“Doopregisseur kan centrale rol spelen”
De Universiteit Antwerpen liet de doopactiviteiten van haar studentenclubs uitgebreid onderzoeken. Het eindrapport doet enkele aanbevelingen om te komen tot een gezond en open doopklimaat.
Studentendopen zijn van alle tijden, al minstens van bij de oude Grieken. De traditie staat geregeld ter discussie, zowel in binnen- als buitenland. In België liepen de gemoederen na de dood van Sanda Dia na een totaal uit de hand gelopen doop hoog op. In de nasleep van dat drama gaf de Universiteit Antwerpen criminoloog Evert Lambrechts de opdracht om – begeleid door prof. Walter Weyns – de zin of onzin van studentendopen in kaart te brengen.
Groepsvorming
Lambrechts focuste op studentendopen die plaatsvinden in Antwerpse universitaire studentenmiddens. De socioloog deed diepte-interviews met presidiumleden, eerstejaarsstudenten (de zogeheten schachten), ouderejaars, afgestudeerden en andere betrokkenen. Van sommige studentenclubs kreeg hij ook de toestemming om de doopactiviteiten te observeren. Studentendopen bestaan doorgaans uit meerdere delen: naast de eigenlijke doop wordt er vaak ook een schachtenverkoop, een cantus en dergelijke georganiseerd.
“Overgangsrituelen kunnen heel mooi en zinvol zijn”, zegt Herman Van Goethem, rector van de Antwerpse universiteit. “Ze kunnen aan de basis liggen van een sterke groepsband. Erbij horen is een van de meest menselijke behoeften. Uit de interviews blijkt dat doopactiviteiten aan onze universiteit vaak tot nauwe vriendschappen leiden. Maar wanneer er aspecten van vernedering bij komen kijken, is er van groepsvorming vaak geen sprake meer. Integendeel zelfs: deelnemers die zich gepest en getreiterd voelen, staan minder open voor het leggen van vriendschappen.”
Nieuwe elementen
Uit de verzamelde getuigenissen blijkt dat heel wat eerstejaarsstudenten tijdens en na de doop een gevoel van vernedering ondervinden. Van Goethem: “Vaak is het de schachtenverkoop die voor problemen zorgt. De eigenlijk doop vindt in de publieke ruimte plaats, bij de verkoop gaat het vaak om een privéactiviteit. Het ‘eigendomsrecht’ loopt meestal meerdere dagen, waardoor sociale controle grotendeels onmogelijk wordt.”
In het rapport doet Lambrechts ook enkele aanbevelingen om te komen tot een gezond en open doopklimaat, waarbij het risico op grensoverschrijdend gedrag verkleind wordt. Hij pleit onder meer voor een Doopgids, die bottom-up vorm krijgt, met voorbeelden van goede dopen en activiteiten, aangevuld met eventuele nieuwe elementen of rituelen. De introductie van een doopregisseur zou ook een goede zaak zijn: die centrale figuur speelt een neutrale en bemiddelende rol tussen de studentenclubs en de onderwijsinstellingen.