Abstract
Abstract
Dekolonisatie van geografische aanduidingen
Het voorstel voor een aanmoedigingssubsidie beoogt het onderliggende doctoraatsonderzoeksproject, getiteld "Geografische aanduidingen en duurzame ontwikkeling - voorbereiding van geografische aanduidingen op de toekomst", op een hoger plan te tillen door het concept van dekolonisatie van het recht inzake geografische aanduidingen te integreren in het theoretische en empirische deel van het project. Om deze integratie te vergemakkelijken, wordt een onderzoeksverblijf aan de Universiteit van Kaapstad, Zuid-Afrika, onder supervisie van Professor Caroline Ncube voorgesteld.
Het doctoraatsonderzoek legt een bijzondere nadruk op het recht inzake geografische aanduidingen en governance in ontwikkelingslanden en het is belangrijk dat het onderzoek openstaat voor een breed spectrum van ideeën over producten met een verband met de oorsprong. Vreemd genoeg is in alle literatuur over de geschiedenis van de wetgeving inzake geografische aanduidingen de oorsprong terug te vinden in de wetgeving inzake oorsprongsbenamingen in het 19e-eeuwse Frankrijk. Hoewel het gemakkelijk is binnenlandse motiveringen en debatten uit Frankrijk en naburige Europese landen te vinden in het begin van de 19e eeuw, toen over de Europese wetgeving inzake geografische aanduidingen werd onderhandeld, is het niet moeilijk het standpunt van andere landen uit het Noorden van de Wereld, zoals Zwitserland en de VS, tijdens de onderhandelingen over de TRIPS-Overeenkomst te achterhalen. De deelname van ontwikkelingslanden aan deze debatten was echter opvallend afwezig en zelfs vandaag de dag worden de binnenlandse rationaliteiten van landen in het Zuiden meer gedicteerd door de eis om te voldoen aan de TRIPS-overeenkomst van de WTO en andere bilaterale handelsovereenkomsten die zij mogelijk hebben ondertekend, dan door de sociaal-economische behoeften of eisen van producenten van goederen met een oorsprongsvermelding. Wanneer men het algemene corpus van het internationale intellectuele eigendomsrecht bekijkt, wordt duidelijk dat deze wetten in de eerste plaats door Europese landen in de 19e en het begin van de 20e eeuw zijn opgesteld (de Conventies van Parijs en Bern) en later in een internationale overeenkomst zijn opgenomen (TRIPS-Overeenkomst 1994). De omstandigheden van de wereldhandel in deze tijd waren sterk in het voordeel van de Europese imperiale mogendheden en het intellectuele eigendomsrecht bevat tot op heden sporen van kolonialiteit.
Het huidige onderzoeksvoorstel tracht het onderliggende onderzoeksvoorstel te verheffen door inzichten uit de dekolonisatieliteratuur op te nemen. Deze literatuur voegt kracht toe aan de reeds bestaande roep om bottom-up governance benaderingen die de beslissingsbevoegdheid herstelt naar de laagste niveaus van producenten in de GI waardeketen. Meer concreet dwingt dit overheden en beleidsmakers tot het stellen van de vragen: wiens ontwikkeling? Wie beslist of een product door middel van een GA moet worden beschermd? Wie trekt de grenzen? Wie ontvangt de vergoeding voor inbreuken? Het vestigt de aandacht opnieuw op het terroir, dat niet alleen de fysieke kenmerken van de grond omvat, maar ook de menselijke band met de oorsprong. Het vermogen van het GA-recht om het terroir van GA-producten te valoriseren en doeltreffend te beschermen kan de sleutel zijn tot de duurzaamheid ervan en tot de duurzame ontwikkeling van de regio. Aan het einde van het onderzoeksverblijf zal de schriftelijke output, naast het promotieonderzoek, een open access artikel zijn. De eerste ideeën voor dit onderzoek zijn al gepresenteerd op internationale conferenties: IPIRA Conference 2021 en de Annual EPIP Conference 2021. Een andere impact van dit onderzoek zal een bijdrage zijn aan de discussie over dekolonisatie van het recht met als voorbeeld de dekolonisatie van het GI-recht aan de Faculteit Rechten, Universiteit Antwerpen.
Vertaald met www.DeepL.com/Translator (gratis versie)
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)