Onderzoeksgroep

Expertise

Mijn onderzoek richt zich op het bodem-microbe-plant-atmosfeer systeem, waarbij ik onderzoek hoe verschillende beheerschema's de uitkomsten van deze interacties beïnvloeden.

Intercropping om de rhizosfeer te stimuleren 01/05/2024 - 30/04/2025

Abstract

In het huidige klimaatveranderingsscenario is het ontsluiten van het koolstof(C)-vastleggingspotentieel van bodems geïdentificeerd als een belangrijke mitigatiestrategie. In deze context vormen graslanden een groot reservoir van bodem-C, met een opslagcapaciteit van ongeveer een derde van de wereldwijde terrestrische C-voorraden, waarbij de ondergrondse allocatie van de netto primaire productiviteit waarden tot 60% kan bereiken. Verschillende beheersschema's kunnen echter leiden tot een gevarieerde toewijzing en benutting van hulpbronnen. Met name graslanden die verrijkt zijn met soorten blijken meer organische C (SOC) in de bodem op te slaan dan hun meer gedepauperde tegenhangers. Toch blijft de vraag open hoe het volledige verband tussen plantendiversiteit, worteleigenschappen en microbiële gemeenschappen de vastlegging van C in de bodem onderbouwt. De controverse komt voornamelijk voort uit de alternatieve visies van planten- en bodemwetenschappers, die zich respectievelijk richten op chemische eigenschappen van de wortels en chemische veranderingen in de organische stof in de bodem. IRHIS zal, voortbouwend op resultaten van een biodiversiteit-ecosysteem functie-experiment (LegacyNet), deze twee kaders met elkaar verzoenen door gebruik te maken van een trait-gebaseerde benadering die zowel biotische, fysiologische, chemische en morfologische eigenschappen van wortels als organische materie in de bodem omvat. Ons algemene doel is om meer inzicht te krijgen in de effecten van ingezaaide voedergewasdiversiteit op opbrengst en bodem- en worteleigenschappen, en hoe beide ecosysteemcompartimenten (boven- en ondergrond) interageren in een voedergewassysteem onder mediterrane omstandigheden. De algemene hypothese is dat de ingezaaide diversiteit de kwantiteit en kwaliteit van de inputs naar het ondergrondse compartiment (wortelbiomassa, exudaten) verandert, wat op zijn beurt resulteert in een actievere/efficiëntere en meer overvloedige microbiële gemeenschap, waardoor ook de microbiële necromassa en geassocieerde bijproducten worden gestuurd. Uiteindelijk zou dit kunnen resulteren in een hoge C-accumulatie en, aannemelijk, daarmee gepaard gaande productiviteitswinst.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject