Abstract
Rewilding of herwilding won recent aan populariteit als een modewoord in natuurbehoud, ecologische filosofie en activisme, alsook in nieuwe subculturen die streven naar een rewilding van het menselijke leven. Deze vorm van rewilding heeft tot doel om de mens opnieuw te verbinden met een 'wilde' natuur en manifesteert zich vaak als een tegencultuur van de moderniteit. Waar rewilding door academici vooral benaderd wordt als een ecologische praktijk en ideologie, is het fenomeen tot op heden niet grondig onderzocht als een (tegen)culturele beweging en visie voor het moderne leven. Dit onderzoeksproject beoogt die leemte in te vullen en benadert rewilding als een moderne tegencultuur. Via een genealogisch onderzoek zoekt het naar een gemeenschappelijke dynamiek van moderniteitskritiek onder de diverse manifestaties van rewilding. Twee tradities in het bijzonder kunnen deze cultuurkritische dynamiek verhelderen: de opvatting van het Dionysische in de romantische literatuur en Nietzsches filosofie, en het discours over betovering dat zich ontwikkelde in reactie op Webers onttoveringstheorie. Het opsporen van deze kritische invloeden in de ontstaansgeschiedenis van rewilding schept de mogelijkheid voor een gefundeerde analyse van de filosofische iraties en implicaties van de rewilding-visie. Deze analyse focust niet alleen op de theoretische relevantie van rewilding als een moderne tegencultuur, maar ook op haar praktische potentieel tot culturele transformatie.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)