Onderzoeksgroep
- Centrum voor Computerlinguïstiek, Psycholinguïstiek en Sociolinguïstiek (CLiPS)
- Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
- Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC)
Expertise
Machine learning, stilometrie, distant reading, artificële intelligentie, natuurlijke taalverwerking, tekstclassificatie, digital humanities, netwerkanalyse, deep learning, neurale netwerken, sequensanalyse, tekstgeneratie, auteursherkenning, computer vision, beeldanalyse
Flexibele en complexe families doorheen de levensloop (FAMFLEX).
Abstract
Families nemen vandaag de dag verschillende vormen aan, gekenmerkt door een reeks relationele, culturele en sociale determinanten. Deze verscheidenheid onthult niet alleen het fenomeen van 'diverge-rende levenslopen' (diverging destinies), maar geeft ook aanleiding tot voortdurende processen van 'familie doen' (doing family), gezien de inherent dynamische aard van wat een familie is. Familiepraktijken worden tegelijkertijd gevormd door sociale normen, geïnspireerd door culturele interpretaties en gere-guleerd door recht en beleid, die alle zelf ook weer dynamisch zijn. De algemene doelstelling van het FAMFLEX consortium is om beter te begrijpen hoe steeds complexere en flexibelere familiepraktijken (de families waar we "mee" leven) zich ontvouwen doorheen de tijd, levensdomeinen en analyseni-veaus, binnen gevestigde institutionele kaders (de families waar we "naar" leven). Dit maakt op zijn beurt een kritische beoordeling mogelijk van de huidige sociale, culturele en juridische/beleidsmatige voorstellingen van de familie, evenals de uitwerking van protocollen gericht op het bevorderen van so-ciaaleconomisch beleid in de benadering van complexe en flexibele families. Deze ambitieuze doelstelling vereist een interdisciplinaire theoretische basis en een mixed-me-thods benadering die gebruik maakt van grootschalige datasets en geavanceerde analytische technieken. Het consortium brengt daarom de expertise van drie onderzoeksgroepen samen: CPFH (Centrum voor Demografie, Familie en Gezondheid, Faculteit Sociale Wetenschappen), PR² (Persoon & Vermogen, Faculteit Rechten) en ACDC (Antwerp Centre for Digital Humanities and Literary Criticism, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte). Door de uitgebreide kennis en deskundigheid van deze groepen te combineren, zal FAMFLEX state-of-the-art sociaal-wetenschappelijke methoden, socio-juridische en literaire benaderingen ontwikkelen en toepassen, uniek ingebed in de juridische benadering van de beperkingen van de hedendaagse complexiteit van families. De innovatieve integratie van klassieke (longitudinale) methodologie met digital humanities technieken en methoden (met name grote taalmodellen) op het kruispunt van theoretische kaders over levensloop, gender en etnische diversiteit zal ons sociologisch, juridisch en letterkundig begrip bevorderen van wat 'familie doen' vandaag betekent, en hoe complexiteit en flexibiliteit zich verhouden tot (vraagstukken van) maatschappelijke integratie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Mortelmans Dimitri
- Co-promotor: Joosen Vanessa
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Swennen Frederik
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digitalisering van de geschiedenis van België.
Abstract
Dit project ondersteunt de verdere digitalisering van de Bibliografie van de Geschiedenis van België (BGB-BHB). Het omvat twee hoofdtaken: 1) Automatisering van data-export naar drukklare formaten: De bestaande digitale gegevens in de databank van het Rijksarchief worden jaarlijks handmatig omgezet naar een geformatteerd bestand voor drukwerk. Deze mechanische taak wordt geautomatiseerd via een conversie-script, wat het proces vereenvoudigt en manuele inspanning vermindert. 2) Integratie van oudere gedigitaliseerde bestanden: Recent zijn oudere, gedrukte delen van de BGB-BHB gedigitaliseerd en omgezet naar een gestructureerd XML-formaat. Deze bestanden moeten computationeel worden geparseerd en geïnjecteerd in de databank van het Rijksarchief. Dit proces verrijkt de bestaande gegevens met bibliografische beschrijvingen die tot nu toe enkel in druk beschikbaar waren. Daarbij wordt met technieken uit de computerlinguïstiek gewerkt om dubbels te detecteren en te vermijden. Door het automatiseren van datastromen en het integreren van oudere gegevens, draagt dit project bij aan de toegankelijkheid en efficiëntie van de BGB-BHB en waarborgt het de duurzaamheid ervan als belangrijk naslagwerk voor historisch onderzoek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Out of Character: een panoramische studie van fanfictie in convergentiecultuur.
Abstract
Fanfictie is een literaire vorm die ontstaat doordat fans nieuwe verhalen creëren binnen bestaande canons. Deze vorm van fictie is enorm populair, mede door convergentiecultuur: de verspreiding van een werk via meerdere platforms waardoor een intermediale canon ontstaat. Een casus zoals Harry Potter toont aan hoe een coherent verhaal gecreëerd wordt door boeken, videogames, films én fictie door fans. Doordat die fictie voornamelijk online wordt gepubliceerd, is ze ruim toegankelijk. Dit maakt dat fanfictie frequent voor computationele analyses wordt ingezet. Binnen die analyses blijven echter twee cruciale aspecten onderbelicht. 1) Ondanks haar digitale aard, ligt de oorsprong van fanfictie in gedrukte fanzines. Toch zijn er geen grootschalige studies die bestuderen hoe fanfictie eruitzag voor het internettijdperk. Deze studie zal daarom een vergelijking maken tussen fanfictie in gedrukte en online formaten. 2) Ook is er nog geen onderzoek naar hoe convergentiecultuur fanfictie precies vormgeeft. Daarom zal deze studie de impact van een intermediale canon onderzoeken. De computationele analyses in dit onderzoek focussen hierbij op de personages, aangezien die de centrale rol spelen in deze transformatieve fictie. Ook zullen fans van de onderzochte fandoms betrokken worden bij het interpreteren van de resultaten. Hun inzichten zullen de analyses verrijken en zorgen voor een beter begrip van de dynamische relatie tussen fanfictie en convergentiecultuur.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Allaert Mona
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De vele gezichten van Boendale: het modelleren van de historische positionaliteit in Jan van Boendales (ca. 1280-1351?) oeuvre.
Abstract
Jan van Boendale (ca. 1280-1351?) was een invloedrijke Middelnederlandse auteur in de 14e eeuw, die zijn rol als Antwerps stadssecretaris combineerde met het schrijven van didactisch-literaire werken. Hoewel hij de eerste Nederlandstalige auteur is over wie veel biografische gegevens beschikbaar zijn, is er weinig onderzoek verricht naar (1) de invloed van zijn historische positie (positionaliteit) op zijn auteursfunctie en (2) zijn oeuvre als geheel. Dat komt door de complexiteit van het auteurschap in de teksten van de zogenoemde Antwerpse School, waardoor de afbakening van Boendales oeuvre een befaamde 'cold case' is in de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dit project zal eerst Boendales oeuvre afbakenen met behulp van computationele methoden uit de auteursverificatie. Daarna zal ik nagaan hoe Boendales positionaliteit zijn auteursfunctie beïnvloedde vanuit drie verschillende invalshoeken: Boendale als klerk, als stadsbewoner en als man. Deze invalshoeken lopen parallel aan de onderzoeksvragen van dit project: hoe Boendales positionaliteit op deze drie vlakken zijn literaire geschriften beïnvloedde. Elke onderzoeksvraag heeft een eigen methodologie (respectievelijk computationele text reuse detection, topic modeling en woordveldanalyse), die demonstreert hoe computationeel onderzoek aan middeleeuwse studies kan bijdragen. Centraal in dit project staat het besef dat de historische Jan van Boendale niet altijd congruent moet zijn geweest met zijn vertellers.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Sleiderink Remco
- Mandaathouder: Vandyck Caroline
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Nieuwe perspectieven in het middeleeuwse en renaissance hoofse lied.
Abstract
De Franco-Vlaamse polyfonie die in het recent ontdekte Leuven Chansonnier is overgeleverd, behoort tot Europees erfgoed dat artistiek op hetzelfde niveau staat als de schilderkunst van de Vlaamse primitieven. De uitvoering van de muziek die in het vijftiende-eeuws handschrift is vervat, wordt echter gehypothekeerd door de afstand van meer dan vijf eeuwen die de middeleeuwse componisten en de musici van vandaag van elkaar scheiden. Uit de eerste resultaten van het onderzoek dat werd gevoerd om deze kloof te overbruggen, blijkt dat het van belang is de casus van het Leuven Chansonnier te overstijgen en het via multidisciplinair onderzoek te integreren in zijn bredere muzikale, literaire en historische context. Tegelijkertijd botste het onderzoek op de grenzen van de traditionele analyse. Het antwoord hierop bestaat uit dataproductie door innovatieve technologie en AI gestuurde processen. De methodologie die in functie hiervan zal worden ontwikkeld, zal naar verwachting ook toepasbaar zijn in andere domeinen van de humane wetenschappen. Uitgaande van de casus van het Leuven Chansonnier speelt New Perspectives on Medieval and Renaissance Courtly Song in op een meervoudige vraagstelling. Concreet gaat het om (1) multidisciplinair onderzoek naar de algemeen maatschappelijke en culturele context waarbinnen het Leuven Chansonnier en een daaraan gerelateerd breed bronnencorpus zijn geproduceerd en hebben gecirculeerd; (2) innovatief onderzoek naar de architecturale en akoestische ruimtes waarin het bronnencorpus, in het algemeen, en het Leuven Chansonnier, in het bijzonder, zijn uitgevoerd, en de transpositie van de daaruit resulterende data en inzichten naar een hedendaagse uitvoeringscontext; (3) de integratie van de behaalde resultaten en hun doorstroming zowel naar het academisch en het praktijkgericht onderzoek als naar internationale, nationale, regionale en lokale valorisatieplatformen, in functie van een authentieke erfgoedbeleving door een breed doelpubliek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
FWO Sabbatsverlof 2024-2025 (Prof. M. Kestemont).
Abstract
Een belangrijke uitdaging in de studie van middeleeuwse literatuur is de onvolmaakte overleving van materiële bronnen, dat wil zeggen, de documenten waarin deze verhalen werden opgetekend. Veel werken zijn verloren gegaan en we lopen daarom het risico dat we de oorspronkelijke diversiteit van deze literatuur danig onderschatten. Als reactie hierop hebben we ons onlangs gewend tot methoden uit de ecologie: modellen voor ongeziene soorten, bedoeld om het aantal niet-gedetecteerde soorten in veldonderzoeken te meten, kunnen ons helpen bij het schatten van het aantal "vergeten" werken uit de middeleeuwse literatuur. Tijdens dit sabbatsverlof zal ik de huidige stand van dit onderzoek in twee specifieke richtingen verder onwikkelen. Dit onderzoek zal zich richten op vijf samenhangende corpora van volkstalige ridderfictie uit de hoge Middeleeuwen in Noordwest- Europa. (1) verloren vertalingen: volkstalige literaturen, zoals het Middelnederlands, worden vaak beschouwd als "derivatief", omdat ze sterk leunden op vertalingen uit het Frans. Modellen van ongeziene soorten maken het mogelijk om het aantal verloren vertalingen te schatten en leveren zo nieuwe inzichten op in processen van latente culturele overdracht. (2) overlevingsbias: net als "schuwe" diersoorten in de ecologie, is het mogelijk dat sommige categorieën werken (bijv. chansons de geste) sneller onopgemerkt blijven in de overgeleverde bronnen. Met behulp van varianten van modellen voor ongeziene soorten zullen we nagaan of de overleving van middeleeuwse literatuur inderdaad vertekend is langs de assen van subgenre of compositiedatum. Voor deze deeltaken zal ik samenwerken met gezaghebbende experts op het gebied van historische literatuur en culturele ecologie op lokaal en (inter)nationaal niveau.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
BOF Onderzoekssabbatical 2024-2025 (Mike Kestemont).
Abstract
Een belangrijke uitdaging in de studie van middeleeuwse literatuur is de onvolmaakte overleving van materiële bronnen, dat wil zeggen, de documenten waarin deze verhalen werden opgetekend. Veel werken zijn verloren gegaan en we lopen daarom het risico dat we de oorspronkelijke diversiteit van deze literatuur danig onderschatten. Als reactie hierop hebben we ons onlangs gewend tot methoden uit de ecologie: modellen voor ongeziene soorten, bedoeld om het aantal niet-gedetecteerde soorten in veldonderzoeken te meten, kunnen ons helpen bij het schatten van het aantal "vergeten" werken uit de middeleeuwse literatuur. Tijdens dit sabbatsverlof zal ik de huidige stand van dit onderzoek in twee specifieke richtingen verder onwikkelen. Dit onderzoek zal zich richten op vijf samenhangende corpora van volkstalige ridderfictie uit de hoge Middeleeuwen in Noordwest- Europa. (1) verloren vertalingen: volkstalige literaturen, zoals het Middelnederlands, worden vaak beschouwd als "derivatief", omdat ze sterk leunden op vertalingen uit het Frans. Modellen van ongeziene soorten maken het mogelijk om het aantal verloren vertalingen te schatten en leveren zo nieuwe inzichten op in processen van latente culturele overdracht. (2) overlevingsbias: net als "schuwe" diersoorten in de ecologie, is het mogelijk dat sommige categorieën werken (bijv. chansons de geste) sneller onopgemerkt blijven in de overgeleverde bronnen. Met behulp van varianten van modellen voor ongeziene soorten zullen we nagaan of de overleving van middeleeuwse literatuur inderdaad vertekend is langs de assen van subgenre of compositiedatum. Voor deze deeltaken zal ik samenwerken met gezaghebbende experts op het gebied van historische literatuur en culturele ecologie op lokaal en (inter)nationaal niveau.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring 2024-2028 (ECOOM).
Abstract
De missie van het Expertisecentrum Onderzoek en Ontwikkelingsmonitoring (ECOOM) is de ondersteuning van het beleid voor Wetenschap, Technologie, Innovatie en Economie (inclusief Ondernemerschap) van de Vlaamse overheid (WTIE). ECOOM heeft bijzondere aandacht voor de economische en maatschappelijke impact van het WTIE-beleid, gebundeld in overkoepelende thema's zoals het menselijk kapitaal waarop Vlaanderen kan bogen voor de ontwikkeling en uitvoering van dit beleid, het industrie- en technologiebeleid dat Vlaamse welvaart en welzijn schraagt en de productiviteit en internationale competitiviteit die gerealiseerd worden met de ingezette WTIE-middelen. ECOOM UAntwerpen is de coördinator van het werkprogramma voor het Vlaams Academisch Bibliografisch Bestand voor de Sociale en Humane Wetenschappen (VABB-SHW), is verantwoordelijk voor de (data)aanleveringen aan de Vlaamse overheid en het Gezaghebbende Panel (GP), en voert opdrachten en onderzoeksactiviteiten uit rond studentondernemerschap.Onderzoeker(s)
- Promotor: Engels Tim
- Co-promotor: Blust Ronny
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Van Passel Steven
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Luisteren vanop afstand: fictionaliteit in de true crime podcast.
Abstract
Dagelijks luisteren miljoenen mensen naar true crime podcasts, maar wat verklaart hun populariteit? Dit project onderzoekt de feit/fictie-dichotomie in Engelstalige true crime podcasts en analyseert de rol van tekstimmanente kenmerken bij de 'suspension of disbelief' (het opschorten van ongeloof) bij het publiek. Hoewel eerder onderzoek het gebruik van dergelijke kenmerken in misdaadfictie heeft onderzocht, is er nauwelijks aandacht besteed aan het gebruik ervan in true crime podcasts, ondanks de grote populariteit van het genre en de unieke auditieve beleving. Het huidige project zal computationele methoden toepassen op een uitgebreide dataset van true crime podcasts om te beoordelen in welke mate dit genre literaire stijlkenmerken inzet in vergelijking met andere non-fictiegenres. Hiervoor zal een vergelijkende aanpak worden gehanteerd, waarbij true crime podcasts worden vergeleken met misdaadromans en andere, meer journalistieke podcasts. Hiermee beoogt het project de hypothese te verifiëren dat de poëtica van de true crime podcast in staat is om een gevoel van spanning te creëren door technieken te gebruiken die gewoonlijk worden geassocieerd met fictie. Dit kan op zijn beurt de bereidheid van de luisteraar vergroten om het verhaal als waargebeurd te aanvaarden. Deze macroscopische kijk op de hedendaagse true crime podcast wordt aangevuld met inzichten uit de 'Thing Theory' om de rol van levenloze objecten (zoals moordwapens) in de beleving van het genre te beoordelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Smits Thomas
- Mandaathouder: Verreyen Loren
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Re-mediating the Early Book: Pasts and Futures (REBPAF).
Abstract
"Re-mediating the Early Book: Pasts and Futures" (REBPAF) is een door de Europese Commissie gefinancierd MSCA-doctoraal netwerk dat 13 PhD-onderzoekers zal ondersteunen die projecten uitvoeren over laatmiddeleeuwse en vroegmoderne boeken. Deze promovendi zijn verspreid over de volgende instellingen: Universiteit van Galway (3 posities), Universiteit van Antwerpen (2 posities), Universiteit van Alicante (2 posities), Universiteit van Zürich (2 posities), Universiteit van Wenen (2 posities) en Universiteit van Bristol (2 posities). Alle promovendi die voor dit netwerk worden aangeworven, treden toe tot een levendige en ondersteunende internationale gemeenschap van wetenschappers; zij zullen ook profiteren van op maat gesneden, netwerkbrede programmering en zullen als onderdeel van hun opleidingsprogramma praktische werkervaring opdoen in verwante culturele sectoren. REBPAF richt zich op de manieren waarop 15e- en 16e-eeuwse boekproducenten (kopiisten, drukkers, ondernemers) onderhandelden over de dynamische relaties tussen het manuscript en het gedrukte boek en zich aanpasten aan de veranderende uitdagingen van de markt, en laat zien dat deze culturele en economische onderhandelingen nog steeds relevant zijn voor de moderne wereld. Daartoe verenigt REBPAF de belangen van hedendaagse organisaties die het oude boek opnieuw een plaats geven – uitgevers, boekhandelaren, musea, kunst- en erfgoedsector – met die van de wetenschappelijke wereld. REBPAF heeft het dubbele doel om: 1) een nieuwe generatie mediëvisten en vroegmodernisten te betrekken bij een innovatief en collaboratief onderzoeksprogramma dat fundamentele en interdisciplinaire vragen stelt over de geschiedenis van het boek en het geschreven woord en zijn toekomst in een digitale omgeving; en 2) de onderzoekers die voor dit netwerk worden aangeworven uit te rusten met overdraagbare vaardigheden en competenties van hoog niveau via stages en opleidingsworkshops die worden aangeboden door een reeks van negen niet-academische partners die een rechtstreeks belang hebben bij en relevant zijn voor onze onderzoeksagenda. De niet-academische partners van REBPAF zijn onder meer Antiquariat Inlibris (Oostenrijk), Maggs Bros. Ltd. (Verenigd Koninkrijk), The National Print Museum (Ierland), Österreichische Nationalbibliothek (Oostenrijk), Vlaamse Erfgoedbibliotheken (België), Stiftsbibliothek Klosterneuburg (Oostenrijk), Boydell & Brewer (Verenigd Koninkrijk), Quaternio Verlag Luzern (Zwitserland), en Cúirt International Festival of Literature (Ierland).Onderzoeker(s)
- Promotor: Sleiderink Remco
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Fox Marika
- Mandaathouder: Voorneveld Nicky
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Constrained. Een vergelijkend onderzoek naar de invloed van formele kenmerken op de materiële overlevering van Middelnederlandse literatuur.
Abstract
Recent internationaal onderzoek focust steeds meer op de verspreiding van middeleeuwse literatuur. In de middeleeuwen was de materiële overlevering van teksten volledig afhankelijk van het handmatig overschrijven van handschriften, waardoor teksten een fluïde karakter kregen. Dit project onderzoekt welke overlev(er)ingsmechanismen de duurzame uitwisseling van informatie hielpen garanderen in tekstuele culturen die gekenmerkt werden door onstabiele overdrachtswijzen. Een aspect dat nader empirisch onderzoek verdient, is de tekstvorm. Om te onderzoeken of formele aspecten kunnen worden bestempeld als 'constraints' die mogelijke veranderingen beperkten, wordt de volledige overlevering van twee korte 13de-eeuwse Middelnederlandse teksten met de hulp van computationele instrumenten vergeleken: de Martijntrilogie van de Vlaamse dichter Jacob van Maerlant en Dietsche Catoen, een vertaling van de Latijnse Dicta Catonis. De resultaten worden getoetst aan een controlecorpus, namelijk Maerlants volumineuze Rijmbijbel (1271). Omdat de teksten op vlak van formele kenmerken significant verschillen, wil dit project meer specifiek nagaan of en welke formele aspecten van een tekst (zoals rijm en strofevorm) beschouwd kunnen worden als overleveringsmechanismen. Verwacht kan worden dat de Martijntrilogie, die is opgebouwd volgens complexe rijmschema's, minder variatie in de overlevering vertoont dan Dietsche Catoen, waarvan de enige formele eisen de vierregelige strofen en gepaard rijm zijn.Onderzoeker(s)
- Promotor: Sleiderink Remco
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Moors Sofie
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Hic Sunt Dracones. Een datagedreven analyse van de (on)veranderlijkheid van toponiemen en de implicaties daarvan voor toponiem-gebaseerde landschapsreconstructies.
Abstract
Het landschap dat ons omringt bevat talloze toponiemen of plaatsnamen, die een enorme tijdsdiepte vertegenwoordigen. Het hieruit extraheren van historische informatie heeft echter één grote valkuil: niet alle toponiemen hebben een 1-op-1 relatie met 'echte' historische landschapselementen. Een middeleeuwse cartograaf kon gemakkelijk 'Hic Sunt Dracones' ['Hier zijn draken'] als dummy toponiem toevoegen om een onverkend gebied te benoemen, en toponiemen kunnen verschuiven in ruimte of betekenis. Tot nog toe ontbrak een concrete methode om met deze complicaties om te gaan. Dit project modelleert de nexus toponiem-betekenis-landschap voor een cartografisch goed gedocumenteerde regio, en gebruikt vervolgens 'state-of-the-art' technieken om landschapsveranderingen van een gebied waarvoor beperkt cartografisch bewijs, maar alleen toponiemen beschikbaar zijn, in kaart te brengen. Het project heeft als doel om: (1) het onderzoekspotentieel van toponiemen te begrijpen, (2) toponiemendatasets te construeren via nieuwe methodologieën, (3) machinaal leren toe te passen voor een data-gedreven landschapsreconstructie en (4) de schaalbaarheid van de methodologie te onderzoeken. Hic Sunt Dracones zal zo leiden tot wetenschappelijke doorbraken op het gebied van toponymie en landschapsgeschiedenis door nieuwe antwoorden en methodologische oplossingen te bieden op en voor de fundamentele vraag wanneer en onder welke omstandigheden toponiemen veranderen in betekenis en ruimte.Onderzoeker(s)
- Promotor: Jongepier Iason
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: De Coster Christophe
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Antwerps Centrum voor Text Mining (TEXTUA).
Abstract
Kennis zit meestal opgeslagen in ongestructureerde data zoals tekst, die gestructureerd moet worden vooraleer de kennis toegankelijk gemaakt kan worden. De behoefte aan en mogelijkheden voor deze automatische tekstanalyse zijn de laatste tijd aanzienlijk toegenomen door ontwikkelingen in de kunstmatige intelligentie, niet alleen in de humane en sociale wetenschappen, maar ook in de exacte en medische wetenschappen. Het is de missie van ATMC om schaalbare oplossingen aan te bieden aan onderzoekers uit elke wetenschappelijke discipline die grote hoeveelheden tekstdata willen analyseren en gebruiken. Tekstdata moet hier in brede zin worden gezien, en omvat ook automatisch getranscribeerde spraak, geschreven tekst in afbeeldingen en afbeeldingen die automatisch in tekst worden beschreven. ATMC bundelt de unieke bestaande expertise in digitale tekstanalyse aan de Universiteit Antwerpen met speciale nadruk op "explainable AI", en zal de capaciteit bieden om het groeiende aantal interdisciplinaire vragen dat ons vandaag bereikt te ondersteunen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Martens David
- Co-promotor: Oramas Mogrovejo José Antonio
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De ontplooiing van de open service infrastructuur voor humane wetenschappen (CLARIAH-VL).
Abstract
CLARIAH-VL vormt de Vlaamse bijdrage aan de Europese onderzoeksinfrastructuren DARIAH (Digital Humanities) en CLARIN (Computerlinguïstiek). Voortbouwend op deze infrastructuren zal CLARIAH-VL de krachten van de betrokken Vlaamse consortia bundelen voor de ontwikkeling en valorisatie van kwaliteitsvolle, modulaire, en gebruiksvriendelijke tools, bronnen en diensten door en voor onderzoekers in de humane wetenschappen. CLARIAH-VL, dat 22 interdisciplinaire onderzoeksteams van de universiteiten van Gent, Antwerpen, Leuven en Brussel en het Instituut voor de Nederlandse Taal (INT) samenbrengt, zal zich blijven meten aan de de heterogene en meertalige samenstelling van digitale onderzoeksdata in de humane wetenschappen – zo eigen aan de Europese geschiedenis, cultuur, milieu en samenleving op de lange termijn. Om zoveel mogelijk aspecten van de werkprocessen van onderzoekers te ondersteunen en (semi-)automatiseren, zal elk van deze hulpmiddelen ten volle moeten bouwen op de meest recente ontwikkelingen op het gebied van machine learning, linked data, en semantische technologie, vooral ook met betrekking tot digitale tekst- en beeldanalyse.Onderzoeker(s)
- Promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Soens Tim
- Co-promotor: Van Hulle Dirk
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ideologische bias begrijpen door data-gestuurde methodes: cognitieve sociale leerprocessen testen door intersectionele analyse van historische data (c.1800-c.1940)
Abstract
Ideologische vooringenomenheid met betrekking tot leeftijd, geslacht, etniciteit en sociale klasse is een belangrijk ethisch vraagstuk in de hedendaagse samenleving, dat zowel op macro- als op microniveau een impact heeft op menselijk gedrag. Recente studies tonen aan dat digitale analysemodellen op basis van kunstmatige intelligentie ideologische vooroordelen niet enkel oppikken, maar zelfs versterken op basis van de data waarop de modellen werden getraind. Dit project wil deze ongewenste eigenschap tot een strategisch voordeel omkeren in een studie van ideologische vooringenomenheid in de negentiende en vroege twintigste eeuw (c.1800-c.1940). Recente cognitieve studies maken duidelijk hoe ideologische vooroordelen grotendeels voortkomen uit processen van sociaal leren. Drie gevalstudies bestuderen de ontwikkeling en verspreiding van ideologische vooroordelen in drie cruciale domeinen met een grote maatschappelijke impact: opvoeding (jeugdliteratuur), massacommunicatie (toverlantaarnplaten en -voorstellingen) en regulering (politierapporten). Deze gerelateerde onderzoeksgebieden kunnen bogen op een veelheid aan rechtenvrij gedigitaliseerd materiaal en op reeds bestaand onderzoek. Door de toepassing van standaardprocessen uit digitale leerprocessen willen we impliciete patronen en trends met betrekking tot ideologische vooringenomenheid traceren en deze confronteren met reeds bestaande kennis. Dit project is innoverend, omdat het een methodologie voorstelt die de studie van pixeldata aan de hand van computervisie in het centrum van de geesteswetenschappen plaatst – een beweging die tot dusver weinig aandacht kreeg. Bovendien maakt de grote hoeveelheid data een nieuw intersectioneel onderzoek mogelijk over de constructie van ideologische vooringenomenheid in het verleden door drie verschillende gebieden van sociaal leren en hun corpora voor het eerst met elkaar in verband te brengen. De inbedding in recente cognitieve studies zal ons bovendien in staat stellen om een beter inzicht te krijgen in de impliciete werking van ideologische vooroordelen in het verleden. Op die manier zal een beter begrip ontstaan van wat mensen dachten en hoe dat denken structuur gaf aan hun gedrag en aan hun interactie met de wereld.Onderzoeker(s)
- Promotor: Nanay Bence
- Co-promotor: Joosen Vanessa
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Van Damme Ilja
- Co-promotor: Vanhoutte Kurt
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digitale tekstanalyse.
Abstract
Een beter begrip van de literaire voorkeuren in het verleden, alsook het verklaren van historische veranderingen op dit gebied is een centrale taak in culturele studies en een basisvoorwaarde om tot valide literaire geschiedenissen te komen. Deze activiteiten zijn bovendien nauw verwant aan de ontwikkeling van "canons", oftewel (populariteits)lijsten van de van de meest invloedrijke werken in een bepaalde cultuur. Dit project richt zich op de middeleeuwse periode (ca. 600-1450), toen de handgeschreven codex het belangrijkste vehikel was voor de transmissie van teksten. Dit project zal zich methodologisch inspireren op het opkomende paradigma van de culturele evolutie, waarin agens-gebaseerde modellen zijn ontwikkeld die ons toelaten om de selectieprocessen te bestuderen die de motor zijn van culturele verandering (zoals de ontwikkeling van een canon). Een ander belangrijk onderwerp van dit project is de duurzame transmissie van informatie over lange tijdsperiodes. Binnen het nieuwe raamwerk van de culturele ecologie, importeren we empirische methodes uit de ecologie en biostatistiek om innovatieve, kwantitatieve modellen te ontwikkelen die meer inzicht kunnen bieden in culturele verandering en overlevering, in het bijzonder in het domein van de literatuur.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Contextbewuste mode-aanbevelingen via beeldverwerking en conversationele taaltechnologie.
Abstract
In een tijdperk van snel veranderende trends, worstelen mensen om een garderobe samen te stellen die past bij hun levensstijl en behoeften. Door de vele keuzemogelijkheden kost het tijd en moeite om uit te zoeken welke kleding te dragen en dus ook welke kleding te kopen of weg te gooien. Professionele stylisten kunnen ondersteuning bieden bij het aanpakken van deze uitdaging, maar hun diensten zijn voor de meeste klanten niet betaalbaar. Bovendien zijn veel bestaande mobiele toepassingen, die wel betaalbaar zijn, afhankelijk van menselijke inspanningen om zo'n garderobe samen te stellen. Aanbevelingssystemen kunnen dit marktsegment perfect opvullen; dergelijke systemen zijn echter meestal niet in staat om hun aanbevelingen toe te lichten. Gebruikers willen weten waarom de verstrekte aanbeveling is gegeven. Uitlegbare aanbevelingen zijn dan ook zeer gegeerd door gebruikers, omdat uitlegbaarheid de transparantie, overtuigingskracht, effectiviteit, betrouwbaarheid en tevredenheid van aanbevelingen voor gebruikers verbetert. In dit project willen we een context-bewust, meertalig en multimodaal aanbevelingssysteem ontwikkelen voor de modecompatibiliteit van kleding, versterkt met uitlegfunctionaliteit. Dit aanbevelingssysteem zal de kern vormen van een mobiele applicatie, aangevuld met een live chat interactie met klanten via een ingebouwde chatbot, die dagelijks modeadvies zal geven op basis van de huidige garderobe, het weer en de agenda van de klant. In het vervolgproject willen we de voorgestelde mobiele applicatie ontwikkelen om de technologie aan de b2c markt te leveren. Vervolgens zullen we een spin-off bedrijf opstarten om ons aanbevelingssysteem constant te verbeteren en nieuwe functies in onze applicatie te implementeren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Woord en gedachte. Het belang van middeleeuwse vertalingen voor de conceptuele geschiedenis.
Abstract
Het projectvoorstel heeft als doel om door middel van taalstudie tot een beter begrip van middeleeuwse vertalingen van filosofische verhandelingen te komen. De bedoeling is om te onderzoeken of de combinatie van filologisch onderzoek ('close reading') en geautomatiseerde data ('distant reading') erin kan slagen om vertalingen die voorlopig anoniem zijn, toe te wijzen aan gekende vertalers, of ze minimaal te groeperen als het werk van een en dezelfde naamloze geleerde. Als deze methodologie leidt tot de identificatie van vertalers of tot het groeperen van vertalingen, biedt ze mogelijkheden om het intellectueel milieu te begrijpen waarin de vertalingen ontstonden, om stabiliteit en verandering in de technische terminologie van wetenschap en technologie te beschrijven als een essentieel onderdeel van de Europese conceptuele geschiedenis, en om de geografische en chronologische overdracht van deze teksten en concepten te beschrijven.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Stille stemmen: een digitale studie van de kartuis in Herne als een tekstuele gemeenschap (ca. 1350-1400).
Abstract
Het kartuizerklooster van Herne heeft de culturele geschiedenis van de Lage Landen diepgaand beïnvloed. In een tijd waarin literatuur nog veelal in het Latijn werd geschreven, fungeerde dit klooster als een ware hotspot in de productie en verspreiding van volkstalige teksten. In een relatief korte tijdspanne (ca. 1350-1400) kopieerde deze gemeenschap samen een imposante verzameling van meer dan 25 Middelnederlandse en Latijnse manuscripten, waarvan velen unieke teksten bevatten. De kartuizers van Herne, die bij toetreding een monastieke eed van stilte afleggen, waren buitengewoon productieve en bescheiden kopiisten. Nauwelijks vinden we toe-eigeningen in de vele teksten die door hen werden geproduceerd. Het is daarom enigszins anachronistisch dat de recente literatuurwetenschap haast uitsluitend gericht is geweest op de identificatie van specifieke personen in het klooster (zoals de beroemde Bijbelvertaler van 1360). In dit project bestuderen wij het kartuizerklooster van Herne als een zogenaamde "tekstgemeenschap", gedreven door een gemeenschappelijk doel. Hiertoe zullen we ons concentreren op de kopiee raktijk, die een zeldzame toegang verschaft tot de samenwerkingen tussen de monniken. Via stylochronometrie zullen we de evolutie en convergentie in de lokale kopiee raktijk beter kunnen bestuderen en duiden. De ontsluiting van deze belangrijke bronnen (in diplomatische transcripties) zal bovendien verbeterd worden via de toepassing van handgeschreven tekstherkenning.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digitaal erfgoed voor slimme regio's (Time Machine). Test-case: Herentals en de Kleine Nete.
Abstract
Hoe kunnen we kennis uit het verleden inzetten bij het beantwoorden van ruimtelijke vragen vandaag? De digitale revolutie zorgt voor een exponentiële toename van precies lokaliseerbare data over de geschiedenis, archeologie en ontwikkeling van het landschap. Een digitale 'tijdmachine' komt zo binnen handbereik. Binnen de contouren van het Gebiedsprogramma Kleine Nete onderzoekt dit project hoe we digitaal beschikbare erfgoeddata ruimtelijk kunnen integreren en inzetbaar maken voor toekomstige ruimtelijke ontwikkeling.Onderzoeker(s)
- Promotor: Soens Tim
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Van Damme Ilja
- Co-promotor: Verlinden Jouke Casper
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Big Data van het verleden voor de toekomst van Europa (Time Machine)
Abstract
Europe moet dringend zijn engagement met zijn verleden herstellen en intensiveren. Time Machine zal Europa de technologie geven om zijn identiteit te versterken tegen de achtergrond van globalisering, populisme en toenemende sociale uitsluiting, door zijn geschiedenis en cultureel erfgoed om te vormen tot een levende hulpbron voor de co-creatie van zijn toekomst. Het Large Scale Research Initiative (LSRI) zal een grootschalige digitalisering en computerinfrastructuur ontwikkelen die de millennia van de Europese historische en geografische evolutie in kaart brengt, waarbij kilometers aan archieven, grote collecties van musea en bibliotheken en geohistorische datasets in een gedistribueerd digitaal informatiesysteem worden omgezet. Om te slagen wordt een reeks fundamentele doorbraken op het gebied van kunstmatige intelligentie en ICT nagestreefd, waardoor Europa de leider wordt op het gebied van de extractie en analyse van Big Data uit het verleden. Time Machine zal sociale en geesteswetenschappen naar grotere problemen leiden, waardoor nieuwe interpretatieve modellen op superieure schaal kunnen worden gebouwd. Het zal een nieuw tijdperk van open toegang tot bronnen inluiden, waar vroeger en nu onderzoek open wetenschap is. Deze voortdurende stroom van kennis zal een diepgaand effect hebben op het onderwijs, de reflectie over lange trends stimuleren en het kritisch denken aanscherpen, en zal fungeren als een economische motor voor nieuwe beroepen, diensten en producten, met gevolgen voor belangrijke sectoren van de Europese economie, waaronder ICT, de creatieve industrie en het toerisme, de ontwikkeling van slimme steden en landgebruik. De CSA zal een volledig LSRI-voorstel ontwikkelen rond de tijdmachine visie. Er zullen gedetailleerde routekaarten worden opgesteld, georganiseerd rond wetenschap en technologie, operationele beginselen en infrastructuur, exploitatiemogelijkheden en kadervoorwaarden. Een verspreidingsprogramma is gericht op verdere versterking van het snel groeiende ecosysteem, dat momenteel 95 onderzoeksinstellingen, de meest prestigieuze Europese verenigingen voor cultureel erfgoed, grote ondernemingen en innovatieve KMO's, invloedrijke bedrijfs- en maatschappelijke organisaties en internationale en nationale institutionele organen telt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Damme Ilja
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Soens Tim
- Co-promotor: Vanhoutte Kurt
- Co-promotor: Van Hulle Dirk
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
CLARIAH-VL: Open Service Infrastructuur voor Humane Wetenschappen.
Abstract
Open Humanities Service Infrastructure is the Flemish contribution to the European DARIAH and CLARIN infrastructures. It brings together and extends the portfolio of services enabling digital scholarship in the Arts and Humanities offered by the DARIAH-VL Virtual Research Environment Service Infrastructure (VRE-SI; Hercules & FWO 2015-2018) with the digital tools and language data that are offered through CLARIN-DLU/Flanders. The consortium which includes the network of Digital Humanities Research Centres at the universities of Antwerp, Brussels, Ghent and Leuven has been extended with the Dutch Language Institute (INT) – the CLARIN-ERIC certified B-Centre for Flanders. CLARIAH-VL will implement a modular research infrastructure embedding high-quality, user-friendly tools and resources into the workflows of humanities researchers in the five focus areas of linguistics; literature; socio-economic history; media studies; ancient history and archaeology. CLARIAH-VL aims to provide sustainable services, while fostering experimental development and innovation. Offering an open infrastructure which facilitates public humanities is a guiding principle for CLARIAH-VL. It will ensure the accessibility and relevance of the humanities to the general public, specific (heritage) community groups and policy makers. It will make it technically possible to share knowledge, including sharing and co-creating knowledge with non-specialist users, such as facilitating citizen science and crowdsourcing projects. Furthermore, by implementing international best practices in FAIR (Findability, Accessibility, Interoperability and Reusability) Research Data Management (RDM), CLARIAH-VL will pave the way to Flemish participation in the European Open Science Cloud.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Hulle Dirk
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Soens Tim
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
CATCH 2020: Computerondersteunde Transcriptie van Complexe Handschriften.
Abstract
CATCH 2020 beoogt een werkende infrastructuur aan te bieden om automatisch transcripties van complexe handgeschreven documenten te genereren. Om dit te verwezenlijken vertrekt het project van het bestaande Transkribus platform voor Handwritten Text Recognition (HTR) of 'automatische handgeschreven tekstherkenning'. Deze technologie stelt ons in staat om handgeschreven tekstuele documenten te behandelen en te verwerken op een manier die vergelijkbaar is met de manier waarop OCR (Optical Character Recognition) digitale kopieën van gedrukte teksten verwerkt. In plaats van platte transcripties, zal CATCH 2020 echter gestructureerde tekst produceren, alsook de nodige tools om tekstuele en linguïstische dimensies aan de transcripties toe te voegen. Om dit te bereiken combineert het project moderne inzichten uit de editiewetenschap met geavanceerde technologie uit de computerlinguïstiek.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Hulle Dirk
- Co-promotor: Absillis Kevin
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Petré Peter
- Co-promotor: Soens Tim
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digital onderzoek ondersteunen aan de Universiteit van de Filipijnen: de digitalisatie van zeldzame periodieke publicaties en trainingsinitiatieven in de digitale geesteswetenschappen
Abstract
Dit TEAM-project wordt gefinancierd door VLIR-UOS en is een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen en de Universiteit van de Filipijnen. Het project combineert een uitwisseling van expertise op het gebied van de digitale geesteswetenschappen met een specifiek digitalisatieproject dat inzet op zeldzame kranten- en tijdschriftpublicaties. De drie project-promotoren aan de Universiteit Antwerpen zijn Mike Kestemont, Dirk Van Hulle en Rocío Ortuño. Het project wil de competiviteit verhogen van Filipijns geesteswetenschappelijk onderzoek in een geglobaliseerde context, met inbegrip van de mogelijkheden voor docenten- en studentenmobiliteit vanwege "ASEAN confluence", door het aanbieden van Digital Humanities-training aan professoren en studenten. (1) Een eerste en cruciale stap om dit doel te bereiken is het digitaliseren van onderzoeksmateriaal en het aanleggen van een vrij toegankelijke webomgeving met gebruiksvriendelijke zoekmogelijkheden. Verschillende periodieke publicaties van voor de Tweede Wereldoorlog bevinden zich in een precaire materiële staat en zijn daarom niet makkelijk consulteerbaar voor hoger onderwijsinstellingen in de Filipijnen. Door het digitaal toegankelijk maken van deze publicaties in een vrij toegankelijke online gegevensbank kan dit materiaal ook bruikbaar worden voor minder centraal gelegen instellingen, alsook in onderzoek op het gebied van de digitale geesteswetenschappen. (2) Vervolgens zal het project trainingsinitiatieven ontplooien aan verschillende campussen van de Filipijnse partneruniversiteiten. Deze initiatieven passen in de prioriteit van de Filipijnse regering om digitale geletterdheid te promoten bij zowel een breder publiek en een publiek van geleerden. Het zal de Universiteit van de Filipijnen bovendien in staat stellen om te participeren in de wereldwijde opkomst en het bijhorende momentum van de digitale geesteswetenschappen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Ortuño Casanova María del Rocío
- Co-promotor: Van Hulle Dirk
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Al stories: interactieve verhalen voor gehospitaliseerde kinderen.
Abstract
AI Stories is een taaltechnologisch project binnen de context van de pediatrische afdelingen van twee Vlaamse ziekenhuizen. Het project probeert de ontwikkeling van state of the art-systemen voor de generatie van natuurlijke taal verder te brengen door een systeem te implementeren dat in staat is om zelfstandig verhalen te vertellen. Op die manier kan het systeem waardevolle inzichten opleveren voor het verplegend personeel. Dezelfde technologie kan ook door bedrijven worden aangewend, ook in sectoren buiten de gezondheidszorg. Dit onderzoek zal bijdragen aan educatieve Artificiële Intelligentie-software of IT-oplossingen binnen de zorgsector, en biedt bedrijven in die sectoren de mogelijkheid om realistische en bruikbare systemen uit te bouwen. De afdeling pediatrie is een acuut voorbeeld van een sociaal uitdagende (taalkundige) context voor kinderen. Door het on-site onderzoek en het integreren van de feedback van het lokale zorgpersoneel, wordt het mogelijk systeem te ontwikkelen dat in staat is langdurige dialogen te voeren met een gebruiker, hetgeen een robuuste oplossing vormt voor verschillende domeinen binnen de gezondheidssector.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: De Smedt Tom
- Mandaathouder: Burtenshaw Benjamin
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Artificieel horen: neurale netwerken en de akoestische identificeerbaarheid van kinderen met een cochleair implantaat.
Abstract
Ongeveer 1 op 1000 pasgeborenen wordt gediagnosticeerd met bilateraal, ernstig tot zeer ernstig gehoorverlies. Gehoorapparaten, zoals cochleaire implantaten (CI), hebben ongekende perspectieven gecreëerd voor deze kinderen. Hoewel CI in het algemeen leiden tot een opmerkelijke vooruitgang in de gesproken taalvaardigheid van slechthorende kinderen, blijft hun spraak niettemin vaak afwijken van die van normaal horende kinderen, zelfs als zij het apparaat al verschillende jaren gebruiken. Volwassen sprekers zijn dan ook in staat om het onderscheid te maken tussen de spraak van deze CI-kinderen en die van normaal horende kinderen. Verrassend genoeg zijn de precieze spraakeigenschappen waarop volwassenen zich baseren om tot dergelijke oordelen te komen tot dusver ongrijpbaar gebleven: dat maakt het moeilijk voor clinici om specifieke behandelingen te ontwikkelen. In dit project willen we recente ontwikkelingen in het computationeel leren van "diepe representaties" gebruiken om vat te krijgen op deze kenmerken. Connectionistische modellen (zoals neurale netwerken) hebben veelbelovende resultaten laten zien in het modelleren van ruwe audio-signalen, zoals opgenomen spraak. Door de zorgvuldige analyse, visualisatie en interpretatie van dergelijke modellen, willen we achterhalen welke specifieke eigenschappen in de spraak van CI-kinderen verantwoordelijk zijn voor de identificeerbaarheid van hun spraaksignaal.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Gillis Steven
- Mandaathouder: Nurzia Pietro
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Towards a European Time Machine
Abstract
Wat als we door de tijd zouden kunnen reizen met hetzelfde gemak als we ons door de ruimte verplaatsen? Met het Time Machine consortium werken we toe naar een grootschalig FET Flagship-project om een grootschalige simulator te bouwen die in staat is om meer dan 2000 jaar aan Europese geschiedenis in kaart te brengen. Deze "Big Data" uit het verleden, die een gedeelde motor voor de toekomst kan worden, kan ongeziene verschuivingen teweegbrengen op cultureel, economisch en maatschappelijk gebied. Een beter begrip van het verleden is een belangrijke voorwaarde voor een beter begrip van de hedendaagse maatschappelijke uitdagingen waar Europa voor staat en draagt bij tot een meer inclusieve samenleving. Onderzoekers van over de hele wereld slaan de handen in elkaar voor het opzetten van een Time Machine (teletijdsmachine) Flagship project om het verleden opnieuw tot leven te wekken met een van de meest ambitieuze projecten in de menswetenschappen tot op heden, en zeker op het vlak van de culturele cultuur en identiteit. Het fundamentele idee achter dit project is gebaseerd op Europa's unieke culturele erfgoed: de lange Europese geschiedenis, de uitzonderlijke Europese meertaligheid en de inter- en multiculturaliteit die zo eigen is aan Europa.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Soens Tim
- Co-promotor: Van Damme Ilja
- Co-promotor: Van Hulle Dirk
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De maat van het Middelnederlands: reconstructie van het ritme en de prosodie van Middelnederlandse literatuur, een datagedreven benadering
Abstract
Wat bedoelen we wanneer we zeggen dat het ritme van een literaire tekst "hortend" of "vloeiend" is? En wat zijn de eigenschappen van letterkundige werken die "makkelijk in het geheugen blijven hangen"? De ritmische eigenschappen van literatuur worden doorgaans met intuïtieve en vage termen beschreven en dat is zeker het geval voor de Middelnederlandse letterkunde. De vele berijmde teksten uit de vroegste periode van onze literatuurgeschiedenis worden vaak beschreven in termen zoals de hierboven genoemde. Maar vaak is het onduidelijk wat er precies mee wordt bedoeld. Met dit onderzoek willen we deze intuïtieve en daardoor ook mogelijk subjectieve beweringen wetenschappelijk toetsen en expliciteren. Voor het eerst zullen we computationele technieken aanwenden om de ritmische eigenschappen van Middelnederlandse teksten te onderzoeken. Aangezien deze technieken onbevooroordeeld zijn, kan subjectiviteit worden uitgeschakeld. Zo moet het mogelijk zijn een precies en expliciteerbaar inzicht te krijgen in de ritmische eigenschappen van literaire teksten. Voor de eerste keer zullen we de redenen voor bepaalde intuïtieve observaties precies kunnen beschrijven. We zullen ons daarbij niet beperken tot de analyse van individuele teksten, maar ook de ritmes in diverse literaire genres met elkaar vergelijken. Zonder te verdwalen in een jungle van vage impressies zullen we b.v. in staat zijn aan te geven op welke wijze beroemde teksten als "Vanden vos Reynaerde"en "Karel ende Elegast" zich in ritmisch opzicht van elkaar onderscheiden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Willaert Frank
- Mandaathouder: Haverals Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
AI Poems: Digital Poëzie voor Gehospitaliseerde Kinderen.
Abstract
Het doel van het project AI Poems is het ontwikkelen van software en de bijhorende ondersteuning om gehospitaliseerde kinderen toegang te verschaffen tot creatief taalgebruik, en de opgedane kennis in te zetten bij de uitbouw van een meertalig aanbod voor de kinderafdelingen van ziekenhuizen in Vlaanderen en het buitenland. Door gebruik te maken van de meest recente taaltechnologie zal de software poëzie op een aantrekkelijke wijze aanbieden, daarbij voortdurend gebruik makend van aanwijzingen van een kind. Het onderzoeksproject zal experimenteren met verschillende interfaces, zodat ook kinderen met een beperking kunnen deelnemen aan dit creatieve en sociale initiatief. Het project wordt ondersteund door binnen- en buitenlandse partners, in het bijzonder de kinderafdelingen van enkele Vlaamse ziekenhuizen waar het onderzoek deels zal uitgevoerd worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Burtenshaw Benjamin
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Intelligente neurale systemen als geïntegreerde erfgoedinstrumenten (INSIGHT).
Abstract
Het INSIGHT-project zet in op de toepassing van geautomatiseerde algoritmes uit het domein van de artificiële intelligentie om culturele erfgoedinstellingen te ondersteunen bij hun lopende digitalisatie-initiatieven en het beheer van hun snel groeiende digitale collecties. We focussen op de recente vooruitgang in machine-gebaseerd leren, waar de toepassing van diepe neurale netwerken tot belangrijke doorbraken heeft geleid in natuurlijke taalverwerking en computationele perceptie-studies. We gaan na hoe geavanceerde algoritmes kunnen gebruikt worden om op (semi-automatische wijze) digitale objecten te beschrijven en te catalogeren, in het bijzonder deze waarvoor geen of slechts nauwelijks metadata beschikbaar zijn. Dit project plaatst de collecties van twee federale museumclusters te Brussel centraal (Koninklijke Musea voor Schone Kunsten en Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis) en neemt zich voor hun digitale collecties klaar te maken om opgenomen te worden in Europeana.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Co-promotor: Van Hulle Dirk
Onderzoeksgroep(en)
- Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC)
- Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
InterStylar: Een stylometrische benadering van intertextualiteit in 12e-eeuwse Latijnse literatuur.
Abstract
In studies naar auteurschap gebruiken geleerden kwantitatieve technieken uit de stylometrie om anonieme teksten aan gekende auteurs toe te schrijven. Intertextualiteit -- het fenomeen waarbij auteurs het werk van andere auteurs in hun eigen werk integreren of erop alluderen -- stelt een interessant probleem in dit verband: moeten alle 'interteksten', zoals citaties of allusies, uit een tekst verwijderd worden voor we de stijl ervan betrouwbaar kunnen analyseren? Dit project gaat in tegen de gangbare opvatting dat dergelijke 'Fremdkörper' enkel ruis zijn en wil de hypothese verifiëren dat intertextualiteit een cruciaal aspect vormt van de individuele schrijfstijl van auteurs. Hiervoor zullen we een representatief corpus analyseren van 12e-eeuwse Latijnse literatuur rondom het indrukwekkende oeuvre van Bernardus van Clairvaux, waarin bijbelse (en andere) intertextualiteit een dominante rol speelt. Het project zal gebruik van de recente vooruitgang in het gebied van 'Deep Representation Learning' oftewel technieken die toelaten om tekstpassages te modelleren als een rauwe reeks letters.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Manjavacas Enrique
Onderzoeksgroep(en)
- Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC)
- Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
GIStorical Antwerp II. De historische stad als labo voor stedelijk onderzoek door middel van sociaal-ruimtelijke kaarten op huishoudniveau.
Abstract
In een samenleving waarin het grootste deel van de wereldbevolking in steden woont, staat de ontwikkeling van lange-termijnperspectieven op de ecologische, sociale, economische en politieke uitdagingen inherent aan stedelijkheid, hoog op de internationale onderzoeksagenda. De samenwerking van historici, sociologen, milieu- en literatuurwetenschappers in GISTorical Antwerp II vormt de historische stad Antwerpen om tot een digitaal labo voor lange-termijnonderzoek naar stedelijkheid. Vijf eeuwen stedelijke ontwikkeling tussen 1584en 1984 worden gevat in acht digitale sociale kaarten op het micro-niveau van het individuele huishouden. De bouw zet in op publieksparticipatie via 'crowd sourcing', maar ook op de ontwikkeling van nieuwe digitale technieken (Linear Referencing, Named Entity Recognition). Eens dit framework operationeel is, kunnen andere datasets (van bouwdossiers tot Google Books) onmiddellijk gekoppeld én sociaal en ruimtelijk gecontextualiseerd worden. Lange-termijnsonderzoek naar stedelijkheid in al zijn vormen en diversiteit aan individuele ervaringen en trajecten, krijgt zo een geheel nieuwe dimensieOnderzoeker(s)
- Promotor: Soens Tim
- Co-promotor: Blondé Bruno
- Co-promotor: De Block Greet
- Co-promotor: Greefs Hilde
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Co-promotor: Loots Ilse
- Co-promotor: Oosterlynck Stijn
- Co-promotor: Stabel Peter
- Co-promotor: Van Damme Ilja
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digitale tekstanalyse.
Abstract
In de geesteswetenschappen onderzoeken geleerden de producten van de menselijke geest, zoals taal, schilderijen, muziek etc. Ook teksten vormen een belangrijk onderzoeksobject in veel gebieden binnen de geesteswetenschappen. Tot recent werden tekstuele analyses vaak 'handmatig' uitgevoerd door individuele experten, via 'close reading' oftewel de zorgvuldige, doorgedreven lectuur van een doorgaans kleine verzameling teksten. Sinds de opkomst van personal computers komen een immer groeiend aantal teksten beschikbaar in digitale, machine-leesbare vorm. Dit stelt geleerden in staat om tekstverzamelingen met computer-toepassingen op een veel grotere schaal te analyseren. 'Distant Reading' is een term die de dag van vandaag vaak wordt gebruikt om dergelijke 'macro'-vormen van digitale tekstanalyse aan te duiden in de geesteswetenschappen. Inzichten extraheren uit grote tekstcorpora met Distant Reading blijkt in de praktijk vaak erg uitdagend en moeilijk. Het komt dan ook niet als een verrassing dat, nu de grootte van onze datasets toeneemt, de complexiteit van de gebruikte methodes om deze data te analyseren vaak afneemt. In veel 'Big Data'-onderzoek zien we bijvoorbeeld dat geleerden amper verder komen dan het berekenen dan woordfrequenties in teksten. Als we willen dat computers écht slimmer worden en teksten kunnen lezen zoals mensen dat kunnen (cf. Artificiële Intelligentie), moeten we daarom meer complexe vormen van "Artificieel Lezen" ontwikkelen. Interessant genoeg zien we dat mensen vaak een heel persoonlijke leeservaring bij teksten hebben, omdat zij worden beïnvloed door hun individuele achtergrond. Veel computer-toepassingen lezen teksten op een meer algemene wijze en doen weinig moeite om de specifieke, individuele leesachtergrond van mensen na te bootsen. Universiteiten, maar ook grote technologische bedrijven, zoals Facebook of Google, ontwikkelen momenteel slimmere algoritmes die automatisch kunnen leren op basis van stimuli in de buitenwereld, net zoals mensen dat doen. Dergelijke programma's worden vaak "Deep Learning" genoemd in de informatica en zij zijn al erg succesvol gebleken in veel industriële applicaties (zoals gezichtsherkenning in plaatjes op sociale media). Verrassend genoeg worden deze technieken nog maar mondjesmaat toegepast in het onderzoek binnen de geesteswetenschappen. De algemene bedoeling van dit project is dan ook bijdragen aan de transfer van methodes uit de Deep Learning naar het domain van de digitale tekstanalyse in een geesteswetenschappelijke context.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
- Antwerp Centre for Digital humanities and literary Criticism (ACDC)
- Instituut voor de studie van de letterkunde in de Nederlanden (ISLN)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De maat van het Middelnederlands: reconstructie van het ritme en de prosodie van Middelnederlandse literatuur, een datagedreven benadering.
Abstract
Wat bedoelen we wanneer we zeggen dat het ritme van een literaire tekst "hortend" of "vloeiend" is? En wat zijn de eigenschappen van letterkundige werken die "makkelijk in het geheugen blijven hangen"? De ritmische eigenschappen van literatuur worden doorgaans met intuïtieve en vage termen beschreven en dat is zeker het geval voor de Middelnederlandse letterkunde. De vele berijmde teksten uit de vroegste periode van onze literatuurgeschiedenis worden vaak beschreven in termen zoals de hierboven genoemde. Maar vaak is het onduidelijk wat er precies mee wordt bedoeld. Met dit onderzoek willen we deze intuïtieve en daardoor ook mogelijk subjectieve beweringen wetenschappelijk toetsen en expliciteren. Voor het eerst zullen we computationele technieken aanwenden om de ritmische eigenschappen van Middelnederlandse teksten te onderzoeken. Aangezien deze technieken onbevooroordeeld zijn, kan subjectiviteit worden uitgeschakeld. Zo moet het mogelijk zijn een precies en expliciteerbaar inzicht te krijgen in de ritmische eigenschappen van literaire teksten. Voor de eerste keer zullen we de redenen voor bepaalde intuïtieve observaties precies kunnen beschrijven. We zullen ons daarbij niet beperken tot de analyse van individuele teksten, maar ook de ritmes in diverse literaire genres met elkaar vergelijken. Zonder te verdwalen in een jungle van vage impressies zullen we b.v. in staat zijn aan te geven op welke wijze beroemde teksten als "Vanden vos Reynaerde"en "Karel ende Elegast" zich in ritmisch opzicht van elkaar onderscheiden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Willaert Frank
- Co-promotor: Kestemont Mike
- Mandaathouder: Haverals Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Periodisering in de literatuurgeschiedenis: een computationeel model van de geschiedenis van de Nederlandse literatuur.
Abstract
In literaire geschiedschrijving is het gebruikelijk dat onderzoekers historische gebeurtenissen opdelen in periodes (bv. de romantiek). Dit proces heet periodisering en wordt beschouwd als een belangrijke taak in het historisch literair onderzoek. Niettegenstaande de grote relevantie hiervan, is periodisering een controversiële aangelegenheid: sommige bijzonder invloedrijke modellen worden beschouwd als een erfenis uit de negentiende eeuw, en hun hedendaagse relevantie wordt niet zelden in vraag gesteld. Het doel van dit project bestaat eruit een computationeel model te ontwikkelen van de evolutie van de Nederlandstalige literatuur in de Lage Landen (13e tot 20e eeuw). Dit diachroon model zal technieken gebruiken uit de computationele tekstanalyse ('Distant Reading') om veranderingen op te sporen inzake de stilistische en thematische eigenschappen van teksten. Het is belangrijk dat dit een data-gedreven model is, dat niet zal vertrekken vanuit bestaande, mogelijk vooringenomen hypotheses. Dit model zal zorgvuldig geïnterpreteerd worden tegen het achterdoek van de bestaande, traditionele vakbeoefening in literaire studies. Op deze wijze kunnen we tot een beter begrip komen van de validiteit van bestaande periodiseringsvoorstellen inzake de Nederlandse literatuurgeschiedenis. Dit project draagt zo bij aan het intensieve, internationale debat over de integratie van van traditionele 'close reading'-methodes, en moderne computationele methodes voor Distant reading.Onderzoeker(s)
- Promotor: Willaert Frank
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Digitale Humane Wetenschappen.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht toegekend door de Universiteit Antwerpen. De promotor levert de Universiteit Antwerpen de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd door de universiteit.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het uitbreiden van de Online Froissart, een gegevensbank voor de studie van de laat-middeleeuwse boekproductie
Abstract
Recent is veel aandacht besteed aan middeleeuwse boekproductie. Het was complex om de grote handschriften te vervaardigen die zijn overgeleverd uit bv. het vroeg-vijftiende-eeuwse Parijs. Een interessant probleem betreft de kopiisten van handschriften: soms schijnen tot 20 scribenten te hebben bijgedragen aan een boek maar hun handschriften zijn erg moeilijk te onderscheiden. Het is daarom belangrijk om objectieve methodes te ontwikkelen voor het betrouwbaar onderscheiden van deze scribenten. In mijn doctoraat heb ik gewezen op de meerwaarde van "stylometrische" technieken voor dergelijke problemen. De meeste scribenten hanteerden een individueel spellingsprofiel op een zo consequente wijze dat algoritmes vaak automatisch de hand van een kopiist kunnen herkennen in een nieuwe, ongeziene kopie. Dergelijke tekst-gebaseerde identificaties kan men bewerkstelligen via technieken uit de Computerlinguïstiek en de Artificiële Intelligentie. De Online Froissart is een waardevolle gegevensbank in dit opzicht. Deze bevat een electronische editie van verschillende vroeg-vijftiende-eeuwse, Parijse afschriften van de Chroniques van Jean Froissart. Dit Klein Project is gericht op de uitbreiding van de Online Froissart, omdat deze databank ideaal is voor onderzoek naar de tekstgebaseerde herkenning van laat-middeleeuwse kopiisten. Op verschillende vlakken vormt dit project een aanvulling bij mijn recent gestarte postdoc-project, waarin kopiistherkenning een belangrijk onderwerp vormt.Onderzoeker(s)
- Promotor: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een middeleeuws Styloom? Een verkenning van de Universele Styloom-Hypothese in middeleeuws proza.
Abstract
Computergestuurd onderzoek binnen de kwantitatieve stijlleer of stylometrie heeft geleid tot de "Styloom-hypothese": de niet-bewezen aanname dat iedere auteur zo een individuele schrijfstijl heeft dat dit "stilistisch DNA" kwantitatief kan gemodeleerd worden. In dit project wordt casusgewijs getoetst in welke mate deze aanname opgaat voor middeleeuwse literatuur. Dat is uitdagend, want middeleeuwse teksten bevatten veel variatie (bv. spelling) die niet teruggaan op de oorspronkelijke auteur van teksten, maar op latere kopiisten. Dit onderzoeksproject legt de nadruk op twee casussen. Ten eerste zal ik de stylometrie toepassen op Brabantse geestelijke teksten uit de dertiende en veertiende eeuw (o.m. Hadewijch en Jan van Ruusbroec). Ten tweede zal ik de stijl bestuderen van Latijnse literatuur uit de elfde eeuw van Anglo-Vlaamse herkomst (o.m. Drogo, Goscelinus).Onderzoeker(s)
- Promotor: Willaert Frank
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het eindrijm in de Middelnederlandse epiek (ca. 1200-1500): ontwikkeling, verhouding tot auteurspersoonlijkheid en samenhang met genres.
Abstract
Dit project onderzoekt het eindrijm in de Middelnederlandse epiek (ca. 1200-1500). Aan de hand van drie onderzoeksvragen wil ik de ontwikkeling ervan in kaart brengen, zijn relevantie voor auteursherkenning bepalen en zijn samenhang met genres onderzoeken. Vanuit een breder literair-historisch perspectief wordt daarbij telkens de vraag gesteld hoe onderscheidend of creatief Middelnederlandse auteurs zich in hun werk opstelden. De methodologie die ik wil gebruiken is computergebaseerd en geautomatiseerd (cf. Hinskens & Van Dalen-Oskam 2007). Het project is op die manier afgestemd op de omvang van het onderzoeksmateriaal en de complexiteit van de onderzoeksvragen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Willaert Frank
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Het eindrijm in de middelnederlandse epiek (ca. 1200-1500): ontwikkeling, verhouding tot auteurspersoonlijkheid en samenhang met genres.
Abstract
Dit project onderzoekt het eindrijm in de Middelnederlandse epiek (ca. 1200-1500). Aan de hand van drie onderzoeksvragen wil ik de ontwikkeling ervan in kaart brengen, zijn relevantie voor auteursherkenning bepalen en zijn samenhang met genres onderzoeken. Vanuit een breder literair-historisch perspectief wordt daarbij telkens de vraag gesteld hoe onderscheidend of creatief Middelnederlandse auteurs zich in hun werk opstelden. De methodologie die ik wil gebruiken is computergebaseerd en geautomatiseerd (cf. Hinskens & Van Dalen-Oskam 2007). Het project is op die manier afgestemd op de omvang van het onderzoeksmateriaal en de complexiteit van de onderzoeksvragen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Willaert Frank
- Co-promotor: Daelemans Walter
- Mandaathouder: Kestemont Mike
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject