Onderzoeksgroep

Expertise

Onderzoek en beoordelingsopdrachten betreffende filosofie in het algemeen, hedendaagse filosofie en filosofie van kunst en cultuur in het bijzonder.

Moreel realisme in context: onttovering en narratieve ontologie. 01/06/2024 - 31/05/2028

Abstract

Dit project onderzoekt hedendaagse cultuurfilosofische benaderingen van ethiek en ontologie tegen de achtergrond van het debat over moreel realisme. Binnen de metaethiek worden culturele contexten om methodologische redenen genegeerd. Volgens de gangbare opvatting onderzoekt metaethiek de neutrale achtergrond van waaruit normatieve kwesties moeten worden begrepen en neemt ze dus bewust afstand van cultuurhistorische achtergronden en sociaal-politieke contexten. Tegen deze opvatting in hebben enkele filosofen buiten de metaethiek nieuwe benaderingen van moreel realisme ontwikkeld die culturele contexten juist centraal stellen. Dit project analyseert hoe auteurs als Jane Bennett, Akeel Bilgrami, Charles Taylor, and Stephen White cultuurfilosofische analyse en metafysisch onderzoek explicit op elkaar betrekken in het debat over onttovering als wereldconstituerend narratief. Het project begint met een analyse van filosofische posities die bewust een verband leggen tussen cultuurdiagnostiek en moreel realisme in de ontwikkeling van concepten als "metaphysical imaginary," "onto-stories" (Bennet 2001), "secular enchantment" (Bilgrami 2010, 2016, 2020), "moral ontology," "social imaginary" (Taylor 1989, 2007) en "weak ontology" (White 2000). Door deze verschillende concepten heuristisch in te zetten zal het huidige realismedebat niet alleen worden verbreed, maar ook worden verduidelijkt hoe het cultuurfilosofische debat over onttovering een zeer originele benadering van morele metafysica met zich meebrengt, namelijk een benadering die de nadruk legt op de relatie tussen metafysica en narrativiteit. Narratieve benaderingen begrijpen morele metafysica niet als slechts een "theorie," dat wil zeggen, als een reeks descriptieve claims over bepaalde standen van zaken, maar als een vorm van morele interpretatie en oriëntatie in de wereld. In tegenstelling tot mainstream moreel realisme houden dergelijke "narratieve ontologieën" de ruimte open voor culturele verschillen en historische ontwikkeling op een manier die tegelijk een nieuwe betekenis geeft aan de claim dat waarde onderdeel uitmaakt van de werkelijkheid door narrativiteit te begrijpen als een wereldconstituerende praktijk. Het beoogde resultaat van deze benadering is een normatieve positie die enerzijds steunt op inzichten uit de cultuurfilosofie, en anderzijds geen concessies doet aan een metafysisch begrip van morele waarheid, morele objectiviteit en morele kennis.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

PRACTICE: A METAPHOR – Metaforiseren van praktijken en praktiseren van metaforen. 01/12/2023 - 30/11/2027

Abstract

Wat gebeurt er wanneer je zegt dat iets een metafoor is? Je duidt datgeen aan als 'iets', maar tegelijk ook als 'iets anders'. Je creëert een ruimte voor iedereen die interageert met dit 'iets' om samen te creëren wat dat 'iets anders' kan zijn. Door zijn persoonlijke artistieke praktijk een metafoor te noemen, creëert Vedran Kopljar opzettelijk deze ruimte en ook de mogelijkheid voor iedereen die er mee interageert om samen te creëren wat het anders zou kunnen zijn. Wat is het potentieel van het metaforiseren van artistieke praktijken? Kan het artistieke archief een belichaming zijn van een artistieke praktijk? Hoe verhoudt schilderkunst zich tot metafoor? Is een boek een theoretisch model? Hoe kan een academie functioneren als een metafoor? Dit zijn slechts enkele van de vragen die door Kopljars aanduiding van zijn praktijk als een metafoor en de reflectie daarop worden opgeroepen. De aanduiding vindt zijn oorsprong in de opdeling van zijn praktijk in subpraktijken en de daaropvolgende ontdekking van hun werking. De subpraktijken evolueren van werken of langetermijnprojecten naar afzonderlijke vormen en zijn inmiddels semiautonome praktijken met hun eigen distinctieve methodologie, archivering en documentatie. Door te reflecteren op deze opdeling van zijn artistieke praktijk in deze subpraktijken, is hij gaan inzien dat ze het potentieel hebben om te fungeren als metaforen. In dit proces stelt hij de rol van metafoor op het niveau van artistieke praktijken in vraag, in plaats van op het niveau van het kunstwerk zelf.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Verblijven in deze tijd: gastvrijheid, toevlucht en samenwerking in debatten over het verblijven in hedendaagse continentale filosofie. 01/11/2021 - 31/10/2025

Abstract

In deze tijd is het steeds moeilijker, maar ook noodzakelijk om na te denken over wat het betekent om te 'verblijven'. Een begrip van 'verblijven' raakt aan de kern van vragen over ruimte, eigenheid en identiteit, en confronteert de hedendaagse onderzoeker met complexe vraagstukken van grote urgentie. Dit onderzoeksproject beoogt een originele bijdrage te leveren aan het debat over 'verblijven'. Drie cruciale vraagstukken zijn identificeerbaar in het huidige debat: 'Hoe ervaren we het om te verblijven?' 'Is het noodzakelijk om te verblijven?' en 'Wat is de ruimte waarin het verblijven plaatsvindt?'. Het beantwoorden van deze vragen vereist een gedetailleerd onderzoek naar de minder bekende teksten van Jacques Derrida, Emmanuel Levinas en Martin Buber. Op deze manier kunnen thema's als de ervaring van gastvrijheid, de noodzakelijkheid van toevlucht, en de verblijfplaats zelf, opnieuw geformuleerd worden. Deze vragen komen samen in een hernieuwd onderzoek naar waar en met wie we 'verblijven'. Een filosofische beschouwing van deze problematiek kan een nieuw antwoord bieden op de vragen over ruimte, eigenheid en identiteit, en zo de creatieve en uitdagende conceptie van 'verblijven' formuleren waar onze huidige tijd om vraagt.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Toeschouwen als politieke daad. Een herevaluatie van de digitale transformatie van de publieke sfeer 01/11/2021 - 31/10/2025

Abstract

Het bestaan van een publieke sfeer waarin burgers elkaar ontmoeten en participeren aan een debat over publieke en politieke aangelegenheden is een centraal onderdeel van democratische theorieën. Sinds de jaren '90 hebben verschillende auteurs vastgesteld dat het internet vandaag een 'digitale publieke sfeer' biedt. Uit deze vaststelling ontstond een debat over de politieke implicaties van de digitale transformatie van de publieke sfeer tussen zogenaamde cyberoptimisten en -pessimisten. Beide kanten van dat debat gebruiken de theorieën van de publieke sfeer van Jürgen Habermas en Hannah Arendt. Deze theorieën zijn gebaseerd op een model van participeren aan de publieke sfeer door middel van talige uitwisselingen. Recent onderzoek heeft echter aangetoond dat de ervaring van deel te nemen aan de publieke sfeer een grotendeels visuele ervaring is geworden dankzij het medium van het digitale scherm. Dit heeft als gevolg dat de beoordeling van de politieke implicaties van deze transformatie uitgaat van een verkeerd begrip van de ervaring deel te nemen aan de digitale publieke sfeer. Om deze kloof op te vullen, zal dit project eerst een grondig begrip ontwikkelen van de mediumspecificiteit van het digitale scherm en van de immersieve en interactieve visuele ervaringen van participeren die het digitale scherm toelaat. Op basis hiervan zal kritisch geanalyseerd worden welke opvatting van het politieke nodig is om de politieke gevolgen van deze transformatie te begrijpen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Digitale cultuur en digitale geletterdheid. 01/11/2022 - 31/10/2024

Abstract

De digitalisering heeft op korte tijd de samenleving en het culturele leven radicaal veranderd. Sociale media, zoals facebook, tiktok en instagram, hebben een directe impact op de sociale interacties van miljoenen gebruikers. Ook de videogame industrie bereikt dagelijks miljoenen mensen en creëert nieuwe vormen van gemeenschap en sociale interactie. Doel van deze oproep is de aard van deze transformatie van de samenleving en cultuur door de voortschrijdende digitalisering te analyseren, te begrijpen en te evalueren in het licht van de hedendaagse filosofieën van leefwereld en cultuur. Deze doelstelling is erg breed geformuleerd om potentiële kandidaten de kans te geven hun eigen expertise in dit veld te situeren. Mogelijke thema's zijn: het begrip 'virtuele realiteit'; het begrip 'auteurschap' in digitale contexten; creatie en beleving van fictionele werelden in virtuele realiteit; representatie en exploratie in virtuele werelden; de werking, ontwikkeling en receptie van verhalen in interactieve virtuele werelden; het werkelijkheidseffect van digitale media; identiteitsvorming in virtuele realiteit (bv. casus metaverse); participatie, onderworpenheid en autonomie van de gebruiker van sociale media; de esthetische ervaring in videospelen; mechanismes van her-betovering in virtuele omgevingen; e.a.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Virtualiteit en de vervaagde grenzen tussen realiteit en fictie. 01/10/2020 - 30/09/2023

Abstract

Virtuele media laten ons op interactieve wijze computergegenereerde omgevingen verkennen. Eigen aan deze omgevingen is hun dubbelzinnige (niet)representationele aard: ze kunnen hun gebruikers fictieve werelden doen verbeelden of kunnen gebruikt worden als hulpmiddelen voor echte interacties (zoals het communiceren met andere mensen). Huidige filosofische debatten over het virtuele gaan echter steeds uit van een definiëring van het virtuele als reëel of irreëel. Het resultaat is dat deze debatten niet ingaan op de manier waarop virtuele media de relatie en het onderscheid tussen fictionele, niet-fictionele en niet-representationele elementen compliceren. Het doel van dit project is om een theorie te ontwikkelen die rekening houdt met de fictionele, niet-fictionele en niet-representationele aspecten van virtuele media en verduidelijkt hoe deze gerelateerd zijn en onze ervaring met virtuele omgevingen beïnvloeden. Met het oog op dit doel zal ik filosofische reflecties op de rol van auteursintenties, interpretatie en interactie in ervaringen van representaties opnieuw onderzoeken. Hierbij zal ik expliciteren hoe deze moeten worden aangepast als het gaat om de ervaring van virtuele omgevingen. Uiteindelijk zal ik niet alleen de aard van (onze beleving van) virtuele omgevingen beschrijven, maar ook strategieën om met de (soms misleidende) (niet)fictieve status van virtueel gepresenteerde inhoud om te gaan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De paradox van interactieve fictie: een nieuwe benadering van verbeelding in het licht van interactieve fictie-ervaringen 01/10/2018 - 30/09/2020

Abstract

De doelstelling van dit project bestaat erin de hedendaagse fictie- en verbeeldingstheorieën te toetsen aan de ervaring van interactieve fictie zoals die zich voordoet in videospelen en andere interactieve spelen in zogenaamde virtuele of 'toegevoegde' realiteit (augmented reality), en een uitgebreide fictie- en verbeeldingstheorie te ontwikkelen en te verdedigen die in staat is zich rekenschap te geven van interactieve fictie. Kenmerkend voor deze fictie is dat de fictieconsument tegelijk deelnemer is, aangezien de ontplooiing van het verhaal mede afhankelijk is van de handelingen van de fictieconsument die in het verhaal kan ingrijpen door zich te identificeren met een fictionele figuur. Op die manier genereert interactieve fictie een ervaring van presentie in een fictionele ruimte. De bestaande dominante fictietheorieën, zoals Kendall Waltons "make-believe theory" en Peter Lamarques "thought theory", hebben betrekking op traditionele ficties zoals literatuur, theater en film. Zij kunnen niet verklaren hoe we in staat zijn handelingen te stellen ten aanzien van fictionele representaties. Dit project wil een theorie uitwerken die dat wel kan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Literatuur, waarheid en betekenis. 01/10/2017 - 30/09/2020

Abstract

In de literatuurfilosofie is de relatie tussen literatuur en waarheid één van de meest bediscussieerde onderwerpen. Filosofen hebben deze relatie op verschillende manieren gearticuleerd, maar het is opmerkelijk dat ze deze relatie doorgaans onderzoeken op basis van de realistische roman van de 19e eeuw. De roman heeft in het modernisme echter een belangrijke transformatie ondergaan, waardoor vele filosofische theorieën over de waarheidswaarde van de roman niet in staat zijn een plaats toe te kennen aan literaire werken uit de 20e of 21e eeuw. Dit onderzoek focust daarom op de waarheidswaarde van de roman, vertrekkende vanuit de modernistische roman. In het bijzonder zullen hiervoor hermeneutische en deconstructionistische theorieën over de (modernistische) roman en diens relatie tot waarheid onderzocht worden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De paradox van interactieve fictie: een nieuwe benadering van verbeelding in het licht van interactieve fictie-ervaring. 01/10/2016 - 30/09/2020

Abstract

De doelstelling van dit project bestaat erin de hedendaagse fictie- en verbeeldingstheorieën te toetsen aan de ervaring van interactieve fictie zoals die zich voordoet in videospelen en andere interactieve spelen in zogenaamde virtuele of 'toegevoegde' realiteit (augmented reality), en een uitgebreide fictie- en verbeeldingstheorie te ontwikkelen en te verdedigen die in staat is zich rekenschap te geven van interactieve fictie. Kenmerkend voor deze fictie is dat de fictieconsument tegelijk deelnemer is, aangezien de ontplooiing van het verhaal mede afhankelijk is van de handelingen van de fictieconsument die in het verhaal kan ingrijpen door zich te identificeren met een fictionele figuur. Op die manier genereert interactieve fictie een ervaring van presentie in een fictionele ruimte. De bestaande dominante fictietheorieën, zoals Kendall Waltons "make-believe theory" en Peter Lamarques "thought theory", hebben betrekking op traditionele ficties zoals literatuur, theater en film. Zij kunnen niet verklaren hoe we in staat zijn handelingen te stellen ten aanzien van fictionele representaties. Om de sterkte- en zwaktepunten van beide theorieën te analyseren in relatie tot de ervaring van interactieve fictie worden ze geconfronteerd met Paul Ricoeurs hermeneutische fictietheorie. In zijn fictietheorie maakt Ricoeur gebruik van het concept van re-figuratie en van een notie van praxis om de ervaring van literaire fictie te beschrijven. Deze twee termen zullen worden onderzocht en ingezet om de problemen van Waltons "make-believe theory" te vermijden en om te toetsen of (en hoe) Lamarques "thought theory" kan uitgebreid worden naar interactieve fictie. Een centraal aspect van Lamarques fictietheorie is de zogenaamde opaciteitsthese. Deze stelt dat de manier waarop fictieve gebeurtenissen worden gepresenteerd bepalend is voor de verbeelding bij het lezen van literaire fictie. De hypothese van waaruit dit project vertrekt is dat Lamarques opaciteitsthese kan worden uitgebreid en geherformuleerd om ook de werking van de verbeelding in de ervaring van interactieve fictie uit te leggen. Er zal dus onderzocht worden of en hoe de nieuwe aspecten van interactieve fictie - handelingsbekwaamheid, immersie en identificatie - afhankelijk zijn van de specifieke wijze waarop het fictionele verhaal zich in interactieve fictie presenteert. Tegelijk wordt onderzocht of het concept van verbeelding in de hedendaagse fictietheorieën moet worden gereviseerd. In het algemeen gesproken nemen deze theorieën aan dat door fictie opgewekte verbeelding wel (quasi-)emoties kan veroorzaken, maar geen handelingen. Om aan te tonen dat door fictie opgewekte verbeelding ook handelingen met betrekking tot fictionele objecten kan opwekken, gaat het project te rade bij een aantal hedendaagse studies over verbeelding op het domein van de "philosophy of mind" en confronteert het deze met de fenomenologische benadering van de verbeelding in de filosofie van Jean-Paul Sartre. Deze benadering die de constitutieve bijdrage van de verbeelding in emoties en gedragingen analyseert, kan een interessant perspectief bieden om de samenhang tussen verbeelding, emotie en handeling in interactieve fictie uit te leggen. Doorheen deze verschillende stappen wil het project gaandeweg de rol van de verbeelding in (interactieve) fictie-ervaringen verhelderen en articuleren. Tot slot zal het de uitgewerkte positie evalueren door te zien of ze in staat is hardnekkige problemen binnen de filosofie van de fictie (onder meer de zogenaamde fictieparadox) op te lossen en of ze in staat is de fenomenologische ervaring van interactieve fictie te verklaren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

De paradox van interactieve fictie: een nieuwe benadering van verbeelding in het licht van interactieve fictie-ervaringen. 01/10/2016 - 30/09/2018

Abstract

De doelstelling van dit project bestaat erin de hedendaagse fictie- en verbeeldingstheorieën te toetsen aan de ervaring van interactieve fictie zoals die zich voordoet in videospelen en andere interactieve spelen in zogenaamde virtuele of 'toegevoegde' realiteit (augmented reality), en een uitgebreide fictie- en verbeeldingstheorie te ontwikkelen en te verdedigen die in staat is zich rekenschap te geven van interactieve fictie. Kenmerkend voor deze fictie is dat de fictieconsument tegelijk deelnemer is, aangezien de ontplooiing van het verhaal mede afhankelijk is van de handelingen van de fictieconsument die in het verhaal kan ingrijpen door zich te identificeren met een fictionele figuur. Op die manier genereert interactieve fictie een ervaring van presentie in een fictionele ruimte. De bestaande dominante fictietheorieën, zoals Kendall Waltons "make-believe theory" en Peter Lamarques "thought theory", hebben betrekking op traditionele ficties zoals literatuur, theater en film. Zij kunnen niet verklaren hoe we in staat zijn handelingen te stellen ten aanzien van fictionele representaties. Dit project wil een theorie uitwerken die dat wel kan.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Literatuur, waarheid en betekenis. 01/10/2015 - 13/01/2018

Abstract

In de literatuurfilosofie is de relatie tussen literatuur en waarheid één van de meest bediscussieerde onderwerpen. Filosofen hebben deze relatie op verschillende manieren gearticuleerd, maar het is opmerkelijk dat ze deze relatie doorgaans onderzoeken op basis van de realistische roman van de 19e eeuw. De roman heeft in het modernisme echter een belangrijke transformatie ondergaan, waardoor vele filosofische theorieën over de waarheidswaarde van de roman niet in staat zijn een plaats toe te kennen aan literaire werken uit de 20e of 21e eeuw. Dit onderzoek focust daarom op de waarheidswaarde van de roman, vertrekkende vanuit de modernistische roman. In het bijzonder zullen hiervoor hermeneutische en deconstructionistische theorieën over de (modernistische) roman en diens relatie tot waarheid onderzocht worden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Joodse Natie – Zionistische Staat – Goddelijke Wet: De Kritische Politieke Theologie van de Joodse Dialogische Filosofie. 01/10/2014 - 30/09/2015

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Narratieve vervreemding en literaire theorie. De casus van Kafka's impact op Blanchots fictioneel en kritisch oeuvre. 01/01/2014 - 31/12/2017

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Singulariteit en verantwoordelijkheid. 01/10/2012 - 30/09/2014

Abstract

Op het eerste gezicht lijkt de vraag naar verantwoordelijkheid een vraag naar vrijheid te zijn: is men verantwoordelijkheid voor de eigen handelingen/daden omdat men deze vrijwillig heeft gekozen/verricht? In het recente filosofische debat dat is geïnspireerd door de filosofie van Emmanuel Levinas, wordt verantwoordelijkheid echter begrepen als het gevolg van een appèl, als een opdracht die niet het gevolg is van een vrije keuze, maar die op een passieve manier wordt ontvangen. Dit appèl wordt ontvangen door een singuliere persoon of kan enkel worden beantwoord door deze persoon. Levinas' concept van verantwoordelijkheid werd inmiddels in vraag gesteld door vele critici, zoals Jean-Luc Marion en Paul Ricoeur, die beiden betwijfelen dat Levinas' appèl tot verantwoordelijkheid kan worden begrepen als singulier. De kritieken van Marion en Ricoeur wijzen op het fundamentele probleem van een ethiek van de verantwoordelijkheid: hoe kan een appèl dat per definitie (als appèl van het goede) is geadresseerd aan iedereen,om een antwoord vragen dat ik alleen kan geven? Het volgende onderzoeksproject behandelt precies deze vraag en wil meer bepaald de volgende drie vragen zorgvuldig onderzoeken. 1.) Kan het appèl van het goede singulier zijn zodat het mogelijk wordt om te zeggen dat het mij singularitseert? 2.) Kan een passief appèl voor verantwoordelijkheid resulteren in een concreet ethisch handelen? 3.) In welke zin is vrijheid afhankelijk van een singulier, ethisch handelen?

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Voorbij Baudelaires verontwaardiging : een onderzoek naar de relaties tussen de kunstmarkten en de teloorgang van de representatietheorie in de kunstkritiek. Casus Brussel, 1848-1914. 01/07/2012 - 30/06/2016

Abstract

Dit interdisciplinaire project heeft tot doel een diepgaand inzicht te verwerven in 'art value' aan de hand van een diachrone analyse van de Brusselse kunstmarkt (1848-1914) in relatie tot gelijktijdige transformaties in het kunsttheoretische discours en het esthetische denken. Voorbereidend historisch onderzoek wees uit dat de Brusselse kunstmarkt tijdens de tweede helft van de 19de eeuw grondig werd geherstructureerd (Arnout). Deze reorganisatie van de Brusselse kunstmarkt viel interessant genoeg niet alleen samen met een opvallende toename aan gespecialiseerde kunsttijdschriften, maar ook met de teloorgang van de representatietheorie ten voordele van de expressietheorie in de beeldende kunsten aan het eind van de 19de eeuw. Aan de hand van een systematische analyse van uiteenlopende vormen van discours (van marktwaarde vermeld in veilingcatalogi tot kunstkritiek in tijdschriften en wijsgerige esthetica) worden deze fenomenen voor het eerst met elkaar in vruchtbare confrontatie gebracht. Waar het historische onderzoek over de kunstmarkten zowel gebaat is met een diepgaande kunsthistorische kennis van de verhandelde werken als met een inzicht in de esthetische canon van een bepaalde periode (Lyna), wordt in het kunstfilosofische onderzoek met betrekking tot de representatieproblematiek de noodzaak aan een historische dimensie steeds nadrukkelijker. In dit interdisciplinaire project biedt de paradigmashift van representatie- naar expressietheorie de uitgelezen mogelijkheid om de relaties tussen esthetisch denken en de (historische transformaties van de) kunstmarkten te doorgronden.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Tussen techné en techniek. Hannah Arendt, Günther Anders, Herbert Marcuse en Hans Jonas. 01/10/2011 - 30/09/2013

Abstract

Heideggers kortstondige omhelzing van het nationaalsocialisme heeft een belangrijke impact gehad op de receptie van zijn wijsgerig oeuvre en dat van diegenen die door zijn denken zijn beïnvloed. In een aantal recente studies heeft men deze problematiek uitgewerkt met betrekking tot het leven en werk van een aantal van zijn joodse studenten. Hoewel hierin enerzijds wordt aangetoond dat hun denken op diepgaande wijze door Heidegger beïnvloed is gebleven en anderzijds dat hun werk grotendeels begrepen kan worden als een reactie op tekortkomingen in Heideggers denken, wordt er echter nergens ingegaan op deze confrontatie in de context van de thematiek die Heidegger in de Einführung in die Metaphysik zelf expliciet heeft aangegrepen als legitimering voor zijn sympathie voor de nationaalsocialistische beweging, namelijk de moderne techniek. In dit onderzoek zal daarom geanalyseerd worden hoe de techniekfilosofie van aantal van Heideggers joodse studenten -Hannah Arendt, Günther Anders, Herbert Marcuse en Hans Jonas- begrepen kan worden als een kritische uitwerking van Heideggers vroege denken van de techniek.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Waarom Kafka? Over de concepten 'singulariteit' en 'universaliteit' in de filosofische receptie van zijn werk. 01/01/2011 - 31/12/2014

Abstract

Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Singulariteit en Verantwoordelijkheid. 01/10/2010 - 30/09/2012

Abstract

Op het eerste gezicht lijkt de vraag naar verantwoordelijkheid een vraag naar vrijheid te zijn: is men verantwoordelijkheid voor de eigen handelingen/daden omdat men deze vrijwillig heeft gekozen/verricht? In het recente filosofische debat dat is geïnspireerd door de filosofie van Emmanuel Levinas, wordt verantwoordelijkheid echter begrepen als het gevolg van een appèl, als een opdracht die niet het gevolg is van een vrije keuze, maar die op een passieve manier wordt ontvangen. Dit appèl wordt ontvangen door een singuliere persoon of kan enkel worden beantwoord door deze persoon. Levinas' concept van verantwoordelijkheid werd inmiddels in vraag gesteld door vele critici, zoals Jean-Luc Marion en Paul Ricoeur, die beiden betwijfelen dat Levinas' appèl tot verantwoordelijkheid kan worden begrepen als singulier. De kritieken van Marion en Ricoeur wijzen op het fundamentele probleem van een ethiek van de verantwoordelijkheid: hoe kan een appèl dat per definitie (als appèl van het goede) is geadresseerd aan iedereen,om een antwoord vragen dat ik alleen kan geven? Het volgende onderzoeksproject behandelt precies deze vraag en wil meer bepaald de volgende drie vragen zorgvuldig onderzoeken. 1.) Kan het appèl van het goede singulier zijn zodat het mogelijk wordt om te zeggen dat het mij singularitseert? 2.) Kan een passief appèl voor verantwoordelijkheid resulteren in een concreet ethisch handelen? 3.) In welke zin is vrijheid afhankelijk van een singulier, ethisch handelen?

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Mimesis bij Ricoeur en Lacoue-Labarthe: een onderzoek naar de bijdrage van de literatuur in de explicitering van de persoonsidentiteit. 01/10/2009 - 30/09/2010

Abstract

Onderzoeker(s)

  • Promotor: Cools Arthur
  • Co-promotor: Taels Johan
  • Mandaathouder: Van Den Bempt Petra

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Singulariteit en herhaling: Maurice Blanchot over het neutrum en de conditie van de subjectiviteit 01/02/2009 - 31/12/2010

Abstract

Doelstelling van het project is een Nederlandse vertaling te realiseren van de belangrijkste teksten van Blanchot over het thema van het neutrum. De filosofische relevantie van deze notie wordt door de auteur aangegeven in discussie met het hedendaagse filosofische vertoog dat onder invloed staat van de filosofie van Heidegger en in relatie tot de modernistische transformatie van de narratieve structuur van de roman.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject