Onderzoek naar cyberpesten
Beschrijving onderzoeksprojecten rond cyberpesten
Binnen de onderzoeksgroep MIOS (Media and ICT/Interpersonal relations in Organisations and Society) heb ik me sinds 2005 vooral beziggehouden met de ontwikkeling van de onderzoekslijn rond cyberpesten. In het decennium onderzoek naar dit onderwerp zijn ruwweg vijf fasen te onderscheiden: 1) een fase van voornamelijk beleidsondersteunend, verkennend onderzoek naar cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen, 2) een fase van internationalisering en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek, 3) een fase van multi-disciplinair, fundamenteel wetenschappelijk onderzoek met het oog op de ontwikkeling van “evidence-based” interventies tegen cyberpesten, 4) een fase waarin de reeds verworven inzichten m.b.t. cyberpesten bij jongeren worden vertaald naar andere “contexten” en 5) een fase waarin narratieve gezondheidscommunicatie over cyberpesten wordt onderzocht.
Doorheen deze fasen is er intensief samengewerkt met (andere) binnen- en buitenlandse experten in het domein van cyberpesten, maar ook met diverse maatschappelijke actoren. Naast academische valorisatie wordt sterk de nadruk gelegd op maatschappelijke valorisatie.
Fase 1 (2005-2008): Beleidsgericht, verkennend onderzoek naar cyberpesten bij jongeren in Vlaanderen
Het eerste onderzoek naar cyberpesten gebeurde in opdracht van het viWTA (later IST: Instituut voor Samenleving en Technologie), op vraag van de Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media van het Vlaamse Parlement. Het doel van dit project was het verzamelen van representatief cijfermateriaal over cyberpesten bij Vlaamse jongeren, op basis van een schoolenquête bij 2052 leerlingen uit de laatste jaren van het basisonderwijs en alle jaren van het middelbaar onderwijs. Daarna kwam het thema aan bod in andere, door overheden gefinancierde studies rond internet-gerelateerde risico’s en kansen voor jongeren (bv. het “Internetobservatorium” verbonden aan de FOD Economie). Deze studies leidden o.m. tot onderzoeksrapporten, beleidsaanbevelingen, en fiches voor ouders, leerkrachten, en jongeren.
Fase 2 (vanaf augustus 2008): Internationalisering en fundamenteel wetenschappelijk onderzoek naar cyberpesten
De verschillende (kwantitatieve en kwalitatieve) studies naar cyberpesten in fase 1, waren een springplank naar internationale activiteiten op dat vlak. Vanaf augustus 2008 tot oktober 2012 maakte ik samen met Gie Deboutte deel uit van het Management Committee van de COST-actie (IS0801) met de titel: “Cyberbullying: coping with negative and enhancing positive uses of new technologies, in relationships in educational settings”. Het doel van deze COST-actie was het delen van expertise in verband met cyberpesten in scholen door de organisatie van werkgroepen, 3 workshops (één daarvan vond plaats aan de Universiteit Antwerpen op 26 mei 2010), en een finaal congres en door de uitwisseling van wetenschappelijk personeel. In totaal namen 28 landen aan deze COST-actie deel.
De doorheen de jaren ontwikkelde expertise op het domein van cyberpesten (d.m.v. voornamelijk externe, beleidsgerichte onderzoeken), leidde ook tot een FWO- en een BOF-NOI-project waarin cyberpesten meer “contextueel” werd bestudeerd aan de hand van een Social Network Analysis (doctoraat van Denis Wegge) en een longitudinaal onderzoeksdesign (DICA-studie, doctoraat van Sara Pabian).
Fase 3: Multi-disciplinair basisonderzoek met het oog op de ontwikkeling van “evidence-based” interventies tegen cyberpesten
In januari 2011 en in januari 2012 startten twee IWT-SBO-projecten: Friendly ATTAC en AMICA.
Het Friendly ATTAC-project werd gecoördineerd door MIOS, UAntwerpen (Promotoren: Vandebosch en Poels). De andere consortiumpartners waren: Howest-Elit, VUB-Wise, en Ugent: Onderzoeksgroep Fysieke Activiteit, Fitheid en Gezondheid. Het doel van Friendly ATTAC was het creëren van een evidence-based serious game tegen cyberpesten. In het game werd gebruik gemaakt van gepersonaliseerde, virtuele ervaringsscenario’s, waarbij de spelers van onmiddellijke feedback werden voorzien in een veilige, computergemediëerde omgeving. Friendly ATTAC probeerde relevante determinanten van gedragingen die gerelateerd zijn aan de rol van omstaander te wijzigen. Doorheen het Friendly ATTAC-project werden nauwe contacten onderhouden met relevante actoren binnen het veld van de gezondheidspromotie, media/ICT educatie, de onderwijssector, en anti-pest-initiatieven. Dit gebeurde via regelmatige face-to-face-contacten (meetings, workshops, individuele gesprekken, ….), de project-website (met bijvoorbeeld ook de “white papers”, zie www.friendlyattac.be), de elektronische nieuwsbrief, en de Friendly ATTAC accounts op Facebook en Twitter.
Het AMICA (“Automatic Monitoring for Cyberspace Applications”)-project startte in januari 2013. Dit project werd gecoördineerd door: CLiPS, UAntwerpen (Walter Daelemans). MIOS (met promotoren: Karolien Poels en Heidi Vandebosch) was in dit geval één van de consortiumpartners, naast LT3, Hogeschool Gent (Véronique Hoste); INTEC, IBBT, Universiteit Gent (Filip De Turck, Tim Wauters); VISICS, KU Leuven (Luc Van Gool). Het AMICA-project was niet zozeer gericht op (primaire) preventie (cfr. Friendly ATTAC), maar op de automatische detectie van drie soorten inhouden op SNS, blogs en chat rooms: 1) seksueel overschrijdend gedrag, 2) zelfmoordberichten, én 3) cyberpesten. Daarbij werd een cross-mining benadering gebruikt (analyse van beeld en tekst), die het mogelijk maakte om onmiddellijk kritische situaties (automatisch) te detecteren. Deze technologie kan door verschillende maatschappelijke actoren worden gebruikt (SNS, de politie, hulpverleningsorganisaties (zoals het Centrum ter Preventie van Zelfdoding), enzovoort).
Fase 4: Toepassing van verworven inzichten in cyberpesten bij jongeren op andere “contexten”
De reeds verworven kennis rond cyberpesten bij jongeren werd ook toegepast op andere contexten/populaties. Op 1 september 2014 startte het FWO-project “Cyberbullying and Stress at School and Work: towards a cross-fertilization of separate research traditions”. In dit project, dat een samenwerking was tussen de UAntwerpen (Heidi Vandebosch) en de K.U.Leuven/HUB (Hans De Witte, Elfi Baillien) werden inzichten uit twee verschillende onderzoekstradities – nl. die rond cyberpesten bij jongeren en die rond pesten op het werk – gebruikt om elkaars veld te “inspireren”. Op dit project werkten twee doctorandi: Sara Erreygers (UAntwerpen) en Ivana Vranjes (KU Leuven). Voor meer informatie zie: www.cyber-shoc.be .
Fase 5: Narratieve gezondheidscommunicatie en cyberpesten
MIOS maakte deel uit van het HealthNar-uitwisselingsprogramma voor onderzoekers (Marie Curie). Dit programma (zie: http://healthnar.ruhosting.nl) was een gezamenlijk initiatief van 5 universiteiten: Radboud University Nijmegen (Nederland), University of Antwerp (België), University of Augsburg (Duitsland), Johannes Keppler University of Linz (Oostenrijk), University of New South Wales (Australië), en Edith Cowan University (Australië). Tijdens de uitwisseling, waarbij ook acht UAntwerpen-onderzoekers voor minstens een maand naar Sydney gingen, en vier Australische collega’s ons bezochten, werd er voornamelijk gefocust op kennisuitwisseling en gemeenschappelijke onderzoeksinitiatieven rond de volgende domeinen in de gezondheidscommunicatie: “construction of narratives”, “narrative effects” , en “online and interactive narratives”.
Door de HealthNar-uitwisseling rijpte het idee om het (fundamentele) onderzoek naar cyberpesten / interventies rond cyberpesten te koppelen aan (verhalen over) “celebrities“. In een BOF DOC PRO-project was het de bedoeling: 1) om na te gaan of de praktijk van “celebrity bashing” door nieuwsmedia een invloed heeft op cyberpesten bij jongeren (gericht op leeftijdsgenoten), 2) onder welke omstandigheden, en in welke mate “celebrity testimonials” over hun “slachtofferschap” een positief effect kunnen hebben op jongeren. Voor dit onderzoek werd samengewerkt met collega Charlotte De Backer en doctoranda (en later postdoc-onderzoekster) Gaëlle Ouvrein (https://www.uantwerpen.be/nl/projecten/cyberwood/). In het postdoc-onderzoek van Dr. Sara Pabian werden de langetermijn-gevolgen van cyberpesten voor slachtoffers onderzocht. Dit gebeurde via retrospectieve surveys bij jongvolwassenen, maar ook via (narratieve) diepte-interviews met voormalige slachtoffers.
Fase 6: "Prejudice based cyberbullying" en online haatspraak
Op dit moment maken Heidi Vandebosch en Sara Pabian deel uit van het Management Team van de COST-actie over "Pesten, migratie en integratie in scholen" (https://www.cost.eu/actions/CA18115/). Ook wordt er rond online haatspraak gewerkt, onder meer in het kader van het Dtct (Detect Then Act)-project (Heidi Vandebosch, Karolien Poels en Konrad Rudnicki) en het Nethate-project (Heidi Vandebosch, Karolien Poels, Sara Pabian, Ina Weber en Yuying Tan.)