Abstract
Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade behoren tot de meest controversiële en moeilijkste onderwerpen van het aansprakelijkheids- en het verzekeringsrecht.
De (pathologische) voorbeschiktheid is een kenmerk, meestal ongekend, dat het dagelijkse functioneren niet beïnvloedt, maar dat wel iemand vatbaar maakt voor schade. Een voorbeeld is een persoon met een zeldzame allergie voor een bepaalde stof, die als gevolg van een verkeersongeval gehospitaliseerd wordt, een injectie krijgt met die stof en daaraan overlijdt.
Voorafbestaande schade is een abnormale fysieke of psychische toestand van het slachtoffer die gekend is of minstens bestaat op het moment van het schadegeval. Voorbeelden zijn: anatomische kenmerken (slechts één oog), pathologische fysieke kenmerken (een hartdefect), of een psychologisch kenmerk (schizofrene fases, depressies). Het bekendste voorbeeld is de eierschaalschedel-zaak waarin een persoon met een eierschaalschedel of zeer dunne schedel overlijdt als gevolg van een ongeval dat bij een normale persoon slechts een buil zou hebben veroorzaakt. De fout van een derde kan in deze hypotheses de voorafbestaande schade verergeren: een eenogige persoon kan door een ongeval zijn tweede oog verliezen. Ook kan een ongeval de evolutie van de voorafbestaande schade verhaasten: een voorbeeld hiervan is de ongeneeslijk zieke persoon die sterft door een verkeersongeval.
In al deze zaken is de cruciale vraag of de benadeelde volledig vergoed zal worden of enkel een vergoeding zal krijgen voor de voorzienbare schade of voor de afzonderlijk veroorzaakte schade. Kortom en verwijzend naar de gegeven voorbeelden: moet de schadeverwekker enkel het verkeersongeval of de dood van het slachtoffer (met de zeldzame allergie) vergoeden? Vergoeding voor het ene oog, of voor de blindheid? Voor de dood door een verkeersongeval of enkel voor de tijd die de ongeneeslijke patiënt nog had te leven? In het aansprakelijkheidsrecht is de basisregel integrale schadevergoeding. De regel van de integrale schade-vergoeding komt evenwel onder druk te staan wanneer de schade onvoorzienbaar was of de omvang van de schade onvoorzienbaar was als gevolg van een voorbeschiktheid of van voorafbestaande schade. Bijgevolg is een belangrijke onderzoeksvraag: zijn de gevallen van voorbeschiktheid en voorafbestaande schade en de toepasselijke regels conform aan het principe van integrale schadevergoeding?
Voorbeschiktheid en voorafbestaande schade spelen ook een belangrijke rol in het verzekeringsrecht. Voor een behoorlijke beoordeling van het te verzekeren risico, het leven of de fysieke integriteit van de persoon, wensen verzekeraars informatie over de gezondheidstoestand van de kandidaat-verzekerde. Daartoe gebruiken verzekeraars medische vragenlijsten of leggen zij medische onderzoeken op om o.a. te peilen naar voorafbestaande schade. Vragen over voorafbestaande aandoeningen kunnen zonder twijfel in conflict komen met fundamentele rechten, zoals het recht op privacy en het recht op non-discriminatie. Dit onderzoeken behoort tot de kernpunten van dit project. Verder rijst de vraag of een verzekeraar zelf de omschrijving van voorafbestaande schade kan invullen en dekking kan weigeren wanneer de kandidaat-verzekerde geen informatie over voorafbestaande schade heeft verstrekt. Verzekeraars gebruiken verschillende clausules om voorafbestaande schade uit te sluiten, wat op het eerste gezicht conform is aan de contractuele vrijheid. Zo beperken zij soms dekking van een voorafbestaande schade voor een bepaalde periode (bv. een wachttermijn van 1 jaar). Verder verhogen zij soms de premie als gevolg van een voorafbestaande aandoening (bv. astma). Tot slot, en belangrijker, gebruiken verzekeraars soms clausules over voorafbestaande schade om dekking geheel te weigeren ofwel dekking te weigeren voor die bepaalde voorafbestaande schade. Deze verzekeringspraktijk moet worden getoetst aan de fundamentele rechten en het contractueel evenwicht tussen partijen.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)