Onderzoeksgroep
Het effect van antibiotica en protonpump inhibitor gebruik op het darmmicrobioom en risico op infecties tijdens het vroege leven.
Abstract
Ons darm-microbioom wordt beïnvloedt door verschillende factoren, en (voorgeschreven) medicatie gebruik blijkt een van de belangrijkste factoren die die functie en samenstelling ervan beïnvloeden. De eerste levensjaren zijn cruciaal voor de acquisitie van een gezond en stabiel darm-microbioom, maar deze periode is ook wanneer het meeste antibiotica wordt gebruikt. Babies and peuters kunnen ook maagzuurremmers krijgen voor maag-slokdarm reflux symptomen, al worden de efficiëntie en veiligheid in vraag gesteld. Het is geweten dat antibiotica en maagzuurremmers het darm-microbioom verstoren bij volwassenen, en daarom kunnen deze zelf grotere en langdurigere effecten hebben op het microbioom en de gezondheid van jonge kinderen. Met deze projecten willen we bijdragen aan het in kaart brengen van antibiotica en maagzuurremmer gebruik tijdens de vroege kindertijd – om zo de potentiële impact van overconsumptie te bekijken. We willen ook de drug-microbioom interacties exploreren bij jonge kinderen, en het potentiële bi-directionele effect op infecties. Deze projecten hebben mogelijks een directe klinische impact kunnen hebben, door bij te dragen aan verbeterd voorschrijfgedrag en het verminderen van suboptimaal gebruik.Onderzoeker(s)
- Promotor: Brusselaers Nele
- Co-promotor: Vlieghe Erika
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Voorbereiden van eerste lijnsactoren in het Vlaamse gezondheidsysteem op 'virus X' via opstellen en valideren van een oefenpakket met virale hemorrhagische koorts als model (FiLi-Vi-X).
Abstract
Pandemische paraatheid omvat vele uitdagingen en activiteiten. Zorgmedewerkers in de eerste lijn (zoals huisartsen, spoedgevallen en ambulancemedewerkers) spelen hierin een bijzondere rol. Zij worden als eersten geconfronteerd met een nieuwe dreiging; gemiste diagnoses kunnen snel aanleiding geven tot lokale uitbraken en verdere verspreiding. Effectieve surveillantie vereist dan ook goed opgeleide medewerkers op het terrein, die ongewone of risicosituaties kunnen herkennen, alarm kunnen slaan en een correcte respons in gang zetten. Het ECDC adviseerde ons land reeds in 2015 om sterker in te zetten op preparedness van eerstelijns zorgverstrekkers. Het plotse opkomen van COVID-19 in 2020 en van Mpox in Europa in 2022 heeft de variabiliteit aangetoond van de manier waarop een nieuwe bedreiging zich kan voordoen. Een zo generiek mogelijke voorbereiding op een 'worst case scenario' is essentieel; de WHO lanceerde daarom het concept 'paraatheid voor virus X' (2018). De uitdaging hierbij bestaat in het paraat houden van kennis over zeldzame, impactvolle pathologie, binnen beroepsgroepen wiens dagelijkse expertise elders ligt. Virale hemorrhagische koorts (VHF) zou hierbij als proxy kunnen gebruikt worden gezien de hoge mortaliteit, het hoge risico voor nosocomiale infectie en het permanente risico. VHF presenteert zich vaak met kleinschalige uitbraken, maar dergelijke 'high impact pathogens' kunnen zich snel kunnen verspreiden als ze terecht komen in settings die hier onvoldoende goed op voorbereid zijn. Sedert 2016 beschikken we in Vlaanderen/België over procedures en trainingen voor VHF, maar deze focussen voornamelijk het laatste deel van de responsketen. In dit project willen we een methode en opleidingspakket ontwikkelen waarmee op systematische basis aan het begin van de alert- en responsketen kan worden getraind bij eerstelijnsgezondheidswerkers, waarbij de alertheid, het herkennen van infectieus risicovolle situaties en een correcte respons kunnen worden getest en ingeoefend. Het pakket en de methode zullen worden samengesteld in samenspraak met de betrokken beroepsgroepen en autoriteiten, en zal ook internationaal worden getoetst. Een dergelijk didactisch programma bestaat bij ons weten nog niet in België en bij uitbreiding Europa en is daarom een 'first in its kind'. Het is dan ook de bedoeling om binnen het project dit "ugly" prototype (TRL4) verder uit te bouwen tot een TRL6 niveau (prototype system tested in intended environment close to expected performance). Het primaire partnerschap van dit project bestaat uit de UAntwerpen (UA), Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA), en het Instituut voor Tropische Geneeskunde (ITG), met Radboudumc als buitenlandse partner. De drie Antwerpse instellingen kennen al tientallen jaren duurzame samenwerking in de zorg voor patiënten met infectieziekten, en in onderzoek en opleiding rond infectieziekten. Onlangs is deze samenwerking uitgebreid naar het Radboudumc. Het project omvat vier werkpakketten: (1) Algemene coördinatie en projectbeheer; (2) Samenstellen van didactisch pakket en uitschrijven van verschillende oefenscenario's; (3) Organisatie van een Summercourse toegespitst op pandemische paraatheid binnen het gezondheidssysteem en (4) Uitvoeren en analyse van pilootoefeningen met internationale validatie. Tijdens de werkzaamheden zullen terreinpartners uit verschillende disciplines (beroepsorganisaties, gezondheidsautoriteiten, onderwijsdeskundigen) uitgenodigd worden om de inhoud, methodologie en verbetercyclus binnen het proces te bewaken. Het uiteindelijke streefdoel is dat dit opleidingspakket niet enkel binnen Vlaanderen/België zou worden uitgerold, maar ook op Europees niveau verder kan getoetst en gebruikt worden om eerstelijnswerkers opgeleid te houden. Dit partnerschap zal dan ook reeds tijdens dit project contacten leggen met andere Europese HLIU's om dit draaiboek in tweede tijd verder Europees te valoriseren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vlieghe Erika
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Data-gedreven implementatie van een gedragsmatige aanpak van antibiotica stewardship en expertadvies voor een beter gebruik van antimicrobiële middelen in Europa (DRIVE-AMS)
Abstract
Een doeltreffende reactie op AMR vereist verstandig gebruik van antimicrobiële stoffen (AMU) en verbetering van de AMU-surveillance, die beide hoofdprioriteiten zijn van het EU One Health Action Plan op het gebied van AMR, wat suggereert dat de programma's voor antimicrobieel stewardship (ASP) in de hele Unie moeten worden versterkt. ASP, een erkende stap in de richting van verbetering van AMU, heeft 3 kerncomponenten: a) systeemvoorwaarden (BASIC's, waaronder AMU-meting); b) WAT het AMS-team wil verbeteren; en c) HOE het AMS-team deze doelen zal bereiken. In bestaande programma's wordt veel nadruk gelegd op het 'WAT' van AMS en wordt over het algemeen weinig aandacht besteed aan het 'HOE' binnen een ASP: HOE zorg je ervoor dat professionals deze 'WAT' aanbevelingen naleven. Dit vereist meestal een gedragsveranderingsaanpak. De algemene doelstelling van DRIVE-AMS is het terugdringen van ongepaste AMU door het ondersteunen van de effectieve uitvoering van interventies op het gebied van antimicrobieel stewardship (AMS) met behulp van een stapsgewijze gedragsveranderingsaanpak. Deze doelstelling zal bijdragen aan de Europese en nationale doelstellingen voor het verminderen van ongepast antimicrobieel gebruik en het aanpakken van AMR. Het combineren van de 3 sleutelelementen (meting, opleiding en implementatie) in één DRIVE-AMS-cursus zou de impact van gegevensgedreven opleiding en duurzame AMS-implementatie vergroten, door: i) AMS-beginselen te begrijpen (BASICS, het WAT); ii) hiaten in AMS te identificeren door voorafgaand aan de cursus een puntprevalentieonderzoek (PPS) uit te voeren; iii) een 4-daagse cursus te geven over het HOE van AMS en de AMS-interventie "My Project" te ontwikkelen; iv) 6 maanden deskundige ondersteuning te bieden voor de implementatie van "My Project"; v) de impact te meten door na de cursus een PPS uit te voeren. Het DRIVE-AMS-project zal: a) de capaciteit van nationale experts opbouwen; b) nationale DRIVE-AMS-cursussen geven; c) deskundige ondersteuning bieden voor de implementatie van "My Project". Om toegang tot DRIVE-AMS in de rest van Europa mogelijk te maken, voorzien we: a) voortzetting van de nationale DRIVE-AMS-cursussen, uitbreiding van de capaciteit (TTT) naar andere EU-landen, voortzetting van de G-PPS-ondersteuning, voortzetting van de ondersteuning van deskundigen naar EU- en niet-EU-landen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vlieghe Erika
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Infectieziekten Onderwijs Intensieve Training op Gevorderd Niveau voor een nieuwe Realiteit (IDEALiTER)
Abstract
IDEALiTER is de voortzetting van de Europese projecten IDEAL en IDEAL+, gefinancierd door Erasmus+, voor een periode van drie jaar (2022-2025). Partnerinstellingen zijn: Università Cattolica del Sacre Cuore (Rome), Ethnik Kai Kapodistriako Panepistimio Athinon (Universiteit van Athene), Universiteit Antwerpen (Antwerpen), UMC (Utrech Medisch Centrum), Hamburg Eppendorf Universitätsklinikum (Hamburg) en Université Paris Cité, evenals de geassocieerde partners – NHS Lothian (Edinburgh) en Aston University (Birmingham) en de leden van de externe commissie (UniCamillus uit Rome en de Universiteit van Leeds). IDEALiTER is gericht op studenten en docenten en heeft als doel de inhoud van de trainingen geïnitieerd door IDEAL en IDEAL+ te verdiepen. IDEALiTER is daarom een programma dat de initiële cursussen verbetert en studenten in staat stelt hun kennis over infectieziekten en innovatieve lesmethoden te verdiepen en een netwerk van gezondheidswerkers in de hele Europese Unie te consolideren. De activiteiten omvatten een jaarlijkse 'train the trainer'-cursus, de organisatie van twee jaarlijkse seminars gewijd aan een actueel onderwerp in infectieziekten in elke partnerinstelling, en de jaarlijkse organisatie van een Summer School. De deelnemende geneeskundestudenten zullen kunnen deelnemen aan geavanceerde cursussen over infectieziekten, gegeven door professoren van de Europese partneruniversiteiten en zomerscholen, en toegang krijgen tot gratis online bronnen. Jonge docenten zullen nieuwe en innovatieve lesmethoden kunnen leren, zoals "Teach the trainers". Deze innovatieve lesmethode maakt het mogelijk dat studenten begeleid worden bij verschillende gevalsstudies, gebaseerd op de tijdens de cursus gegeven symptomen en waardoor een diagnose mogelijk is. Er zal ook mentoring voor andere universiteiten in de Europese Unie worden opgezet, zodat zij de "IDEAL-methode" binnen hun programma kunnen ontwikkelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vlieghe Erika
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderwijsproject
- Onderzoeksproject
Gegevens over antimicrobiële resistentie, voorschrijfgedrag en consumptie om landen te informeren over antibioticarichtlijnen en lokale actie (ADILA).
Abstract
In 2015 heeft de Wereldgezondheidsorganisatie het Globaal Actieplan (GAP) voor antimicrobiële resistentie (AMR) goedgekeurd, waarbij landen worden aangemoedigd om Nationale Actieplannen (NAP) te ontwikkelen om AMR aan te pakken. Vanaf 2022 hadden 148 landen een NAP, terwijl nog eens 38 landen bezig waren met de ontwikkeling van hun NAP. Hoewel verbeteringen in de verzameling van microbiologische en antibioticaconsumptiegegevens nuttig zijn geweest om landen te informeren over de omvang van het probleem, zijn er dringend richtlijnen nodig over de beste manier om deze gegevens op landniveau te gebruiken om voorschrijfpraktijken te informeren en de klinische resultaten te verbeteren op basis van lokale prioriteiten. Het doel van het project 'Antimicrobial Prescribing, Consumption and Resistance Data to Inform country antibiotica guidance and Local Action' (ADILA), gefinancierd door de Wellcome Trust, is het optimaliseren van het gebruik van AMR-surveillancegegevens door instrumenten te ontwikkelen die nationaal kunnen worden geïmplementeerd. het informeren en ondersteunen van het beleid van individuele landen ter verbetering van de kwaliteit van het antibioticagebruik. Het voorstel heeft tot doel lessen te trekken uit de ontwikkeling van klinische surveillance op andere ziektegebieden en een conceptueel raamwerk te bieden voor toekomstige implementatie. Dit project combineert expertise op het gebied van antimicrobiële resistentie, gebruiksmodellering en beleidsontwikkeling. Het heeft tot doel bestaande datasets te modelleren om een raamwerk te bieden voor toekomstige klinische patiëntgerichte AMR-surveillance, die empirische voorschrijfrichtlijnen kan informeren en lokale beleidsbeslissingen kan ondersteunen. Het voorstel is ontwikkeld om nauw aan te sluiten bij de huidige en geplande AMR-initiatieven van de WHO, waaronder het AWaRe-handboek, en het werk van andere belangrijke belanghebbenden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Vlieghe Erika
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject