te zetten waar de partners effectief iets aan hebben. Het is dan ook daar dat CrowdScan uitgroeide tot een start-up die door de coronacrisis nog sneller relevant werd”, vertelt Silvia Lenaerts, vicerector Valorisatie & Ontwikkeling (UAntwerpen).
“Deze spin-off is een schoolvoorbeeld van hoe wetenschappelijk onderzoek vanuit de Faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen daadwerkelijk impact kan genereren op de samenleving. We hebben als ondernemende universiteit, samen met de Stad Antwerpen en imec, dan ook alle redenen om trots te zijn.”
Wetenschappers maken kleinste metalen schroefjes ter wereld (07/07/2020)
Sara Bals (UAntwerpen) en Spaanse collega's brengen goudatomen in een helixpatroon aan op gouden nanocilinder.
Wetenschappers zijn er recent voor de eerste keer in geslaagd om goudatomen in een helixpatroon aan te brengen op een gouden nanocilinder. Op deze manier werd het mogelijk om een schroefje te maken, ongeveer honderdduizend keer kleiner dan de schroeven die we kennen uit ons dagelijks leven.
Deze doorbraak werd mogelijk door een samenwerking tussen een team van onderzoekers van CIC biomaGUNE in San Sebastian (Spanje) en de Onderzoeksgroep EMAT van de Universiteit Antwerpen. De resultaten van het onderzoek verschenen in het toonaangevende tijdschrift Science.
Deze ‘nanoschroefjes’ interageren op een heel speciale manier met licht. Het licht op het nanoschroefje wordt geabsorbeerd of gereflecteerd, afhankelijk van de grootte en de vorm van het nanodeeltje, maar ook van het type licht dat invalt. Binnen dit project onderzochten de wetenschappers de interactie tussen de chirale structuur van de nanoschroefjes en circulair gepolariseerd licht. Een voorwerp is chiraal als het niet overlapt met zijn spiegelbeeld, denk maar aan onze handen of aan een schroef. Dit fenomeen komt ook voor bij biomoleculen en daarom kunnen die op een zeer gevoelige manier worden gedetecteerd.
Driedimensionale vorm
“Een schroef kan linksdraaiend of rechtsdraaiend zijn en specifiek voor onze nanoschroefjes is die kennis heel belangrijk om de interactie met licht te begrijpen,” vertelt prof. Sara Bals (EMAT, UAntwerpen). EMAT is toonaangevend wat betreft elektronenmicroscopie en beschikt over de meest krachtige microscopen ter wereld.
“Door een serie tweedimensionale afbeeldingen te maken onder verschillende hoeken, wordt via een speciaal ontworpen computercode een driedimensionaal beeld van nanodeeltjes gegenereerd. Deze discipline heet ‘transmissie-elektronentomografie’. Op die manier kunnen we de driedimensionele vorm van heel kleine deeltjes bepalen en begrijpen hoe ze gevormd worden.”
Platinum op goud
“De ontdekking van deze nieuwe methode om chirale nanodeeltjes te maken is erg veelbelovend en kan ook worden toegepast voor andere materialen. Zo kan platinum op goud worden ‘gegroeid’, wat nieuwe toepassingen binnen de katalyse mogelijk maakt,” besluit Sara Bals.
Desinformatie piekt in coronatijden (30/06/2020)
UAntwerpen bevroeg socialemediagebruikers in zes landen over desinformatie en mediaberichtgeving in tijden van corona.
Hoe evalueren burgers de rol van de pers en de regeringen tijdens deze onzichtbare crisis en hoe bezorgd zijn zij over valse informatie? Op die vragen zochten onderzoekers van de Universiteit Antwerpen en de universiteit van Zürich naar antwoorden.
De wetenschappers voerden een grootschalig onderzoek uit bij mensen die (minstens occasioneel) actief zijn op sociale media, in België (Vlaanderen), Duitsland, Frankrijk, Zwitserland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Het onderzoek liep over een periode van drie weken (16 april tot 6 mei 2020, 7014 respondenten). Gedurende deze drie weken waren alle zes landen nog steeds in (strikte) 'lockdown' om de snelle verspreiding van het coronavirus tegen te houden.
"We peilden naar de percepties over de reactie van politici, media-aandacht en vooral de bezorgdheid over desinformatie in deze zes westerse democratieën", legt communicatiewetenschapper prof. Peter Van Aelst (UAntwerpen) uit.
Enkele opvallende vaststellingen:
· Meer dan twee derde van de bevraagde burgers uit alle zes de landen maakt zich grote zorgen over desinformatie in het algemeen en de helft van hen vermoedt er nogal vaak aan te worden blootgesteld.
· Er is grote variatie onder de burgers van de zes landen over hoe hun politieke leiders en besluitvormers de COVID-19-uitbraak hebben aangepakt. Een grote meerderheid van de inwoners van Zwitserland en Duitsland denkt dat hun regeringen in staat waren de crisis voldoende onder controle te houden, terwijl een meerderheid van de burgers in de VS en Frankrijk ontevreden was over hun regering. België en het Verenigd Koninkrijk nemen een middenpositie in.
· Een meerderheid van de respondenten in de zes westerse democratieën denkt dat de Chinese autoriteiten medeverantwoordelijk zijn voor de wereldwijde verspreiding van het coronavirus als gevolg van hun late reacties.
· Gemiddeld is een meerderheid van de respondenten in alle landen tevreden over de manier waarop de media het publiek informeert over kwesties in verband met de corona-uitbraak.
· Respondenten uit de VS waren het meest geneigd om te reageren op een socialemediapost met misleidende informatie over COVID-19 en dus bij te dragen aan het verspreiden van desinformatie, terwijl de Zwitsers hiertoe het minst geneigd waren. Opnieuw nemen de Vlaamse respondenten een middenpositie in.
Goed bestuur voor cultuur! (28/06/2020)
Minister Jan Jambon ontvangt eerste exemplaar nieuwe Bestuurscode Cultuur op UAntwerpen.
Op 26 juni 2020 werd op de Universiteit Antwerpen een nieuwe Bestuurscode Cultuur overhandigd aan minister voor Cultuur Jan Jambon. De lancering van deze code werd grondig voorbereid door een Vlaams-Nederlandse werkgroep van het Fonds voor Cultuurmanagement (UAntwerpen) in samenwerking met Cultuurloket en Vlaams-Nederlands Huis deBuren. Er werden voorbereidende rondetafelgesprekken georganiseerd met experten en werd ook sectorbreed getoetst in de periode april-mei 2020.
De principes van transparantie, heldere rolverdeling tussen raad van bestuur en directie, een diverse samenstelling van de raad van bestuur en de relatie met de stakeholders uit de eerste leidraad van 2012 blijven behouden maar ditmaal wordt er meer gefocust op de relatie tussen bestuur en directie, ethiek en integriteit (als gevolg van de #metoo-beweging en andere ethische issues), duurzaamheid en een diverse samenstelling van de Raad van Bestuur.
Hefboom voor discussie
De code bestaat uit 8 principes en 45 aanbevelingen. De aanbevelingen bieden ruimte voor de verscheidenheid binnen de sector (het principe ‘pas toe of leg uit’). Een grote of kleine organisatie, of een kunstenorganisatie en een sociaal culturele vereniging hebben immers andere noden.
Minister Jan Jambon speecht bij de voorstelling van de nieuwe Bestuurscode Cultuur
“In een aantal situaties kan een afwijking niet alleen mogelijk maar zelfs wenselijk zijn”, zo stelt prof. Annick Schramme. De code wil vooral een hefboom zijn voor discussie en reflectie, een handleiding voor de sector om zichzelf te verbeteren op het vlak van bestuur en leiding geven, een preventiemiddel tegen kwalijke praktijken en interne ruzies, en een objectiverend middel om uit impasses te raken.
Op 7 december willen het Fonds voor Cultuurmanagement, deBuren en Cultuurloket verder in dialoog gaan met de ruimere cultuursector over deze code en organiseren ze een congres. Want, zo besluit prof. Schramme “governance is immers geen set van regels, het is een praktijk die alleen maar ingang kan vinden via een goede dialoog en in een sfeer van vertrouwen.”
Vlaamse leerlinge wint eerste Olympiade Nederlands (25/06/2020)
Polly Jean Hollanders (17) van het Pius X Instituut in Antwerpen pakt jury in met onderzoek naar dt-fouten.
Polly Jean Hollanders (17) van het Pius X Instituut in Antwerpen wint de allereerste Olympiade Nederlands. Met haar onderzoek naar de oorsprong van dt-fouten verblufte ze de internationale jury en versloeg ze de zes andere finalisten uit Vlaanderen en Nederland. De jury was onder de indruk van het niveau van de finale en verklaarde de passie voor de studie van de Nederlandse taal en literatuur springlevend.
Waarom maken we dt-fouten? Vertoont het literaire werk van Willem Elsschot koloniale trekjes? Wat drukken emoji uit? Het zijn maar enkele van de onderzoeksvragen waarover de zeven finalisten van de allereerste Olympiade Nederlands zich de voorbije maanden hebben gebogen. Ze verdiepten zich in wetenschappelijke literatuur, moesten zelf een onderzoek uitwerken en hun bevindingen in een heldere presentatie gieten. Elke kandidaat kon daarbij rekenen op de hulp van een professor in de Nederlandse taal- of letterkunde.
Polly Jean Hollanders, laatstejaars van het Pius X Instituut in Antwerpen, won deze eerste editie met haar onderzoek naar de oorsprong van dt-fouten. Ze speurde in haar eigen chatgeschiedenis naar fouten en analyseerde die door inzichten uit de psycholinguïstiek, de taalkunde en de statistiek te combineren. De jury prees haar “voortreffelijke wetenschappelijke inzicht, grote welbespraaktheid en aanstekelijke zin voor humor”.
Logica in eigen fouten
“De jury had daarnaast opvallend veel lof voor de andere kandidaten en sprak in haar verslag van een hoogstaande finale die de wetenschappelijke rijkdom van de Nederlandse taal en literatuur demonstreerde”, vertelt prof. Kevin Absillis (UAntwerpen), de initiatiefnemer van de Olympiade.
|
Polly Jean reageerde erg blij. “Ik had het niet echt verwacht. Meedoen op zich was al fijn, maar winnen is natuurlijk fantastisch.” De finaleopdracht was voor de laureate een stevige uitdaging: “Ik heb mijn eigen chatgeschiedenis doorploegd op zoek naar dt-fouten. Daarna onderzocht ik of achter die fouten een bepaalde logica zat. Volgens mij was die er ook. Het gaf ongelooflijk veel voldoening toen echte taalwetenschappers mijn hypothesen konden bevestigen.”
‘In uw kot’-Olympiade
Na de schriftelijke proef in februari van dit jaar bleven nog zeven Nederlandse en Vlaamse jongeren in de running voor de allereerste Olympiade Nederlands. Voor de tweede, mondelinge proef bogen ze zich over een onderzoeksvraag. In normale omstandigheden hadden de kandidaten hun onderzoek live moeten presenteren, maar de uitbraak van het coronavirus gooide roet in het eten. De organisatie stippelde een alternatief traject uit en vroeg de finalisten om vanuit ‘hun kot’ verder te werken en over hun onderzoek te vertellen in een filmpje. Een internationale jury beoordeelde de uiteindelijke resultaten.
Verbeelding voor het leven
De laureate wint een prijzenpakket met onder meer een (gevulde!) e-reader, een boekenpakket en een geldbedrag. In de huidige omstandigheden kon een gewone plechtigheid niet worden georganiseerd, en dus besloten de organisatoren Polly Jean thuis te verrassen met het heuglijke nieuws en de bijbehorende prijzen. Antwerps stadsdichteres Maud Vanhauwaert kreeg met haar eigenzinnige laudatio voor de laureate het laatste woord: “Nu al is zeker. Polly Jean, jij zult je nooit vervelen. Want wie zich kan verliezen in de taal, wint verbeelding voor het leven.”
De Olympiade Nederlands is een initiatief van de Universiteit Antwerpen, de Universiteit Utrecht en de Radboud Universiteit Nijmegen en geniet de steun van de Taalunie, de Orde van den Prince, Pelckmans Uitgevers en Standaard Boekhandel.
Bekijk hier de inzending van Polly Jean Hollanders.
Zelf je talent testen voor de studie van de Nederlandse taal en literatuur? Surf naar www.olympiadenederlands.org. Alle vragen uit de schriftelijke proef zijn online beschikbaar mét hun soms verrassende antwoorden.
Deltaray gaat voor 100% foutloze producten (23/06/2020)
Nieuwe spin-off imec en UAntwerpen tilt kwaliteitscontrole naar een hoger niveau.
Kwaliteitscontrole is van groot belang in de industrie, maar is complex en duur. Deltaray, een nieuwe spin-off van imec en UAntwerpen, zorgt voor een revolutie in het domein: met zijn 'accelerated 3D Xray'-portfolio speurt de spin-off tot 100 maal sneller – en bovendien efficiënter en fijnmaziger – naar eventuele productiefouten.
Bedrijven willen te allen tijde vermijden dat producten moeten worden teruggeroepen omdat er productiefouten vastgesteld werden. Kwaliteitscontrole staat dan ook hoog op hun agenda. Maar die quest for perfection zet erg veel druk op bedrijven, en weegt door op hun winstgevendheid. Producten bevatten immers steeds meer hoogtechnologische onderdelen en worden dus complexer.
“Een grotere steekproef doen op de producten die van de band rollen is een optie, net zoals de kwaliteitscontrole 100% door werknemers laten uitvoeren, maar daar hangt natuurlijk een gigantisch prijskaartje aan vast,” vertelt Dirk Hamelinck, CEO van het Mechelse Deltaray. De spin-off van het onderzoekscentrum imec en de Universiteit Antwerpen komt daarom met een hoogtechnologische doorbraak op de proppen: 'Accelerated 3D Xray' – waarbij met röntgenbeelden elk product op de productielijn nauwkeurig wordt gescand en een grondige kwaliteitsinspectie kan gebeuren van zowel de binnenzijde als de buitenkant van het product, en dat zonder het productieproces te vertragen.
Van benzinepompen tot injectiespuitjes
“Met de introductie van deze revolutionaire technologie zetten we een nieuwe standaard op het vlak van kwaliteitscontrole,” zegt Hamelinck. “Onze detectiesnelheid ligt tot honderd keer hoger dan de CT-systemen die vandaag op de markt zijn. Bovendien werken we veel fijnmaziger: tot op 50 micrometer nauwkeurig. Deze technologie is dan ook van onschatbare waarde voor bedrijven die 100% foutloze producten willen afleveren. We mikken voornamelijk op de medische en de farmaceutische sector, en op automotive bedrijven. Producten zoals injectiespuitjes, implantaten, benzinepompen en andere essentiële onderdelen van hoogtechnologische producten kunnen voortaan bijzonder efficiënt gescreend worden.”
“Als gevolg van de digitale revolutie zijn fabrigaceprocessen fundamenteel veranderd. Onder de noemer ‘industrie 4.0’ zijn efficiëntie en productiviteit fors toegenomen, is de klantervaring nog belangrijker geworden én liggen kwaliteitseisen hoger dan ooit tevoren. Dankzij het Accelerated 3D Xray-portfolio van Deltaray kan nu ook op het vlak van kwaliteitsinspectie een belangrijke stap voorwaarts worden gezet: de Deltaray-technologie laat immers toe om de maakindustrie definitief het ‘quality 4.0’-tijdperk binnen te loodsen,” zegt Rudy Lauwereins, vice president R&D bij imec. “Deltaray richt zich daarbij meteen op de internationale bedrijfswereld. Om die ambitie kracht bij te zetten, krijgt de gloednieuwe spin-off trouwens ondersteuning op maat van het imec.istart-acceleratieprogramma.”
De Deltaray-technologie werd ontwikkeld binnen het Visielab, verbonden aan imec en UAntwerpen. “Al meer dan tien jaar doen we hier doorgedreven onderzoek naar,” zegt prof. Jan Sijbers, mede-oprichter en scientific advisor van Deltaray. “Doel was om versnelde inspectie van complexe mechanische producten mogelijk te maken. Op die manier bieden we een antwoord op de stijgende kostendruk en het tekort aan geschoolde werkkrachten. Met onze technologie kunnen we een product prima screenen door slechts enkele scans te maken.”
Contact met investeerders
VLAIO, het Vlaams Agentschap Innoveren & Ondernemen, ziet alvast veel potentieel in de nieuwkomer en zorgde voor financiering. Deltaray mag België ook vertegenwoordigen tijdens EuroQuity, een prestigieus online platform waar veelbelovende bedrijven en investeerders met elkaar in contact komen.
Nieuwe techniek brengt sneller duidelijkheid over ernst leveraandoening (23/06/2020)
Wilhelmus (Wilco) Kwanten (UZA/UAntwerpen) zorgt samen met Amerikaanse collega's voor doorbraak.
Sommige leveraandoeningen zijn moeilijk te detecteren en hun evolutie is ook moeilijk op te volgen. Internationaal onderzoek, waar ook Dr. Wilhelmus (Wilco) Kwanten (UZA/UAntwerpen) aan mee werkte, brengt daar verandering in. De truc: gebruik maken van de autofluorescerende eigenschappen van lipofuscine.
Vet dat zich ophoopt in de lever is een belangrijke oorzaak van chronische leveraandoeningen. In de medische wereld noemt men het fenomeen non-alcoholic fatty liver disease (NAFLD) of niet-alcoholische leververvetting. Meer en meer mensen in het Westen hebben er last van. Dat heeft alles te maken met onze levensstijl en het toenemende aantal mensen met obesitas of diabetes mellitus. Zo zal in 2030 naar schatting de helft van de Amerikaanse en Europese volwassenen aan NAFLD lijden.
Vandaag de dag is het heel moeilijk om patiënten te screenen op de aandoening. Alleen via een biopsie, waarbij een stukje weefsel van de lever wordt weggenomen, is de aard van de ontsteking, en dus de ernst van de ziekte, vast te stellen. Eens de diagnose gesteld is het ook lastig om de evolutie van de aandoening goed op te volgen zonder een nieuwe biopsie.
Autofluorescentie
Onderzoek van een team internationale wetenschappers brengt daar in de toekomst verandering in. Het project werd geleid door het Massachusetts General Hospital (MGH) en het Massachusetts Institute of Technology (MIT). Ook Dr. Wilhelmus Kwanten, leverspecialist in het UZA en op de Universiteit Antwerpen, werkte mee aan het onderzoek. Een paper verschijnt in het tijdschrift Nature Biomedical Engineering.
“We wisten een methode te ontwikkelen waarbij we op een niet-invasieve manier aan beeldvorming kunnen doen”, legt Kwanten uit. “Uit eerder onderzoek was al duidelijk dat het pigment lipofuscine gevormd wordt in de levercellen van patiënten met leverlijden, waaronder NAFLD. Door gebruik te maken van de autofluorescente eigenschappen lukte het ons om dat lipofuscinepigment te visualiseren en zo een inschatting van de ernst van de ziekte te maken. Daarvoor gebruikten mijn collega’s enkele hoogtechnologische camera’s en infraroodtechnieken.”
Ook voor aderverkalking?
Zo wordt het dus mogelijk om leveraandoeningen, en vooral dan NAFLD, in een vroeg stadium te detecteren. Een leverbiopsie kan hierdoor mogelijk vermeden worden in de toekomst. De techniek bewees reeds zijn efficiëntie in diermodellen en zal op termijn waarschijnlijk ook toegepast kunnen worden in de klinische praktijk. Kwanten en collega’s zullen ook andere ziektebeelden bekijken waarin lipofuscine beschreven wordt. Mogelijk kan de techniek bijvoorbeeld ook toegepast worden op een aandoening als aderverkalking.
"We zullen lesgeven op de campus" (19/06/2020)
UAntwerpen zet volgend academiejaar maximaal in op campusbeleving voor nieuwe studenten.
De examenperiode is nog volop bezig, maar UAntwerpen bereidt de start van het nieuwe academiejaar al grondig voor. “We gaan voor een mix van online onderwijs en intensief onderwijs op de campus”, zegt rector Herman Van Goethem. “Met heel veel aandacht voor de eerstejaarsstudenten: zij moeten een netwerk kunnen uitbouwen.”
Halverwege maart schakelde ook de Universiteit Antwerpen volledig over op afstandsonderwijs. De omschakeling moest toen heel snel gebeuren en de coronacrisis had een enorme impact op alle aspecten van het universiteitsleven. “Ook in het academiejaar 2020-21 moeten we rekening houden met het coronavirus”, zegt rector Herman Van Goethem. “Back to normal zal het nog niet helemaal zijn, maar er zal wel veel mogelijk zijn, uiteraard binnen de geldende maatregelen.”
De universiteit bereidt zich grondig voor op de start van het nieuwe academiejaar, waarbij zeven richtlijnen centraal staan.
1. Studenten krijgen zoveel mogelijk les op de campus
UAntwerpen zet in op een weloverwogen en realistische onderwijsmix, waarbij de studenten zoveel mogelijk les krijgen op de campus, aangevuld met online werkvormen. De eerstejaarsstudenten staan centraal in de organisatie van het nieuwe jaar: zij moeten een netwerk kunnen uitbouwen, en dat kan alleen met ‘echte’ contacten.
2. Veiligheid en hygiëne zijn een absolute prioriteit
De universiteit staat voortdurend in contact met de eigen virologen en medische experts. De richtlijnen van de overheid worden strikt opgevolgd. Als de richtlijnen veranderen, wordt er bijgestuurd.
3. Studenten krijgen les in kleinere groepen
Physical distancing blijft belangrijk, waardoor de maximumcapaciteit van aula’s en lokalen niet benut kan worden. Studenten zullen hoor- en werkcolleges soms afwisselend ‘on campus’ en online volgen. Bij labo’s en practicums zullen extra beschermingsmaatregelen genomen worden.
4. Iedereen kan terecht bij docenten, begeleiders en medewerkers
Op de Universiteit Antwerpen zijn docenten, begeleiders en medewerkers makkelijk aanspreekbaar voor elke student. Daarmee maakt UAntwerpen ook het verschil tegenover andere universiteiten. UAntwerpen start ook met Students for Students, een netwerk waarin studenten praktische, sociale en emotionele ondersteuning verlenen aan hun medestudenten.
5. De onthaalactiviteiten worden herdacht
Elk academiejaar start traditioneel met kennismakingsdagen en onthaalactiviteiten, belangrijk om studenten zich meteen welkom te laten voelen. Al die activiteiten zullen plaatsvinden, zij het in een ander jasje.
6. Vermijd een te druk openbaar vervoer
De uurroosters laten vaak toe de spitsuren van het openbaar vervoer te vermijden. De campussen zijn goed bereikbaar per fiets, met het goed uitgebouwde Velo-netwerk en met elektrische steps.
7. UAntwerpen werkt leasingsysteem voor laptops uit
Een deel van het onderwijs zal online verlopen. Daarom moet elke student over een eigen computer en een goede internetverbinding beschikken, ook buiten de campus. UAntwerpen bestudeert de mogelijkheid om een leasingsysteem met laptops op te zetten voor studenten die dat nodig hebben.
"Strenge maatregelen verhinderden verdere verspreiding virus" (05/06/2020)
Uit studie UAntwerpen blijkt dat net geen 7 procent van de Belgen sars-CoV-2 overwon.
Uit de grote serologische studie van UAntwerpen blijkt dat het aantal Belgen dat antistoffen tegen het coronavirus in het bloed heeft, niet meer gestegen is de voorbije weken. “De strenge maatregelen hebben de verspreiding van het virus dus sterk beknot”, zegt prof. Heidi Theeten.
De Universiteit Antwerpen startte in maart met een grote serologische studie. Om de drie weken worden restbloedstalen in labo’s opgehaald. De stalen komen uit alle hoeken van België en zijn van mensen die niet in het ziekenhuis werden opgenomen. Ze hadden dus geen specifieke link met het coronavirus.
De stalen worden geanalyseerd om te achterhalen hoeveel mensen daadwerkelijk aan het sars-CoV-2-virus werden blootgesteld en hoeveel mensen waarschijnlijk nog vatbaar zijn voor de ziekte. “Die informatie is enorm belangrijk om de aanpak van de huidige uitbraak en het beleid rond een mogelijke nieuwe golf vorm te geven”, zeggen Heidi Theeten en Pierre Van Damme, de professoren die de studie uitvoeren.
Nog voor de bubbel van vier
Einde maart bleek 3% van de Belgen antistoffen in het bloed te hebben. Dat steeg drie weken later tot 6%. Nu zijn de resultaten van de derde golf van de serologische studie bekend.
Heidi Theeten: “Uit de analyse van 3253 bloedstalen blijkt dat 6,9% van de Belgen tegen het virus gevochten heeft. Die stijging is minimaal en valt volledig binnen de toevalsvariatie. We kunnen dus zeggen dat de seroprevalentie niet meer gestegen is. Tussen de eerste en de tweede collectie zagen we een sterkere stijging bij de 20- tot 29-jarigen en bij de 80+-ers. Ook die groepen tonen nu geen stijging meer.”
De derde golf van de studie bevat bloedstalen die afgenomen werden in de periode tussen 18 en 25 mei. Antistoffen duiken pas één tot twee weken na de infectie op in het bloed. De onderzoekers konden dus infecties detecteren die opgelopen werden tot en met de eerste week van mei. Op 4 mei werden de eerste lichte versoepelingen van kracht, op 10 mei pas werd de ‘bubbel van vier’ geïntroduceerd.
Virus werd sterk beknot
“In de periode tussen de tweede en de derde bloedstaalname golden dus nog strenge maatregelen”, legt Theeten uit. “Daaruit kunnen we concluderen dat die maatregelen de verspreiding van het virus wel degelijk sterk hebben beknot. Wat ook blijkt uit de curve met ziekenhuisopnames. Binnen enkele weken, uit de analyse van onze vierde bloedstalencollecte, zal het eerste effect van de versoepelingen duidelijk worden.”
Om groepsimmuniteit te bereiken moet minstens de helft van de bevolking antilichamen in het bloed hebben. Pierre Van Damme: “Daar zijn we dus nog steeds mijlenver van verwijderd, net zoals onze buurlanden trouwens. Bovendien is nog altijd niet bewezen in hoeverre mensen die antistoffen gevormd hebben, ook effectief beschermd zijn tegen een mogelijke nieuwe infectie.”
"Vlaamse universiteiten werken samen aan aanpak volgend academiejaar" (02/06/2020)
De vijf Vlaamse universiteiten hebben een gezamenlijke visie op de organisatie van (het eerste semester van) het volgende academiejaar.
In een opiniestuk in De Standaard (achter betaalmuur) van 2 juni heeft de Leuvense rector Luc Sels het over de maatregelen die de KU Leuven volgend academiejaar zal nemen op onderwijsvlak. Hij vergeet er wel bij te zeggen dat die aanpak gezamenlijk besproken werd en wordt met de andere Vlaamse universiteiten. De vier andere rectoren reageren dan ook verbaasd, en schreven volgende repliek:
De rectoren van UAntwerpen, UGent, UHasselt en VUB hebben met verbazing kennisgenomen van een ‘opiniestuk’ van hun Leuvense collega in De Standaard, over de organisatie van het volgende academiejaar aan de KU Leuven.
De vijf Vlaamse universiteiten ontmoeten elkaar in de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) en stemmen er hun beleid zoveel mogelijk met elkaar af. De hele coronaperiode door hebben de vijf rectoren constructief overlegd. Op basis van voortschrijdend inzicht hebben we gezocht naar een gezamenlijke visie over de organisatie van (het eerste semester van) het volgende academiejaar. Uiteraard kunnen er verschillen zijn. Maar wat rector Sels uiteenzet, geldt voor àlle Vlaamse universiteiten. De suggestie in de tekst als zou dit niet zo zijn, is niet correct. (‘Ongetwijfeld hoorde u al dat sommige universiteiten, vooral in de omliggende landen, aankondigen het eerste semester van volgend jaar grotendeels online te blijven.’)
We betreuren dat één rector naar buiten treedt met elementen die gemeenschappelijk zijn en die hem soms ook zijn aangereikt door andere universiteiten, op een manier die doet uitschijnen alsof deze aanpak fundamenteel verschillend is van andere Vlaamse universiteiten. Dat laatste is niet zo.
‘Een groot deel van het onderwijs zal op de campus plaatsvinden, van colleges tot practica,’ zo luidt het in de tekst. Inderdaad. Zo zien de vijf Vlaamse universiteiten het volgende academiejaar. Daar gaan we voor, samen.”
"Community health workers maakten diepe indruk" (29/05/2020)
Vranckx toont docu Caroline Masquillier (UAntwerpen) rond hiv-onderzoek in Zuid-Afrika.
Caroline Masquillier (Faculteit Sociale Wetenschappen) trok voor de Universiteit Antwerpen naar de townships in Zuid-Afrika om onderzoek te doen naar community health workers. Dat zijn meestal laagopgeleide vrouwen die in moeilijke omstandigheden mensen met hiv bij hen thuis ondersteunen. Masquillier maakte er de documentaire ‘Disease with no name’ over. Op zaterdag 30 mei toont Canvas de docu in het programma Vranckx.
In de documentaire ‘Disease with no name’ gidsen de 'community health workers' de kijker doorheen hun dagelijkse ronde in Mitchells Plain, een van Kaapstads townships. ‘Disease with no name’ vloeit voort uit het doctoraatsproject van sociologe Caroline Masquillier.
“Ik onderzocht welke rol stigma en de familie van mensen met hiv spelen in de zorg die ze krijgen. Vijf jaar na mijn veldwerk startte ik samen met collega’s van de Universiteit Antwerpen en de University of the Western Cape in Kaapstad het onderzoeksproject ‘Sinako’ - ‘we kunnen het’ in IsiXhosa - op. Voor dit onderzoeksproject bezocht ik Kaapstad opnieuw, met de bedoeling om naast mijn onderzoek het werk van de community health workers te eren en te vereeuwigen in een documentaire. Deze sterke vrouwen maakten immers een diepe indruk op mij.”
Voorzorgsmaatregelen nemen
Overvolle wachtkamers, een tekort aan dokters en meer dan 7 miljoen mensen die hiv-positief zijn: dat is de realiteit van de Zuid-Afrikaanse gezondheidszorg. Onderzoekers zijn op dit moment op zoek naar manieren om het groeiend aantal mensen met hiv te ondersteunen. Community health workers spelen daarbij een erg belangrijke rol. Momenteel tellen ze enkel hun pillen, maar een onderzoeksproject van de Universiteit Antwerpen kijkt of ze ook andere rollen kunnen opnemen.
“Meer specifiek focussen we in het Sinako-project op het feit hoe community health workers hiv-patiënten kunnen ondersteunen en hoe ze ervoor kunnen zorgen dat de familieleden van mensen met hiv steun bieden, erover kunnen spreken en voorzorgsmaatregelen kunnen nemen opdat zij zelf niet besmet raken”, legt Caroline uit.
Hiv blijft taboe
Niet dat het werk van de community health workers gemakkelijk is. Het taboe dat nog steeds op hiv rust, maakt de zorg van mensen met hiv moeilijk. De community health workers (CHW’s) worden door de gemeenschap beschouwd als een marker van hiv. “They know that when you saw the CHWs in the community and go to the house, the aids is smoking there”, zei een CHW tijdens het onderzoek.
Masquillier: “In een context van taboe en stigma zijn mensen met hiv bang om hun positieve status aan hun gezin of geliefden te vertellen. De CHW’s bereiken daardoor niet altijd degenen die hun hulp het hardst nodig hebben. Ze moeten heel wat creativiteit aan de dag leggen om ongemerkt zorg te kunnen dragen voor mensen met hiv.”
Voor een succesvolle zorg en preventie is het onthullen van de positieve status erg belangrijk. Het Sinako-onderzoek focust op het ondersteunen van mensen in het openbaar maken van hun positieve status aan hun gezinsleden, net als in het nemen van preventieve maatregelen. De CHW’s worden getraind om de gezinnen daarin te steunen.
Door een ondersteunende omgeving kunnen mensen met hiv vrijuit praten over hun status en hun zorgen, gedachten en gevoelens. Het Sinako-project wil duurzame hulp bieden aan mensen met hiv en hun gezinsleden, opdat ze hun medicatie goed innemen en preventieve maatregelen nemen die nieuwe hiv-infecties tegengaan.
Creatieve wetenschapscommunicatie
Tussen doctoraat en documentaire in richtte Caroline Masquillier Field (www.field.community) op, een collectief dat wetenschappers aan creatieven linkt. Field spreekt met wetenschappelijk onderzoek een breed publiek aan, waardoor onderzoeksresultaten beter worden begrepen, zowel binnen als buiten de academische wereld. ‘Disease with no name’ is Fields eerste documentaire.
Over de domumentaire
Disease with no name wordt getoond op Canvas in het programma Vranckx op zaterdag 30 mei 2020 om 20 uur. De film wordt ook in De Roma getoond op 29 september 2020. Na de voorstelling in De Roma is er een panelgesprek tussen Caroline Masquillier (UAntwerpen), Alexis Andries (Dokters van de Wereld) en hiv-activiste Janet A. Pauwels. Guy Poppe modereert de avond.
UAntwerpen is klaar voor bijzondere examenzittijd (29/05/2020)
Eigen campussen, Antwerp Expo en Waagnatie verwelkomen studenten vanaf maandag.
Maandag 1 juni beginnen de examens op de Universiteit Antwerpen. Die zullen – in alle veiligheid – georganiseerd worden op de eigen campussen, in de Waagnatie en in Antwerp Expo. “Onze studenten kunnen in veilige en comfortabele omstandigheden examen afleggen.”
De organisatie van een examenzittijd is altijd een hele klus op een universiteit. Denk alleen maar aan het uittekenen van de examenroosters. In coronatijden is de uitdaging uiteraard nog een stuk groter. De Universiteit Antwerpen besloot om de examens fysiek te organiseren, maar dat moet uiteraard in veilige omstandigheden gebeuren, met respect voor de geldende regels rond social distancing en hygiëne.
“Een speciale taskforce bereidt de junizittijd reeds voor sinds maart”, vertelt rector Herman Van Goethem. “Tussen 1 juni en 3 juli organiseren we ongeveer 3000 examenactiviteiten, van mondelinge examens voor tien studenten tot schriftelijke proeven voor een groep van zeshonderd studenten. Voor de kleinere groepen, tot vijftig studenten, vinden de examens plaats op de eigen campussen. Er werd voortdurend afgetoetst met Erika Vlieghe en Pierre Van Damme, experten uit eigen huis.”
Sporthal wordt examenlokaal
De campussen werden de voorbije weken ‘coronaproof’ gemaakt: er kwam extra sanitair, looplijnen werden aangebracht, handgel staat ter beschikking. In de aula’s kregen de zitjes die gebruikt mogen worden een speciale markering, zodat de anderhalvemeterregel altijd gerespecteerd kan worden. De sporthal op de Stadscampus onderging een gedaanteverwisseling en is nu een lokaal waar 160 studenten examen op de computer kunnen afleggen.
Om grotere groepen studenten examen te laten afleggen wijkt UAntwerpen uit naar de Waagnatie en naar twee hallen in Antwerp Expo. Beide locaties werden de voorbije dagen klaargestoomd om vanaf maandag studenten te ontvangen. Daar komt net iets meer bij kijken dan het klaarzetten van tafels en stoelen. Zo werden er grote wachtruimtes gecreëerd, van waaruit de studenten via verschillende ingangen naar hun vooraf toegewezen plaats kunnen stappen. Ook hier uiteraard looplijnen, sanitair en handgel. Het Rode Kruis voorziet ook permanentie op beide locaties.
Online Blok Breaks
Donderdagavond kregen de studentenvertegenwoordigers van de universiteit een preview in Antwerp Expo. “De universiteit heeft serieus werk gemaakt van de organisatie van de examens”, klonk het. “We krijgen de mogelijkheid om de examens op een goede manier af te leggen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat veel studenten met extra stress zitten. Zeker voor eerstejaars is deze situatie lastig. Samen studeren in de bib zit er nu niet in. Blokken is voor vele studenten een sociaal gebeuren, nu is het eerder ieder voor zich.”
“De voorbije periode was voor onze studenten natuurlijk niet de meest eenvoudige”, zegt Ann De Schepper, vicerector onderwijs. “En ook de examenreeks wordt anders dan anders. Iedereen kan in comfortabele en veilige omstandigheden examen afleggen. We denken ook aan hun mentale welzijn: uiteraard zijn de studentenbegeleiders ook in juni bereikbaar voor een babbel, en via het digitale platform vanuituwkot.be bieden we onze studenten twee keer per week Blok Breaks aan. Dat worden korte pauzemomenten, ingekleed door muzikanten, door stand-up comedians en zo.”
Enkele cijfers over de examenperiode:
- Op vijf weken tijd zullen ongeveer 13 000 studenten examen afleggen in de Waagnatie.
- In Antwerp Expo gaat het om 18 000 studenten.
- De grootste cohorte studenten die tegelijkertijd examen zal afleggen in de Waagnatie telt 584 studenten, die in groepen onderverdeeld worden.
- In Antwerp Expo zal de grootste groep 801 studenten tellen, die ook in afzonderlijke groepen worden onderverdeeld.
- UAntwerpen kocht 100 000 mondmaskers aan. Een mondmasker is verplicht bij het binnengaan, maar mag indien gewenst tijdens het examen worden afgezet.Maandag 1 juni beginnen de examens op de Universiteit Antwerpen. Die zullen – in alle veiligheid – georganiseerd worden op de eigen campussen, in de Waagnatie en in Antwerp Expo. “Onze studenten kunnen in veilige en comfortabele omstandigheden examen afleggen.”
De organisatie van een examenzittijd is altijd een hele klus op een universiteit. Denk alleen maar aan het uittekenen van de examenroosters. In coronatijden is de uitdaging uiteraard nog een stuk groter. De Universiteit Antwerpen besloot om de examens fysiek te organiseren, maar dat moet uiteraard in veilige omstandigheden gebeuren, met respect voor de geldende regels rond social distancing en hygiëne.
“Een speciale taskforce bereidt de junizittijd reeds voor sinds maart”, vertelt rector Herman Van Goethem. “Tussen 1 juni en 3 juli organiseren we ongeveer 3000 examenactiviteiten, van mondelinge examens voor tien studenten tot schriftelijke proeven voor een groep van zeshonderd studenten. Voor de kleinere groepen, tot vijftig studenten, vinden de examens plaats op de eigen campussen. Er werd voortdurend afgetoetst met Erika Vlieghe en Pierre Van Damme, experten uit eigen huis.”
Sporthal wordt examenlokaal
De campussen werden de voorbije weken ‘coronaproof’ gemaakt: er kwam extra sanitair, looplijnen werden aangebracht, handgel staat ter beschikking. In de aula’s kregen de zitjes die gebruikt mogen worden een speciale markering, zodat de anderhalvemeterregel altijd gerespecteerd kan worden. De sporthal op de Stadscampus onderging een gedaanteverwisseling en is nu een lokaal waar 160 studenten examen op de computer kunnen afleggen.Om grotere groepen studenten examen te laten afleggen wijkt UAntwerpen uit naar de Waagnatie en naar twee hallen in Antwerp Expo. Beide locaties werden de voorbije dagen klaargestoomd om vanaf maandag studenten te ontvangen. Daar komt net iets meer bij kijken dan het klaarzetten van tafels en stoelen. Zo werden er grote wachtruimtes gecreëerd, van waaruit de studenten via verschillende ingangen naar hun vooraf toegewezen plaats kunnen stappen. Ook hier uiteraard looplijnen, sanitair en handgel. Het Rode Kruis voorziet ook permanentie op beide locaties.
Online Blok Breaks
Donderdagavond kregen de studentenvertegenwoordigers van de universiteit een preview in Antwerp Expo. “De universiteit heeft serieus werk gemaakt van de organisatie van de examens”, klonk het. “We krijgen de mogelijkheid om de examens op een goede manier af te leggen. Dat neemt natuurlijk niet weg dat veel studenten met extra stress zitten. Zeker voor eerstejaars is deze situatie lastig. Samen studeren in de bib zit er nu niet in. Blokken is voor vele studenten een sociaal gebeuren, nu is het eerder ieder voor zich.”“De voorbije periode was voor onze studenten natuurlijk niet de meest eenvoudige”, zegt Ann De Schepper, vicerector onderwijs. “En ook de examenreeks wordt anders dan anders. Iedereen kan in comfortabele en veilige omstandigheden examen afleggen. We denken ook aan hun mentale welzijn: uiteraard zijn de studentenbegeleiders ook in juni bereikbaar voor een babbel, en via het digitale platform vanuituwkot.be bieden we onze studenten twee keer per week Blok Breaks aan. Dat worden korte pauzemomenten, ingekleed door muzikanten, door stand-up comedians en zo.”
Enkele cijfers over de examenperiode:
- Op vijf weken tijd zullen ongeveer 13 000 studenten examen afleggen in de Waagnatie.
- In Antwerp Expo gaat het om 18 000 studenten.
- De grootste cohorte studenten die tegelijkertijd examen zal afleggen in de Waagnatie telt 584 studenten, die in groepen onderverdeeld worden.
- In Antwerp Expo zal de grootste groep 801 studenten tellen, die ook in afzonderlijke groepen worden onderverdeeld.
- UAntwerpen kocht 100 000 mondmaskers aan. Een mondmasker is verplicht bij het binnengaan, maar mag indien gewenst tijdens het examen worden afgezet.
Software brengt anderhalve meter afstand in beeld (29/05/2020)
UAntwerpen, Robovision en Securitas starten proefproject rond social distancing op de Meir.
Op de Antwerpse Meir start UAntwerpen in samenwerking met AI-bedrijf Robovision en beveiligingsfirma Securitas een proefproject om uit te zoeken of mensen afstand van elkaar houden. “Dit is absoluut geen ordehandhavingstool”, klinkt het. “We willen vooral achterhalen hoe de interactie tussen passanten de komende maanden evolueert.”
Anderhalve meter afstand houden blijft allicht nog even de standaard. De regel is vrij eenvoudig, maar het naleven is dat niet altijd, zeker niet op plekken zoals een drukke winkelstraat, waar veel mensen bij elkaar komen. “Het is ook interessant om te achterhalen of en hoe het ‘anderhalvemetergedrag’ van de mensen de komende tijd evolueert”, vertelt prof. Steven Latré (UAntwerpen/imec). “Hebben mensen in de beginfase meer aandacht voor de veilige afstand? Verslapt die focus nadien?”
Om onder meer die vraag te kunnen beantwoorden starten de Universiteit Antwerpen, AI-bedrijf Robovision en beveiligingsfirma Securitas eind mei een proefproject op de Antwerpse Meir. Bovenop het AI-platform van Robovision gaan camera’s dankzij artificiële intelligentie realtime in beeld brengen hoeveel afstand de mensen van elkaar houden. Wetenschappers van UAntwerpen gaan hiermee aan de slag om de resultaten om te zetten in trends. De onderzoekers moeten de beelden niet zelf bekijken. Als ze dat wel een keertje willen doen, worden de voorbijgangers als onherkenbare bolletjes weergegeven.
Proefdraaien in de realiteit
“Na een testfase in het labo willen we de technologie nu gaan verbeteren door proef te draaien in de realiteit”, legt Latré uit. “Een 100% correct beeld gaan we nog niet krijgen: mensen uit hetzelfde huishouden mogen natuurlijk dicht bij elkaar lopen, maar dat onderscheid kan de technologie niet maken.”
De technologiedivisie van beveiligingsfirma Securitas stelt een mobiele camera-installatie ter beschikking die verbonden staat met haar AI cloud-platform. “Het is belangrijk om het virus zo veel mogelijk in te dijken”, zegt Dirk Peeters, CTO van Securitas in België. “We zijn tevreden dat we mee onze schouders kunnen zetten onder zo’n maatschappelijk belangrijk project. Dit proefproject past volledig in onze visie om, samen met partners als Robovision, innovatieve technologieën in te zetten om bij te dragen aan een veiligere samenleving.”
Schepen voor middenstand Koen Kennis: “Antwerpen is dé winkelstad van Vlaanderen, de Meir dé winkelstraat. Nu de bezoekers van de Meir een gezonde afstand moeten bewaren ben ik blij dat we kunnen bouwen op innovatieve technologie om dit te ondersteunen. Ik ben ervan overtuigd dat stad en middenstand veel zullen opsteken uit dit onderzoek.”
Mondmasker tijdens het winkelen
UAntwerpen, Robovision en Securitas benadrukken dat het geenszins om een ordehandhavingstool gaat. Latré: “Er wordt niemand geïdentificeerd. Wel overleggen we met andere wetenschappers, mensen die modellen maken om verspreiding van de epidemie in kaart te brengen. Dit geeft ons namelijk unieke inzichten in hoe interacties verlopen en hoe mensenstromen evolueren: een onderwerp waar we in het kader van slimme steden al langer op werken.”
Het project zal in eerste instantie een maand lopen. In de toekomst kan het systeem eventueel worden uitgebreid, bijvoorbeeld om cijfers te verzamelen over hoeveel mensen tijdens het winkelen een mondmasker dragen.
Europese partners werken samen tegen online haat (25/05/2020)
Ook UAntwerpen en spin-off Textgain zoeken naar antwoord op toenemende polarisatie.
Met nieuwe technologie, training en begeleiding willen Europese partners binnen het netwerk Detect Then ACT (DeTACT) de strijd aanbinden tegen online haat. “We hebben nood aan meer medestanders in plaats van omstanders tegen haatberichten op sociale media,” klinkt het.
In de nasleep van de coronapandemie roept VN secretaris-generaal Antonio Guterres op tot wereldwijde samenwerking om haatspraak een halt toe te roepen, na een “vloedgolf” van xenofobie en complottheorieën online en offline.
Universiteiten, IT-bedrijven, ngo’s en burgers in België, Duitsland en Nederland vormen voortaan de DeTACT-groep (Detect Then ACT). Ze gaan samenwerken om een antwoord te vinden op de toenemende polarisatie op sociale media, onder toezicht van een raad van veiligheidsexperts en specialisten in ethiek en wetgeving. Het initiatief wordt ondersteund door het programma Rechten, Gelijkheid en Burgerschap van de Europese Commissie.
Haat en onbegrip sluipen binnen
De vluchtelingencrisis leidde de voorbije jaren tot een toename van haatberichten op sociale media, waarbij burgers zich op Facebook en Twitter veel scherper uitdrukken dan in dagelijkse gesprekken. Onbegrip en haat sluipt zo stap voor stap onze maatschappij binnen, zoals bijvoorbeeld in Duitsland, waar vandaag openlijk wordt aangezet tot geweld tegen vluchtelingen. Europol, de samenwerking van politiediensten van de Europese Unie, waarschuwt dat gewelddadig extremisme toeneemt, “deels gedreven door angst voor de zogenaamde islamisering van onze maatschappij, en deels door ongerustheid over migratie” (bron: TESAT 2018).
De DeTACT-groep maakt gebruik van nieuwe taaltechnologie om online haat op te volgen, en voert actie om omstanders aan te sporen om medestanders te worden. Medestanders zijn burgers die, samen en onder begeleiding, het opnemen voor medeburgers die het doelwit zijn van pesterijen, racisme, seksisme en nepnieuws op sociale media.
“Met behulp van deze taaltechnologie kunnen haatberichten snel gevonden worden, waarna medestanders in problematische situaties kunnen helpen bemiddelen om de lont uit het kruitvat te halen”, vertelt Tom De Smedt (UAntwerpen/Textgain). “Als dat niet helpt zullen strafbare haatberichten (in België bijvoorbeeld het aanzetten tot geweld of het ontkennen van de jodenvervolging) gemeld worden aan de bevoegde instanties, in navolging van de nieuwe Europese regels omtrent online haatspraak.”
Weerbare medestanders opleiden
De technologie wordt samen ontwikkeld door het Belgische AI-bedrijf Textgain en de Duitse universiteit van Hildesheim. De ngo Media Diversity Institute (MDI Global) is bezig honderden socialemediagebruikers op te leiden tot weerbare medestanders, die niet gewoon toekijken maar kritisch en vooral constructief reageren, onder evaluatie door Nederlands onderzoeks- en adviesburo EMMA Communicatie en op basis van wetenschappelijke inzichten verzameld door de Universiteit Antwerpen.
De Karel de Grote-Hogeschool in Antwerpen begeleidt tenslotte tientallen jonge Europese kunstenaars om beeldmateriaal te ontwikkelen tegen racistische memes. Zulke beelden waren in het verleden reeds bijzonder effectief. Tijdens de lockdown na de aanslagen op Zaventem en in Brussel verspreidden burgers massaal kattenfoto’s op Twitter, zodat het erg moeilijk werd voor de vluchtende terroristen om recente informatie over de klopjacht te vinden.
Het consortium wil tonen dat onze burgers nog steeds kunnen samenwerken om de haat in te dijken en onze meningsverschillen te overstijgen. Het project loopt tot september 2021.
Leerstoel 'BNP Paribas Fortis Transport, Logistiek en Havens krijgt verlengstuk (22/05/2020)
Al sinds 2010 houdt de leerstoel de vinger aan de pols van een van de belangrijkste economische sectoren van het land.
De leerstoel is nu zelfs actiever en maatschappelijk belangrijker dan ooit. Daarom besloot de stuurgroep om de samenwerking met een extra jaar te verlengen tot 30 september 2021.
Dialoog op gang brengen
Al van bij de oprichting anticipeert de leerstoel op trends in de havensector, die verder uitgewerkt worden in Port Co.Innovation Cafés. De achtste editie vindt plaats op 16 juni 2020 en verenigt opnieuw academici, industrie en bedrijven, die de uitdagingen in de havensector bespreken en samen naar oplossingen zoeken. Oplossingen kunnen gaan van digitalisering, een duurzame organisatie van de supply chain tot co-innovatie.
Dit Port Co.Innovation Café zal volledig online en interactief verlopen. Via het platform Blackboard Collaborate Ultra, dat succesvol gebruikt wordt door de Universiteit Antwerpen, is het mogelijk om vragen te stellen in een chatbox, een whiteboard te gebruiken of de groep op te delen zodat er optimaal gebrainstormd kan worden. Interactie verzekerd dus.
Impact van de coronacrisis
De coronacrisis plaatst de maritieme keten voor operationele uitdagingen. Voorlopig houdt de sector er wel de vaart in: recent kenden de containerterminals zelfs hogere ladingsvolumes. Maar ze zullen snel met onvoorspelbare stromen en extreme vraagpieken geconfronteerd worden. Snel schakelen om de continuïteit te garanderen is dus de boodschap. En daar kan de leerstoel bij helpen.
Door de impact van de coronacrisis op het capaciteitsgebruik van logistieke ketens waar havens deel van uitmaken, werd er voor dit achtste Port Co.Innovation Café gekozen voor het thema: ‘Integratie van de maritieme keten: it is all about capacity!’. Na een uiteenzetting van Koen De Leus, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, worden er nieuwe wetenschappelijke inzichten gedeeld over algemene, hinterland-, logistieke en digitale capaciteit. Daarna krijgen de deelnemers stellingen voorgelegd over de grote capaciteitsuitdagingen, zodat er nadien gebrainstormd kan worden over mogelijke oplossingen. Al deze bevindingen inspireren daarna allerhande innovaties en zijn richtinggevend voor nieuw wetenschappelijk onderzoek.
jarige samenwerking
Didier Beauvois, Hoofd BNP Paribas Fortis Corporate Banking: “Via deze leerstoel zetten we schitterend onderzoek verder dat direct bruikbaar is door de brede havengemeenschap. We willen deze samenwerking dan ook graag verlengen, om academici, industrie, collega’s en klanten samen te brengen. Door een community te creëren en samenwerking te faciliteren, wakkeren we de innovatiezin aan en maken we bedrijven competitiever.“
Prof. dr. Christa Sys, Universiteit Antwerpen: “Deze leerstoel stimuleert informatie-uitwisseling, helpt bij het snel identificeren van problemen en bij het vinden van nieuwe ideeën. Hierdoor geraken bepaalde innovatie-initiatieven binnen de Belgische maritieme sector in een stroomversnelling, wat een troef is tegenover andere landen. Op 19 november 2020 vieren we het 10-jarige bestaan van de leerstoel tijdens een symposium. Een panel van gastsprekers zal er vertellen welke resultaten voortvloeiden uit de Port Co.Innovation Cafés, welke hinderpalen nog weggewerkt moeten worden en welke nieuwe ontwikkelingen in het maritieme ecosysteem kunnen zorgen voor een mooi toekomstperspectief voor de hele sector.”
Mecenas schenkt half miljoen euro aan universiteit voor onderzoek COVID-19 (21/05/2020)
Universiteitsfonds Antwerpen zet ook acties op rond mondmaskers, kanker en studenten in nood
In haar strijd tegen het coronavirus krijgt de Universiteit Antwerpen hulp uit onverwachte hoek: een mecenas schenkt via het Universiteitsfonds Antwerpen een half miljoen euro aan nieuw coronaonderzoek. Vier wervingsacties maken het mogelijk dat iedereen een steentje kan bijdragen, hoe klein of hoe groot ook. Fiscale giften vanaf 40 euro geven bovendien recht op een fiscaal attest.
De Universiteit Antwerpen is erg actief tijdens deze coronacrisis. Zo leidt prof. Erika Vlieghe de GEES, de werkgroep die voor ons land de exitstrategie uitwerkt. En elke dinsdag is er de Grote Coronastudie. Binnen de onderzoeksgroep VAXINFECTIO, wereldspeler op het domein van onderzoek naar infectieziekten en het testen van vaccins, startte het Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties recent een groot onderzoek op waarbij duizenden bloedstalen zullen geanalyseerd worden om zo in kaart te brengen hoeveel mensen er in ons land met het coronavirus besmet zijn geraakt.
“We leggen een zogenaamde serotheek aan”, zegt prof. Pierre Van Damme, directeur van het Centrum. “Om de drie weken halen we bloedstalen op in labo’s, tot we een totaal van 14 000 stalen hebben. Op die manier kunnen we achterhalen hoeveel mensen de ziekte daadwerkelijk hebben doorgemaakt en hoeveel mensen nog vatbaar zijn. Die informatie is enorm belangrijk om de aanpak van de huidige uitbraak en het beleid rond een mogelijke nieuwe golf vorm te geven.”
Hulp van anonieme mecenas
Voor de financiering van een deel van dit sero-epidemiologisch onderzoek naar het coronavirus kan de Universiteit Antwerpen rekenen op de hulp van een mecenas. “Een Antwerpse man schenkt de universiteit een half miljoen euro”, legt Dimitry Beuckelaers, coördinator van het Universiteitsfonds Antwerpen, uit. “Daar zijn we hem uiteraard ontzettend dankbaar voor. Zijn warme gift maakt het onder meer mogelijk om de opstart van het serotheekproject te financieren, maar ook om verder alles in gereedheid te brengen voor het opstarten van de eerste studies met coronavaccins.”
De weldoener verkiest anoniem te blijven. "Solidariteit en begrip voor onze wereld leggen de basis voor onze toekomst”, zegt hij in een korte reactie. “Laten we hopen dat we intelligenter uit deze crisis komen. Elke bijdrage laat onze wetenschappers toe hun opbouwend werk voort te zetten."
Het Universiteitsfonds Antwerpen kreeg de voorbije weken ook andere giften binnen, onder meer eentje van 50 000 euro. Beuckelaers: “Veel mensen willen hun steen of steentje bijdragen aan de strijd tegen het coronavirus. Daarom hebben we nu vier wervingsacties uitgewerkt. Mensen kunnen in de eerste plaats het onderzoek naar de ziekte zelf steunen. Daarnaast werken de productontwikkelaars van UAntwerpen dag en nacht om de productie van de noodzakelijke mondmaskers mogelijk te maken in eigen land: ook daar zijn middelen voor nodig.”
Studenten verliezen hun job
Ook twee kankerprojecten kunnen gesteund worden: UAntwerpen start een onderzoek op naar de extra kwetsbaarheid van kankerpatiënten die het virus oplopen en wil ook uitzoeken of kankerpatiënten thuis dezelfde zorgen kunnen krijgen als in het ziekenhuis. Tenslotte is het ook mogelijk om studenten een duwtje in de rug te geven. Veel studenten die hun studies zelf moeten financieren, komen door de coronacrisis immers in moeilijkheden, omdat ze hun studentenjob(s) door de maatregelen verloren.
Unief kleurt paars voor IDAHOT 2020 (17/05/2020)
Zondag 17 mei is het de Internationale Dag tegen Holebifobie en Transfobie (IDAHOT). UAntwerpen kleurt paars en roept iedereen op een paarse selfie te posten.
De Universiteit Antwerpen hecht al jaren veel belang aan diversiteit. In de aanloop naar IDAHOT 2020 lanceert de universiteit een nieuwe webpagina. In een filmpje heeft rector Herman Van Goethem een duidelijke boodschap voor alle studenten en medewerkers.
"Wij willen een inclusieve instelling zijn voor onze 6000 personeelsleden en onze bijna 22 000 studenten. Een universiteit waar iedereen zich thuis voelt, ongeacht huidskleur of afkomst, ongeacht de seksuele oriëntatie of genderdiversiteit”.
De Universiteit Antwerpen steunt ook de campagne PAARS. Deze campagne zet zich in het Vlaamse secundair en hoger onderwijs in voor meer verdraagzaamheid en respect voor LGBTQ+-jongeren. Via verschillende kanalen roept UAntwerpen op om een paarse selfie te posten via de hashtag #paarstoday. Heel wat medewerkers en studenten schaarden zich alvast achter deze boodschap.
Natuurbezoek werkt erg positief in coronatijden (30/04/2020)
Mensen die tijdens de coronacrisis (meer) de natuur opzoeken, voelen zich daarna fitter, positiever, meer ontspannen, minder angstig en gelukkiger.
Tijdens de paasvakantie onderzocht de Leerstoel Zorg en Natuurlijke Leefomgeving van de Universiteit Antwerpen in welke mate mensen de natuur (meer) opzoeken tijdens coronatijd en welk effect dat heeft op hun algemene gezondheid en welbevinden. In totaal vulden 11 352 respondenten de enquête in. Veel meer mensen hebben nu tijd en trekken meer de natuur. Ze voelen zich daarna fitter, positiever, meer ontspannen, minder angstig en gelukkiger. De enquête kadert in de leerstoel Zorg en Natuurlijke Leefomgeving van de Universiteit Antwerpen die door de provincie Antwerpen gefinancierd wordt.
Bijna alle respondenten gaan tijdens de coronacrisis regelmatig de natuur in, ruim een derde zelfs meerdere keren per dag. Meer dan de helft doet dit vaker dan voor de coronacrisis. De hoofdreden daarvoor is simpel: men heeft meer tijd. De belangrijkste reden om niet naar buiten te trekken, is dat het er te druk is.
Meer dan de helft van de respondenten die de weg naar de natuur hebben gevonden, ervaart de natuur nog positiever dan voor de coronacrisis. De meeste zijn dankbaar voor het alternatief voor het binnen zitten.
De overgrote meerderheid vindt het voor de gezondheid belangrijk om de natuur in te gaan. Zeker tijdens de coronacrisis. Bijna 90% voelt zich nadat hij of zij in de natuur is geweest fitter, positiever, meer ontspannen, gelukkiger, minder angstig en minder kwetsbaar.
Voor Jan De Haes, gedeputeerde bevoegd voor Natuur, zijn deze bevindingen een extra stimulans voor een beleid dat de natuur voor iedereen beleefbaar wil maken. “We gaan samen met de Regionale Landschappen, de Bosgroepen en de groendomeinen verder investeren in nieuwe toegankelijke bossen en een gevarieerd landschap met dreven, poelen, houtkanten, boomgaarden. Zo dragen we zorg voor onze inheemse fauna en flora, maar ook voor onszelf. Eén derde van de respondenten vindt het zelfs te druk in de natuur. Dit bevestigt onze beleidskeuzes om meer beleefbare landschappen te creëren zoals bijvoorbeeld in de Antwerpse Zuidrand of in de vallei van de Kleine Nete. Ook het werkingsgebied van onze Regionale Landschappen willen we uitbreiden naar de ganse provincie.”
Welbevinden verschilt naargelang de opleidingsgraad
De grote meerderheid van respondenten, ongeveer 90%, voelt zich fysiek gezond en ongeveer 85% voelt zich mentaal gezond. We zien wel licht verschil naar opleidingsniveau: lager opgeleide respondenten voelen zich iets minder fysiek gezond en iets minder mentaal gezond dan hoger opgeleiden. Een meerderheid van de respondenten werkt nog tijdens de coronacrisis, en vooral hoger opgeleiden via telewerk. Lager opgeleiden hebben duidelijk minder de gewoonte om tijdens het werk te pauzeren in de natuur dan hoger opgeleiden. Ook valt op dat lager opgeleiden daarbuiten iets minder frequent de natuur in gaan dan hoog opgeleiden, en dat een toename van natuurbezoek tijdens de corona crisis zich bij lager opgeleiden ook wat minder voordoet. Sport- en natuurbeleving worden door lager opgeleide respondenten wat minder als reden gezien om de natuur in te trekken.
Roy Remmen, hoofd Huisartsengeneeskunde UAntwerpen wijst erop dat het opvalt dat meer kwetsbare groepen, die zich vaak veel minder gezond voelen, duidelijk minder aanwezig zijn binnen de groep van respondenten. Deze groep zal in de toekomst op andere manieren betrokken moeten worden.
Vervolgonderzoek
In deze crisis blijkt dat natuur nog belangrijker is voor de gezondheid van de Vlaming. Hoe zal dit zich ontwikkelen? Om die vraag te beantwoorden, gaat de leerstoel Zorg & Natuurlijke Leefomgeving van de UAntwerpen over een tijdje een vervolgbevraging doen. De vervolgenquête zal ook trachten om via andere kanalen meer kwetsbare groepen te bereiken om daar ook beleidsinteressante data over te verzamelen.
'Meisje met de parel' stond oorspronkelijk voor groen gordijn (28/04/2020)
Scanner UAntwerpen ontsluiert geheimen van Vermeers topwerk
Een team van internationale topwetenschappers kreeg erg uitzonderlijk de mogelijkheid om het ‘Het Meisje met de Parel’, het wereldberoemde schilderij van Vermeer, grondig te bestuderen. Erfgoedwetenschappers van de Universiteit Antwerpen namen het meesterwerk onder de loep met hun unieke scanner. Het onderzoek leidde tot verscheidene nieuwe inzichten, vooral over Vermeers materiaalgebruik.
De Nederlandse meester Johannes Vermeer schilderde ‘Het Meisje’ omstreeks 1665. Sinds 1902 hangt het topwerk in het Mauritshuis in Den Haag. In het kader van het onderzoeksproject ‘Het Meisje in de Schijnwerper’ nodigde het museum een internationaal team van wetenschappers uit. Via non-invasieve beeld- en scantechnieken, digitale microscopie en verfmonsteranalyses kwamen zij dichter dan ooit tevoren bij het schilderij.
“We zijn met ons project dichter bij Vermeer en ‘Het Meisje’ gekomen dan ooit tevoren”, vertelt Abbie Vandivere, hoofd van het onderzoeksproject. “De mogelijkheid om de veelheid aan data uit de verschillende technische onderzoeken met elkaar te kunnen vergelijken, leverde veel meer op dan wanneer slechts een van de technologieën zou zijn gebruikt. Het schilderij is een persoonlijker afbeelding dan we dachten. Ten slotte weten we na dit onderzoek beter dan ooit tevoren wat precies de bewaringstoestand van het schilderij is. In de komende jaren kunnen we veranderingen dus optimaal monitoren”.
Rubens en Van Eyck
Naast wetenschappers uit Nederland en de Verenigde Staten maakten ook onderzoekers van UAntwerpen deel uit van het team. Zij namen het topwerk onder de loep met hun unieke MA-XRPD-scanner, een toestel dat kristalstructuren in de verf kan identificeren. Belangrijk, want een dergelijke analyse levert nieuwe inzichten in het materiaalgebruik van de schilder op.
“Dit was een bijzondere opdracht”, blikt prof. Geert Van der Snickt terug. “Dit iconische schilderij reist nooit, blijft altijd aan de muur hangen. Nu werd het erg uitzonderlijk één maand lang van de muur gehaald. Wij ontdekten onder meer dat Vermeer maar liefst vier soorten loodwit gebruikte. Dat deed hij niet toevallig: hij koos het subtype heel bewust naargelang het subtiele optische effect dat hij wilde bereiken.”
Volgens prof. Koen Janssens kan Vermeer gerust een ‘material scientist’ avant la lettre genoemd worden. “Hij wist veel meer over verf en technologie dan we tot nu toe dachten. En hij gebruikte het materiaal ook veel verfijnder dan we vermoedden. Vraag is natuurlijk of alleen Vermeer dit deed. Wij vermoeden van niet. In de toekomst gaan we dergelijke analyses ook maken voor onze Vlaamse meesters uit die periode, zoals Rubens en Van Dyck. We zijn thans bezig met na te gaan of Jan Van Eyck - die tweehonderd jaar vroeger leefde - ook al wist wat Vermeer in de praktijk bracht.”
Enkele van de meest opvallende vaststellingen uit het onderzoek naar ‘Het Meisje met de Parel’:
- Gordijn als achtergrond
Een van de meest verrassende ontdekkingen was dat de achtergrond van ‘Het Meisje’ niet zomaar een lege donkere ruimte is: Vermeer schilderde haar voor een groen gordijn. Met de nieuwe technieken zijn diagonalen en kleurverschillen rechtsboven in het schilderij waargenomen. Die suggereerden een geplooide stof. In de loop der eeuwen verdween het gordijn uit het zicht door het ontkleuren van de groene verf. - Meisje had wimpers
Waar met het blote oog het meisje altijd wimperloos lijkt, werden met macro-röntgenfluorescentiescanning en onder de microscoop toch kleine haartjes rond beide ogen waargenomen die in de loop der eeuwen eveneens zijn verdwenen. Onder meer deze ontdekkingen maken het werk ‘persoonlijker’ dan eerder gedacht, maar de vraag wie precies het meisje op het schilderij is geweest, blijft een mysterie. - Subtiele schildertechnieken
Er kwam ook meer aan het licht over Vermeers subtiele manier van schilderen en de wijze waarop hij clair-obscureffecten realiseerde. Vermeer zette het schilderij op in verschillende tinten bruin en zwart. Onder de zichtbare verf zijn in infraroodbeelden, brede, krachtige penseelstreken te zien. Met dunne zwarte lijnen schilderde hij de contouren van het meisje. Tijdens het nieuwe onderzoek ontdekte men dat Vermeer wijzigingen in de compositie aanbracht tijdens het schilderproces: de positie van het oor, de bovenkant van de hoofddoek en de achterkant van haar hals werden veranderd. De schilder werkte daarbij systematisch van achtergrond naar voorgrond: na het opzetten van de groenige achtergrond en de huid van het gezicht van het meisje, schilderde hij daarna achtereenvolgens haar gele jas, witte kraag, hoofddoek en ‘parel’. De parel is slechts illusie, bestaande uit enkele doorschijnende en dekkende vegen witte verf. Vermeer signeerde zijn kunstwerk linksboven met IVMeer. - Schitterend wit
Het onderzoek bracht ook het kleurenpalet van Vermeer voor het eerst nauwkeurig in kaart: rood (vermiljoen, en rode lak van cochenille), verschillende tinten geel en bruin (aardepigmenten, lood-tin-geel en gele lak), blauw (ultramarijn en indigo), tinten zwart (houtskool en beenderzwart) en wit (verschillende soorten loodwit) . De aandacht van het Antwerpse team ging vooral uit naar Vermeers wit(ten). Die zijn zeer belangrijk om het clair-obscur op meesterlijke wijze te kunnen weergeven. Het blijkt dat hij op weloverwogen wijze twee soorten loodwitpigment heeft gebruikt met sterk verschillende optische en uitvloei-eigenschappen: één “witter dan wit” dat heel efficiënt het licht reflecteert en een ander dat wat grijzer overkomt. Hierbij wist hij subtiele kleurschakeringen en een naadloze overgang van licht naar schaduw in de huid van het meisje te bereiken. Daarnaast komen in ‘Het Meisje’ nog twee andere loodwittypes voor. Vermeer moet dus goed op de hoogte zijn geweest van verschillende kwaliteiten loodwit die in de 17e eeuw op de Nederlandse markt voorhanden waren. - Duurder dan goud
De ingrediënten voor de kleuren kwamen vanuit de hele wereld: gebieden die tegenwoordig tot Mexico en Centraal-Amerika behoren, Engeland en mogelijk Azië of West-Indië. Opmerkelijk is het overvloedige gebruik door Vermeer van ultramarijn van zeer hoge kwaliteit (in de hoofddoek en de jas) dat uit het gebied afkomstig is van het huidige Afghanistan. Gemaakt van de steen lapis lazuli was de vervaardiging van natuurlijk ultramarijn tijdrovend, bewerkelijk. In de 17de eeuw was het pigment zelfs kostbaarder dan goud. De steen werd mogelijk eerst verhit, waardoor deze makkelijker vermalen kon worden en een meer intens blauwe kleur opleverde.
"Boodschappen doen is frustrerend" (27/04/2020)
We trekken tijdens de coronacris beter voorbereid naar de winkel, blijkt uit onderzoek de Corona Cooking Survey van UAntwerpen.
Uit een bevraging van UAntwerpen blijkt dat boodschappen doen in Vlaanderen een stuk minder aangenaam wordt bevonden tijdens de coronacrisis dan ervoor. Hygiëne en efficiëntie staan centraal. We doen dit wel beter voorbereid: met een boodschappenlijstje, wat we voordien iets minder deden.
Vorige week lanceerde de Universiteit Antwerpen in samenwerking met UGent en KU Leuven de CoronaCookingSurvey, een grootschalig internationaal onderzoek naar de kook- en eetgewoontes van mensen sinds COVID-19 en de bijhorende maatregelen. Het onderzoek werd intussen in 30 andere landen opgestart.
Bij de eerste globale resultaten uit Vlaanderen viel alvast het volgende op:
- Uit de resultaten blijkt dat ook groenten gehamsterd werden.
- Er werd van veel een beetje gehamsterd, ook van snoepgoed en chips.
- Wat momenteel minder gekocht wordt zijn kant-en-klaarmaaltijden.
- Boodschappen doen is sinds de coronacrisis een stuk minder aangenaam: we ervaren het als frustrerend en stresserend.
- Ondanks de negatievere ervaringen gaan we wel bijna even vaak naar de winkel, en dat is nog altijd meestal naar de supermarkt.
- We kiezen onze winkel nu wel meer op basis van hygiëne, veiligheid en efficiëntie, en minder omwille van het aanbod, de prijs of de winkelatmosfeer.
- Ook zijn we beter voorbereid: er worden nu nog wat vaker boodschappenlijstjes gemaakt dan voor het coronatijdperk.
- Bij dit alles geldt wel: alle leeftijden, opleidingsniveaus en genders zijn vertegenwoordigd in de voorlopige steekproef van 4419 deelnemers, maar de grootste groep deelnemers bestaat tot nu toe uit hoger opgeleide jonge vrouwen. In de voorlopige resultaten weegt hun stem het sterkste door.
“We hebben ontzettend veel positieve reacties binnengekregen van deelnemers”, weet prof. Charlotte De Backer (UAntwerpen). “Heel wat mensen hadden nog iets toe te voegen aan hun antwoorden of vroegen om de resultaten met hen te delen. Daarom hebben we besloten om dieper op het onderzoeksonderwerp in te gaan via nieuwe mini-enquêtes. Deze week willen we in kaart brengen waar in Vlaanderen boodschappen doen het meest/minst frustrerend is en welke alternatieven we zoeken om aan onze voeding te geraken.”
Eerste deelnemers stappen in COVID-19-studies van RECOVER (23/04/2020)
Drie Europese studies naar COVID-19, gecoördineerd door UAntwerpen, zijn officieel van start gegaan.
Het door de Europese Commissie gefinancierde RECOVER-project (Rapid European COVID-19 Emergency Research response) heeft haar eerste deelnemers geïncludeerd in drie van haar studies. Dit markeert een belangrijke stap naar het beantwoorden van een aantal van de meest prangende vragen rondom de zorg voor patiënten door zorgverleners en de formulering van beleidsadviezen door gezondheidsautoriteiten en overheden.
Studie naar de transmissie binnen het huishouden
Op woensdag 22 april 2020 stapte het eerste gezin in de RECOVER-studie naar de transmissie binnen het huishouden. Deze studie vindt plaats binnen huishoudens waarvan een van de leden is gediagnosticeerd met COVID-19. De studie wil een beter inzicht krijgen in hoe de verspreiding van het virus binnen gezinnen plaatsvindt. Dit is een essentiële studie aangezien de overdracht van het nieuwe coronavirus binnen huishoudens een van de belangrijkste factoren is die bijdraagt aan de verspreiding van COVID-19.
Alle deelnemende huishoudens krijgen toegang tot de COVapp. Dit is een op maat ontwikkelde app die de deelnemers ondersteunt tijdens de deelname aan de studie, om bijvoorbeeld dagelijks de symptomen te registreren. Gezinsleden zullen ook worden gevraagd om hun eigen monsters te verzamelen op de 1e of 2e dag, wanneer ze zelf de eerste symptomen vertonen die kunnen duiden op een COVID-19-infectie. Deze monsters zullen in het onderzoekslaboratorium worden getest op SARS-CoV-2 en andere respiratoire virussen. Bloedstalen zullen ook getest worden op antilichamen tegen het nieuwe coronavirus.
Het onderzoeksteam zal ook gezinsleden interviewen om beter te begrijpen hoe ze omgaan met de maatregelen tegen COVID-19 en hoe ze erin slagen om de richtlijnen uit te voeren, die gericht zijn op voorkoming van verdere verspreiding van de infectie binnen het gezin.
SOS COVID-studie
Op dinsdag 14 april 2020 zijn de eerste patiënten geïncludeerd in het SOS COVID-onderzoek ((SARS-CoV-2 observational study of community acquired acute respiratory tract infection during a time of widespread suspected COVID-19 in European primary care). Deze observationele studie heeft als doel te bepalen welk percentage patiënten met luchtweginfectie en/of COVID-19-verdenking in de eerstelijnszorg besmet is met SARS-CoV-2. Het zal ook de risicofactoren voor complicaties van de ziekte definiëren. De eerste patiënten zijn in Nederland geïncludeerd en het onderzoek zal verder worden uitgebreid naar maximaal 10 Europese landen.
Momenteel wordt het merendeel van het onderzoek rondom COVID-19 uitgevoerd bij ernstig getroffen patiënten in ziekenhuizen. Veel minder studies richten zich tot nu toe op patiënten met milde klachten die zich melden bij huisartsen. Studies in de primaire zorg zijn van cruciaal belang om bewijs te genereren over milde en/of niet-gediagnosticeerde SARS-CoV-2 infectie, evenals om de voortgang van de ziekte te volgen.
RECOVER-QUAL-studie
Op donderdag 2 april 2020 is het eerste interview afgerond voor de RECOVER-QUAL-studie (Rapid European SARS-COV-2 Emergency research Response: Qualitative interviews with patients and healthcare professionals). Dit is een Europese kwalitatieve studie naar de ervaringen van zorgverleners en patiënten in de eerstelijnszorg tijdens de COVID-19-pandemie. Acht landen nemen deel aan deze studie, die wetenschappelijke inzichten zal leveren in de percepties en het gedrag van patiënten en zorgprofessionals, als onderbouwing voor de verbetering van de zorgverlening rondom COVID-19.
Steeds meer jongeren gaan Aan de slag (06/04/2020)
Online voorbereidingsplatform UAntwerpen krijgt veel studiekiezers over de vloer.
Een opleiding in het hoger onderwijs kiezen is nooit eenvoudig. Het coronavirus maakt het nog complexer, maar dat betekent niet dat laatstejaars uit het secundair niet met hun studiekeuze bezig zijn. Dat blijkt onder meer uit het succes van Aan de slag, het online voorbereidingsplatform van UAntwerpen.
De Universiteit Antwerpen lanceerde het Aan de slag-platform in 2010. Toekomstige studenten (en hun leerkrachten uit het secundair onderwijs) vinden er heel wat materiaal: de zelfstudiepakketten bieden leer- en oefenmateriaal aan, naast video’s van voorbeeldlessen en zelftests. De pakketten bestrijken heel wat wetenschapsdomeinen. Zo is er onder meer materiaal voorhanden over academisch Nederlands, vreemde talen, wiskunde, chemie, rechten en ga zo maar door.
“Het platform kan toekomstige studenten helpen om zich goed voor te bereiden op hun eerste stappen in het hoger onderwijs”, vertelt Milou De Smet, coördinator van Aan de slag. “Ze kunnen hun voorkennis testen en bijschaven. Ook leerkrachten maken dankbaar gebruik van het aangeboden materiaal. De universiteit organiseert op de scholen ook workshops rond het platform.”
Dubbel zoveel registraties
In normale tijden wordt er veel gebruik gemaakt van Aan de slag, maar sinds de uitbraak van het coronavirus neemt de interesse dag na dag toe. Steeds meer leerlingen en leerkrachten maken een account aan op het platform, en er wordt ook vaker ingelogd.
- In maart 2019 registreerden er zich 329 studenten op het platform. In maart 2020 ging het om 606 studenten, bijna een verdubbeling.
- In maart 2019 vonden 12 nieuwe leerkrachten de weg naar Aan de slag. Dat waren er in maart 2020 liefst 84, het zevenvoudige.
- In maart werd er ongeveer 1150 keer ingelogd op het platform. In niet-coronatijden was dat ongeveer 700 keer per maand.
- Momenteel telt Aan de slag 24 821 registraties. De 25 000ste gebruiker zal zich dus een van de komende dagen melden.
Op zaterdag 25 april organiseert de Universiteit Antwerpen een grote infodag, ook volledig online. Die dag kunnen kandidaat-studenten virtueel onder meer kennismaken met de campussen, videoclips van de opleidingen bekijken en hun vragen via chat stellen aan studenten en docenten.
"Slaagkansen binnenvaartinnovatie zijn afhankelijk van meerdere factoren" (06/04/2020)
Edwin Verberght (UAntwerpen) bestudeerde onder meer de introductie van het automatische binnenschip.
Op de Universiteit Antwerpen promoveerde Edwin Verberght met een doctoraatsonderzoek over innovatie in de binnenvaart. Hij onderzocht hoe binnenvaartinnovaties succesvol worden en waarom ze falen. Hiervoor zoomde hij in op vier cases: LNG, het automatische binnenschip, het kleine-kanaal-scheepskonvooi en het elektronisch bevrachten met applicaties zoals 4Shipping en Bargelink.
Infrastructuur (ook digitale) en voldoende middelen (publiek & privaat) blijven fundamenteel naast een gelijk speelveld (dezelfde regels voor iedereen). Ondanks de dalende Europese infrastructuurinvesteringen, de dreigende achterstand op vlak van vergroening en de nood aan verdere digitalisering is investeren in binnenvaartinnovatie nog steeds positief voor de maatschappij en de private investeerder, maar het is noodzakelijk om zich bewust te zijn van valkuilen of falingsfactoren (vb. gebrek aan bunkerinfrastructuur of verouderde regelgeving).
Methodes en perspectief
De onderzoeker waagde zich aan een relatief onbekend veld in de academische literatuur en paste daar drie verschillende methodes op toe vanuit een welvaartseconomisch perspectief, waarbij externe kosten van innovatie bekeken worden en vanuit het perspectief van de private scheepseigenaar waarbij gekeken wordt wat de innovatie opbrengt. De innovatie wordt dus opgenomen in een kostenmodel van een binnenschip om te kijken wat het oplevert voor de schipper en tevens wordt de maatschappelijke kost berekend waar mogelijk. Naast een kwalitatieve systeem-innovatieve analyse en kwantitatieve kosten-batenanalyse bevat het proefwerk ook een actueel overzicht van alle pan-Europese instituten voor de binnenvaart.
Innovatie helpt een sector te groeien en het is ook vanuit sociaal standpunt belangrijk dat de binnenvaart groeit vermits binnenvaart nog steeds de vervoerswijze is met de minste externe kosten. Al dreigt de sector de titel van meest duurzame modus te verliezen als ze niet mee verder wordt vergroend. Investeren in groene en duurzame innovatie is daarom van maatschappelijk belang.
LNG als transitie
Er bestaat geen heilige graal van emissievrije brandstof, maar verder onderzoek naar alternatieven is volgens Verberght cruciaal in het halen van de klimaatdoelstellingen voor heel de transportsector. “We hebben veel lessen kunnen trekken uit het LNG-verhaal (liquid natural gas): omschakelen naar LNG is beter voor de volksgezondheid, maar niet voor het klimaat.”
LNG is volgens de onderzoeker een kwetsbaar businessmodel. Het terugverdienmodel van deze relatief hoge investering is afhankelijk van de fluctuerende prijsverschillen tussen diesel en LNG, en de strategie van enkele grote spelers. Bovendien is de impact op de klimaatwijziging niet goed. Beloofde oplossingen voor de methaanslip blijven uit, net als de ambitieuze plannen voor walbunkering. Buiten Keulen en één bunkerschip is men aangewezen op een beperkt aantal plaatsen voor truck-naar-schipbunkering. Niet alleen alternatieve brandstoffen dragen bij tot verlaging van externe kosten, ook verdere automatisering heeft enkele gunstige effecten.
Naar automatische vaart?
De sector dreigt ook achterop te hinken op vlak van automatisering en digitale toepassingen in vergelijking met andere concurrerende vervoersmodi. Bovendien veroudert het huidige binnenvaartpersoneel en is er een tekort aan nieuwe krachten. Verdere automatisering kan daar een oplossing voor bieden.
“Ik geloof niet dat we snel volledig onbemande commerciële vrachtschepen zullen zien, maar technologisch is het mogelijk", aldus Edwin Verberght. "Door verdere digitalisering en automatisering zal het werk aan boord verlicht worden. We moeten daarbij niet alleen inzetten op automatisering aan boord, maar ook op het uitrollen van digitale infrastructuur en verdere ontwikkeling van Rivierinformatiediensten (RIS). Ook qua business kan het met meer ICT. Het lijkt nog steeds omslachtiger om een binnenschip te charteren terwijl een truck een muisklik weg is. Ook de verouderde papierberg die de overheden vragen aan schippers, kan vervangen worden door elektronische documenten.”
Heractivatie van kleine waterwegen
Er zijn momenteel enkele interessante innovaties bezig op de kleine waterwegen zoals de pallet shuttle barge en het kleine duwkonvooi (zoals Watertruck +), maar diffusie blijft voorlopig uit. Op deze vaarwegen zijn de concurrentie met trucks, de overslagkosten, vergrijzing van de bemanningen, hogere brandstofkosten, matig infrastructuuronderhoud en daling van de beschikbare scheepscapaciteit in deze klasse, belangrijke uitdagingen die de noodzaak aan innovatie onderstrepen.
Als het privaat te weinig opbrengt maar als de sociale baten relatief hoog zijn, dan is er zeker een rol voor de overheid om innovatie te ondersteunen. Zijn subsidies dan een goed idee? Volgens de kersverse doctor in de toegepaste economische wetenschappen leiden subsidies tot marktverstoring, maar zijn ze maatschappelijk te verdedigen als de sociale baten hoger zijn dan de kosten.
“Het kan niet de bedoeling zijn om met publiek geld de bestaande vloot (bvb kleine schepen) of private innovators te beconcurreren, maar er moet iets gebeuren. Om te kunnen concurreren met trucks in een segment van relatief kleine volumes en afstanden per trip, kunnen overslag- en personeelskosten bepalend zijn. Ook de regelgeving kan daarbij helpen. Eenmansvaren in de Europese regelgeving kan misschien vergemakkelijkt worden op voorwaarde dat het schip vaart met alle moderne navigatie-instrumenten en dat dit uiteraard op een veilige manier gebeurt. Ook technologische ontwikkelingen zoals automatisch varen en het verder uitrollen van de digitale infrastructuur kunnen daarbij een rol spelen.”
Digitale infrastructuur
De meest bekende digitale innovaties zijn de rivierinformatiesystemen (RIS) zoals Inland AIS en ECDIS. Maar de laatste jaren zien we ook enkele business-to-business applicaties ontstaan zoals bargelink en 4shipping. Al hebben deze innovaties enkele internet nodig en een kritische massa aan gebruikers om succesvol te zijn, er zijn toch nog enkele knelpunten. Niet alle schippers zijn actief op de spot markt waar deze applicaties voornamelijk zich op richten.
Vooral in tankvaart kent men tamelijk strenge bevrachtingscontracten waardoor even switchen naar een bevrachtingsapp of een virtuele marktplaats niet zo eenvoudig is. De eis van de overheid om toch nog een relatief grote papieren administratie te voorzien als binnenschipper, is niet direct een falingsfactor voor de innovatie, maar er is zeker nog ruimte voor verbetering door een groter gebruik van elektronische documenten.
Toekomst en rol van beleid?
Het staat vast dat er meer moet gebeuren en dat een sector die voornamelijk bestaat uit kleine bedrijfjes met één of twee schepen dit duidelijk niet alleen kan. De onderzoeker wil zeker niet pessimistisch klinken en stelt daarbij: “De binnenscheepvaart heeft nog enorm veel potentieel en als innovator met een goed businessplan kan je nog een aardig centje verdienen en tevens maatschappelijk verantwoord ondernemen”.
De Europese overheden en private investeerders hebben daarbij een belangrijke rol te spelen. Beleidsmakers kunnen zelf verbeteringen aanbrengen aan de eigen organisatie om ze toegankelijker te maken voor innovators. Er is bovendien nood aan duidelijke spelregels van één duidelijke regelgever. Coördinatie, verdere integratie en samenwerking tussen de verschillende beleidsniveaus blijven belangrijk om een volwaardig innovatiebeleid uit te tekenen voor de binnenvaart. Ook kunnen de verschillende overheden het voorbeeld stellen door de eigen publieke vloot te innoveren. Een elektrisch aangedreven veer zoals in Noorwegen kan bijvoorbeeld ook hier uitgerold worden en zelfs geautomatiseerd.
"Er is nog steeds leven op de universiteit" (01/04/2020)
UAntwerpen lanceert portaalsite vanuituwkot.be om studenten door coronatijden te helpen.
Dezer dagen loopt er bijna niemand rond op de campussen van UAntwerpen. En toch is er nog steeds leven op de unief. Om die boodschap kracht bij te zetten, wordt het platform vanuituwkot.be gelanceerd. Pieter Embrechts trapt af op woensdag 1 april om 12 uur, met een huiskamerconcert.
De Universiteit Antwerpen geeft, net zoals de andere Vlaamse universiteiten, alleen nog digitaal les tot het einde van dit semester. Natuurlijk valt niet alleen het samen college volgen weg voor de studenten. ’s Middags bijbabbelen in het studentenrestaurant, studeren of een groepswerk maken in de bib, ’s avonds af en toe de bloemetjes buitenzetten of met honderden collega-studenten een sportsessie bijwonen: het coronavirus strooide op alle fronten roet in het eten.
Veel meer dan gebouwen
“Een universiteit is veel meer dan leslokalen en gebouwen”, zegt rector Herman Van Goethem. “UAntwerpen is echt een netwerk, een gemeenschap. Alle mogelijke diensten blijven operationeel: de studentenbegeleiders blijven bereikbaar, boeken ontlenen kan nog steeds, proffen geven online les, … Maar in deze moeilijke tijden is het belangrijk dat we dat specifieke communitygevoel in stand blijven houden.”
De voorbije weken ontstonden er spontaan al enkele initiatieven. Zo lanceerden de komida-studentenrestaurants recepten en organiseerde de sportdienst online work-outsessies. Die inspanningen krijgen nu een boost, met de lancering van het platform vanuituwkot.be.
Iedereen is er voor elkaar
“We brengen er alle bestaande en nieuwe initiatieven samen”, vertelt Ann Segers, verantwoordelijke studentencommunicatie. “We creëren een virtuele universiteit, waar je activiteiten van studentenclubs kan vinden, kan gaan sporten, binnen kan lopen bij het StudieInformatiePunt, kan deelnemen aan een schaaktornooi, een studeermaatje kan vinden, rond kan lopen door de geschiedenis van Antwerpen via een podcast, enz. Het zijn de studenten zelf die ‘vanuituwkot’ mee vorm geven. We geven hen een platform voor hun ideeën.”
“De focus zal liggen op ondersteuning, maar er is ook ruimte voor luchtige info. We gaan interactie maximaal stimuleren, met als boodschap dat er nog steeds leven is op de universiteit en dat iedereen er voor elkaar is. We denken ook aan de internationale studenten die nog in Antwerpen verblijven. Voor alle praktische regelingen rond onder meer examens en het curriculum communiceert de universiteit uitgebreid via het online studentenplatform Blackboard. Vanuituwkot.be is er echt voor het gemeenschapsgevoel.”
De virtuele student community zal tot eind juni actief zijn en zal geregeld uitpakken met unieke evenementen: een studentenquiz, ochtendgym, een talentenjacht, … Zo zal de lancering op woensdag 1 april gepaard gaan met een huiskamerorkest door Pieter Embrechts, de maker van het UAntwerpen-lied ‘U Aan het woord’. Dat optreden, dat hij samen met enkele virtuele gasten én zijn eigen huisgenoten zal geven, zal live te volgen zijn op de Facebookpagina van UAntwerpen.
Studenten zullen ook examens afleggen in Antwerp Expo (30/03/2020)
UAntwerpen maakt afspraken om juni-examens correct en veilig te laten verlopen.
Voor de organisatie van de juni-examens neemt UAntwerpen enkele bijzondere maatregelen. De examens starten een week later, er zal veel aandacht zijn voor hygiëne en om de regels van social distancing maximaal te respecteren zullen er ook examens georganiseerd worden in Antwerp Expo.
Rector Herman Van Goethem deelde de studenten en de medewerkers van de Universiteit Antwerpen op 25 maart reeds mee dat de examenperiode in juni plaats zal vinden zoals gepland. “Het vermijden van studieduurvertraging door de coronacrisis is immers essentieel”, aldus Van Goethem. “Studenten die in juni kunnen afstuderen, moeten ook in deze moeilijke tijden die mogelijkheid krijgen. En ook alle andere studenten willen we de kans geven op schema te blijven.”
De concrete uitwerking van de examenmodaliteiten gebeurt de komende dagen en weken op het niveau van de negen faculteiten. Voor elk opleidingsonderdeel zal worden bekeken wat de meest aangewezen examenvorm is. Voor alle examens op Universiteit Antwerpen gelden een aantal richtlijnen en afspraken. Die werden maandag 30 maart gecommuniceerd.
- De examenperiode zal een week opschuiven. De examens worden nu georganiseerd tussen 1 juni en 3 juli.
- De examens worden vanzelfsprekend op een veilige manier georganiseerd, conform de overheidsrichtlijnen die op dat moment gelden, zowel voor computerexamens, schriftelijke examens als voor mondelinge examens.
- Om de regels van social distancing te respecteren zullen de studenten zo veel mogelijk verspreid worden. De circulatie van studenten zal zorgvuldig worden uitgetekend.
- In de examenlokalen en computerklassen zal er extra aandacht zijn voor hygiëne: zo zullen de ruimtes tussen twee sessies door telkens ontsmet worden.
- Voor schriftelijke examens in grote groepen zal de universiteit naast de eigen gebouwen vooral gebruikmaken van de zalen van Antwerp Expo.
“Alle opleidingen zullen nu, vertrekkend van de voorlopige examenroosters, een aangepaste planning uitwerken”, zegt Ann De Schepper, vicerector onderwijs. “Voor stages, practica, bachelor- en masterscripties werken de verantwoordelijke docenten ad hoc oplossingen uit. De extra week net voor de start van de examens en de laatste lesweek bieden mogelijkheden daartoe.”
"Spaans en Nederlands systeem staat ook al zwaar onder druk" (22/03/2020)
Antwerpse onderzoekers lanceren website om impact coronavirus per land te vergelijken.
De exponentiële groei in het aantal gerapporteerde besmettingen met SARS-COV-2 heeft momenteel een zeer grote impact op de manier van leven over heel de wereld. De maatregelen van de overheid proberen vooral de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan. Door deze maatregelen hopen epidemiologen en andere onderzoekers die de ziekte modelleren, de incidentiecurve te verlagen en te vertragen. Vaak wordt er daarbij gesproken over “flatten the curve”.
“Eén van de grootste bezorgdheden is namelijk de capaciteit van de gezondheidszorg”, legt prof. Philippe Beutels (UAntwerpen) uit. “Die capaciteit is beperkt en zal mogelijk onvoldoende zijn. Enerzijds stijgt het aantal gevallen en hospitaalopnames op korte tijd naar zeer grote aantallen als er niet tijdig maatregelen zoals bijvoorbeeld “social distancing” werden doorgevoerd in de ganse bevolking. Anderzijds proberen landen, elk op hun manier, de capaciteit van ziekenhuisbedden, bedden op intensieve zorgen en het aantal gezondheidszorgwerkers die instaan voor de verzorging van patiënten met ernstige symptomen, te verhogen. Maar hoeveel capaciteit ze kunnen bijmaken hangt af van hun basiscapaciteit, en daar gaan we bij deze analyses van uit.”
Bedden, artsen en uitgaven
Daarom onderzocht de Universiteit Antwerpen de druk op gezondheidszorgsystemen in Europa aan de hand van indicatoren die een beeld geven van de capaciteit van deze systemen. Meer bepaald wordt de capaciteit van ziekenhuisbedden, het aantal artsen en de gezondheidszorguitgaven per land vergeleken ten opzichte van de impact van COVID-19 op de Europese landen.
“Daarnaast lanceren we ook een indicator die zowel naar het aantal verpleegkundigen en artsen kijkt als naar het aantal bedden op intensieve zorgen”, zegt Beutels. “Het is namelijk zo dat extra bedden pas zinvol zijn als deze ook van het nodige medisch personeel voorzien kunnen worden. De verschillende indicatoren worden weergegeven ten opzichte van de situatie in Italië op 11 maart, het moment dat Italië de situatie niet meer aankon. De landen kunnen ook onderling vergeleken worden.”
Druk is ook in Spanje al zeer hoog
De indicatoren zijn zeer tijdsgevoelig door de snelle verspreiding van het virus. Daarom ontwikkelden doctoraatsstudenten Frederik Verelst en Elise Kuylen ook een website, waar de indicatoren in real time kunnen worden opgevolgd.
Verelst: “Kijken we naar het aantal sterfgevallen per ziekenhuisbed, dan zien we dat, behalve in Italië, vooral de druk op Spanje momenteel al zeer sterk is. In vergelijking met de situatie in Italië op 11 maart is de druk in Spanje op 21 maart al driemaal zo hoog. Maar ook in Nederland zien we dat de situatie stilaan richting Italiaanse taferelen gaat (zie figuur). In Italië is de druk op het gezondheidszorgsysteem intussen zes keer groter dan vorige week.”
De analyses laten momenteel zien dat na Spanje de volgende landen in het rijtje respectievelijk Nederland, Frankrijk, Zwitserland, Verenigd Koninkrijk, Luxemburg en België zijn.
---
Dit onderzoek maakt deel uit van het EPIPOSE-project van de Europese Unie (SC1- PHE-CORONAVIRUS-2020 programme, project number 101003688). De onderzoekers dienden een publicatie in bij Eurosurveillance, een tijdschrift van de European Centers for Disease Prevention and Control. De pre-print is te vinden op medRxiv.
UAntwerpen bekijkt noodproductie mondmaskers (20/03/2020)
Productontwikkelaars werken samen met industrie een productieplan uit.
Prof. Erika Vlieghe (UZA/UAntwerpen) trok begin maart aan de alarmbel en meldde dat we in België op een groot tekort aan mondmaskers afstevenden. Ze hoopte een beroep te kunnen doen op de expertise van de universiteit om in eigen land alternatieven voor de geavanceerde FFP2- en FFP3-mondmaskers te ontwikkelen.
De opleiding productontwikkeling ging de uitdaging aan. De professoren Jouke Verlinden, Regan Watts en Stijn Verwulgen richtten samen met enkele doctoraatsstudenten de Antwerp Design Factory op.
Eventuele noodproductie
“We begonnen met een uitgebreide brainstorm”, vertelt Stijn Verwulgen. “Vervolgens begonnen we te experimenteren met HEPA-filters, 3D-printers en lasersnijders. Tijdens het proces bedacht ons team een aantal unieke oplossingen, vooral voor het ventiel om uit te ademen. Zo kwamen we tot een prototype, dat momenteel uitvoerig getest wordt, met ondersteuning van de mensen van het UZA, epidemiologen en microbiologen. Er wordt met man en macht gewerkt aan een plan voor noodproductie.”
De productontwikkelaars werken nauw samen met de bedrijven Novosanis (een spin-off van UAntwerpen) en Voxdale, en overleggen ook voortdurend met Voka. “Ons team werkt zeven dagen op zeven aan het project, met de volle steun van de top van de universiteit”, zegt Jouke Verlinden. “Maar we kunnen ook op ontzettend veel externe hulp rekenen. Zo zaten we op een zondag samen met de bedrijven om het plan van aanpak te bekijken en we konden ook kosteloos gebruik maken van hun diensten.”
Overleg met de overheid
De mondmaskers moeten vanzelfsprekend aan heel wat criteria voldoen. Regan Watts: “Daarom zijn we ook in contact met het kabinet van minister De Block en met het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten. Indien nodig willen we mikken op een productiecapaciteit van 10 000 maskers per week.”
info@antwerpdesignfactory.be
Unieke opleiding biedt hoofd aan epidemieën (17/03/2020)
De Universiteit Antwerpen leidt als enige in Vlaanderen op tot epidemioloog.
Sinds 2012 leidt de Universiteit Antwerpen studenten op tot master in de epidemiologie. Ze is daarmee de enige in Vlaanderen. Vanaf academiejaar 2020-2021 is het programma rechtstreeks toegankelijk voor drie extra academische bachelors. Epidemiologen kunnen meteen aan de slag in de praktijk, en epidemieën zoals veroorzaakt door het coronavirus het hoofd bieden.
Sinds de uitbraak van een nieuw coronavirus met een wereldwijde epidemie van COVID-19 als gevolg is ‘de epidemioloog’ overal in het nieuws. Epidemiologische kennis en adviezen zijn dan ook onontbeerlijk. Ook de Universiteit Antwerpen draagt hieraan bij. Als enige Vlaamse universiteit leidt ze studenten op tot master in de epidemiologie. “Hoewel ‘epidemioloog’ geen erkende beroepstitel in België is, worden afgestudeerden van onze masteropleiding door de Nederlandse Vereniging voor Epidemiologie wél officieel erkend”, legt professor klinische epidemiologie Samuel Coenen uit. “Zij kunnen meteen aan de slag in klinisch- en bevolkingsonderzoek in academische, in andere openbare of in private instellingen.”
Uniek en internationaal
Nieuw vanaf academiejaar 2020-2021 is dat niet alleen bachelors in de geneeskunde en de biomedische wetenschappen rechtstreeks kunnen instromen, maar ook bachelors in de farmaceutische wetenschappen, de diergeneeskunde, en de biochemie en de biotechnologie. Andere academische bachelors kunnen instromen mits toestemming van de onderwijscommissie, en voor professionele bachelors biedt de universiteit een schakelprogramma.
“Onze opleiding is uniek, competentiegericht en bijzonder internationaal”, aldus Coenen. “De lessen worden in het Engels gegeven, en elk jaar kunnen de 12 beste kandidaten uit meer dan 400 aanmeldingen uit 31 landen een VLIR-UOS beurs genieten. Ook stages en masterproeven in deze landen worden ondersteund. Zo willen we meebouwen aan capaciteit in het globale Zuiden.” Voltijds gaat het om een tweejarige masteropleiding. Voor werkstudenten en studenten die deze opleiding combineren met een doctoraat is er een deeltijds traject voorzien gespreid over vier jaar.
Epidemieën
De focus van de opleiding ligt op de epidemiologische methoden, maar uiteraard is er de link met volksgezondheid. Er gaat ook veel aandacht naar de vertaling van onderzoek in beleid en praktijk. “In de praktijk zullen er na COVID-19 altijd nog epidemieën zijn. Niet alleen nieuwe, en niet alleen van infectieziekten, maar bijvoorbeeld ook van antibioticaresistente bacteriën en van suikerziekte, obesitas, de effecten van luchtvervuiling en de klimaatverandering.”
UAntwerpen leidt Europees onderzoek naar COVID-19 (11/03/2020)
De Universiteit Antwerpen coördineert het nieuwe project 'Rapid European COVID-19 Emergency Research response', kortweg RECOVER.
Het project is een reactie op de impact die het nieuwe coronavirus (COVID-19) op de Europese samenleving heeft. RECOVER zal gefinancierd worden door de Europese Unie binnen het Horizon 2020-onderzoekskader en bouwt voort op de jarenlange investeringen van de Europese Commissie in doelgericht klinisch onderzoek bij epidemische uitbraken.
RECOVER zal een antwoord bieden op de meest prangende kwesties voor patiënten en het gezondheidsbeleid. Medisch onderzoek zal duidelijk inzicht verschaffen in de aard van het virus en uitwijzen wat de beste aanpak is om verdere verspreiding van de ziekte te voorkomen. RECOVER zal dus wetenschappelijke kennis aandragen die door klinische experts, gezondheidsautoriteiten en beleidsmakers gebruikt kan worden om de volksgezondheid te beschermen en levens te redden. De inspanningen binnen RECOVER vormen een aanvulling op onderzoeken die momenteel in China en andere delen van de wereld worden uitgevoerd.
Op 10 maart ging RECOVER officieel van start met een meeting in Amsterdam die werd bijgewoond door de internationale partners, de Europese Commissie, het Europees Centrum voor ziektepreventie en -bestrijding (ECDC) en het Europees Geneesmiddelenbureau (EMA). Het consortium van RECOVER heeft overeenstemming bereikt over enkele dringende volgende stappen, waaronder:
- Een onderzoek naar de ervaringen van de EU-burgers met COVID-19 en de impact van die ziekte;
- Een studie om inzicht te krijgen in de overdracht van het virus binnen gezinnen en het effect van interventies om die overdracht te beperken;
- Een studie om beter te begrijpen of en hoe kinderen kunnen bijdragen aan de verspreiding van het virus;
- Aanbevelingen aan de EU om de gezondheid te beschermen van degenen die de strijd tegen het virus aangaan.
De resultaten van alle RECOVER-studies zullen de Europese reactie op COVID-19 concreet sturen.
"We zijn erg dankbaar dat de Europese Unie initiatieven ondersteunt die deze nieuwe uitbraak aanpakken", zegt Herman Goossens, coördinator van RECOVER en hoogleraar aan de Universiteit van Antwerpen. "We kijken uit naar de samenwerking met onze Europese en Chinese partners om onze kennis van deze ziekte uit te diepen en op die manier levens te redden".
"RECOVER is een uniek project dat fundamentele biologische kennis combineert met sociaal en klinisch onderzoek waarbij de kracht van de wetenschap wordt ingezet om COVID-19 te doorgronden en aan te pakken," zegt Sylvie van der Werf, wetenschappelijk coördinator van RECOVER en directeur van de afdeling virologie van het Institut Pasteur in Parijs.
RECOVER is een voortzetting van het door de EU gefinancierde PREPARE-project (Platform for European Preparedness Against (Re-) Emerging Epidemics) en zal als basis dienen voor toekomstige onderzoeksinspanningen om de paraatheid van Europa voor de uitbraken van nieuwe besmettelijke ziekten verder te versterken.
***********
RECOVER is geselecteerd voor financiering door de Europese Unie (2020 - 2022) en is een voortzetting van PREPARE in reactie op de SARS-CoV-2-epidemie. RECOVER is PREPARE's onderzoeksreactieplan dat zich richt op de meest urgente vragen voor interventies op het niveau van patiënten en de volksgezondheid door middel van een reeks onderzoeksreactieactiviteiten. Die vormen een combinatie van klinische studies in de eerstelijns- en ziekenhuiszorg, epidemiologische studies en modelling en klinisch-biologische studies. RECOVER zal de basis vormen voor toekomstige onderzoeksinspanningen om de paraatheid van Europa en van de wereld voor de uitbraken van nieuwe besmettelijke ziekten verder te versterken.
PREPARE wordt gefinancierd door de Europese Commissie (2014 - 2021) om een Europees netwerk voor klinisch onderzoek in eerstelijnszorg en ziekenhuiszorg op te zetten waarin alle lidstaten van de EU vertegenwoordigd zijn. Onze reactie op ernstige uitbraken van infectieziekten is immers vaak vertraagd, geïsoleerd en gefragmenteerd. PREPARE heeft daarom grootschalige klinische studies uitgevoerd om een Europese infrastructuur op te bouwen voor snelle klinische onderzoeksreacties op nieuwe besmettelijke ziekten. Dankzij deze klinische studies in interepidemische perioden bouwt PREPARE de nodige expertise op om Europese klinische onderzoekers snel en gecoördineerd in te zetten. PREPARE wordt gecoördineerd door de Universiteit Antwerpen.
Herman Van Goethem volgt zichzelf op (13/03/2020)
Op 1 september begint tweede termijn als rector van de Universiteit Antwerpen.
De voorbije week konden alle medewerkers en studenten van de Universiteit Antwerpen hun stem uitbrengen bij de rectorverkiezingen. Met huidig rector Herman Van Goethem was er maar één kandidaat: met 79,71 procent van de stemmen begint hij op 1 september aan zijn tweede termijn.
Op 31 augustus loopt het eerste mandaat van prof. dr. Herman Van Goethem als rector van de Universiteit Antwerpen af: tijd dus voor nieuwe rectorverkiezingen. Alle leden van het Zelfstandig Academisch Personeel konden zich kandidaat stellen, alleen huidig rector Herman Van Goethem deed dat ook. Van maandag 9 tot vrijdag 13 maart werd de eerste ronde van de rectorverkiezingen georganiseerd.
In het verleden mochten alle professoren één stem uitbrengen. De andere geledingen (Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel, Administratief en Technisch Personeel en de studenten) werkten met een ‘kiescollege’. Voorafgaande verkiezingen bepaalden wie in het kiescollege mocht zetelen. Nieuw in deze verkiezingsprocedure was dat alle medewerkers en studenten van de Universiteit Antwerpen persoonlijk konden stemmen: op die manier werd de betrokkenheid van de kiezers vergroot.
Herman Van Goethem behaalde 79,71 procent. Om tot overwinnaar te worden uitgeroepen moet een kandidaat in de eerste ronde meer dan 50 procent van de stemmen halen. Van Goethem zal nu worden voorgedragen voor de Raad van Bestuur. Op 1 september begint hij dan aan een nieuwe termijn van vier jaar. Op de Universiteit Antwerpen kan een rector maximaal twee termijnen aanblijven.
Trekker in de ruime regio
De huidige en dus ook nieuwe rector is blij met het resultaat. “Dit is een duidelijke blijk van vertrouwen in het beleid dat mijn team en ik de voorbije vier jaar gevoerd hebben”, reageert Van Goethem. “Onze universiteit staat er, ze is veel meer zichtbaar geworden. Ook de komende jaren wil ik UAntwerpen mee gestalte laten geven aan de samenlevingsopbouw in al zijn facetten. Dat willen we onder meer doen door een trekker te zijn in de ruime Antwerpse regio, als labo van de moderne multidiverse grootstad van de 21ste eeuw.”
Van Goethem werkt de komende maanden aan zijn beleidsplan voor de periode 2020-2024. Een ontwerp van dat beleidsplan staat reeds online.
Stroom kan suizende oren sussen (09/03/2020)
Laure Jacquemin (UZA/UAntwerpen) onderzoekt innovatieve therapie voor tinnitus.
Vijftien procent van de volwassenen ervaart oorsuizen. Een op vijf van hen zoekt hiervoor hulp bij een arts. Laure Jacquemin (UZA/UAntwerpen) onderzoekt of tinnitusklachten met behulp van elektrische stroom verminderd kunnen worden. De eerste resultaten zijn bemoedigend.
Tinnitus is het waarnemen van een geluid dat niet aanwezig is in de omgeving. “Dit fantoomgeluid is meestal een gevolg van gehoorschade”, legt dr. Jacquemin uit. “De hersenen reageren op een tekort aan binnenkomend geluid door zelf een geluid te produceren. Dit leidt tot een overactiviteit in de hersenen van patiënten met tinnitus.”
Kleine elektroden
Dr. Jacquemin beïnvloedt deze hersenactiviteit met behulp van stroom, die geleverd wordt door kleine elektroden. Door gebruik te maken van deze kleine elektroden kan ze de stroom heel precies richten op één bepaalde hersenregio. Aan het doctoraatsonderzoek namen 117 patiënten met tinnitus deel.
“Bij een op drie van de behandelde patiënten verminderde de last van het oorsuizen sterk na de therapie met elektrische stroom. Dit is een belangrijke stap in de zoektocht naar behandelingen voor tinnitus. Samen met de collega’s ga ik nu verder onderzoeken hoe we de effectiviteit van deze therapie kunnen verhogen. We willen ook beter kunnen voorspellen welke patiënten na deze innovatieve behandeling een verbetering zullen ervaren en welke niet.”
In een filmpje voor Wetenschap Uitgedokterd geeft Laure Jacquemin meer duiding bij haar onderzoek
"Vlaanderen, ga resoluut voor proper water" (4/03/2020)
Patrick Meire en Jan Staes (UAntwerpen) hopen dat Vlaanderen de Europese Kaderrichtlijn Water, een essentieel instrument voor ons waterbeheer, zal verdedigen.
Patrick Meire en Jan Staes schreven een opiniestuk, dat ondertekend werd door 65 wetenschappers van Vlaamse universiteiten en onderzoeksinstellingen.
Zonder water geen leven. Gezonde waterlopen, meren en moerassen zijn essentieel voor ons bestaan. Ze produceren en zuiveren ons drinkwater. Ze beschermen ons tegen de gevolgen van overstromingen en droogte, slaan koolstof op en herbergen daarnaast een zeer rijke biodiversiteit, met grote aantallen vissen, vogels, zoogdieren, insecten en vele andere ongewervelde dieren.
Het is dan ook onbegrijpelijk hoe we in het verleden met onze watersystemen zijn omgegaan. We transformeerden onze rivieren in open riolen, we pasten ze aan om water sneller naar zee te voeren en om de scheepvaart te bevorderen. We hebben moerassen – onze natuurlijke waterbekkens – drooggelegd en pompstations gebouwd om valleigebieden te ontwateren en grondwater te winnen. Hierdoor kwamen onze watervoorraden onder druk te staan, waardoor vandaag de dag slechts drie OESO-landen over nog minder water per inwoner beschikken dan Vlaanderen.
Bedreigde ecosystemen
Daarnaast bleven kosten veroorzaakt door vervuiling, overstromingen en watertekorten stijgen. Door het verlies van waterbergend vermogen werden we ook veel kwetsbaarder voor overstromingen en droogte, met verdere kosten tot gevolg. Dit bleef uiteraard niet zonder gevolgen voor de biodiversiteit. Vissen, insecten en vele andere organismen verdwenen: zoetwaterecosystemen behoren nu tot de meest bedreigde wereldwijd.
Het besef dat er iets moest gebeuren groeide en de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW), goedgekeurd in 2000, zag het licht. Deze ambitieuze waterwet moest een kentering teweeg brengen in het waterbeheer en ervoor zorgen dat onze watersystemen in een goede ecologische toestand zouden verkeren. De richtlijn was vooruitstrevend. Ze is holistisch, bekijkt het volledige watersysteem (oppervlakte- en grondwater) op de schaal van een rivierbekken en houdt rekening met zowel de ecologische, economische als sociale aspecten. Ze creëerde daarnaast een enorme dynamiek op vlak van onderzoek, beheer en internationale samenwerking. Bovendien heeft ze Europa technologisch vooruit gezet omdat de strengere regels geleid hebben tot ontwikkeling en toepassingen van innovatieve technologieën.
Doelstellingen niet gehaald
Toch hebben we anno 2020, twee decennia later, nog steeds de doelstellingen die de KRW oplegt, niet bereikt. Verbazingwekkend genoeg is dat voor sommigen een reden om die doelstellingen in vraag te stellen, voor verminderde ambitie te pleiten en de deadline (propere waterlopen in 2027) ver voor ons uit te schuiven. Twee jaar lang werd er vanuit de Europese Commissie gewerkt aan een ‘fitness check’ om te zien of de richtlijn wel voldoet. Het resultaat is meer dan duidelijk: het niet halen van de doelstellingen is geen gevolg van de richtlijn zelf, maar het gevolg van onvoldoende financiering en het onvoldoende integreren van de milieudoelstellingen door de lidstaten in verschillende sectorale beleidsvelden.
Op 5 maart komen de Europese milieuministers een eerste keer samen om de fitness check te evalueren en de toekomst van de KRW te bepalen. Hoewel de fitness check duidelijk stelt dat het niet bereiken van de doelstellingen niet ligt aan de wetgeving maar aan het gebrek aan daadkracht van de Europese landen zelf, is de druk immens om toch milderende aanpassingen door te voeren.
Een gezond watersysteem is echter fundamenteel voor onze eigen gezondheid en een hoeksteen in zowel de mitigatie als de adaptatie aan de klimaatwijziging. Het is ook een essentiële voorwaarde voor het bereiken van de doelstellingen van de Europese natuurrichtlijnen. Zonder voldoende water van goede kwaliteit zijn immers geen gezonde ecosystemen mogelijk. Het is meer dan ooit nodig om de KRW versneld toe te passen, eerder dan die in vraag te stellen. Dat vinden wij niet alleen: meer dan 5000 wetenschappers onderschreven een open brief voor het behoud van de KRW en 375 000 burgers tekenden een petitie.
Investeren in de toekomst
En wat met Vlaanderen? Het feit dat Vlaanderen, in tegenstelling tot wat de meesten denken, waterarm is, begint langzamerhand door te dringen. Het beschermen van onze watersystemen is letterlijk van levensbelang voor Vlaanderen, voor zowel mens, dier, plant als onze economie. Maar dat vereist een diepgaande internationale samenwerking. De Schelde-, Maas- en IJzerbekkens zijn grensoverschrijdend en Vlaanderen is deels afhankelijk van het beleid in de buurlanden (-regio’s). Maar ook een grensverleggend beheer is noodzakelijk, waarbij de verschillende onderdelen van het watersysteem, oppervlakte en grondwater, het ecosysteem en de vele menselijke gebruiken worden geïntegreerd.
De KRW heeft daarvoor de instrumenten en het is dankzij de KRW dat we in Vlaanderen de voorbije jaren een verbetering van de waterkwaliteit zagen: er zit opnieuw vis in de rivieren en de otter keerde terug. Wij hopen dan ook dat Vlaams milieuminister Zuhal Demir het behoud van de KRW krachtig zal bepleiten en verder zal toezien op een strikte implementatie ervan in Vlaanderen én de Europese Unie.
Dat kost geld en moeite, maar de winsten zijn vele malen groter. Een strikter beleid in het verleden had de enorme saneringskosten vandaag kunnen vermijden. Investeren in natuur en milieu en in een gezond watersysteem is investeren in de toekomst. We hebben in Vlaanderen goede voorbeelden, denk maar aan het Sigmaplan. Laat ons die weg verder bewandelen.
De ondertekenaars:
- Prof. Dr. Luc De Meester, KULeuven, Departement Biologie, Afdeling Ecologie, Evolutie en Biodiversiteitsbehoud
- Prof. Dr. Luc Lens, UGent, Departement Biologie, Terrestrial Ecology Unit
- Prof. Dr. Tom Moens, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Mariene Biologie
- Prof. Dr. Wim Vyverman, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Protistologie en Aquatische Ecologie
- Prof. Dr. Ir. Niko Verhoest, UGent, Vakgroep Hydro-Climate Extremes
- Prof. Dr. Wim Thiery, VUB, Departement Hydrologie en hydraulic engineering
- Prof. Dr. Colin Janssen, UGent, Faculteit Bio-ingenierurswetenschappen, Laboratorium voor toxicologie en aquatische ecologie
- Prof. Dr. Ir. Patrick Willems, KULeuven, Departement Burgelijke Bouwkunde, Afdeling Hydraulica
- Em. Prof. Dr. Ir. Dirk Raes, KULeuven, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, afdeling Bodem- en Waterbeheer
- Prof. Dr. Jan Nyssen, UGent, Vakgroep Geografie, onderzoeksgroep Fysische Geografie
- Dr. Marc Spiller, UAntwerpen, Departement Bio-ingenieurswetenschappen.
- Prof. Dr. Erik Verbruggen, UAntwerpen, Departement Biologie, Planten en Vegetatie Ecologie
- Prof. Dr. Lieven Bervoets, UAntwerpen, Departement Biologie, Systemisch, Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek
- Prof. Dr. Adrian Covaci, UAntwerpen, Toxicological Center
- Prof. Dr. S. Vicca, UAntwerpen, Departement Biologie, Planten en Vegetatie Ecologie
- Em. Prof. Dr. Ir. Jozef Dekkers, KULeuven, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, afdeling Bodem- en Waterbeheer
- Prof. Dr. Ir. Jask. Monbaliu, KULeuven, Departement Burgelijke Bouwkunde, Afdeling Hydraulica
- Em. Prof. Dr. Ir. Jean Berlamont, KULeuven, Departement Burgelijke Bouwkunde, Afdeling Hydraulica
- Dr. Cedric Morana, KULeuven, Department Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling Bodem- en Waterbeheer
- Prof. Dr. Ir. Jan Diels, KULeuven, Department Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling Bodem- en Waterbeheer
- Prof. Dr. Ir. Guido Wyseure, KULeuven, Department Aard- en Omgevingswetenschappen Afdeling Bodem- en Waterbeheer
- Prof. Dr. Ir. Ronny Verhoeven, UGent, Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur, Vakgroep Civiele Techniek
- Prof. Dr. Gudrun De Boeck, UAntwerpen, Departement Biologie, Systemisch, Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek
- Prof. Dr. Ir. Erik Toorman, KULeuven, Departement Burgelijke Bouwkunde, Afdeling Hydraulica
- Erika Van den Bergh, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Prof. Dr. Ir. Siegfried Vlaeminck, UAntwerpen, Department of Bioscience Engineering, Onderzoeksgroep Sustainable Energy, Air and Water Technology
- Prof. Dr. Dirk Verschuren, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Limnologie
- Prof. Dr. Ronny Blust, UAntwerpen, Departement Biologie, Systemisch, Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek
- Prof. Dr. Tom Ysebaert, Uantwerpen, Departement Biologie, Onderzoesgroep Ecosysteembeheer
- Prof. Dr. Ir. Korneel Rabaey, UGent, Faculteite Bio-ingenieurswetenschappen, Center for Microbial Ecology and Technology
- Dr. Jonas Schoelynck, UAntwerpen, Departement Biologie, Onderzoesgroep Ecosysteembeheer
- Prof. Dr. Ir. Ingmar Nopens, UGent, Faculteit Toegepaste Bio-ingenieurswetenschappen, Onderzoeksgroep Biomath
- Em. Prof. Dr. Henri Dumont, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Limnologie
- Em. Prof. Dr. Steven John Eisenreich, VUB, Departement Hydrologie en hydraulic engineering
- Dr. Ir. Arne Verstraeten, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Dr. Gunther Van Ryckegem, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Prof. Dr. Maurice Hoffmann, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Prof. Dr. Elie Verleyen, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Protistologie en Aquatische Ecologie
- Dr. Luc Denys, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Dr. Jessica Bots, UAntwerpen, Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling
- Prof. Dr. Ir. Marnik Vanclooster, UCLouvain, Earth and Life Institute, Environmental Sciences
- Prof. Dr. Ir. Piet Seuntjens, UAntwerpen, Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling
- Prof. Dr. Ir. Ann Van Griensven, VUB, Departement Hydrologie en hydraulic engineering
- Prof. Dr. Ir. Jan Dries, UAntwerpen, Faculteit Toegepaste Ingenieurswetenschappen, Onderzoeksgroep BioWaVe
- Prof. Dr. Boud Verbeiren, VUB, Departement Hydrologie en hydraulic engineering
- Dr. Jo Packet, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Dr. Johannes Teuchies, UAntwerpen, Departement Biologie, Systemisch, Fysiologisch en Ecotoxicologisch Onderzoek
- Em. Prof. Dr. Ir. Willy Verstraete, UGent, Faculteite Bio-ingenieurswetenschappen, Center for Microbial Ecology and Technology
- Prof. Dr. Ir. Filip Meysman, UAntwerpen, Departement Biologie, Onderzoesgroep Ecosysteembeheer
- Dr. Carl Van Colen, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Mariene Biologie
- Prof. Dr. Koen Sabbe, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Protistologie en Aquatische Ecologie
- Prof. dr. Ir.Nico Boon, UGent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Center for Microbial Ecology and Technology
- Prof. Dr. Stijn Temmerman, UAntwerpen, Departement Biologie, Onderzoesgroep Ecosysteembeheer
- Prof. Dr. Ir. Eric de Deckere, Port of Antwerp
- Prof. Dr. Ir. Ludo Diels, UAntwerpen, Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling
- Prof. Capt. Dr. Kris De Baere, Antwerp Maritime Academy
- Prof. Capt. Dr. Helen Verstraelen, Antwerp Maritime Academy
- Prof. Dr. Ruurd van Diggelen, UAntwerpen, Onderzoeksgroep Ecosysteembeheer
- Prof. Dr. Luc Brendonck, KULeuven, Animal Ecology, Global Change and Sustainable Development
- Prof. Dr. Eline Vanuytrecht, KULeuven, Division of Soil & Water, Department of Earth & Environmental Sciences
- Prof. Dr. Ir. Peter Troch, UGent, Faculteit Ingenieurswetenschappen en Architectuur, Vakgroep Civiele Techniek
- Dr. An Vanden Broeck, Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek
- Prof. Dr. Ir. Stefan Van Damme, UAntwerpen, Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling
- Prof. Dr. Ir. Diederik Rousseau, UGent, Faculteit Bio-ingenieurswetenschappen, Department of Green Chemistry and Technology
- Prof. Dr. Ann Vanreusel, UGent, Departement Biologie, Onderzoeksgroep Mariene Biologie
UAntwerpen vormt veiligheidswetenschapper van morgen (04/03/2020)
Essenscia en Mensura lanceren leerstoelen binnen unieke opleiding veiligheidswetenschappen.
Veiligheid speelt een belangrijke rol in onze industrie en samenleving. We hebben dan ook nood aan veiligheidswetenschappers, zoals die worden opgeleid aan UAntwerpen. Mensura en essenscia financieren daarom twee leerstoelen binnen de vernieuwde master veiligheidswetenschappen. De focus ligt op een brede aanpak van veiligheidsthema’s, security en welzijn op het werk.
Op donderdag 5 maart 2020 lanceren UAntwerpen, het Universiteitsfonds, het interfacultair Instituut voor Milieu en Duurzame Ontwikkeling (IMDO), essenscia en Mensura binnen de eenjarige master veiligheidswetenschappen twee nieuwe academische leerstoelen: de Leerstoel ‘Geïntegreerde Veiligheid – Chemie en Life Sciences’ en de Leerstoel ‘Veiligheidswetenschappen – Duurzame Preventie en Welzijn op het Werk’.
Beide initiatiefnemers kiezen voor een investering in een leerstoel die start bij onderwijs, maar die ook streeft naar interdisciplinaire onderzoekssamenwerking. Mensura, de externe dienst voor preventie en bescherming op het werk, en essenscia, de sectorfederatie voor de chemie en life sciences, geloven in het integrale en interdisciplinaire profiel waartoe de master in de veiligheidswetenschappen opleidt. Daarnaast dragen beide leerstoelen ook bij tot onderzoek en het ontwikkelen van innovatieve oplossingen voor uitdagingen op het vlak van safety en security bij bedrijven.
Problemen voorkomen
“Veiligheid is een actueel thema”, vertelt Silvia Lenaerts, vicerector valorisatie op UAntwerpen. “In het nieuws zie je het overal opduiken. Denk bijvoorbeeld aan cyberaanvallen, een virus dat uitbreekt, industriële sites die beveiligd worden met drones en burn-outs op de werkvloer. De voorbeelden maken meteen ook duidelijk dat het om een heel breed thema gaat. Wat je ziet in het nieuws is trouwens maar het topje van de ijsberg. De meeste veiligheidsacties zijn onzichtbaar, want ze zijn net genomen om problemen te voorkomen.”
Onze samenleving en onze bedrijven hebben nood aan goed opgeleide mensen met een brede kennis van veiligheid. Zo'n generalist in veiligheid is voorbereid op mogelijke risico's. Dat hebben essenscia en Mensura goed begrepen. In samenwerking met UAntwerpen richten zij nu twee nieuwe leerstoelen op die, vanaf volgend academiejaar, elk binnen hun eigen vakgebied bijdragen aan de vorming van de veiligheidswetenschapper van morgen. Veiligheid omvat immers verschillende vormen van expertise en ervaring: security, arbeidsveiligheid, kwaliteits- en milieuzorg, welzijn op het werk, enzovoort.
Meer dan fysieke belasting
Mensura wil dat werknemers recht hebben op een veilige en gezonde werkplaats. De organisatie zet ook volop in op burn-outpreventie. Dr. Gretel Schrijvers, algemeen directeur van Mensura vertelt: “Werknemers moeten bijvoorbeeld veilig (leren) werken met machines en gevaarlijke producten. En ze hebben uiteraard ook ergonomische werkplekken en -methodes nodig. Maar het gaat over meer dan fysieke belasting. Welzijn op het werk omvat ook de aanpak van grensoverschrijdend gedrag, het voorkomen van werkgerelateerde stress en de re-integratie van arbeidsongeschikte werknemers. Deze zaken willen we binnen de Leerstoel meegeven aan de studenten van de master veiligheidswetenschappen.”
Veiligheid is topprioriteit
Ook industriefederatie essenscia is ervan overtuigd dat de veiligheidswetenschapper van morgen best zo breed mogelijk is gevormd om alle uitdagingen te kunnen aangaan. Frank Beckx, gedelegeerd bestuurder essenscia vlaanderen: “Veiligheid is een absolute topprioriteit bij chemie- en farmabedrijven. Niet enkel in industriële processen, maar bijvoorbeeld ook voor de beveiliging van bedrijfsterreinen, transportveiligheid van goederen én werknemers of crisisbeheer bij eventuele incidenten. Deze gespecialiseerde opleiding, waarbij verschillende veiligheidsaspecten vanuit alle hoeken worden bekeken, biedt studenten heel wat jobkansen bij internationale ondernemingen en kmo’s in de sector.”
Vijf Vlaamse jongeren halen finale Olympiade Nederlands (21/02/2020)
UAntwerpen zet schouders onder gloednieuwe internationale taalwedstrijd.
Vijf Vlaamse scholieren treden op 25 april 2020 aan in de internationale finale van de Olympiade Nederlands. Zij haalden de hoogste scores op de schriftelijke proef die eerder deze maand aan de Universiteit Antwerpen werd georganiseerd. In totaal namen 228 leerlingen uit het vijfde en zesde middelbaar deel aan deze gloednieuwe wedstrijd.
Waarom is het Nederlands nog niet zo’n gekke taal voor dyslectici? Hoe koppel je oude Vlaamse liederen aan de juiste melodie? Hoe kan je orde aanbrengen in een stapeltje literaire handschriften? En wat hebben het Turks en het Nederlands met elkaar gemeen? Dit soort vragen kregen bijna 350 middelbare scholieren in Nederland en Vlaanderen voorgeschoteld op de allereerste Olympiade Nederlands.
Nood aan neerlandici
“De leerlingen vonden het een leuke ervaring”, vertelt leerkracht Nederlands Tatiana Van den Branden, die met haar leerlingen van het Go! Atheneum in Vilvoorde aan de Olympiade deelnam. “Plaatsnemen in een grote aula, originele en gevarieerde vragen oplossen, deelnemen aan de allereerste Olympiade Nederlands ooit. Mijn leerlingen zullen die woensdagnamiddag niet snel vergeten.”
Gemiddeld haalden de Vlaamse deelnemers 66/100. “Dat overtreft onze verwachtingen”, zegt Kevin Absillis. Hij is professor Nederlandse letterkunde aan UAntwerpen en een van de samenstellers van de proef. “De vragen waren heus niet eenvoudig. Toch lieten alle finalisten scores optekenen van 90/100 of meer. Er bestaat dus onmiskenbaar nog genoeg belangstelling en talent voor de Nederlandse taal en literatuur. Ik ben ervan overtuigd dat jongeren die zulke mooie scores halen op deze proef erg succesvol zouden zijn in de universitaire opleiding Nederlandse taal- en letterkunde. Hopelijk overwegen ze die keuze ook, want onze arbeidsmarkt heeft dringend nood aan neerlandici.”
In Nederland, waar de schriftelijke proef eveneens werd afgenomen, lag het gemiddelde op 64/100. Voor de topscore tekende een leerlinge uit de Antwerpse grensgemeente Essen: zij haalde maar liefst 94/100.
Workshop op de VRT
De Vlaamse en Nederlandse deelnemers met de hoogste scores nemen het op 25 april 2020 tegen elkaar op in de internationale finale. Ze buigen zich momenteel over een diepgravende onderzoeksvraag. Tijdens de finale moeten ze hun bevindingen presenteren voor een jury van experts. Alle finalisten worden gecoacht door een professor en krijgen zelfs een workshop op de VRT om hun presentatievaardigheden te verfijnen.
Wil je zelf je talent voor de studie van de Nederlandse taal en literatuur testen? Surf dan nu naar www.olympiadenederlands.org. Alle vragen uit de schriftelijke proef zijn inmiddels online beschikbaar, mét hun soms verrassende antwoorden.
"We moeten waakzaam zijn voor meningokokken" (07/02/2020)
Op het Valentijn Vaccinatiesymposium werden de nieuwste cijfers met betrekking tot meningokokkeninfecties voorgesteld. In 2019 stierven in België vier mensen aan de W-variant.
Het Vaccinatiesysmposium wil allen die betrokken zijn bij vaccinatie in Vlaanderen informeren over de introductie van nieuwe vaccins en over nieuwe kennis rond vaccinatie. Het symposium, reeds aan de achttiende editie toe, wordt georganiseerd door het Centrum voor de Evaluatie van Vaccinaties (Universiteit Antwerpen) en het Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid.
Centraal dit jaar stond de vraag waarom en wanneer een vaccin gratis ter beschikking wordt gesteld. “Welke stappen dienen allemaal doorlopen te worden, en welke elementen worden in beschouwing genomen, vooraleer een vaccin gratis ter beschikking gesteld wordt”, legt prof. dr. Heidi Theeten (UAntwerpen) uit. “Een actuele kwestie. Denk maar aan het verhaal van baby Pia.”
Kees Groeneveld van de Gezondheidsraad Nederland lichtte toe hoe vaccinatie-adviezen tot stand komen in Nederland. Dr. Geert Top (Vlaamse Agentschap Zorg en Gezondheid) besprak hoe een vaccin terechtkomt in de Vlaamse Vaccinatiekorf. De aanwezigen, meer dan vierhonderd professionals uit de brede medische sector, konden met al hun vaccinatievragen ook terecht bij een expertenpanel.
Meningokokken WY in stijgende lijn
Veel aandacht ging ook naar een stand van zaken wat meningokokkeninfecties betreft. Deze bacterie bestaat in meerdere varianten. Tegen meningokokken C wordt in Vlaanderen gevaccineerd, waardoor er vandaag nog amper gevallen gerapporteerd worden. Maar uit de cijfers gepresenteerd door Wesley Mattheus van Sciensano, het federale onderzoekscentrum voor de volksgezondheid, blijkt dat het aantal infecties met meningokokken WY wel in stijgende lijn gaat: in 2019 werden er 28 W-gevallen gemeld in ons land, van wie tien kinderen onder de vijf jaar.
“Vier mensen, bij wie drie jonge kinderen, overleefden de infectie niet”, zegt Theeten. “We moeten waakzaam zijn. We zien dat het aantal meningokokken W-infecties in het Verenigd Koninkrijk en dichterbij in Nederland de voorbije jaren snel steeg en tientallen slachtoffers maakte. Dat is bij ons nog niet het geval, maar strikte monitoring van de situatie is nodig. In 2019 adviseerde de Hoge Gezondheidsraad om een viervoudig vaccin, dat wapent tegen de verschillende meningokokkenvarianten, te gebruiken. Een algemene vaccinatie gebeurt momenteel nog niet, de overheid financiert het niet, maar ouders kunnen het wel op eigen initiatief laten toedienen.”
UAntwerpen en AMS bundelen krachten rond transport (28/01/2020)
Antwerp Management School en Universiteit Antwerpen bundelen de krachten in een internationaal Center of Excellence rond transport en logistiek.
De sector van transport en logistiek staat sterk onder druk om duurzame oplossingen aan te reiken voor wereldwijde uitdagingen zoals de klimaatsverandering. Ze krijgt daarbij voortaan ondersteuning vanuit het gezamenlijke Center of Excellence van Antwerp Management School (AMS) en de Faculteit Bedrijfswetenschappen en Economie van de Universiteit Antwerpen. Antwerpen wordt zo nog meer dan vroeger de draaischijf van academisch toponderzoek en future-proof masterprogramma’s rond supply chain, transport en logistiek.
AMS en het Center for Maritime and Air Transport (C-MAT) van de Faculteit Bedrijfswetenschappen en Economie van de Universiteit Antwerpen vullen elkaar perfect aan, zowel wat thematiek, aanpak als netwerk betreft. Zo biedt C-MAT een Master of Science in Maritime and Air Transport Management, terwijl je bij AMS terecht kan voor kortlopende masterclasses en een masteropleiding in Global Supply Chain Management. Beide instellingen kunnen samen een heel divers onderzoeksportfolio in transport en logistiek voorleggen, van fundamenteel tot toegepast onderzoek. Voeg daarbij hun internationale netwerken en de banden met het ecosysteem rond de Antwerpse haven, en de tekening is duidelijk.
Ideale combinatie
Het eerste concrete resultaat van deze samenwerking is de integratie van de Master of Science in Maritime and Air Transport Management in het gespecialiseerde master-na-masteraanbod van AMS. Koen Vandenbempt, decaan Faculteit Bedrijfswetenschappen en Economie van de Universiteit Antwerpen, schetst de meerwaarde: “We blijven vanuit C-MAT de opleiding onderbouwen vanuit onze internationaal erkende academische kennis. Het inbrengen van deze opleiding in de sterk internationaal geprofileerde master-na-masterportfolio van AMS zorgt ervoor dat we de volgende stap kunnen zetten in de uitbouw van C-MAT. De integratie zorgt voor een ideale combinatie tussen academisch onderzoek en een sterke inbedding in de bedrijfswereld. De gedeelde visie op duurzaamheid, persoonlijke ontwikkeling en maatschappelijk engagement maakt deze integratie mogelijk. Op deze wijze verzekeren we de markt ervan dat we toekomstige leiders en denkers op het vlak van supply chain management, transport en logistiek blijven afleveren.”
Ook Steven De Haes, decaan Antwerp Management School, gelooft sterk in de synergie: “Dankzij onze complementaire sterktes kunnen we een uitmuntend aanbod presenteren voor studenten, alumni en bedrijven. Met dit gezamenlijke Center of Excellence worden we niet alleen de evidente kennispartner van het lokale ecosysteem, maar bekrachtigen we onze positie als wereldwijde leider in onderzoek en onderwijs op het gebied van supply chain, transport en logistiek."
Het verschil maken
Ook bij het werkveld zijn de verwachtingen hoog. Rob Harrison, CEO van containeroverslagbedrijf DP World Antwerp, wijst op het belang van wisselwerking tussen de academische en de bedrijfswereld: “We willen met DP World Antwerp het verschil blijven maken voor onze klanten, onze medewerkers en onze samenleving. Dit kan enkel door in te zetten op duurzaamheid en innovatie. Met het Center of Excellence hebben we daarin een sterke partner. Zij brengen academische kennis in het bedrijfsleven binnen, bouwen hun onderzoek verder uit vanuit onze vragen en ervaringen, en zorgen voor een kostbare instroom van jonge, visionaire toptalenten in onze sector. Dankzij zo’n samenwerkingen blijven we wereldspelers.”
"Besnijdenis gebeurt vaker door gezondheidswerkers" (05/02/2020)
Ook vandaag nog worden vele meisjes en vrouwen slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking.
Ook vandaag nog worden vele meisjes en vrouwen slachtoffer van vrouwelijke genitale verminking. “We stellen vast dat de praktijk in Kenia meer en meer wordt uitgevoerd door medische professionals”, zegt Nina Van Eekert, doctoraatsstudente op UAntwerpen en medeoprichtster van Collectief Positief. “Op die manier kan bijvoorbeeld een vrouwenbesnijdenis meer in het geheim worden uitgevoerd.”
Volgens cijfers van Unicef is vrouwelijke genitale verminking (VGV) nog steeds een wijdverspreid probleem: wereldwijd zouden ongeveer 200 miljoen meisjes en vrouwen er slachtoffer van zijn. In sommige landen daalt het aantal slachtoffers wel, maar de strijd is nog lang niet gestreden. Op donderdag 6 februari is het International Day of Zero Tolerance for FGM/C (female genital mutilation/cutting), het ideale moment om de thematiek opnieuw onder de aandacht te brengen.
Bespreekbaar maken
“VGV is een gevoelige problematiek waar niet voldoende aandacht aan besteed wordt”, vertelt Nina Van Eekert, doctoraatsstudente op de Universiteit Antwerpen en een van de oprichters van Collectief Positief. “Met het collectief willen we VGV bespreekbaar maken en ook echt actie ondernemen om er iets aan te veranderen.”
Samen met haar collega’s van Collectief Positief (Eli Driessens, Jolien & Margo Lauwers en Louise Vrints) organiseerde Van Eekert maandag 3 februari reeds een debatavond over het onderwerp. Daar werden ook de werken van elf Antwerpse kunstenaars voorgesteld. De artiesten gingen allemaal aan de slag met het thema genitale verminking. Hun werken worden in maart tentoongesteld op de Universiteit Antwerpen, en ook verkocht ten voordele van Akina Ties, een Keniaans project dat crisisopvang voor kwetsbare kinderen aanbiedt.
Meer in het geheim
Dat er nog heel veel moet gebeuren, stelde Van Eekert onder meer vast in Kenia. Recent trok ze in het kader van haar doctoraatsonderzoek naar het Afrikaanse land. “De medicalisering van vrouwenbesnijdenis staat centraal in mijn onderzoek. Vanouds zijn het vaak traditionele besnijdsters die een besnijdenis uitvoeren, maar tegenwoordig gebeurt dat steeds vaker door getrainde professionals uit de medische sector.”
Een verontrustende trend, aldus Van Eekert. “Die medicalisering in het Keniaanse Kisii lijkt een manier te zijn om de praktijk meer in het geheim te kunnen uitvoeren. Als een besnijdenis professioneler gebeurt, helen de meisjes sneller, waardoor hun afwezigheid tijdens een mogelijke herstelperiode niet opvalt. De kans dat iemand klacht indient bij de politie – VGV is in Kenia immers bij wet verboden – wordt zo veel kleiner."
"Europa is klaar om te reageren op coronavirus" (22/01/2020)
Herman Goossens (UAntwerpen) volgt gebeurtenissen rond onbekend nieuw virus op de voet op.
Op 31 december 2019 ontving de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in China de melding dat zich in de Chinese stad Wuhan enkele gevallen van longontsteking met een onbekende oorzaak hadden voorgedaan. Er zijn aanwijzingen dat die eerste cluster van gevallen in verband kan worden gebracht met een markt voor vis en schaal- en schelpdieren in die stad (de markt werd op 1 januari 2020 gesloten).
In de drie weken na die melding zijn de aantallen opgelopen tot 222 bevestigde gevallen (218 in China, 2 in Thailand, 1 in Japan en 1 in Zuid-Korea). Zes patiënten zijn overleden. Op 21 januari werd bovendien het eerste geval in de Verenigde Staten gemeld. Er zijn ook 15 gezondheidswerkers besmet geraakt, van wie één ernstig ziek is. Intussen is duidelijk dat een nieuw coronavirus (2019-nCoV) de uitbraak veroorzaakte.
Ook Jan Decleir komt kijken naar schilderijen Ysbrant (10/02/2020)
Op dinsdag 11 februari wordt de kunstcollectie van UAntwerpen weer wat indrukwekkender.
De Universiteit Antwerpen is een collectie kunstwerken rijker: een reeks schilderijen van Ysbrant vond onderdak in Het Brantijser. Op dinsdag 11 februari om 19 uur vindt de inhuldiging plaats, in het bijzijn van gerenommeerd acteur en theatericoon Jan Decleir, goede vriend van Ysbrant.
Nederlander Manfred Heiting, die grote naam verwierf door het verzamelen en uitgeven van fotoboeken, schonk onlangs zijn collectie schilderijen van Ysbrant aan de Universiteit Antwerpen en het Museum van Hedendaagse Kunst Antwerpen (M HKA). Vanaf 12 februari is een deel van de schenking te bezichtigen in de mooie inkomhal van Het Brantijser, thuishaven van de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte.
De tentoonstelling op de Universiteit Antwerpen loopt parallel met een gezamenlijke expositie van Ysbrant en Jan Decleir in De Zwarte Panter. De Nederlandse grootmeester – echte naam Ysbrant van Wijngaarden – en de Antwerpse acteur kennen elkaar al veertig jaar en delen hetzelfde huis in Berchem. “Jan is fantastisch”, looft Ysbrant. “Ysbrant is de meester in huis”, aldus Decleir.
Die lovende woorden brengt de acteur ook tijdens de plechtige opening van de tentoonstelling op dinsdagavond 11 februari. Na een slotwoord door Bart De Baere, algemeen en artistiek directeur van het M HKA, volgen een bezoek aan de tentoonstelling en een receptie. Het grote publiek kan de werken nadien tijdens de openingsuren van het universiteitsgebouw komen bewonderen.
Herman Van Goethem is enige kandidaat-rector (17/01/2020)
Universiteit Antwerpen organiseert rectorverkiezingen in maart.
Dit voorjaar organiseert de Universiteit Antwerpen rectorverkiezingen. Kandidaturen konden ingediend worden tot vrijdag 17 januari om 10 uur. Huidig rector Herman Van Goethem stelde zich kandidaat. Er stapte geen uitdager in de ring.
Op 31 augustus loopt het eerste mandaat van prof. dr. Herman Van Goethem als rector van de Universiteit Antwerpen af. Dat betekent dat er dit voorjaar rectorverkiezingen georganiseerd worden. Tot vrijdag 17 januari konden alle gewoon hoogleraren en hoogleraren die een voltijdse aanstelling hebben aan UAntwerpen, zich kandidaat stellen. Alleen huidig rector Van Goethem stelde zich kandidaat.
Dat betekent niet dat er geen verkiezingen zullen plaatsvinden. Van 9 tot 13 maart staat de eerste ronde van de verkiezingen op de agenda. De stemming levert maar een uitkomst op als de kandidaat-rector meer dan 50 procent van de stemmen behaalt: de kiezers kunnen immers ook blanco stemmen.
Iedereen brengt stem uit
Nieuw in deze verkiezingsprocedure is dat alle medewerkers en studenten van de Universiteit Antwerpen hun stem uitbrengen. In het verleden mochten alle professoren één stem uitbrengen. De andere geledingen (Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel, Administratief en Technisch Personeel en de studenten) werkten met een ‘kiescollege’. Voorafgaande verkiezingen bepaalden wie in het kiescollege mocht zetelen.
De Raad van Bestuur gooide het roer om. “Iedereen mag nu een rechtstreekse stem uitbrengen”, zegt prof. Herwig Leirs, voorzitter van de Raad van Bestuur. “Wel varieert het gewicht van de stemmen: de stemmen van de professoren zijn goed voor tweede derde. Assisterend en Bijzonder Academisch Personeel, Administratief en Technisch Personeel en de studenten zijn telkens goed voor elf procent van de stemmen.”
Op 1 september begint een nieuwe termijn van vier jaar. Op de Universiteit Antwerpen kan een rector maximaal twee termijnen aanblijven.
UAntwerpen en Cepa lanceren leerstoel rond letselpreventie (14/01/2020)
Drie jaar lang investeert Cepa bvba in een leerstoel op UAntwerpen. Bedoeling is de zware havenarbeid veiliger en gezonder te maken.
Leerstoelen Universiteitsfonds