Abstract
Slechthorendheid is een handicap die verreikende sociale en psychologische effecten kan hebben. Afhankelijk van het deel van het gehoorsysteem dat beschadigd is, spreekt men van conductieve slechthorendheid, sensorineurale slechthorendheid of gemengde slechthorendheid. Otosclerose is een frequent voorkomende botabnormaliteit van het otisch kapsel met conductief of gemengd gehoorverlies als primair kenmerk. Slechthorendheid ten gevolge van deze aandoening heeft een prevalentie van 0.3-0.4% bij de blanke populatie. Otosclerose ontstaat door toedoen van zowel genetische als omgevingsfactoren, maar over beide aspecten is echter vrijwel niets gekend. Daarom is het momenteel onmogelijk om de aanzienlijke morbiditeit die deze aandoening met zich meebrengt te verbeteren. Voor otosclerose zijn monogene vormen bekend, die op autosomaal dominante manier overerven, vaak met verminderde penetrantie. Tot nu toe werden drie autosomaal dominante loci beschreven voor otosclerose, respectievelijk gelegen op chromosoom 15q25-26 (OTSC1), 7q34-36 (OTSC2) en 6p21.2-22.3 (OTSC3). Deze drie loci werden door onze gelocaliseerd, maar de betrokken genen werden nog niet geïdentificeerd. Het lokaliseren en identificeren van genen verantwoordelijk voor otosclerose verloopt langzaam, omdat geschikte grote families zeldzaam zijn. Bovendien bemoeilijken verminderde penetrantie en fenokopieën de koppelingsanalyse van de monogene vormen. Bij de meeste otosclerose patiënten is er geen familiale voorgeschiedenis of komen de patiënten voor in kleine families met onduidelijk overervingspatroon. Deze patiënten vertegenwoordigen een complexe vorm van otosclerose veroorzaakt door een interactie van verschillende genetische en omgevingsfactoren. Dit alles maakt van otosclerose een intrigerende vorm van slechthorendheid waarvan de genetische oorzaken nog moeten opgehelderd worden.
In het kader van dit onderzoek werden twee autosomaal dominante otosclerosefamilies. Deze families zijn groot genoeg voor het uitvoeren van een genomische zoektocht, waardoor ze een grote hulp zullen zijn bij het identificeren van genen verantwoordelijk voor dit ziektebeeld. Koppeling op OTSC1, OTSC2 en OTSC3 werd onderzocht en geëxcludeerd op basis van negatieve lodscores en haplotypeanalyse. Hiernaast beschikken we ook over een grote verzameling van 250 niet-verwante patiënten en 270 'affected sib pairs' (ASPs). We beschikken dus over het patiëntenmateriaal om de eerste genen verantwoordelijk voor otosclerose te identificeren.
Het doel van het project is tweeërlei. Enerzijds zullen traditionele positionele kloneringstechnieken gebruikt worden om één of twee genen voor monogene vormen van otosclerose te identificeren. Anderzijds zullen nieuwe technieken, die recenter ontwikkeld werden voor de analyse van complexe ziekten zoals diabetes en psychiatrische aandoeningen, toegepast worden om genetische factoren te identificeren die betrokken zijn bij complexe vormen van otosclerose.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)