Onderzoeksgroep
Expertise
Nieuwe kinesitherapeutische interventies en onderzoekstechnieken bij patiënten met diverse schouderaandoeningen worden aan de hand van verschillende onderzoeksdesigns uitgevoerd met nadruk randomized controlled trials, prospectieve longitudinale projecten, case-control designs, betrouwbaarheid en validiteits- onderzoek.
Onderzoekssabbatical 2024-2025 (Filip Struyf).
Abstract
Schouderpijn wordt geschat als de op twee na meest voorkomende musculoskeletale klacht in de eerstelijnszorg, direct na lage rugpijn en kniepijn . Naar schatting melden elk jaar ongeveer 408.090 mensen in België schouderpijn, met een geschatte jaarlijkse kosten van 345 miljoen euro in Nederland en 227 miljoen euro in België, waarbij ziekteverlof verantwoordelijk is voor ongeveer 80% van de totale kosten. Een groot deel van de economische en patiëntenlast is te wijten aan chronische pathologieën zoals de frozen shoulder en chirurgie aan de schouder, omdat het schoudergebied een hoger risico heeft op hypertrofische littekenvorming. De incidentie van hypertrofische littekens na chirurgie varieert van 40% tot 70%, en hoewel dit bij ontwikkeling geen topprioriteit is, hebben hypertrofische littekens aanzienlijke invloed op de kwaliteit van leven. Om deze last van schouderaandoeningen en littekenvorming te verminderen, is een adequate beoordeling essentieel. Dit biedt de beste informatie voor het opstellen van een behandeling, omdat verschillende oorzaken van schouderpijn verschillende behandelmethoden vereisen, evenals verschillende littekenfenotypen. Het ontbreken van klinometrisch sterke orthopedische tests belemmert de beoordeling van schouderpijn. Daarom moet ons klinisch onderzoek worden versterkt met behulp van niet-invasieve tools, zoals revalidatie geörienteerde echografie (Rehabilitative Ultrasound Imaging; RUSI), dat wordt beschouwd als de eerste keuze voor het beoordelen van verschillende schouder aandoeningen. RUSI heeft een diagnostische gevoeligheid en specificiteit vergelijkbaar met magnetische resonantiebeeldvorming, mits uitgevoerd door ervaren zorgverleners. RUSI wordt steeds vaker gebruikt voor het beoordelen van schouderpijn en littekenweefsel, en het gebruik ervan groeit onder fysiotherapeuten. RUSI biedt voordelen zoals real-time beeldvorming, dynamische evaluatie en patiëntenvoorlichting, wat de kwaliteit van de diagnose en behandeling ten goede komt. Het is echter sterk operatorafhankelijk en vereist adequate training. Mijn onderzoeksverlof heeft 1 maatschappelijk (S1), 2 educatieve (E1&2) en 2 wetenschappelijke (SC1&2) doelen: 1. Het schrijven van een klinisch toegankelijk boek over de beoordeling van de schouder voor een internationaal publiek van zorgverleners. Application form BOF - BOF/IOF Research or valorisation sabbatical_v1 2. Het leren en toepassen van vaardigheden voor het uitvoeren en interpreteren van basale en geavanceerde echografie van de schouder en de huid/litteken. 3. Het valideren van toegepaste echografische vaardigheden bij een ervaren echografist (verblijf in buitenland). 4. Het ontwikkelen van een gestandaardiseerd echografieprotocol voor de beoordeling van de schouder en littekens (verblijf in buitenland). 5. Het verkennen, standaardiseren en testen van de betrouwbaarheid van nieuwe echografische technieken voor de (vroegtijdige) diagnose van een frozen shoulder (verblijf in buitenland).Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Pijn uitlokken om pijn te verlichten: Het effect van "oefenen in ongemak" op klinische uitkomsten en echografie parameters bij patiënten met subacromiale schouderpijn.
Abstract
De rotator cuff (RC) is een groep spieren en pezen die zorgen voor beweging van de schouder en stabiliteit van de bovenarm in het schoudergewricht. Een letsel in de RC kan zwelling en irritatie veroorzaken, waardoor armbewegingen pijnlijk worden (subacromiale schouderpijn -SSP-). SSP kan worden veroorzaakt door een combinatie van intrinsieke (degeneratie) en extrinsieke (compressie van de RC) factoren. Oefentherapie is de eerste behandelkeuze voor SSP. Het is echter niet duidelijk welke oefenparameters het beste zijn: bv. het niveau van pijn dat getolereerd moet worden door de patiënt. Onze belangrijkste hypothese is dat "oefenen in ongemak" betere resultaten zal opleveren naar pijn, functionaliteit en kwaliteit van leven toe. We willen daarom op zoek gaan naar de optimale oefenbelasting van de schouder gestuurd door de pijnreactie van de patiënt tijdens de oefeningen. In dit proces geeft echografie als medische beeldvormingstechniek belangrijke informatie over peesstructuurveranderingen tijdens de behandeling. Dit project zal bijdragen tot: 1) de rol van ongemak in oefentherapie voor patiënten met SSP, 2) de relatie tussen structurele veranderingen van pezen met klachten, en 3) het definiëren van het optimale type interventie dat veranderingen in peesstructuren (zichtbaar met echografie) kan verbeteren. Het uiteindelijke doel is de ontwikkeling van de beste-op evidentie gebaseerde-interventie voor patiënten met SSP en het verminderen van de enorme socioeconomische last.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Mandaathouder: Cavaggion Claudia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Welke oefeningen worden best voorgeschreven voor patiënten met subacromiale schouderpijn? Een multi-center gerandomiseerde en gecontroleerd onderzoek.
Abstract
Schouderpijn is de op twee na meest voorkomende musculoskeletale aandoening, met een geschatte lifetime prevalentie van rond de 10%. De prevalentie van niet-specifieke schouderpijn in de beroepsbevolking is ongeveer 12%, en tot 23% van de beroepsbevolking die professionele hulp zoekt met een schoudergerelateerde aandoening. Mensen met schouderpijn zijn vaak beperkt tot het punt dat ze geen normaal leven meer kunnen leiden, lijdend aan ziekteverzuim en een slechte kwaliteit van leven. Klinisch gezien is subacromiale pijn de meest voorkomende schouder klacht en veroorzaakt het een groot verlies van de schouderfunctie, wat goed is voor 33% van alle schoudergerelateerde consulten in de gezondheidszorg. Eerdere studies hebben duidelijk aangetoond dat oefeningen de eerste voorkeursbehandeling zijn bij patiënten met subacromiale pijn. Er zijn verschillende studies die de voordelen van gerichte oefentherapie ondersteunen bij patiënten met subacromiale pijn, maar het is niet duidelijk wat de beste vorm van lichaamsbeweging is die een zorgverlener zou moeten voorschrijven: moet de patiënt pijn voelen tijdens de behandeling of moet pijn worden vermeden? Het huidige project wil de volgende onderzoeksvragen beantwoorden: welk type interventie (pijn voelen versus pijnvermijding) is superieur met betrekking tot de aan de patiënt gerapporteerde schouderpijn, functie en kwaliteit van leven? En welk type interventie (pijn voelen versus pijnvermijding) is beter voor de peesstructuur, gemeten met echografie? Een RCT-studie zal worden uitgevoerd als een gerandomiseerde, gecontroleerde, geblindeerde multi-center trial in zowel publieke als private praktijken in Denemarken, België, Spanje en Nederland. Beide interventiegroepen zullen eccentrische, concentrische en isometrische oefeningen krijgen met eenzelfde belasting, frequentie, progressie enz. Het verschil tussen beide interventiegroepen zal echter gebaseerd zijn op de specifieke beweging, ofwel pijnverergering ofwel niet. Het project wordt georganiseerd in samenwerking met de Universiteit van Antwerpen (België), de Universiteit van Malaga (Spanje), het University College Rotterdam (Nederland) en de Universiteit van Zuid-Denemarken (Denemarken). Hiermee zal het huidige project de hulp krijgen van de nationale en Europese schoudernetwerken om zeker te zijn van voldoende schouderpijnpatiënten met verschillende culturele achtergronden. Dit project zal bijdragen aan het verduidelijken van de beste behandelingsoptie voor patiënten met subacromiale pijn. Artsen en zorgverleners zullen baat hebben bij deze toename van het kennisniveau om de subacromiale pijnbehandeling te sturen en de klinische besluitvorming te verbeteren en de chronificatie van SPS te verminderen. Hiermee probeert het huidige project ook de enorme economische last van subacromiale schouderpijn in de samenleving te verminderen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Mandaathouder: Cavaggion Claudia
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Scapula Tilter: correctie van scapulaire dyskinesie bij patiënten met subacromiaal pijnsyndroom: het effect van een orthopedisch hulpmiddel.
Abstract
Het subacromiaal pijnsyndroom is de meest voorkomende oorzaak van pijn in de schouder, verantwoordelijk voor zo'n 50% van de mensen met schouderpijn. Vele studies hebben recent het belang van een correcte positionering van de scapula (of schouderblad) aangetoond bij deze populatie. In het kader van twee privaat verdedigde masterproeven productontwikkeling werd eerder een orthopedisch apparaat ontworpen om de scapula correct te positioneren. Het huidige projectvoorstel is gericht op de vermarkting van dit apparaat. In de eerste plaats zal het prototype verder uitgewerkt en aangepast worden zodat bevestigd kan worden dat het apparaat effectief het schouderblad in een correcte positie plaatst. Vervolgens wordt met dit verbeterde prototype een voorstudie uitgevoerd om aan te tonen dat dit apparaat pijn kan verminderen bij mensen met het subacromiaal pijnsyndroom. Tegelijkertijd zal een valorisatietraject worden uitgewerkt om de mogelijkheden tot vermarkting van het product te onderzoeken.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Co-promotor: Truijen Steven
- Co-promotor: Verwulgen Stijn
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het gebruik van ultrageluid (echografie) in de evaluatie van patiënten met schouder pijn.
Abstract
Het belang van de subacromiale ruimte en de coracohumerale afstand bij patiënten met chronische pijn aan de schouder. Het schouder impingement syndroom wordt vaak gerelateerd aan een daling van de acromiohumerale afstand. Deze afstand wordt vaak beschouwd als één van de extrinsieke factoren die een mogelijke oorzaak zou zijn voor het schouder impingement syndroom. De evaluatie van deze subacromiale ruimte wordt traditioneel uitgevoerd door MRI, hoewel in de laatste jaren echografie verscheen als toegankelijkheid, niet-invasief en niet-ioniserend apparaat om deze ruimte te meten. Het kwantificeren van deze ruimte bij mensen met chronische pijn aan de schouder is een uitdaging. De relatie tussen wijzigingen in de acromio-humerale afstand en schouderpijn, functie en bewegingsbereik (ROM) is echter nog onbekend. Anderzijds wordt ook de coracohumerale afstand beschouwd als een mogelijke risicofactor voor mensen voor anterieure schouderpijn. Deze wordt eveneens gemeten met een MRI en/of CT (computertomografie). Het is tot op heden echter niet beschreven wat het belang is van deze subacromiale ruimte bij patiënten met schouderpijn. Deze studie zal dan ook trachten om enerzijds normatieve waarden op te stellen voor de subacromiale ruimte, een betrouwbare methode uitwerken voor het gebruik van echografie, als ook de relatie te leggen tussen de subacromiale ruimte, pijn, functioneren en bewegingsvrijheid rondom de pijnlijke schouder van de patiënt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Mandaathouder: Navarro Ledesma Santiago
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Scapula positionering en 3D beweging bij proefpersonen met en zonder nekpijn/
Abstract
Nek pijn is één van de meest voorkomende musculoskeletale klachten, met een punt prevalentie tussen 10% en 22%. De lifetime prevalentie wordt geschat op 67% tot 71%, waarmee aangetoond wordt dat ongeveer twee-derde van de bevolking een episode van nekpijn zal ervaren in hun leven. Verschillende wijzigingen in scapulo-thoracale spieractiviteit werden reeds gerapporteerd bij patiënten met nekklachten. Tevens is er klinisch bewijs van een gewijzigde scapula positionering en bewegingspatroon tijdens een elevatie taak van de schouder bij patiënten met nekklachten in vergelijking met gezonde proefpersonen. Echter, in de literatuur ontbreekt er duidelijk een grondige analyse van deze associatie tussen scapulaire bewegingen en nek pijn. Deze inzichten zouden nochtans een fundament kunnen betekenen voor een aangepaste therapie en/of preventie bij patiënten met nek pijn. Dit alles leidt tot de volgende onderzoeksvragen: hebben patiënten met nek pijn een gewijzigde scapulaire positie en/of bewegingspatroon?; en welke variabelen hebben een invloed op deze scapula-positionering bij de patiënten met nek pijn? Om deze onderzoeksvragen te beantwoorden, worden patiënten met graad II nek pijn volgens de Classification of The Bone and Joint Task Force on Neck Pain en een gematchte groep gezonde proefpersonen geïncludeerd. Pijn en functioneren wordt geëvalueerd met een visueel analoge schaap, de Neck Disability Index, de Neck Bournemouth Vragenlijst en een mobiliteitsmeting van de cervicale wervelkolom (CROM). Aansluitend wordt de scapulaire beweging en positionering geregistreerd met de Polhemus 3SPACE FASTRAK, zodat de scapulaire posterieure/anterieure tilt (X-as), scapulaire opwaartse/neerwaartse rotatie (Y-as) en externe/interne rotatie (Z-as) geregistreerd kunnen worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Co-promotor: De Hertogh Willem
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Welke factoren beïnvloeden mobiliteit, pijn en functioneren bij patiënten met adhesive capsulitis van de schouder: een prospectieve longitudinale studie
Abstract
Voorliggend onderzoeksvoorstel omvat een prospectieve longitudinaal onderzoeksdesign opgesteld om de aanwezigheid van centrale sensitisatie en metabole parameters in relatie tot pijn, mobiliteit en functioneren in kaart te brengen bij patiënten met adhesieve capsulitis van de schouder.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Co-promotor: Meeus Mira
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject