Onderzoeksgroep
Expertise
Mijn onderzoek is gericht op de gunstige effecten van fysieke training op het cardiovasculair systeem in hartfalen, waarbij er een sterke focus ligt op perifere mechanismen (endotheelfunctie). Naast expertise in multicenter klinische trials, is de groep sterk in translationeel onderzoek waarbij voornamelijk in vitro en in vivo evaluatie van endotheleelfunctie en epigenetica studies als belangrijkste focus gelden.
Voorkomen van doxorubicine-geïnduceerde skeletspiertoxiciteit: het onderzoeken van de moleculaire mechanismen en protectieve effecten van fysieke inspanning.
Abstract
Doxorubicine (DOX) is een veel gebruikt en effectief chemotherapeuticum met ernstige bijwerkingen, die de levenskwaliteit van kankerpatiënten en -overlevenden aantast. DOX-geïnduceerde skeletspiertoxiciteit, dat leidt tot spiermassaverlies en dysfunctie, is van bijzonder belang gezien dit leidt tot hogere morbiditeit en mortaliteit. In het huidige onderzoeksvoorstel beogen we de rol van myokines en miRNAs, in de mechanismen van DOX-geïnduceerde skeletspierafbraak, te onderzoeken door middel van een in vitro (C2C12 cellijn) en in vivo (muizen) model. Identificatie van deze myokines and miRNAs, diens werking en expressie plaatsvinden in skeletspieren, kan een nieuw theoretisch kader bieden om onderliggende cellulaire en moleculaire mechanismen te ontrafelen, alsook nieuwe inzichten verschaffen omtrent hun gebruik in de diagnose en behandeling van skeletspierafbraak na DOX. We verwachten dat myokines en miRNAs een cruciale rol spelen in de pathogenese van DOX-geïnduceerde skeletspierafbraak. We zullen ook de potentiële cellulaire en moleculaire beschermende effecten van spiercontractie door 1) elektrische stimulatie op DOX behandelde C2C12 cellen en 2) een enkele trainingssessie voor iedere DOX-behandeling op spierafbraak onderzoeken. We verwachten dat fysieke activiteit spierafbraak kan voorkomen. Tot slot zullen we de klinische transleerbaarheid verhogen door het therapeutisch gebruik van enkelvoudige trainingssessies te onderzoeken in een muizen kanker cachexie model met DOX.Onderzoeker(s)
- Promotor: van Breda Eric
- Co-promotor: Guns Pieter-Jan
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Van Asbroeck Birgit
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Vevo LAZR-X fotoakoestisch beeldvormingssysteem.
Abstract
De Vevo LAZR-X is een beeldvormingsplatform voor preklinische toepassingen dat in staat is in vivo anatomische, functionele en moleculaire gegevens te verwerven. Het combineert ultrahoogfrequent ultrageluid met fotoakoestische beeldvorming (een nieuwe biomedische beeldvormingsmodaliteit gebaseerd op het gebruik van lasergegenereerd ultrageluid) voor beelden met hoge resolutie, evenals software voor analyse en kwantificering. Deze apparatuur zal worden gebruikt in de context van de studie van hart- en vaatziekten, genetica van het hart, hartkleppen en dissectie van de aorta, nierziekten en de gevolgen ervan voor hart en bloedvaten, en voor kankeronderzoek.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Meyer Guido
- Co-promotor: De Keulenaer Gilles
- Co-promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Loeys Bart
- Co-promotor: Smits Evelien
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Co-promotor: Verhulst Anja
- Co-promotor: Verstraeten Aline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Microvasculaire disfunctie in volwassenen met een aangeboren hartaandoening en het effect van een fysiek trainingsprogramma (MICONEX).
Abstract
Volwassenen met een aangeboren hartafwijking (VAH) hebben een lagere inspanningscapaciteit, verminderde levenskwaliteit en een slechtere prognose in vergelijking met gezonde personen. VAH en patiënten met hartfalen (HF) secundair aan andere oorzaken hebben veel kenmerken gemeen, waaronder inspanningsintolerantie, rechter ventrikel (RV) disfunctie en een verhoogd aantal inflammatoire cytokines. Onder de pathofysiologische veranderingen in HF komt endotheeldisfunctie naar voor. De aanwezigheid van endotheeldisfunctie bij VAH is echter onbekend. De literatuur is beperkt en tegenstrijdig. Ik geloof dat coronaire microvasculaire disfunctie (CMD) belangrijk is in de pathofysiologie van VAH. Onze hypothese is dat meerdere factoren waaronder genen, onderliggende hartafwijkingen, hartchirurgie en RV overbelasting, verder verergerd door klassieke verworven risicofactoren de laminaire shear stress verstoren en een veralgemeende ontsteking met endotheliale oxidatieve stress veroorzaken resulterend in een verminderde biologische beschikbaarheid van stikstofmonoxide en endotheeldisfunctie. Bijgevolg veronderstel ik dat CMD onderdeel is van een systemische microvasculaire aandoening. Ik ben ervan overtuigd dat het opsporen van CMD belangrijk is om VAH met een ongunstige prognose te identificeren en dat dit op een eenvoudige manier kan doormiddel van doppler echocardiografie met adenosine. Tenslotte zal het potentiële therapeutische effect van een fysiek trainingsprogramma worden onderzocht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Berendoncks An
- Co-promotor: Hens Wendy
- Co-promotor: Segers Vincent
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Vanreusel Inne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Mechanistische inzichten in mitralisklepprolaps en geassocieerde linker ventrikel remodelering: Barlow's Disease versus Fibro-elastische deficiëntie.
Abstract
Mitralisklepprolaps (MVP) is een frequente vorm van kleplijden met een prevalentie van 2-3% in de algemene populatie. MVP wordt gekenmerkt door het doorbuigen van één of twee klepbladen in het linker atrium en wordt meestal gediagnosticeerd door middel van echocardiografie. MVP kan geassocieerd zijn met mitralis regurgitatie (MR), hartfalen, ventriculaire aritmieën en plotse cardiale dood. De correlatie tussen genotype-fenotype blijft echter grotendeels onbekend. De 2 meest voorkoemnde MVP subtypes zijn Ziekte van Barlow (ZvB) en fibroelastische deficiëntie (FED). Over het algemeen kenmerkt BD zich door aantasting van beide klepbladen en mitralis annulus dilatatie, terwijl FED meestal gepaard gaat met één doorbuigend klepblad ten gevolge van chorda ruptuur. In recent onderzoek wordt het bestaan van een geassocieerde cardiomyopathie bij BD gesuggereerd, tevens ondersteund door de verschillen in onderliggende pathofysiologie tussen BD en FED. Gedurende een periode van 2 jaar zal onze prospectieve studie zich richten op de verschillen in genotype en fenotype tussen BD en FED, met focus op linker ventrikel remodelling. Het uiteindelijke doel van dit onderzoeksproject is de risico stratificatie en outcome van patiënten met MVP verbeteren door het verwerven van kennis over de genetisch en fenotypische verschillen tussen BD en FED.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van De Heyning Caroline
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Pype Lobke
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De rol van titin (TTN) in anthracycline-geïnduceerde cardiotoxiciteit in borstkanker.
Abstract
Anthracyclines vormen de hoeksteen van de chemotherapeutische behandeling bij een breed scala van maligniteiten, waaronder borstkanker. Het aantal patiënten dat kanker overleeft neemt toe. Dit maakt dat er steeds meer belang gehecht wordt aan de neveneffecten van chemotherapie op lange termijn. Van deze verscheidene toxische effecten op lange termijn, is cardiovasculaire toxiciteit de meest frequente maar ook de meest gevreesde. De kankerpatiënten van vandaag zijn mogelijks de hartfalen patiënten van de toekomst. Er is een belangrijke interindividuele gevoeligheid voor de ontwikkeling van cardiotoxiciteit en op dit moment is het niet mogelijk te voorspellen welke patiënten cardiotoxiciteit zullen ontwikkelen. Onlangs is aangetoond dat genetische varianten van titine, een belangrijk eiwit in de cardiomyocyten, een rol spelen in gedilateerde cardiomyopathie en ook vaker voorkomen bij patiënten die getroffen worden door door chemotherapie-geïnduceerde cardiotoxiciteit. In dit onderzoeksproject onderzoeken we of mutaties in titine de gevoeligheid voor cardiotoxiciteit inderdaad verhogen, om alsdusdanig patiënten met een hoog risico te identificeren. Als dit kan worden bevestigd, zal de impact op zowel de individuele patiënt (morbiditeit, mortaliteit) als op de samenleving enorm zijn. De ontwikkeling van een hiPSC-CM-model met verschillende TTNtv stelt ons in staat om verschillende mogelijke therapeutische en preventieve maatregelen voor deze high risk populatie te testen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Co-promotor: Alaerts Maaike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effectiviteit en haalbaarheid van excentrische spierkrachttraining in cardiale revalidatie van patiënten met hartfalen met gereduceerde linkerventrikelfunctie: gerandomiseerd en gecontroleerd klinisch onderzoek
Abstract
Sarcopenie wat het verlies van spiermassa en spierfunctie betekent, is een onafhankelijke voorspeller van overlijden in patiënten met hartfalen en verminderde linker ventrikel functie. Traditioneel wordt dynamische spierkrachttraining gebruikt om dit spiermassaverlies tegen te gaan. Dynamische spierkrachttraining wordt gekenmerkt door een concentrische fase waarbij de spier verkort en een excentrische fase waarbij de spier langer wordt waardoor het lidmaat beweegt. Spierkrachttraining waarbij het accent gelegd wordt op het excentrische aspect (excentrische overbelastingstraining, excentrische fietstraining) resulteert in een grotere stijging van spierkracht en spiermassa zonder een grotere cardiorespiratoire belasting te vergen. Hierdoor lijkt deze trainingsmodaliteit veelbelovend in patiënten met hartfalen. Het doel van dit klinisch onderzoek is om de effectiviteit en haalbaarheid van excentrische spierkrachttraining te onderzoeken bij patiënten met hartfalen en gereduceerde linker ventrikel functie. In deze geblindeerde gecontroleerde studie zullen 40 patiënten met hartfalen en gereduceerde linker ventrikel functie worden gerandomiseerd in een controlegroep (traditionele spierkrachttraining en uithoudingstraining) of interventiegroep (excentrische spierkrachttraining en uithoudingstraining). De belangrijkste uitkomstresultaten zijn de inspanningscapaciteit (VO2 peak), spiermassa en spierkracht. Hiernaast zal veiligheid en haalbaarheid worden geïnventariseerd en beschreven. We veronderstellen dat betere resultaten m.b.t. spierkracht en spiermassa zullen bekomen worden in de interventiegroep en dat deze resultaten zullen leiden tot een hogere VO2 peak in vergelijking met dynamische spierkrachttraining.Onderzoeker(s)
- Promotor: Baert Isabel
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Rechter ventrikel (dys)functie bij congenitale hartafwijkingen: rol van microvasculaire dysfunctie en effect van fysieke training.
Abstract
Inspanningscapaciteit is duidelijk verminderd bij volwassenen met aangeboren hartafwijkingen (VAH) en geassocieerd met een verhoogd risico op ziekenhuisopname en sterfte. De rechter ventrikel (RV) functie is cruciaal bij hun prognose. Onze groep heeft recent een verminderde RV functie aangetoond bij VAH met RV overbelasting. Bovendien zouden strainmetingen bij TOF patiënten hun functionele capaciteit kunnen voorspellen. In andere onderzoekspopulaties (HFpEF en PAH) is aangetoond dat coronaire microvasculaire dysfunctie (CMD) frequent voorkomt en geassocieerd is met ergere RV strain en inspanningsintolerantie. Voor zover wij weten, is de aanwezigheid van CMD nog niet eerder onderzocht in VAH. Onze hypothese is dat meerdere factoren, waaronder genen, onderliggende hartafwijkingen, hartchirurgie en RV overbelasting, verergerd door klassieke verworven risicofactoren waarvan bekend is dat ze een inflammatie veroorzaken en de biologische beschikbaarheid van stikstofmonoxide verminderen, systemische ontsteking bevorderen die leidt tot endotheliale dysfunctie. Bijgevolg veronderstellen we dat de aanwezigheid van endotheeldysfunctie kan fungeren als prognostische en potentiële therapeutische merker in VAH. We willen een prospectieve studie over CMD in VAH opzetten. Potentiële correlaten van verminderde CFR, waaronder RV-belasting, klinische en biochemische merkers, systemische endotheelfunctie en echocardiografische gegevens zullen worden onderzocht, evenals het effect van training.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Berendoncks An
- Co-promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Vanreusel Inne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Mitralisklepprolaps en geassocieerde cardiomyopathie: impact van mitralisklepprolaps subtype en genetica.
Abstract
Mitralisklepprolaps (MVP) is een frequente vorm van kleplijden met een prevalentie van 2-3% in de algemene populatie. MVP kan geassocieerd zijn met mitralis regurgitatie (MR), hartfalen, ventriculaire aritmieën en plotse cardiale dood. De 2 meest voorkomende MVP fenotypes zijn de Ziekte van Barlow (BD) en Fibro-Elastische deficiëntie (FED). Recent werden enkele genetische mutaties geïdentificeerd, echter de exacte genotype-fenotype correlatie blijft grotendeels onbekend. Verder wordt door recente evidentie het bestaan van een geassocieerde cardiomyopathie bij BD, ongeacht de ernst van MR, vermoed. We veronderstellen dat BD en FED gekenmerkt worden door verschillende genetische mutaties en pathofysiologische processen, resulterend in meer uitgesproken linker ventrikel (LV) remodeling, meer myocardiale fibrose en hoger aritmogeen risico in BD vergeleken met FED. Het doel van dit project is het prospectief bepalen van de verschillen in genotype en fenotype tussen BD en FED met de focus op LV remodeling, myocardiale fibrose en aritmieën en de evolutie met of zonder mitralisklep chirurgie. We zullen 170 patiënten includeren, 110 met FED en 60 met BD, in 2 grote centra (Universitair Ziekenhuis Antwerpen en Universitair Medisch Centrum Maastricht) voor genetische testen en uitgebreide fenotypering met 3D-echocardiografie, cardiale MRI en 24u-Holter. Follow-up onderzoeken zullen plaatsvinden na 1 jaar voor alle geïncudeerde patiënten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van De Heyning Caroline
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Pype Lobke
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Voorkomen van chemotherapeutische hart- en skeletspierschade vereist gezonde spieren
Abstract
De overlevingskansen van kankerpatiënten is de afgelopen decennia toegenomen als gevolg van verbeterde screening en de ontwikkeling van nieuwe therapieën. Het nadeel van deze positieve evolutie is dat ongewenste lange-termijn effecten van kankerbehandelingen, die de kwaliteit van leven van kankeroverlevenden negatief beïnvloeden, veel aandacht heeft gekregen. . Fysieke lange-termijn bijwerkingen van anthracycline-chemotherapie, zoals doxorubicine (DOX) of Cisplatina (CIS), omvatten cardiovasculaire complicaties (hartfalen),perifere vermoeidheid en spiermassaverlies. Daar waar de cardiovasculaire toxiciteit van DOX en CIS uitgebreid bestudeerd is, heeft dit originele project tot doel de effecten van DOX en CIS op de skeletspier, zowel structuur als (mitochondriaal) metabolisme te onderzoeken. Bovendien zullen we het mogelijk gunstige effect van lichaamsbeweging (sporten) evalueren als een strategie om te beschermen tegen DOX-toxiciteit. Dit project beoogt de basis te leggen voor een nieuwe gezamenlijke onderzoekslijn van de onderzoeksgroepen Movant, Cardiovascular Disease en Physiopharmacology, om zo wetenschappelijke en operationele synergiën te benutten.Onderzoeker(s)
- Promotor: van Breda Eric
- Co-promotor: Guns Pieter-Jan
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Van Asbroeck Birgit
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Rol van Titine in anthracycline-geinduceerde cardiotoxiciteit in borstkanker
Abstract
Antracyclines zijn een belangrijk onderdeel van de chemotherapeutische behandeling van verscheidene maligniteiten. Het aantal patiënten dat kanker overleeft neemt toe. Dit maakt dat er steeds meer belang gehecht wordt aan de neveneffecten van chemotherapie op lange termijn. Van deze verscheidene toxische effecten op lange termijn, is cardiovasculaire toxiciteit de meest frequente. De kankerpatiënten van nu zijn mogelijks de patiënten met hartfalen van de toekomst. Er bestaat een belangrijk verschil in gevoeligheid tussen patiënten voor het ontstaan van cardiovasculaire toxiciteit, dewelke onvoldoende verklaard wordt door de aanwezigheid van gekende klinische risicofactoren. Daarom wordt vermoed dat een deel van deze variatie verklaard kan worden door genetische varianten. Titin is een belangrijk structureel proteïne van de hartspiercellen. Recent werd aangetoond dat genetische varianten in Titin voorbeschikken tot verschillende vormen van gedilateerde cardiomyopathie die klinisch gelijken op chemotherapie-geïnduceerde cardiomyopathie. Met dit onderzoeksproject hebben we als doel na te gaan of varianten in belangrijke structurele cardiale eiwitten, voornamelijk Titin, gepaard gaan met een verhoogd risico voor toxiciteit.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Innovatie in veiligheidsfarmacologie voor geïntegreerde cardiovasculaire veiligheidsevaluatie in geneesmiddelontwikkeling om zo ongewenste effecten te voorkomen (INSPIRE).
Abstract
Nieuwe kandidaat-geneesmiddelen hebben vaak off-target-effecten die leiden tot bijwerkingen, en vormen dus een belangrijke beperking voor O&O van geneesmiddelen. Veiligheidsfarmacologie of Safety Pharmacology (SP) is bedoeld om ongewenste farmacodynamische effecten vroegtijdig op te sporen, te begrijpen en te verminderen. Vooral cardiovasculaire (CV) toxiciteit is problematisch, omdat het de meest voorkomende reden is voor falen tijdens preklinische ontwikkeling. Bovendien blijft CV-toxiciteit een belangrijke reden voor falen van geneesmiddelen tijdens de klinische ontwikkeling en daarna. Dit geeft aan dat de huidige SP-testen een aantal (late) functionele of structurele CV-toxiciteiten niet kunnen detecteren. Bovendien gebruikt SP een aanzienlijk aantal proefdieren, waardoor er opportuniteiten zijn voor een betere implementatie van de 3R's (vermindering van proefdiergebruik). De visie van INSPIRE is om SP vooruit te helpen en te "inspireren" door nieuwe technologische mogelijkheden (WP1) te verkennen, door nieuwe CV-problemen gerelateerd aan geneesmiddelen te bestuderen (WP2) en door nieuwe gevalideerde oplossingen voor CV-veiligheidsonderzoek (WP3) te ontwikkelen. Daartoe verenigt INSPIRE de expertise van academische teams, technologieleveranciers en farmaceutische bedrijven, toezichthouders en ziekenhuizen om een Europees trainingsplatform te creëren voor 15 Early Stage Researchers (ESR's). Belangrijke innovatieve aspecten van INSPIRE zijn onder meer: i) in vitro gehumaniseerde cardiomyocyten-testen, ii) ongeëvenaarde in vivo hardware / software-technologie, iii) in silico-voorspellingsmodellen van cardiovasculaire hemodynamica, iv) massaspectroscopie beeldvorming van blootstelling aan geneesmiddelen, v) studie van mechanismen van laattijdige CV-toxiciteit, zoals waargenomen in cardio-oncologie, en (vi) vroege integratie van de feedback van de farmaceutische industrie en toezichthouders. INSPIRE vormt zo een multidisciplinair en intersectoraal trainingsprogramma (WP4) met een evenwichtige combinatie van hands-on onderzoekstraining, intersectorale uitwisselingen, lokale cursussen en netwerkbrede evenementen. Op deze manier zal INSPIRE de toekomstige generatie van veiligheidsfarmacologen en wetenschappers voorzien van een breed scala aan wetenschappelijke kennis en het vermogen om zich aan te passen aan een dynamische, steeds veranderende industrie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Guns Pieter-Jan
- Co-promotor: De Meyer Guido
- Co-promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Martinet Wim
- Co-promotor: Segers Vincent
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De rol van titin (TTN) in antracycline-geïnduceerde cardiale dysfunctie bij borstcarcinoom.
Abstract
Antracyclines zijn een belangrijk onderdeel van de chemotherapeutische behandeling van verscheidene maligniteiten. Het aantal patiënten dat kanker overleeft neemt toe. Dit maakt dat er steeds meer belang gehecht wordt aan de neveneffecten van chemotherapie op lange termijn. Van deze verscheidene toxische effecten op lange termijn, is cardiovasculaire toxiciteit de meest frequente. De kankerpatiënten van nu zijn mogelijks de patiënten met hartfalen van de toekomst. Er bestaat een belangrijk verschil in gevoeligheid tussen patiënten voor het ontstaan van cardiovasculaire toxiciteit, dewelke onvoldoende verklaard wordt door de aanwezigheid van gekende klinische risicofactoren. Daarom wordt vermoed dat een deel van deze variatie verklaard kan worden door genetische varianten. Titin is een belangrijk structureel proteïne van de hartspiercellen. Recent werd aangetoond dat genetische varianten in Titin voorbeschikken tot verschillende vormen van gedilateerde cardiomyopathie die klinisch gelijken op chemotherapie-geïnduceerde cardiomyopathie. Met dit onderzoeksproject hebben we als doel na te gaan of varianten in belangrijke structurele cardiale eiwitten, voornamelijk Titin, gepaard gaan met een verhoogd risico voor toxiciteit.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Co-promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Loeys Bart
- Mandaathouder: Boen Hanne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
MicroRNA in hartfalen: training als een methode om microRNA in te zetten voor therapie en gepersonaliseerde geneeskunde.
Abstract
Hartfalen vormt dé epidemie van de 21ste eeuw en ondanks het succes van revascularisatie bij hartinfarct en verbeterde medicamenteuze therapie, blijft de nood aan de ontwikkeling nieuwe therapieën groot. Fysieke training en cardiale revalidatie behoren tot het therapeutisch arsenaal bij hartfalen, maar helaas vertoont 20% van de patiënten geen respons op training. MicroRNA, als epigenetische regulatoren, werden onlangs naar voren gebracht als hoofdrolspelers in de respons op fysieke training. Identificatie van deze specifieke trainings-gerelateerde microRNA kan meer inzicht verschaffen in de onderliggende mechanismen van fysieke training, kan leiden tot nieuwe, op microRNA gebaseerde, therapieën en zou 'non-reponders' a priori kunnen identificeren. Preliminaire data van onze groep ondersteunen deze hypothese: door een uitgebreide unbiased microRNA screening konden responders onderscheiden worden van non-responders door een specifieke microRNA fingerprint. We verwachten dat verder onderzoek naar deze microRNA-fingerprint ons meer inzicht kan verschaffen naar microRNA die cruciaal zijn voor een gunstige aanpassing aan lichaamsbeweging. Dit translationele projectvoorstel omvat zowel fundamenteel onderzoek (een dierstudie op microRNA-gebaseerde therapie, inclusief in vitro-studies om mechanistisch inzicht te krijgen in microRNA-mRNA-targets) en klinische vertaling (een prospectieve klinische studie om het voorspellende vermogen van circulerend microRNA naar gepersonaliseerde fysieke training. Deze 'bedside to bench and back' methode maximaliseert de kans naar vertaling in klinisch relevante resultaten. Samenvattend zullen we fysieke training gebruiken als een model om kandidaat-microRNA voor therapie te ontdekken en om gepersonaliseerde fysieke training aan te bieden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Heidbuchel Hein
- Mandaathouder: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De epigenetica van fysieke training: microRNA als biomerker voor training-geïnduceerde cardiovasculaire adaptatie.
Abstract
MicroRNA oefent een effect uit op de genexpresie door inhibitie van mRNA translatie in het cytoplasma. MicroRNA kunnen vrijgesteld worden in de circulatie tgv cellulaire schade of als onderdeel van intercellulaire communicatie. Ze zijn stabiel in plasma, wat hen aantrekkelijk maakt als biomerker. Fysieke training kan de genexpressie beïnvloeden door een effect op het circulerend microRNA uit te oefenen. Daarnaast vormt fysieke training een van de meest effectieve manieren om fysieke capaciteit, quality of life, morbiditeit en mortaliteit te verbeteren in patiënten met hartfalen. Echter, recent werd aangetoond dat fysieke inspanning-gerelateerde veranderingen ook tot pathologie kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld fysieke inspanning-geïnduceerde aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie, een aandoening die bij atleten voorkomt. In dit project zullen we focussen op de rol van microRNA in cardiovasculaire adaptatie bij fysieke-inspanning geïnduceerde aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie (exercise-induced ARVC) in atleten. MicroRNA kunnen dienen als merkers voor of spelen mogelijk een mechanistische rol in de respons op training tijdens cardiale revalidatie, en ze zouden als diagnostische merker voor fysieke inspanning-geïnduceerde ARVC kunnen dienen. In beide aandoeningen kunnen microRNA inzichten bieden in de mechanismen van fysieke inspanning-geïnduceerde remodeling onder de fysiologische belasting van training.Onderzoeker(s)
- Promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Witvrouwen Isabel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Diagnostisch en therapeutisch potentieel van microRNA-181c in HFpEF.
Abstract
Door de vergrijzing van de bevolking en verbeterde cardiovasculaire therapie, zal hartfalen tot een echte epidemie uitgroeien in de 21ste eeuw. De helft van deze patiënten zal een bewaarde ejectiefractie hebben, maar rond dit 'hartfalen met bewaarde ejectiefractie' of HFpEF is nog weinig bekend. De pathofysiologie is nog niet helemaal opgehelderd, en er is geen behandeling beschikbaar die de prognose (50% mortaliteit op 5 jaar) kan verbeteren. Een en ander is te wijten aan de heterogeniteit van HFpEF patiënten: er lijken verschillende fenotypes te bestaan, doch deze worden in grote onderzoeken onder één noemer 'HFpEF' geclassificeerd. MicroRNA lijken een belangrijke rol te spelen in de pathofysiologie van HFpEF. MicroRNA zijn epigenetische regulatoren van tal van biologische processen en zijn stabiel te detecteren in het bloed, hetgeen hun waarde als biomerkers verhoogt. Tevens is therapie gebaseerd op microRNA gemakkelijk toe te dienen en is er, door de talrijke doelwitten stroomafwaarts, een groot verwacht effect. We ontdekten recent dat microRNA-181c gelinkt is aan de respons op training in HFpEF patiënten. Tevens vonden we in een muismodel van veroudering met HFpEF een verhoogde microRNA-181-c. In dit project willen we nagaan wat het diagnostisch en therapeutisch potentieel is van microRNA-181c in HFpEF. De aanpak is translationeel: enerzijds werken we met verschillende diermodellen van HFpEF (die verschillende fenotypes vertegenwoordigen) om het therapeutisch potentieel van microRNA-181c te testen, anderzijds wordt een longitudinale klinische studie opgezet naar het diagnostisch potentieel van microRNA-181c met betrekking tot HFpEF fenotypes. Deze studie zet microRNA-181c op de kaart als mogelijke biomerker en therapie voor HFpEF. Het translationele design maakt vertaling naar klinische trials makkelijker. Tenslotte zal dit project broodnodige inzichten verschaffen in de pathofysiologie van HFpEF.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Boen Jente
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Levenslang duursporten ter preventie van coronair lijden. Een vergelijking met laattijdige duursporttraining en een sedentaire levensstijl.
Abstract
Het doel van dit project is om levenslange duursportbeoefening te valideren als middel ter preventie van coronair lijden en op die manier een wetenschappelijke basis te leggen voor de implementatie van duursport trainingsprogramma's in Vlaanderen. We willen risicofactoren identificeren die geassocieerd zijn met het optreden van neveneffecten van duursportbeoefening, namelijk het optreden van voorkamerfibrillatie en van manifeste myocardfibrose. Door een beter begrip van de dosis-responsrelatie tussen inspanning en gezondheid kan dit project leiden tot een verbetering van preventieve en therapeutische maatregelen bij voorbeschikte atleten. We willen de samenwerking met verschillende nationale sportinstanties (Sport Vlaanderen, Koninklijke Belgische Wielerbond, Vlaamse Triatlon and Duatlon Liga and Vereniging voor Sport- en Keuringsartsen) intensifiëren onder de vorm van een adviesraad. Het doel van deze samenwerking is om de onderzoeksresultaten te kunnen vertalen in richtlijnen voor duursporttraining en om de implementatie van gezonde duursportbeoefening in onze maatschappij te stimuleren. Op deze manier kan dit project leiden tot een belangrijke kostreductie voor de Vlaamse Gezondheidszorg.Onderzoeker(s)
- Promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De epigenetica van fysieke training: microRNA als biomerker voor training-geïnduceerde cardiovasculaire adaptatie
Abstract
MicroRNA oefent een effect uit op de genexpresie door inhibitie van mRNA translatie in het cytoplasma. MicroRNA kunnen vrijgesteld worden in de circulatie tgv cellulaire schade of als onderdeel van intercellulaire communicatie. Ze zijn stabiel in plasma, wat hen aantrekkelijk maakt als biomerker. Fysieke training kan de genexpressie beïnvloeden door een effect op het circulerend microRNA uit te oefenen. Daarnaast vormt fysieke training een van de meest effectieve manieren om fysieke capaciteit, quality of life, morbiditeit en mortaliteit te verbeteren in patiënten met hartfalen. Echter, recent werd aangetoond dat fysieke inspanning-gerelateerde veranderingen ook tot pathologie kunnen leiden, zoals bijvoorbeeld fysieke inspanning-geïnduceerde aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie, een aandoening die bij atleten voorkomt. In dit project zullen we focussen op de rol van microRNA in cardiovasculaire adaptatie bij fysieke-inspanning geïnduceerde aritmogene rechter ventrikel cardiomyopathie (exercise-induced ARVC) in atleten. MicroRNA kunnen dienen als merkers voor of spelen mogelijk een mechanistische rol in de respons op training tijdens cardiale revalidatie, en ze zouden als diagnostische merker voor fysieke inspanning-geïnduceerde ARVC kunnen dienen. In beide aandoeningen kunnen microRNA inzichten bieden in de mechanismen van fysieke inspanning-geïnduceerde remodeling onder de fysiologische belasting van training.Onderzoeker(s)
- Promotor: Heidbuchel Hein
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Witvrouwen Isabel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Onderzoek naar lange termijn effectiviteit van een uitgebreid telerevalidatieprogramma op het cardiovasculaire risicofactorprofiel, cardiopulmonale fitheid en in het verminderen van de kans op hervallen in een brede hartpatiënt populatie.
Abstract
Onderzoek naar lange termijn effectiviteit van een uitgebreid telerevalidatieprogramma op het cardiovasculaire risicofactorprofiel, cardiopulmonale fitheid en op het verminderen van de kans op hervallen in een brede hartpatiënt populatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Frederix Ines
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Respons op fysieke training in hartfalen: microRNAs als instrument voor onderliggende mechanismen, implementatie van een gepersonaliseerde behandeling en nieuwe therapeutische opties.
Abstract
Door de vergrijzing van de bevolking en verbeterde cardiovasculaire therapie, zal hartfalen tot een echte epidemie uitgroeien in de 21ste eeuw. Fysieke training is een efficiënte therapie om de symptomen, de levenskwaliteit en levensduur van patiënten met hartfalen te verbeteren. Er is echter een zeer grote variatie in de respons op fysieke training, waardoor sommige patiënten bij het gebruik van een vaste trainingsdosis helemaal geen baat ondervinden en andere patiënten 'overtraind' worden. Daarom is het ontwikkelen van op maat gemaakte trainingsprogramma's van cruciaal belang. Onderzoek naar 'low-responders' versus 'high-responders' kan verder ook mechanistisch inzicht verschaffen in de gunstige effecten van fysieke training. In dit opzicht is het onderzoeksgebeid van de epigenetica bijzonder interessant. MicroRNA zijn epigenetische regulatoren van tal van biologische processen en zijn stabiel te detecteren in het bloed, hetgeen hun waarde als biomerkers verhoogt. In dit project willen we nagaan welke microRNA geassocieerd zijn met inspanningscapaciteit en respons op fysieke training. Het doel is om een microRNA 'fingerprint' te ontwikkelen die in staat is om de aërobe fitheid van de patiënt te meten en om na te gaan of deze 'fingerprint' responders van non-responders kan onderscheiden. Op deze manier kan er gewerkt worden aan een effectiever gepersonaliseerd trainingsprogramma, om de efficiëntie van deze therapie te verhogen, maar ook om onnodige behandelingen te vermijden. De studie van microRNA disregulatie in responders versus non-responders zal ons ook inzicht verschaffen in de onderliggende mechanismen van fysieke training en identificatie van nieuwe therapeutische targets.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Mandaathouder: Van Medegael Laure
- Mandaathouder: Witvrouwen Isabel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Endotheeldisfunctie in chronisch hartfalen: een studiemodel voor de identificatie van nieuwe biomerkers en therapieën.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vrints Christiaan
- Mandaathouder: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Beenmergdisfunctie en – reversibiliteit in patiënten met ischemische cardiomyopathie.
Abstract
Het project zal het eerste zijn dat de uitgebreidheid en de mechanismen van beenmergdisfunctie systematisch onderzoekt bij patiënten met verschillende graden van CHF, en dit in een uniek translationeel design. Het huidige project richt zich in eerste instantie op de ongeselecteerde BM-mononucleaire celfractie (BM-MNC), vermits de resultaten van klinische trials met deze celpopulatie werden gegenereerd.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Beenmergdisfunctie en reversibiliteit in patiënten met ischemische cardiomyopathie
Abstract
Het project zal het eerste zijn dat de mechanismen en uitgebreidheid van beenmergdisfunctie systematisch onderzoekt bij patiënten met verschillende graden van CHF, en dit in een uniek translationeel design. CHF is een systeemaandoening waarbij verschillende perifere organen worden aangetast door een geactiveerd neurohormonaal systeem alsook door de vrijstelling van inflammatoire cytokines. De vraag stelt zich of ook het beenmerg hierdoor nadelig wordt beïnvloed.Onderzoeker(s)
- Promotor: Conraads Viviane
- Promotor: Vrints Christiaan
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Co-promotor: Vrints Christiaan
- Mandaathouder: Nollet Evelien
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Beenmerg disfunctie en reversibiliteit in patienten met ischemische cardiomyopathie.
Abstract
Dit project betreft fundamenteel kennisgrensverleggend onderzoek gefinancierd door het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek-Vlaanderen. Het project werd betoelaagd na selectie door het bevoegde FWO-expertpanel.Onderzoeker(s)
- Promotor: Conraads Viviane
- Promotor: Vrints Christiaan
- Co-promotor: Cools Nathalie
- Co-promotor: Hoymans Vicky
- Co-promotor: Rodrigus Inez
- Co-promotor: Van Craenenbroeck Emeline
- Co-promotor: Vrints Christiaan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effect van acute cardiale decompensatie op de vrijzetting van endotheel progenitor cellen in de circulatie. Relatie met perifere endotheel functie.
Abstract
Het hoofddoel van deze single center piloot studie is na te gaan of een acute decompensatie bij patienten met CHF gepaard gaat met acute veranderingen in aantal en de functie van EPC, circulerende angiogene T cellen en endotheliale micropartikels en of deze gerelateerd zijn aan verschillen in perifere endotheelfunctie. Diezelfde eindpunten zullen gemeten worden op het moment van de decompensatie en na recompensatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Invloed van inspanning op mobilisatie en functie van endotheliale progenitorcellen bij chronisch hartfalen.
Abstract
Het doel van de studie is te onderzoeken of fysieke inspanning de mobilisatie en functie van circulerende EPC's bij patiënten met CHF beïnvloedt. Hierbij wordt zowel het effect van een éénmalige maximale inspanning als van een trainingsprogramma (uithoudings- versus gecombineerd uithoudings- weerstands training) bestudeerd. Daarnaast zal nagegaan worden welke factoren deze vrijzetting beïnvloeden. De interesse gaat vooral naar homingfactoren, oxidatieve stress en NO. Om een betere differentiatie van interfererende factoren toe te laten worden ook gezonde vrijwilligers van verschillende leeftijdscategorieën en met verschillende risicoprofielen voor coronarialijden in het onderzoek betrokken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Conraads Viviane
- Co-promotor: Vrints Christiaan
- Mandaathouder: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Invloed van inspanning op mobilisatie en functie van endotheliale progenitorcellen bij chronisch hartfalen.
Abstract
Het doel van de studie is te onderzoeken of fysieke inspanning de mobilisatie en functie van circulerende EPC's bij patiënten met CHF beïnvloedt. Hierbij wordt zowel het effect van een éénmalige maximale inspanning als van een trainingsprogramma (uithoudings- versus gecombineerd uithoudings- weerstands training) bestudeerd. Daarnaast zal nagegaan worden welke factoren deze vrijzetting beïnvloeden. De interesse gaat vooral naar homingfactoren, oxidatieve stress en NO. Om een betere differentiatie van interfererende factoren toe te laten worden ook gezonde vrijwilligers van verschillende leeftijdscategorieën en met verschillende risicoprofielen voor coronarialijden in het onderzoek betrokken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vrints Christiaan
- Co-promotor: Conraads Viviane
- Co-promotor: Van Bockstaele Dirk
- Mandaathouder: Van Craenenbroeck Emeline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject