Abstract
Dagelijks worden er in België talloze beslissingen genomen door allerhande besturen. Sommige beslissingen steunen op feiten die vrij gemakkelijk vast te stellen zijn (geboortedatum, woonplaats,…). Andere beslissingen vereisen echter een nauwkeurig en zorgvuldig onderzoek en bewijs van alle relevante feiten alvorens de overheid met kennis van zaken een zorgvuldige beslissing kan nemen. Beslissingen over omgevingsvergunningen bijvoorbeeld vereisen een precieze, technische kennis van de ligging van het project, de gevaren van bepaalde exploitaties, de verwachte mobiliteits- en milieuhinder enz. Het opleggen van een tuchtstraf aan een ambtenaar die de feiten ontkent impliceert soms het stellen van allerlei onderzoekshandelingen. Over welke onderzoeks- en bewijsmethoden beschikt het bestuur dan? En op wie rust de delicate en moeilijke bewijslast bij een asielaanvraag? Heel wat bestuurlijke beslissingen worden vernietigd door de bestuursrechter omdat de feiten niet op een behoorlijke, zorgvuldige manier werden vastgesteld of beoordeeld. Soms rijst echter ook de vraag of de controle van de bestuursrechter op de feitenvaststelling door het bestuur wel afdoende is. Hier spelen overwegingen die raken aan fundamentele rechten. Vereist het recht op een rechter die oordeelt met volle rechtsmacht (art. 6 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens) dat de rechter zich op dit vlak actiever opstelt en niet slechts de zorgvuldigheid van het onderzoek door het bestuur nagaat?
Problematisch voor zowel burgers, besturen én bestuursrechters, is dat in België elke theorievorming over het bewijsrecht in bestuurszaken ontbreekt. Wie draagt de bewijslast? Wie moet wat bewijzen en welke bewijsmiddelen zijn daarbij toegelaten? En wat is de taak van de rechter bij het onderzoek van de feiten?
Een antwoord op deze vragen zou een belangrijke leemte opvullen in de juridisch-academische kennis. Het doel van dit onderzoek is te komen tot een globale theorievorming inzake het bewijs in het bestuursrecht en dit zowel in de bestuurlijke fase als in de fase voor de bestuursrechter. Hiertoe onderzoeken we de rechtspraak van de Raad van State en een selectie van bijzondere bestuursrechters en zoeken we via rechtsvergelijkend onderzoek inspiratie in buitenlandse rechtsstelsels.
Weten wie wat moet bewijzen via welke bewijsmiddelen en hoe de rechter het voorliggende bewijs moet evalueren/controleren is essentieel voor de rechtszekerheid en dus voor de rechtstaat. Zowel het wetenschappelijk als maatschappelijk belang van dit thema staat dan ook buiten kijf. De resultaten van het onderzoek kunnen niet alleen een houvast bieden aan burgers, besturen en rechters; ze kunnen tevens een inspiratiebron zijn voor de regelgever voor het opstellen van een algemeen juridisch kader met betrekking tot bewijs in het bestuursrecht.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)