Abstract
In westerse rechtssystemen wordt co-ouderschap vrij algemeen beschouwd als de beste vorm van voortgezet ouderschap na scheiding van de ouders. Ook al leven de ouders niet (meer) samen, wordt hun beider betrokkenheid in de opvoeding vrij algemeen geacht in het belang van het kind te zijn. Maar wat houdt co-ouderschap in? Wordt het in België, Italië en Engeland & Wales op dezelfde manier vormgegeven? In wier belang wordt co-ouderschap in concreto toegekend? In dit project wordt ouderschap onderzocht, meer bepaald de manier waarop de genoemde rechtssystemen de gezamenlijke uitoefening ervan juridisch vormgeven. Er wordt nagegaan of er tussen de voornoemde rechtssystemen eventueel verschillende opvattingen bestaan over wat in het belang van het kind is in geval van co-ouderschap. Meer in het bijzonder wordt onderzocht of het (monistische) huwelijkse gezin nog wordt bevoordeeld en, zo ja, of het paradigma van dat gezin en en de structuur ervan ook worden opgedrongen aan gescheiden ouders. Als juridisch project gaat in de eerste plaats aandacht naar de vergelijking van de wettelijke regelingen in de genoemde rechtssystemen, namelijk de Children Act in Engeland & Wales en het Belgische en Italiaanse Burgerlijk Wetboek, en naar de toepassing ervan in de rechtspraak. Het onderzoek wordt voorts gevoerd vanuit het perspectief van genderstudies. Daarom komen naast de juridische bronnen ook de sociaalwetenschappelijke en psychologische wetenschappelijke literatuur aan bod. De kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksresultaten daaruit zullen bijdragen tot een sociaalwetenschappelijk geïnformeerd begrip van co-ouderschap als rechtsinstelling. Met die rechtsvergelijkende en interdisciplinaire focus zal dit project eerst de algemene principes inzake het ouderlijk gezag in de genoemde rechtssystemen uiteenzetten: het belang van het kind en het principe van co-ouderschap. Vervolgens zal de huidige juridische vormgeving ervan worden onderzocht, met focus op voortgezet gezags- en verblijfsco-ouderschap na scheiding van de ouders. Het paradigma van co-ouderschap zal dan in vraag worden gesteld vanuit de beperkingen die het belang van het kind eraan stelt. Twee thema's komen daarbij in het bijzonder aan bod: het conflict tussen de ouders enerzijds en het contact tussen ouder en kind anderzijds. Ten slotte zal het project argumenten aandragen voor een maternalistische veeleer dan paternalistische opvatting van coouderschap; een dergelijke benadering kan het belang van het kind ook beter in overeenstemming brengen met co-ouderschap.
Onderzoeker(s)
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)