Gezondheidsschade Milieugezondheidszorg. 01/01/2023 - 30/09/2026

Abstract

Dit onderzoek richt zich op de gezondheidseffecten van PFAS en de daaraan verbonden kosten, zoals zoals medische kosten, verlies van arbeidsproductiviteit en verlies van levenskwaliteit. De betrokken kosten worden in kaart gebracht en er wordt onderzocht op welke wijze het buitencontractuele aansprakelijkheidsrecht toelaat dergelijke kosten te compenseren. Rekening houdend met de hinderpalen die de toepassing van het aansprakelijkheidsrecht in deze context met zich kan meebrengen, wordt ook onderzocht op welke wijze compensatiefondsen schadelijders op een alternatieve manier kunnen compenseren. In het licht van deze bevindingen worden denkpistes geformuleerd over de manier waarop de compensatie van de door PFAS veroorzaakte gezondheidsschade in Vlaanderen kan worden georganiseerd. Dit onderzoek kadert in een interuniversitair project waarin epidemiologen, gezondheidseconomen en juristen zich samen buigen over de mogelijke aanpak van PFAS blootstelling in Vlaanderen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Erfenisgeschillen tussen (half)broers en (half)zussen. Naar een billijkheidscorrectie in het intestaat erfrecht? 01/10/2022 - 30/09/2026

Abstract

Het Belgische erfrecht streeft mathematische gelijkheid na tussen alle kinderen van de erflater. Een gelijke verdeling wordt echter niet altijd als een rechtvaardige verdeling ervaren, wat leidt tot verscheidene erfenisconflicten. Denk bijvoorbeeld aan twee kinderen die een gelijk erfdeel ontvangen, terwijl een van de kinderen als enige jarenlang voor de ouder heeft gezorgd waardoor de kost van thuiszorg kon worden uitgespaard door de nalatenschap. Het voorgestelde onderzoek tracht in eerste instantie de verschillende types erfenisconflicten bloot te leggen en te onderzoeken hoe de rechtspraak hiermee vandaag de dag omgaat. Vervolgens wordt voorgesteld om inspiratie op te doen uit het gemene verbintenissen- en contractenrecht, alsook uit buitenlandse rechtssystemen (Frankrijk, Nederland en Engeland). Op die wijze kan finaal worden onderzocht welke rol een billijkheidsmechanisme zou kunnen spelen in het Belgische erfrecht.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Morele schade: een onderzoek naar het bestaan, de soorten en het herstel ervan. 01/11/2022 - 31/10/2023

Abstract

Het aansprakelijkheidsrecht voorziet in een recht tot herstel in het geval iemand schade heeft geleden dat in causaal verband staat met een tot aansprakelijkheid aanleiding gevende gebeurtenis (zoals een fout). De theorievorming omtrent de schade die voor herstel in aanmerking komt, is vooral geschreven vanuit het oogpunt van materiële schade, dat is schade die bestaat in een aantasting van het vermogen en kan dus in geld worden uitgedrukt. De tegenhanger ervan, morele schade, is schade die niet (zo gemakkelijk) in geld kan worden uitgedrukt en een aantasting van de gevoelswereld inhoudt. Het is niet geheel duidelijk hoe de traditionele theoretische principes van toepassing zijn op dergelijke morele schade. Er heerst onduidelijkheid omtrent de vraag in welke gevallen een verlies al dan niet als morele schade kwalificeert en vooral hoe een gepaste vorm van herstel eruit ziet. Morele schade is vandaag een bron van rechtsonzekerheid. Empirisch onderzoek wees uit dat die rechtsonzekerheid een zware last betekent op de schouders van schadelijders. Deze personen worden reeds geconfronteerd met een emotioneel lijden en zijn extra juridische balast liever kwijt dan rijk. Deze last weegt vooral door in het onderhandelingsproces met verzekeraars. Dit onderzoek wil daarom de grenzen van het bestaan van morele schade duidelijk afbakenen en onderzoeken hoe het herstel vorm moet krijgen. Hoe moet een schadevergoeding worden bepaald en is geld überhaupt wel een geschikt middel?

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid. 01/10/2019 - 30/09/2021

Abstract

Vergoedingsfondsen bieden vergoeding aan slachtoffers van ongevallen ongeacht of de schade te wijten is aan een fout. Fondsen zijn gecreëerd wegens de leemten die de drie klassieke vergoedingsbronnen vertonen, nl. het aansprakelijkheidsrecht, de private verzekeringen en de sociale zekerheid. Het is moeilijk de vele voordelen van vergoedingsfondsen niet te zien: vergoeding van slachtoffers die geen zware bewijslast moeten torsen, in een eenvoudige, snelle en administratieve wijze, en zonder ze te verplichten naar de rechter te stappen. Vergoedingsfondsen lijken een deus ex machina te zijn, nu het aantal fondsen sterk stijgt in België. Gelet op het succes van fondsen is het verrassend vast te stellen dat fondsen tot nu toe niet aan een globale, kritische analyse onderworpen zijn geweest. Dit onderzoeksproject heeft tot doel de fondsen te beoordelen in het licht van de mensenrechten, in het bijzonder het recht op toegang tot de rechter (nu bepaalde fondsen die toegang beperken) en het gelijkheidsbeginsel (nu er een ongelijke behandeling is tussen slachtoffers die wel of niet een beroep op een fonds kunnen doen). Bovendien zal worden onderzocht of fondsen hun doelstellingen bereiken:een redelijke schadevergoeding, makkelijke toegang, coherent en transparant. Tot slot zal dit project nagaan wie deze fondsen moet financieren: de overheid of de private sector.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Definitie en belang van de voorbeschiktheid en de voorafbestaande schade in het aansprakelijkheidsrecht en het verzekeringsrecht. 01/10/2018 - 30/09/2022

Abstract

Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade behoren tot de meest controversiële en moeilijkste onderwerpen van het aansprakelijkheids- en het verzekeringsrecht. De (pathologische) voorbeschiktheid is een kenmerk, meestal ongekend, dat het dagelijkse functioneren niet beïnvloedt, maar dat wel iemand vatbaar maakt voor schade. Een voorbeeld is een persoon met een zeldzame allergie voor een bepaalde stof, die als gevolg van een verkeersongeval gehospitaliseerd wordt, een injectie krijgt met die stof en daaraan overlijdt. Voorafbestaande schade is een abnormale fysieke of psychische toestand van het slachtoffer die gekend is of minstens bestaat op het moment van het schadegeval. Voorbeelden zijn: anatomische kenmerken (slechts één oog), pathologische fysieke kenmerken (een hartdefect), of een psychologisch kenmerk (schizofrene fases, depressies). Het bekendste voorbeeld is de eierschaalschedel-zaak waarin een persoon met een eierschaalschedel of zeer dunne schedel overlijdt als gevolg van een ongeval dat bij een normale persoon slechts een buil zou hebben veroorzaakt. De fout van een derde kan in deze hypotheses de voorafbestaande schade verergeren: een eenogige persoon kan door een ongeval zijn tweede oog verliezen. Ook kan een ongeval de evolutie van de voorafbestaande schade verhaasten: een voorbeeld hiervan is de ongeneeslijk zieke persoon die sterft door een verkeersongeval. In al deze zaken is de cruciale vraag of de benadeelde volledig vergoed zal worden of enkel een vergoeding zal krijgen voor de voorzienbare schade of voor de afzonderlijk veroorzaakte schade. Kortom en verwijzend naar de gegeven voorbeelden: moet de schadeverwekker enkel het verkeersongeval of de dood van het slachtoffer (met de zeldzame allergie) vergoeden? Vergoeding voor het ene oog, of voor de blindheid? Voor de dood door een verkeersongeval of enkel voor de tijd die de ongeneeslijke patiënt nog had te leven? In het aansprakelijkheidsrecht is de basisregel integrale schadevergoeding. De regel van de integrale schade-vergoeding komt evenwel onder druk te staan wanneer de schade onvoorzienbaar was of de omvang van de schade onvoorzienbaar was als gevolg van een voorbeschiktheid of van voorafbestaande schade. Bijgevolg is een belangrijke onderzoeksvraag: zijn de gevallen van voorbeschiktheid en voorafbestaande schade en de toepasselijke regels conform aan het principe van integrale schadevergoeding? Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade spelen ook een belangrijke rol in het verzekeringsrecht. Voor een behoorlijke beoordeling van het te verzekeren risico, het leven of de fysieke integriteit van de persoon, wensen verzekeraars informatie over de gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde. Daartoe gebruiken verzekeraars medische vragenlijsten of leggen zij medische onderzoeken op om o.a. te peilen naar voorafbestaande schade. Vragen over voorafbestaande aandoeningen kunnen zonder twijfel in conflict komen met fundamentele rechten, zoals het recht op privacy en het recht op non-discriminatie. Dit onderzoeken behoort tot de kernpunten van dit project. Verder rijst de vraag of een verzekeraar zelf de omschrijving van voorafbestaande schade kan invullen en dekking kan weigeren wanneer de kandidaat-verzekerde geen informatie over voorafbestaande schade heeft verstrekt. Verzekeraars gebruiken verschillende clausules om voorafbestaande schade uit te sluiten, wat op het eerste gezicht conform is aan de contractuele vrijheid. Zo beperken zij soms dekking van een voorafbestaande schade voor een bepaalde periode (bv. een wachttermijn van 1 jaar). Verder verhogen zij soms de premie als gevolg van een voorafbestaande aandoening (bv. astma). Tot slot, en belangrijker, gebruiken verzekeraars soms clausules over voorafbestaande schade om dekking geheel te weigeren ofwel dekking te weigeren voor die bepaalde voorafbestaande schade. Deze verzekeringspraktijk moet worden getoetst aan de fundamentele rechten en het contractueel evenwicht tussen partijen.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid. 01/01/2018 - 31/12/2021

Abstract

In bepaalde gevallen heeft de wetgever dit probleem trachten op te lossen door schadevergoedingsfondsen op te richten. Het schadevergoedingsfonds vergoedt het slachtoffer los van enige fout van de schadeverwekker. Binnen die fondsen kan een onderscheid worden gemaakt tussen waarborgfondsen en schadefondsen. In beide gevallen wordt een schadevergoeding uitgekeerd die het slachtoffer niet zou hebben verkregen via de sociale zekerheid of het aansprakelijkheidsrecht. Maar de vergoedingsvoorwaarden tussen beide soorten fondsen verschillen. Waarborgfondsen, zoals het Gemeenschappelijk Motorwaarborgfonds of het Fonds voor Slachtoffers van Opzettelijke Misdrijven, fungeert als een opvangnet dat het aansprakelijkheids- en verzekeringsrecht aanvult. Dit soort fondsen komt tussen wanneer de schadeverwekker weliswaar aansprakelijk is, maar hij niet kan worden gevonden, of niet of onvoldoende bemiddeld dan wel verzekerd is. De zgn. schadefondsen, daarentegen, zoals het Asbestfonds of het Fonds Medische Ongevallen, vergoeden slachtoffers zonder dat er sprake is van enige aansprakelijkheid, bv. omdat er geen fout van de schadeverwekker kan worden aangetoond. De Belgische rechtsleer heeft tot nu toe weinig interesse getoond voor deze evolutie naar steeds meer fondsen, laat staan dat er een grondige, overspannende analyse zou bestaan van alle schadevergoedingsfondsen waarin de fondsen en hun sterktes en zwaktes met elkaar worden vergeleken. Dit kan ook verklaard worden door het feit dat ook bij de wetgever elke duidelijke visie op fondsen ontbreekt. Fondsen worden doorgaans gecreëerd n.a.v. een ad hoc behoefte. Zo werd het Fonds voor Technologische Ongevallen opgericht n.a.v. de gasramp in Ghislenghien. Het doel van dit projectvoorstel is een coherente, kritische analyse te maken van deze fondsen. Wij willen een antwoord te bieden op vragen naar de wenselijkheid van die fondsen, de rechtvaardiging ervan, de vraag of de fondsen aan de schadevergoedende functie voldoen en binnen welke termijn, en wie de organisatie en de financiering van die fondsen op zich moet nemen. Op basis van die antwoorden kunnen criteria worden ontwikkeld om de bestaande fondsen te verbeteren en kan worden nagegaan of fondsen in nieuwe domeinen moeten worden opgericht. Het project heeft eveneens tot doel te onderzoeken of de verschillende fondsen geharmoniseerd kunnen worden en kunnen leiden tot een zgn. "Superfonds". De fondsen in België maken de basis uit van het onderzoek. Maar ook de fondsen uit andere landen, zoals de USA, de VK, Frankrijk en Nederland, zullen in het onderzoek worden betrokken. Dit zal ons in staat stellen op basis van een functionele, vergelijkende analyse een beter en kritischer begrip te krijgen van het onderwerp.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Vergoedingsfondsen: hun aard, functie en wettigheid 01/10/2017 - 30/09/2019

Abstract

Vergoedingsfondsen bieden vergoeding aan slachtoffers van ongevallen ongeacht of de schade te wijten is aan een fout. Fondsen zijn gecreëerd wegens de leemten die de drie klassieke vergoedingsbronnen vertonen, nl. het aansprakelijkheidsrecht, de private verzekeringen en de sociale zekerheid. Het is moeilijk de vele voordelen van vergoedingsfondsen niet te zien: vergoeding van slachtoffers die geen zware bewijslast moeten torsen, in een eenvoudige, snelle en administratieve wijze, en zonder ze te verplichten naar de rechter te stappen. Vergoedingsfondsen lijken een deus ex machina te zijn, nu het aantal fondsen sterk stijgt in België. Gelet op het succes van fondsen is het verrassend vast te stellen dat fondsen tot nu toe niet aan een globale, kritische analyse onderworpen zijn geweest. Dit onderzoeksproject heeft tot doel de fondsen te beoordelen in het licht van de mensenrechten, in het bijzonder het recht op toegang tot de rechter (nu bepaalde fondsen die toegang beperken) en het gelijkheidsbeginsel (nu er een ongelijke behandeling is tussen slachtoffers die wel of niet een beroep op een fonds kunnen doen). Bovendien zal worden onderzocht of fondsen hun doelstellingen bereiken:een redelijke schadevergoeding, makkelijke toegang, coherent en transparant. Tot slot zal dit project nagaan wie deze fondsen moet financieren: de overheid of de private sector.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Financieel toezicht in de verzekeringssector. 01/10/2017 - 31/12/2018

Abstract

Dit project onderzoekt hoe de omzetting van de Solvency II-richtlijn in de wet van 13 maart 2016 en de uitbreiding van de MiFID-gedragsregels naar de verzekeringssector de toets aan het proportionaliteitsbeginsel als algemeen rechtsbeginsel kunnen doorstaan. Vanuit dit perspectief analyseert het onderzoek aldus zowel het prudentieel toezicht als het gedragstoezicht op de verzekeringssector. De doelstelling is om aanbevelingen te formuleren voor de wetgever enerzijds, en voor de Nationale Bank van België en de FSMA anderzijds.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Leerstoel Aansprakelijkheidsrecht en Verzekeringsrecht (ALLIC). 01/01/2014 - 31/12/2023

Abstract

Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de opdrachtgever. UA levert aan de opdrachtgever de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderwijsproject
  • Onderzoeksproject

Aansprakelijkheidsverzekeringen: tussen bescherming en preventie. 01/10/2013 - 30/09/2017

Abstract

Aansprakelijkheidsverzekeringen zijn goed ingeburgerd in onze samenleving, wat blijkt uit het grote aantal verplichte (bv. autoverzekeringen) en facultatieve verzekeringscontracten (bv. gezinsaansprakelijkheidsverzekeringen). Aansprakelijkheidsverzekeringen beschermen de verzekerden tegen de financiële gevolgen van een eventuele aansprakelijkheid. Dit is belangrijk, gelet op het feit dat het belang van het aansprakelijkheidsrecht toeneemt, nu vele slachtoffers menen recht te hebben op schadevergoeding. De fout blijft de basis van het aansprakelijkheidsrecht, hoewel er steeds meer objectieve aansprakelijkheden worden ingevoerd, vaak gekoppeld aan een verzekeringsplicht. Niettemin kan het "verzekerd zijn" leiden tot moral hazard, waarmee bedoeld wordt dat het minder belangrijk is om zorgvuldig te handelen wanneer de gevolgen van foutief gedrag op een verzekeraar kunnen worden afgewenteld. Verzekeraars hebben nood aan instrumenten om dergelijk gedrag tegen te gaan. De bescherming van de verzekerden enerzijds en het tegengaan van onzorgvuldig gedrag anderzijds, vraagt een gebalanceerde aanpak van de wetgever. Te veel klemtoon leggen op bescherming kan onder meer tot te lage premies leiden, terwijl te veel nadruk op preventie bv. te veel uitsluitingen kan impliceren. Dit project onderzoekt de balans tussen beide elementen in het Belgische verzekeringsrecht en is erop gericht voorstellen de lege ferenda te formuleren. Gelet op het maatschappelijk belang van dit onderwerp en het feit dat moral hazard verwijst naar het gedrag van verzekerden, is niet enkel een juridische analyse noodzakelijk maar ook een empirische benadering (rechtspsychologisch en rechtssociologisch). Dit project onderzoekt het wettelijk kader van aansprakelijkheidsverzekeringen en in het bijzonder de vraag of ze voldoende bescherming bieden. Nu moral hazard uitgaat van de veronderstelling dat verzekerden de polisvoorwaarden kennen, moet onderzocht worden of dat zo is. De theorie van legal consciousness zal hiertoe de leidraad zijn.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject

Groepsverzekeringen: nieuwe uitdagingen voor de wetger? 01/01/2012 - 31/12/2012

Abstract

Groepsverzekeringen spelen een essentiële rol in de tweede pensioenpijler, nu zij er meestal toe leiden dat een werknemer een bijkomend kapitaal of rente verwerft na zijn pensionering. De wetgever heeft een specifieke reglementering uitgewerkt in de Wet Landverzekeringsovereenkomst, die steeds meer onder druk komt te staan door uitspraken, wetgeving en evoluties in andere rechtsdomeinen. Bedoeling van dit Klein Project BOF is om de problemen in kaart te brengen en via wetenschappelijk onderzoek voorstellen de lege ferenda, te formuleren.

Onderzoeker(s)

Onderzoeksgroep(en)

Project type(s)

  • Onderzoeksproject