Onderzoeksgroep
Expertise
Prof. Dr. Eva Goossens behaalde haar doctoraatstitel in 2015 aan de KU Leuven/ FWO (België) met haar onderzoekswerk omtrent transitionele zorg voor jonge patienten gediagnosticeers met aangeboren hartaandoeningen. Zij zette haar academisch onderzoekswerk verder als een post-doctoraal onderzoeker in Canada (McGill universiteit) en Zweden (Gothenburg universiteit) en coordineert momenteel verschillende studies in het domein van congenitale cardiologie, oncologie, cardiologie en rolontwikkeling van Advanced Nursing Practice. Prof. Goossens ontwikkelde een bijzondere expertise in kwantitatieve onderzoeksdesigns, epidemiologie, gezondheidszorgonderzoek en cardiovasculaire verpleegkunde. Ze is momenteel aangesteld als Assistant Professor aan het Centrum voor onderzoek en innovatie in de zorg (CRIC), Universiteit Antwerpen waar zij een leiderschapsrol opneemt binnen de Masteropleiding tot Verpleegkundig Specialist.
Het aanpakken van retentie bij startende verpleegkundigen: een studie omtrent de impact van professionele identiteitsontwikkeling, zelfleiderschap, veerkracht en emotionele intelligentie op de transitie van student naar professional.
Abstract
De gezondheidszorg staat voor een uitdaging door de toenemende nood aan het aantrekken en behouden van gezondheidspersoneel. Tegen 2030 wordt een tekort van 18 miljoen gezondheidsprofessionals voorspeld, waarvan de meerderheid verpleegkundigen. Naast de aankomende pensioneringsgolf wordt dit actuele tekort versterkt door een groeiend aantal verpleegkundigen die het beroep verlaten. Een belangrijke vaststelling is dat verpleegkundigen voornamelijk tijdens de eerste fase van hun carrière kwetsbaar zijn voor uitval, wanneer ze de transitie maken van student naar professional. Deze zogenaamde transition-to-practice wordt beschouwd als precair in het professionele ontwikkelingstraject. In het kader van retentie blijkt de ontwikkeling van een professionele identiteit van fundamenteel belang. Echter zijn studies naar de evolutie van deze identiteit - en geassocieerde concepten - in de context van transition-to-practice momenteel schaars. Daarenboven ontbreken tot op heden duidelijke strategieën die de retentie van startende verpleegkundigen bevorderen. Bijgevolg heeft dit onderzoeksproject tot doel om de ontwikkeling van de professionele identiteit bij studenten verpleegkunde en startende verpleegkundigen tijdens hun overgang naar de praktijk te onderzoeken. Gericht op professionele identiteit, zelfleiderschap, veerkracht en emotionele intelligentie, beoogt dit project een evidence-based transition-to-practice interventie die bijdraagt aan retentie van (toekomstige)verpleegkundigen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Franck Erik
- Co-promotor: Goossens Eva
- Mandaathouder: Vanuytrecht Janne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het aanpakken van retentie bij verpleegkundigen in het begin van hun carrière: De rol van professionele rolidentiteit, zelfleiderschap, veerkracht en onboarding in de transitie van student naar professional.
Abstract
De gezondheidszorg staat onder toenemende druk. In deze tijd neemt het tekort aan gezondheidswerkers toe, waarbij verpleegkundigen de grootste beroepsgroep vormen. Het aantrekken en vasthouden van verpleegkundigen is dan ook van fundamenteel belang om een levensvatbaar personeelsbestand te garanderen en een uitstekende kwaliteit van patiëntenzorg te leveren. Onderzoek heeft aangetoond dat verpleegkundigen met name in het begin van hun loopbaan bijzonder kwetsbaar blijken voor uitval. Deze overgang naar de praktijk is een precair moment in het ontwikkelingstraject van professionele rolidentiteit, zelfleiderschap, en individuele professionele veerkracht van verpleegkundigen. Studies die de overgang van de opleiding naar de praktijk en factoren gerelateerd aan retentie in het begin van de loopbaan onderzoeken zijn echter schaars. Het huidige onderzoeksproject beoogt empirisch onderzoek naar de transitie naar de praktijk en richt zich daarbij op de theoretische concepten van professionele rolidentiteit, zelfleiderschap, en professionele veerkracht. Onderzoek naar de factoren die deze belangrijke concepten beïnvloeden is van fundamenteel belang voor het ontwikkelen van een onboarding programma dat bijdraagt tot het behoud van beginnende verpleegkundigen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Franck Erik
- Co-promotor: Goossens Eva
- Mandaathouder: Vanuytrecht Janne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De ontwikkeling, implementatie en evaluatie van een geintergreerd, multidisciplinair zorgpad voor zwangere vrouwen met een cardiovasculaire aandoening: een multicentrische effectiviteitsstudie.
Abstract
In de Westerse wereld stijgt het aantal zwangerschappen en bevallingen bij vrouwen die te kampen hebben met een aangeboren, verworven of genetisch overgedragen cardiovasculaire aandoening op significante wijze. Spijtig genoeg zijn maternale cardiovasculaire aandoeningen en complicaties momenteel de meest voorname reden voor niet-obstetrische mortaliteit bij vrouwen tijdens en na de zwangerschap. Wereldwijd worden bijna 1 op de 3 overlijdens gerelateerd aan een zwangerschap toegeschreven aan onderliggende cardiovasculaire aandoeningen of complicaties. Om de kans op een succesvolle zwangerschap te vergroten, met het vrijwaren van maternale en foetale gezondheid op langere termijn, bevelen talrijke wetenschappelijke en professionele organisaties de inschakeling van interdisciplinaire teams die een vrouwen-hart kliniek runnen. Deze Europese en Amerikaanse richtlijnen bevelen de implementatie van diverse zorgcomponenten aan zoals het voorzien van pre-conceptie counselling, perinatale risicobepaling, prenatale zorg en post-partum opvolging. Momenteel is de groep van vrouwen van vruchtbare leeftijd, die tevens een cardiovasculaire aandoening hebben, sterk groeiend in omvang. Daarom is de evaluatie van de effectiviteit van een cardio-verloskundig zorgmodel hoogstnoodzakelijk. Ondanks het gegeven dat diverse richtlijnen de creatie van een dergelijke zwangerschaps-hartkliniek aanbevelen, zijn deze aanbevelingen momenteel louter gebaseerd op de meningen van experten en ontbreekt een wetenschappelijke onderbouwing ervan. Tot op heden zijn wetenschappelijke studies die inzicht verlenen in de patiënt-gerapporteerde noden, organisatorische uitdagingen en effectiviteit van dit cardio-verloskundige zorgmodel in termen van feto-maternale uitkomsten, zeer beperkt tot onbestaande. Aangezien maternale mortaliteit en morbiditeit een belangrijk onderdeel vormt van onze volksgezondheid, zijn wetenschappelijke studies noodzakelijk die ons inzicht geven in succesvolle strategieën met het oog op het ontwikkelen, implementeren en evalueren van de zorgcomponenten aanbevolen in de huidige richtlijnen. Bijgevolg heeft dit onderzoeksproject primair tot doel om een multidisciplinair geïntegreerd zorgpad voor vrouwen met cardiovasculaire aandoening te ontwikkelen, te implementeren en te evalueren. Om dit primaire onderzoeksdoel te bereiken, omvat dit doctoraatsproject diverse opeenvolgende studies. Drie onderzoeksdoelstellingen worden hierbij voorop gesteld. Ten eerste wensen we diepgaand inzicht te verwerven in de noden, uitdagingen en ervaringen van vrouwen met cardiovascularie aandoeningen voor en tijdens de zwangerschap door middel van een kwalitatieve studie. Deze kwalitatieve studie zal data collecteren door middel van semi-gestructureerde interviews. Ten tweede hebben we binnen dit project tot doel om een multicentrisch prospectief register op te stellen waarin gegevens worden verzameld met betrekking tot de fysiologische en psychologische uitkomsten vanzwangere vrouwen met cardiovasculaire aandoeningen tijdens de post-partum periode (cfr. 4e trimester). Als onderdeel van deze studie zullen wij gebruik maken van een gevalideerde, standaard set van uitkomstparameters waarin een combinatie wordt gemaakt van klinische indicatoren, patient-gerapporteerde uitkomsten en ervaringen zoals door ICHOM. Ondanks het gegeven dat diverse wetenschappelijke organisaties voorstellen om een multidisciplinaire cardio-verloskundige kliniek op te starten, als strategie om het risico op zwangerschapsgerelateerde complicaties te beperken, ontbreken momenteel wetenschappelijke data om deze aanbeveling te ondersteunen. Een derde doelstelling van dit doctoraatsproject is om de impact van de implementatie van een geïntegreerd zorgpad voor vrouwen met cardiovasculaire aandoeningen tijdens de zwangerschap in termen van maternale, obstetrische en foetale uitkomsten tijdens de post-partum periode (cfr. 4e trimester) te onderzoeken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Goossens Eva
- Co-promotor: Van Berendoncks An
- Mandaathouder: Vanharen Yaël
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De COCCOS studie: een co-design studie naar de ontwikkeling, implementatie en evaluatie van een transitieprogramma voor jongeren met chronische aandoeningen.
Abstract
Dankzij innovatieve behandelingen zijn de overlevingskansen van kinderen met een chronische aandoening de afgelopen decennia aanzienlijk toegenomen, met een redelijke kans om de volwassen leeftijd te bereiken. Deze patiënten hebben echter nood aan levenslange gespecialiseerde zorg in lijn met hun specifieke zorgbehoeften. Tijdens de adolescentie wordt van deze patiënten verwacht dat zij een transfer maken van pediatrische zorg naar volwassenzorg. Om een abrupte en onvoorbereide transfer te voorkomen, wordt aanbevolen om deze patiënten een transitieprogramma aan te bieden. Het doel van een dergelijk transitieprogramma is om patiënten en hun families voor te bereiden, te ondersteunen en te begeleiden naar het volwassen leven en de zorgverlening voor volwassenen. Hoewel voorlopig studieresultaten suggereren dat gestructureerde transitieprogramma's een verhoogde patiënttevredenheid, zelfzorg en psychosociaal functioneren met zich meebrengen, zijn kwaliteitsvolle studies naar de impact van dergelijke programma's momenteel erg schaars. De eerste doelstelling van deze studie omvat de ontwikkeling van een prototype van een multidisciplinair transitieprogramma voor jonge patiënten met diabetes type I, astma of obesitas, gebruik makend van de ervaringsgebaseerde co-design methodologie. Vervolgens heeft dit project tot doel om de impact van het ontwikkelde transitieprogramma, in termen van klinische effectiviteite, kosteneffectiviteit en gebruikerservaringen, te evalueren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Goossens Eva
- Co-promotor: Van Hoorenbeeck Kim
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
SelfMADIP: De effectiviteit van medicatie zelfmanagement tijdens een ziekenhuisopname op therapietrouw na ontslag bij patiënten met polyfarmacie.
Abstract
Tijdens een ziekenhuisopname wordt medicatie beheerd door zorgverleners. Nochtans worden patiënten verwacht na ontslag de voorgeschreven medicatie zelf te beheren. Verder blijkt 50% chronisch zieken zich niet te houden aan het medicatieschema. Verschillende factoren blijken aan de basis te liggen van deze lage therapietrouw. Een gebrek aan zelfmanagementvaardigheden blijkt geassocieerd met een lage therapietrouw en medicatiefouten schadelijk voor de patiënt. Medicatie zelfmanagement blijkt een veelbelovende strategie om therapietrouw te verbeteren. Indien zelfmanagement wordt toegestaan tijdens een ziekenhuisopname blijkt dit zelden te gebeuren op een evidence-based wijze. Heden ontbreken empirische gegevens die het effect van medicatie zelfmanagement op de therapietrouw aantonen. Dit project zal: 1) een evidence-based richtlijn ontwikkelen voor zorgverleners ter ondersteuning van patiënten met zelfmanagementproblemen van medicatie; 2) de rol onderzoeken van medicatie-gerelateerde gedeelde besluitvorming als ondersteunende maatregel bij medicatie zelfmanagement; 3) de haalbaarheid en toepasbaarheid beoordelen van tools om therapietrouw bij polyfarmacie op longitudinale wijze te meten; en 4) het effect van een interventie, gericht op medicatie zelfmanagement, evalueren in termen van therapietrouw na ontslag. Door middel van een stepped wedge trial design wordt het effect van de SelfMED-interventie vergeleken met standaardzorg bij gehospitaliseerde patiënten met polyfarmacie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Goossens Eva
- Co-promotor: Dilles Tinne
- Mandaathouder: Mortelmans Laura
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject