Nooit nergens. Een filosofische zoektocht naar de plaats van de mens

Ik verdedigde mijn proefschrift op 5 mei 2017. Juryleden waren Jacques de Visscher (emeritus Sint-Lucas Gent en Radboud Universiteit Nijmegen), Filip Mattens (LUCA School of Arts & KU Leuven), Arthur Cools (UAntwerpen) en Peter Reynaert (UAntwerpen).

Abstract 

Filosofie bestaat van oudsher in het spreken over wat op het eerste gezicht vanzelf spreekt. Dat we als mens, net zoals alle andere zijnden die in de wereld voorkomen, altijd ergens en dus nooit nergens zijn, is zo’n vanzelfsprekendheid. Maar wat betekent het precies voor ons – als wezens die de wereld ervaren, interpreteren en vormgeven – om ergens te zijn? Dit proefschrift ontwikkelt als antwoord op die vraag een filosofische topologie in de letterlijke zin van dat woord: een wijsgerig onderzoek naar de plaats van de mens. Deze zoektocht verloopt in drie etappes.

  1. Hier. De eerste etappe vertrekt vanuit het voor de hand liggende antwoord op de vraag naar de plaats van de mens. We zijn altijd en overal hier. Voor zover we als belichaamd subject een plek hebben in de wereld, ervaren we die plek altijd als hier waar we zijn, in tegenstelling tot daar waar we niet zijn. Of we nu over de wereld spreken en naar wereldse zaken verwijzen aan de hand van deiktische termen, of de wereld waarnemen, steeds doen we dat vanuit een ‘absoluut hier’ dat min of meer lijkt samen te vallen met ons eigen lichaam. Ons perspectief op de dingen als taalgebruiker en waarnemer – en dus als subject – plaatst ons overal in het middelpunt, en alles waarover we spreken of wat we waarnemen omringt ons.
     
  2. Ergens. Bovenstaand antwoord is echter niet het eindpunt van de filosofische topologie – hoewel het dat traditioneel wel vaak was - maar slechts het begin ervan. Het absolute hier is immers zelf geen plek, het is de manier waarop we ter plekke te zijn. Onze plek is telkens een concreet hier, een ergens. En hoewel elke plek per definitie een plek is, en dus wezenlijk particulier, doe ik in mijn proefschrift een poging om een aantal fundamentele elementen te bespreken die elke plek of plaats (en elk ter-plaatse-zijn) kenmerken. Dit doe ik in verschillende hoofdstukken, om uiteindelijk aan te belanden bij een definitie van plaats als een tegelijk open en begrensde ruimtelijke omgeving, waarin we ons aan de hand van referentiepunten buiten onszelf kunnen oriënteren, en waarin het samenzijn van de elementen die er deel van uitmaken méér behelst dan een zuiver ruimtelijke juxtapositie. Ter-plaatse-zijn betekent bijgevolg dat we ‘in’ een plaats zijn, ons in die plaats oriënteren, en impliciet of expliciet weet hebben van of minstens geïnteresseerd zijn in de betekenisvolle samenhang van de elementen die haar constitueren.
     
  3. Nergens. In het derde en laatste deel van mijn proefschrift neem ik de bovenstaande definitie mee om twee vormen van ‘nergens-zijn’ te bespreken. Ik meng me ten eerste in de discussie over moderne plaatsloosheid, waarin gesteld wordt dat veel moderne plekken (denk aan luchthavens, snelwegen of woontorens) zo sterk inboeten aan een eigen identiteit, dat ze verworden tot ‘niet-plaatsen’ die geen werkelijk ter-plaatse-zijn meer toelaten. Ik sta kritisch tegenover deze claim, vooral omdat ze een veel te maximaal plaatsconcept veronderstelt. Ten tweede bied ik in het laatste hoofdstuk een interpretatie van wat het precies inhoudt om heimwee te hebben, een ervaring die ons het gevoel kan geven ‘tussen’ twee plekken te zweven en nergens ‘echt’ te zijn. Mijn interpretatie reduceert heimwee niet tot een vorm van nostalgie, maar benadrukt integendeel haar ruimtelijke en lijfelijke dimensie.

Mijn werk neemt de fenomenologie als methodologische leidraad en gaat als zodanig in discussie met de belangrijkste vertegenwoordigers van die filosofische traditie, en in het bijzonder met Husserl en Heidegger. Tegelijk laat ik me inspireren door academische literatuur uit de wijsgerige antropologie, architectuurfilosofie en geografie, en tevens door literaire werken en beeldende kunsten zoals fotografie en film.