Abstract
De ambulante handel veranderde enorm tussen 1850 en 1950, en dit in een context van snelle verstedelijking, globalisering en staatsopbouw. Verstedelijking en commerciële innovatie leidden tot een proliferatie van alternatieve verkooppunten, en een groeiende associatie tussen ambulante handel en een geïdealiseerd ruraal verleden. Staatsvorming leidde tot een stijging van lokale en nationale wetten over ambulante handel, die de houding van de elite ten opzichte van de handel weerspiegelden. De dialectiek tussen globalisering en natievorming betekende dat migranten en buitenlanders een belangrijke rol speelden in de ambulante handel, maar dat ze werden geracialiseerd en vanaf 1914 steeds meer door de staat werden gecontroleerd. Historici hebben verzuimd om de emotionele en culturele impact van deze veranderende contexten op de dagelijkse commerciële interacties in vraag te stellen. Dit project vult deze leemte door een bottom-up benadering, gebaseerd op autobiografieën en de iconografie van ambulante handelaars. Het zal de emoties die de interacties tussen ambulante handelaars en hun klanten omringen of vormgeven, bevragen. Het zal de dialectiek identificeren tussen elitaire attitudes en de emoties van degenen die deelnamen aan ambulante handel, evenals de performatieve repertoires van handelaars, die er op gericht waren specifieke emoties bij hun klanten op te wekken.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)