Onderzoeksgroep
Expertise
Mijn expertise is het publiekrecht in het algemeen, daarbij inbegrepen het grondwettelijk recht (staatsinstellingen, mensenrechten, federalisme) en het administratief recht (bv. de Raad van State). Deze expertise strekt zich niet enkel uit tot België, maar ook Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, de Verenigde Staten (en Nederland).
De toegevoegde waarde van de afdeling Wetgeving van de Belgische Raad van State: de zwarte doos van het grondwettelijk recht.
Abstract
"[We] hebben een onafhankelijke juridische dienst nodig om duidelijk te maken dat de Grondwet of internationale wetten geen vodje papier zijn", leerden we uit een Tweet van 2022 van een voormalige voorzitster van een stichtende politieke partij als reactie op de vernietiging door het Grondwettelijk Hof van de Vlaamse decretale onderwijseindtermen. Maar hebben we niet al een instelling die via preventieve adviezen controleert of voorgestelde regels in overeenstemming zijn met hogere normen, de bevoegdheidsverdeling of vormvoorwaarden: de afdeling Wetgeving van de Raad van State? Steeds vaker wordt de afdeling Wetgeving van de Belgische Raad van State in wetenschappelijke debatten, maar ook in de nieuwsmedia, bekritiseerd of omarmd zonder enige doctrinaire of empirische kennis van de rol en de werking van dit orgaan, wat leidt tot misverstanden, verkeerd interpretaties of zelfs verkeerd gebruik van haar adviezen. De overkoepelende onderzoeksdoelstelling is het vinden van een meerwaarde die de Belgische Raad van State, afdeling Wetgeving, vormt ten opzichte van mogelijke alternatieven. Deze onderzoeksdoelstelling wordt bereikt door de fundamentele grondwettelijke beginselen die aan de basis liggen van de Belgische Grondwet te ontcijferen en na te gaan hoe de afdeling Wetgeving bijdraagt tot de verbetering van deze beginselen of concepten of – integendeel - één ervan verstoort. De centrale onderzoeksvraag luidt dan ook: Wat is de meerwaarde van de Belgische Raad van State, afdeling Wetgeving, voor het Belgische grondwettelijk recht, rekening houdend met (a) de adviesbevoegdheid in het licht van de rechtsstaat en de mensenrechten, (b) de adviesbevoegdheid in het licht van de democratie, (c) de scheiding der machten als instelling geperst tussen de drie staatsmachten, (d) het federale karakter van de instelling en (e) de supranationale gelaagdheid van de rechtsorde ? De gestratificeerde onderzoeksvraag heeft voortdurend drie onderdelen: (i) beschrijvend, (ii) normatief, en (iii) prescriptief, wat betekent dat (i) de rol van de afdeling Wetgeving theoretisch en empirisch wordt beschreven, (ii) een abstracte evaluatie wordt gemaakt van het gebruik en de werking van een dergelijk adviesorgaan, en (iii) concrete en pragmatische suggesties worden geformuleerd over hoe de afdeling Wetgeving praktisch kan worden hervormd of gestroomlijnd om haar kernfunctie te verbeteren. Uiteindelijk beoogt het onderzoek de afdeling Wetgeving als 'zwarte doos' van het grondwettelijk recht in beide betekenissen te onderzoeken: (1) het ontsluieren en evalueren van deze grotendeels onbekende of onderschatte instelling en (2) op een soortgelijke wijze als de zwarte dozen die gebruikt worden om vliegtuigcrashes op te sporen en te onderzoeken, analyseren hoe de afdeling Wetgeving bijdraagt aan het vermijden van problemen aangaande de eerder genoemde grondwettelijke beginselen en concepten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Jenart Cedric
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Adviesverlening verzelfstandigd beheer van de Rechterlijke Orde.
Abstract
Het onderzoek analyseert de grondwettelijke haalbaarheid van een verdere verzelfstandiging van het beheer van de rechterlijke orde met behoud van de balans tussen constitutionele beginselen. Het verkent zowel traditionele als moderne perspectieven op de scheiding der machten en benadrukt de noodzaak van samenwerking tussen de verschillende takken van de overheid. De delegatietheorie wordt geïntroduceerd als een middel om bestuurlijke bevoegdheden over te dragen aan niet-politiek verantwoordelijke actoren met specifieke voorwaarden, waaronder juridisch en politieke controle. Het dient als een algemene richtlijn voor het naleven van grondwettelijke beginselen bij het uitbesteden van bestuurlijke bevoegdheden, waarbij rekening wordt gehouden met de mate van autonomie op het gebied van begroting en personeel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Jenart Cedric
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Grondwettelijke beginselen over de uitbesteding van wetgevende bevoegdheid aan niet-democratisch gelegitimeerde actoren in Europese staten
Abstract
Wie anders dan de wetgever moet wetten maken? En toch schuift elke wetgever in Europa enige bevoegdheid om wetten te maken door naar andere actoren. Traditioneel werd de wetgevende bevoegdheid overgedragen aan de uitvoerende macht. Recenter ontvangen ook openbare instellingen en private actoren uitbestede, wetgevende bevoegdheden. Waar de uitvoerende macht nog steeds gecontroleerd wordt door kiezers of de parlementaire vertegenwoordiging van kiezers, geldt dit niet – of in mindere mate - voor deze 'niet-politiek verantwoordelijke actoren'. Welke mechanismen bestaan er om in te grijpen wanneer wetgevende macht op een te verregaande manier wordt overgedragen? Hoe controleren we die wetgevende niet-politiek verantwoordelijke actoren? Europese grondwetten blijven doorgaans het antwoord verschuldigd op deze fundamentele vragen. Daarom tasten beleidsmakers, politici en juridische rechtsbeoefenaars in het duister omtrent de juridische duurzaamheid en de uiterste grenzen van wetgevende uitbesteding aan niet-politiek verantwoordelijke actoren. Het onderzoek tracht eerst om, vanuit bestaande verdragen, grondwetten en wetten, constitutionele beginselen af te leiden die de grenzen vastleggen voor wetgevers om wetgevende bevoegdheden over te dragen. Ten tweede stelt het onderzoek minimale juridische waarborgen vast waaraan de normen, die deze niet-politiek verantwoordelijke actoren uitvaardigen, tegemoet dienen te komen. Uiteindelijk stelt rechtsvergelijking tussen België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ons in de mogelijkheid om een beter zicht te krijgen op deze cruciale praktijk in moderne regelgeving.Onderzoeker(s)
- Promotor: Velaers Jan
- Co-promotor: Velaers Jan
- Mandaathouder: Jenart Cedric
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De grondwettelijke beginselen voor de uitbesteding van wetgevende macht aan niet-democratisch gelegitimeerde actoren in Europese staten.
Abstract
Wie anders dan de wetgever moet wetten maken? En toch schuift elke wetgever in Europa enige bevoegdheid om wetten te maken door naar andere actoren. Traditioneel werd de wetgevende bevoegdheid overgedragen aan de uitvoerende macht. Recenter ontvangen ook openbare instellingen en private actoren uitbestede, wetgevende bevoegdheden. Waar de uitvoerende macht nog steeds gecontroleerd wordt door kiezers of de parlementaire vertegenwoordiging van kiezers, geldt dit niet – of in mindere mate - voor deze 'niet-politiek verantwoordelijke actoren'. Welke mechanismen bestaan er om in te grijpen wanneer wetgevende macht op een te verregaande manier wordt overgedragen? Hoe controleren we die wetgevende niet-politiek verantwoordelijke actoren? Europese grondwetten blijven doorgaans het antwoord verschuldigd op deze fundamentele vragen. Daarom tasten beleidsmakers, politici en juridische rechtsbeoefenaars in het duister omtrent de juridische duurzaamheid en de uiterste grenzen van wetgevende uitbesteding aan niet-politiek verantwoordelijke actoren. Het onderzoek tracht eerst om, vanuit bestaande verdragen, grondwetten en wetten, constitutionele beginselen af te leiden die de grenzen vastleggen voor wetgevers om wetgevende bevoegdheden over te dragen. Ten tweede stelt het onderzoek minimale juridische waarborgen vast waaraan de normen, die deze niet-politiek verantwoordelijke actoren uitvaardigen, tegemoet dienen te komen. Uiteindelijk stelt rechtsvergelijking tussen België, Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk ons in de mogelijkheid om een beter zicht te krijgen op deze cruciale praktijk in moderne regelgeving.Onderzoeker(s)
- Promotor: Velaers Jan
- Mandaathouder: Jenart Cedric
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject