Onderzoeksgroep
Expertise
- Onderzoek naar de biopsychosociale achtergrond van chronische pijn bij verschillende pijnpopulaties. - Focus op centrale pijnverwerking. - Link met fysieke activiteit en inspanning. - Onderzoek naar assessment en behandeling van verschillende patiëntengroepen met chronische pijn en / of vermoeidheid.
Naar het voorschrijven van gepersonaliseerde oefeninterventies ter preventie van chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie
Abstract
Chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie (CIPN) is een slopende en veel voorkomende bijwerking van neurotoxische kankerbehandeling. De meest voorkomende symptomen van CIPN zijn sensorische en motorische symptomen in de handen en/of voeten. CIPN kan de dagelijkse activiteiten en de behandeling van kanker belemmeren. Hoewel er proof of concept is voor lichaamsbeweging in de preventie van CIPN, is de kwaliteit van het bewijs vrij laag. Als gevolg hiervan is lichaamsbeweging niet opgenomen in de huidige internationale evidence-based richtlijnen voor de preventie van CIPN (zoals geen enkele andere strategie) en wordt lichaamsbeweging niet routinematig aanbevolen of voorgeschreven in de klinische praktijk voor patiënten die beginnen met chemotherapie. Een extra hiaat is kennis over de barrières en facilitatoren van een beweegprogramma tijdens chemotherapiebehandeling ter preventie van CIPN. Deze kennis is cruciaal voor het optimaliseren van beweeginterventies en therapietrouw, evenals voor het effectiever maken van de integratie van lichaamsbeweging in de klinische praktijk in het kader van de preventie van CIPN. Daarom is het primaire doel van het huidige project het bestuderen van het effect van een oefenprogramma op symptomen van CIPN bij borst- en darmkankerpatiënten die op taxanen of platina gebaseerde chemotherapie krijgen. Het oefenprogramma is op maat gemaakt voor de patiënt en gebaseerd op de richtlijnen voor fysieke activiteit in de oncologie. Een prospectieve gerandomiseerde gecontroleerde studie met korte (3 maanden) en lange termijn (6 maanden) follow-up zal worden uitgevoerd met zelfgerapporteerde CIPN-symptomen (QLQ-CIPN20, sensorische subschaal) als primaire uitkomstmaat. Secundaire wetenschappelijke doelstellingen zijn het effect van het oefenprogramma op tekenen van CIPN (objectief onderzoek), mentaal en sociaal functioneren (zelfgerapporteerd) en relatieve dosisintensiteit van chemotherapie (objectief onderzoek). Tertiaire wetenschappelijke doelstelling is het uitvoeren van een procesevaluatie. Het doel van deze procesevaluatie is om de barrières en bevorderende factoren van het beweegprogramma te onderzoeken bij patiënten die op taxanen of platina gebaseerde chemotherapie krijgen, door na te gaan of ze zich aan het beweegprogramma houden en hoe patiënten en zorgverleners de implementatie van het beweegprogramma ervaren. Een dergelijke procesevaluatie kan helpen bij het identificeren van determinanten van het uitvallen van het beweegprogramma en aanbevelingen doen voor valorisatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Dams Lore
- Co-promotor: De Groef An
- Co-promotor: Meeus Mira
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effect en neuro-immunologische werkingsmechanismen van een nieuwe multimodale oefeninterventie ter vermindering van chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie: DE CIPN-EX TRIAL.
Abstract
Chemotherapie-geïnduceerde perifere neuropathie (CIPN) is een slopende en veelvoorkomende bijwerking van chemotherapie. De meest voorkomende symptomen zijn sensorische veranderingen in de handen en/of voeten. CIPN kan dagelijkse activiteiten en de voortzetting van de kankerbehandeling verstoren. Ondanks het belang van CIPN zijn er geen evidence-based interventies om CIPN af te remmen. Multimodale oefentherapie is een veelbelovende strategie, echter is het klinische bewijs op het afremmen van CIPN beperkt. Het zou baanbrekend zijn als een nieuw multimodaal oefenprogramma bestaande uit neurodynamische oefeningen, aerobe en weerstandstraining effectief is in het afremmen van CIPN. Doel van dit project is om diepgaande kennis te vergaren over hoe een multimodaal oefenprogramma (neurodynamische + aerobe en weerstandstraining) CIPN kan verminderen bij patiënten die taxanen- of platinumgebaseerde chemotherapie krijgen, door het onderzoeken van 1) het effect van oefentherapie op CIPN-symptomen en tekenen, 2) op CIPN biomarkers (Neurofilament Light Chain, Brain Derived Neurotrophic Factor, Nerve Growth Factor, inflammatoire cytokines) en 3) of veranderingen in CIPN biomarkers veroorzaakt door oefentherapie geassocieerd zijn met vermindering van CIPN symptomen. Een prospectieve gerandomiseerde gecontroleerde studie zal worden uitgevoerd met CIPN symptomen als primaire uitkomst en CIPN tekenen als secundaire uitkomst (kwantitatieve sensorische testen), zowel op korte als lange termijn.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: De Groef An
- Mandaathouder: Dams Lore
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Technologie ondersteunde hoog intensieve training voor chronische lage rugpijn: de Techno-HIT studie.
Abstract
Chronische lage rugpijn (CLBP) is één van de meestvoorkomende chronische musculoskeletale aandoeningen wereldwijd, verantwoordelijk voor de hoogste niveaus van invaliditeit. Implementatie van oefentherapie (ET) in de behandeling van CLBP wordt aangeraden door alle state-of-the-art richtlijnen, maar er is echter meer onderzoek nodig om specifieke modaliteiten van ET en hun onderliggende mechanismen te onderzoeken, aangezien dit de behandelingsresultaten kan optimaliseren. Onze onderzoeksgroep heeft aangetoond dat hoogintensieve training (HIT) een waardevolle methode kan zijn om de effectgroottes van ET te verbeteren bij personen met ernstig invaliderende CLRP (PwCLRP). Het toevoegen van technologie kan bijdragen aan het verhogen van de therapietrouwheid, waardoor PwCLRP worden aangemoedigd om hun oefeningen te blijven uitvoeren en het revalidatieproces te verlengen. Een dubbelblind drie-armig multicentrum RCT zal worden uitgevoerd, waarbij 168 PwCLBP worden gerandomiseerd in 3 groepen. Patiënten met cLBP die zich presenteren bij UZA/Jesse voor consultatie en start van een revalidatieprogramma, en die voldoen aan de inclusiecriteria, worden door de arts geïnformeerd over dit onderzoek. Als ze geïnteresseerd zijn, wordt een goedkeuringsformulier uitgegeven en ondertekend, gevolgd door informed consent. Patiënten die het informed consent binnen 2 weken ondertekenen en retourneren, worden gecontacteerd voor mogelijke inschrijving. Alle 3 de groepen starten met een biopsychosociaal educatieprogramma (BPS) (4 sessies), gevolgd door ET in het ziekenhuis gedurende 12 weken (12x/week). Groepen 1 en 2 zullen HIT-training krijgen, groep 3 zal Moderate IT (MIT)-training krijgen. Vervolgens wordt een 12 weken durend ET -programma (2x/week) thuis voortgezet, waarbij groep 1 wordt ondersteund door een app (TECH-HIT: technologie-ondersteund). Korte- (na 12 en 24 weken training) en langetermijneffecten (6 en 18 maanden na stopzetting van de training) van HIT worden geëvalueerd. De primaire uitkomstmaat zal functionele invaliditeit zijn, beoordeeld aan de hand van de Modified Oswestry Disability Index (MODI). Het primaire doel is het evalueren van de korte- en langetermijneffectiviteit van een op tijd gebaseerd geïndividualiseerd HIT-protocol op invaliditeit in vergelijking met matige intensiteitstraining (MIT) zoals gebruikt in de gebruikelijke zorg, bij pwCLBP. Secundaire doelen omvatten 1) het evalueren van de korte- en langetermijneffectiviteit van HIT op psychosociale correlaties, centrale verwerking van pijn en fysieke fitheid, 2) het onderzoeken van aanvullende effecten van (langdurige) HIT thuis, 3) het onderzoeken van de toegevoegde waarde van technologie via een mobiele toepassing die ondersteuning biedt tijdens thuis training, 4) het evalueren van de kosteneffectiviteit van (technologie ondersteunde) HIT vergeleken met MIT. Deze studie zal de rekrutering starten in februari 2024 en een actieve interventiefase van drie jaar hebben. Het einde van de rekruteringsfase is gepland rond januari 2027, waarna een periode van zes maanden volgt voor de definitieve data-analyse en het schrijven van publicaties. Data-analyse zal worden uitgevoerd met JMP Pro. Voor het primaire doel zullen beschrijvende statistieken worden uitgevoerd om de verschillende uitkomstmaten voor elke groep te bepalen, en uiteindelijk zullen lineaire meervoudige regressieanalyses worden uitgevoerd om associaties tussen invaliditeit en pijnverwerking te bepalen. Dit project zal waardevolle inzichten bieden in de effectiviteit van HIT door middel van een kwalitatief hoogwaardige klinische evaluatiestudie in een breder spectrum van PwCLBP in een revalidatiecentrum. Het toegevoegde gebruik van technologie kan HIT ondersteunen door PwCLBP aan te moedigen hun oefeningen te blijven uitvoeren, het revalidatieproces te verlengen en langetermijn positieve effecten te behouden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Roussel Nathalie
- Co-promotor: Meeus Mira
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effectiviteit van een eHealth zelf-management programma voor blijvende pijnklachten na de behandeling van borstkanker.
Abstract
De huidige state-of-the-art pleit voor een biopsychosociale benadering voor persisterende pijnklachten na de behandeling van borstkanker. Binnen deze benadering wordt pijnwetenschappelijke educatie gecombineerd met het promoten van een actieve levensstijl op basis van zelfregulatietechnieken. In dit project zal een innovatief eHealth zelfmanagement programma getest worden voor dit doel. Een eHealth interventie kan barrières voor pijn zelfmanagement verminderen, door tijdige ondersteuning dicht bij mensen te brengen, een veilige omgeving te creëren in tegenstelling tot een ziekenhuisomgeving, een interventie te bieden dat rekening houdt met de individuele biopsychosociale behoeften van patiënten, ondersteuning op maat te bieden en gezondheids-gerelateerde kosten te verlagen. Dit programma kan patiënten de kennis, proactieve, cognitieve en zelfmanagement- vaardigheden bieden om hun situatie de baas te worden en op weg te gaan naar minder pijn en pijn-gerelateerde beperkingen. Het programma maakt gebruik van een chatbot voor het geven van pijnwetenschappelijke educatie en het motiveren en monitoren van fysieke activiteit. Het eHealth programma is geautomatiseerd en gepersonaliseerd met behulp van uitgebreide algoritmen. Het primaire wetenschappelijke doel van de studie is het bepalen van de effectiviteit van dit eHealth zelfmanagement programma (I) voor aanhoudende pijn na de behandeling van borstkanker (P) in vergelijking met 1) de gebruikelijke zorg (d.w.z. superioriteit van het eHealth zelfmanagement programma) (C1) en 2) een uitgebreid pijnrevalidatieprogramma face-to-face in een kinesitherapeutische setting (d.w.z. non-inferioriteit van het eHealth zelfmanagement programma) (C2) op pijn-gerelateerde beperkingen (O).Onderzoeker(s)
- Promotor: De Groef An
- Co-promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: van Olmen Josefien
- Co-promotor: Wens Johan
- Co-promotor: Willem Lander
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Naar een beter begrip van de rol van de structurele en mechanische eigenschappen van weke delen in de functie van het bovenste lidmaat na de behandeling van borstkanker: de SOFT-TI-TRIAL
Abstract
Disfuncties van het bovenste lidmaat (BL) na de behandeling van borstkanker zijn complex en multifactorieel. Er is steeds meer bewijs voor lokale weke delen problemen als onderliggend mechanisme van BL disfuncties tijdens en na borstkanker. Deze problemen omvatten structurele veranderingen (weefselsamenstelling, dikte en volume) en veranderde mechanische eigenschappen (weefselstijfheid en verminderd glijden). De uitdaging bestaat erin deze eigenschappen goed te meten. Tot nu toe werden alleen (subjectieve) methoden met beperkte validiteit gebruikt. Ook ontbreken longitudinale metingen van alle eigenschappen tezamen. Daarom zal dit project een set van innovatieve, kwalitatief hoogstaande en objectieve ultrasone technieken ontwikkelen en toepassen voor de beoordeling van zowel structurele als mechanische eigenschappen. Meer specifiek zijn de doelstellingen 1) het ontwikkelen en testen van een uitgebreid meetprotocol voor de kwantificering (d.w.z. ernst) van weke delen eigenschappen met ultrasone technieken; 2) het onderzoeken van de klinische relevantie van ultrasone bevindingen door deze te vergelijken met andere klinische uitkomsten en 3) het bepalen van de waarde van weke delen eigenschappen als een diagnostische en prognostische biomerker voor BL disfuncties tot één jaar na borstkankerchirurgie. Met deze inzichten zullen de momenteel beschikbare en/of nieuwe therapieën beter kunnen worden afgestemd op het (de) exacte onderliggende mechanisme(n) van BL disfuncties.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Mandaathouder: De Groef An
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
sKANsens: Identificatie van biomarkers voor chronische pijn na borstkankerbehandeling.
Abstract
Tot 40% van de vrouwen ervaren chronische pijn na de behandeling voor borstkanker, en deze pijn is vaak erg invaliderend. Toch blijft chronische pijn na borstkanker, onderkend en onderbehandeld. Een doeltreffende en patiënt-gericht aanpak van (chronische) pijn na borstkanker vraagt immers een grondige kennis en evaluatie van de pijn. In de dagelijkse klinische praktijk ontbreken echter richtlijnen voor een uitgebreide diagnose van pijn bij kankerpatiënten en overlevers. Om de aanpak van pijn na borstkanker efficiënt, zowel preventief als curatief, in te zetten, is verder onderzoek in deze topic cruciaal. Naast de hoge prevalentie en de belangrijke impact van pijn bij deze populatie, is de borstkankerpopulatie ook een ideale populatie om chronische pijn en het natuurlijke tijdsverloop ervan in verschillende stadia te bestuderen, vermits de meeste patiënten pijnvrij aan het traject beginnen, maar bijna de helft van hen eindigen met chronische pijn. Daarom wil deze studie biomarkers (zowel voorspellende, prognostische als diagnostische) voor chronische pijn na behandeling van borstkanker in kaart gaan brengen. We zullen mogelijke biopsychosociale biomarkers bestuderen in relatie tot (chronische) pijn en de temporele veranderingen ervan gaan monitoren van moment van diagnose tot 1 jaar na de chirurgie. De potentiële biomarkers situeren zich binnen de medische beeldvorming van de hersenen, metingen van pijnsensitiviteit en psychologische variabelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: De Groef An
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De grote sprong (LEAP) voorwaarts: telerevalidatie en E-health in kinesitherapie.
Abstract
Telerevalidatie en eHealth omvatten een waaier aan opportuniteiten en voordelen voor revalidatie en kinesitherapie programma's, maar ook een hele hoop uitdagingen op maatschappelijk, technologisch en individueel niveau. Met deze postdoc challenge is ons doel om een geschikte kandidaat aan te trekken die aan de slag kan gaan met deze uitdagingen op ten minste één van deze drie niveaus: 1) maatschappelijk: het verzamelen van bewijs over de (kosten-)effectiviteit van telerevalidatie en eHealth in kinesitherapie met behulp van interventiestudies op grote schaal; 2) technologisch: de technische aspecten van eHealth op hoger niveau brengen door middel van onderzoek omtrent technologie en artificiële intelligentie (AI) voor het gebruik van verzamelde patiëntendata bij klinische besluitvoering; 3) individueel: het monitoren en/of opheffen van barrières door emoties, cognities, en gedrag te onderzoeken in verschillende contexten om verschillen in outcome te verklaren. Door gebruik te maken van innovatieve rekruteringsstrategieën (m.i.v. triggerende rekruteringsvideo's en organisatie van een hackathon), doelt MOVANT erop om een postdoc kandidaat met hoog potentieel te rekruteren. Deze kandidaat zal een aanvraag uitwerken voor een FWO postdoctoraal onderzoeker en/of MSCA-PF. De kandidaat zal ondersteund worden door een promotor en een mentorenteam dat bestaat uit verschillende ZAP collega's en de MOVANT onderzoekscoördinator.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Gebruers Nick
- Co-promotor: Roussel Nathalie
- Mandaathouder: Embrechts Elissa
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Optimalisatie van de klinische screenings-, diagnostische - en evaluatiemethoden van lymfoedeem ter hoogte van de onderste ledematen.
Abstract
Lymfoedeem is een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door abnormale zwelling, vetopstapeling en/of weefselfibrose. De vooruitgang in de oncologische behandeling heeft geleid tot een steeds groter aantal kanker overlevenden. Als gevolg daarvan zullen de morbiditeiten die kunnen voortkomen uit de kankerbehandeling (zoals lymfoedeem) ook toenemen. In wetenschappelijke studies is er een grote variatie in het rapporteren van incidentie- en prevalentiecijfers van lymfoedeem ter hoogte van de benen, dit vooral vanwege een gebrek aan eenduidige en gestandaardiseerde meetinstrumenten en -methodes. Het is op dit moment onbekend welke meetmethoden het meest nauwkeurig zijn om te gebruiken voor de screening, diagnose of evaluatie van lymfoedeem thv de onderste ledematen in de klinische praktijk. Daarom is het noodzakelijk om de (op dit moment) beperkte richtlijnen met betrekking tot screening, diagnosestelling (inclusief toekennen van een ernstgraad) en evaluatie van unilateraal en bilateraal beenlymfoedeem te valideren en concreter te maken. Om aan deze behoeften tegemoet te komen en om een internationale uniformiteit in de kinesitherapeutische aanpak van lymfoedeem thv de onderste ledematen te bevorderen, beoogt het voorgestelde project de ontwikkeling van een eenvoudige maar accurate screenings-, diagnostische - en evaluatieset voor patiënten met unilateraal of bilateraal beenlymfoedeem, die in de klinische praktijk aangewend kan worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Mandaathouder: De Vrieze Tessa
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Chronische postoperatieve pijn na totale knieprothese chirurgie: wat is de rol van veranderde centrale pijnverwerking en metabole aandoeningen zoals obesitas en diabetes?
Abstract
Totale knieprothesechirurgie (KPC) is wereldwijd de meest gebruikte vorm van prothesechirurgie en tevens de meest gebruikelijke chirurgische behandeling voor knieartrose. Ondanks het feit dat de meeste patiënten een goed resultaat bekomen na chirurgie, tonen eerdere studies aan dat ongeveer 20% van de patiënten chronische postoperatieve pijn ervaart. Daarom is het van belang om predictieve factoren voor chronische postoperatieve pijn te bepalen. Er is reeds gesuggereerd dat de aanwezigheid van veranderde centrale pijnverwerking (CPV) mogelijks determinerend is voor de ontwikkeling van chronische postoperatieve pijn. Daarnaast zouden ook obesitas en diabetes kunnen bijdragen tot de chronische pijn na KPC. Beide metabole aandoeningen zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van knieartrose op zich, maar het is nog onduidelijk hoe obesitas en diabetes eventueel bijdragen tot de ontwikkeling van chronische postoperatieve pijn. Daarnaast zal ook de link tussen veranderde CPV enerzijds en obesitas en diabetes anderzijds onderzocht worden. Vermits in de toekomst het aantal totale knieprotheses nog zal stijgen, is preventie van chronische postoperatieve pijn uitermate belangrijk. Daarom tracht dit onderzoeksvoorstel de rol van veranderde centrale pijnverwerking, obesitas en diabetes tot chronische postoperatieve pijn te ontrafelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Baert Isabel
- Mandaathouder: Vervullens Sophie
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ontrafelen van chronische postoperatieve pijn na totale knieprothese chirurgie: wat is de rol van veranderde centrale pijnverwerking en metabole aandoeningen zoals obesitas en diabetes?
Abstract
Totale knieprothesechirurgie (KPC) is wereldwijd de meest gebruikte vorm van prothesechirurgie en tevens de meest gebruikelijke chirurgische behandeling voor knieartrose. Ondanks het feit dat de meeste patiënten een goed resultaat bekomen na chirurgie, tonen eerdere studies aan dat ongeveer 20% van de patiënten chronische postoperatieve pijn ervaart. Daarom is het van belang om predictieve factoren voor chronische postoperatieve pijn te bepalen. Er is reeds gesuggereerd dat de aanwezigheid van veranderde centrale pijnverwerking (CPV) mogelijks bepalend is voor de ontwikkeling van chronische postoperatieve pijn. Daarnaast dragen obesitas en diabetes ook mogelijks bij tot chronische pijn na KPC. Beide metabole aandoeningen zijn risicofactoren voor het ontwikkelen van knieartrose maar het is nog onduidelijk hoe obesitas en diabetes bijdragen tot de ontwikkeling van chronische postoperatieve pijn. Daarnaast zal ook de link tussen veranderde CPV enerzijds en obesitas en diabetes anderzijds onderzocht worden. Vanwege hun gemeenschappelijke link met laaggradige ontsteking bestaat er mogelijks een link tussen deze drie aandoeningen, welke nog niet werd onderzocht. In de toekomst zal het aantal totale knieprotheses nog meer stijgen wat maakt dat preventie van chronische postoperatieve pijn uitermate belangrijk is. Vandaar tracht dit onderzoeksvoorstel om de bijdrage van veranderde centrale pijnverwerking, obesitas en diabetes tot chronische postoperatieve pijn na te gaan.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Baert Isabel
- Mandaathouder: Meert Lotte
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Inzicht verwerven in de complexe achtergrond van pijn bij hemofilie-patiënten: een longitudinale studie vanuit een biopsychosociaal referentiekader.
Abstract
Hemofilie is een genetische aandoening die gekenmerkt wordt door herhaaldelijke bloedingen in de gewrichten. Dankzij enorme verbetering van de wetenschappelijke inzichten hebben patiënten met hemofilie (PmH) een levensverwachting die vergelijkbaar is met de algemene bevolking. Maar de overgrote meerderheid van volwassen PmH heeft last van zeer intense en invaliderende gewrichtspijn. Hoewel de complexiteit van pijn bestudeerd is in verschillende andere chronische gewrichtsaandoeningen, is er een immens gebrek aan studies die pijn bestuderen bij PmH. De huidige studies hebben zich onvoldoende gefocust op pijn als primaire uitkomstparameter, en bieden dus geen antwoord op de vraag in welke mate pijn voorkomt (prevalentie en uitgebreidheid van pijn), in welke mate pijn een impact heeft op het functioneren van de patiënt en wat de onderliggende nociceptieve processen zijn. Daarnaast is pijn in PmH onvoldoende bestudeerd vanuit een biopsychosociaal kader, en is de rol van gedachten, emoties en gedrag onvoldoende in kaart gebracht. Vooral de interacties tussen pijn en gedachten, emoties en gedrag zijn ongekend. Longitudinale studies zijn noodzakelijk om deze bidirectionele relaties te onderzoeken. Het hoofddoel van de huidige onderzoeksaanvraag is daarom om meer inzichten te verwerven in gewrichtspijn in PmH om ook in deze populatie een eerste stap richting pijnbehandeling te kunnen zetten. Aangezien de overgrote meerderheid van de studies uitgevoerd in andere patiëntenpopulaties met chronische gewrichtspijn het belang van een biopsychosociale benadering heeft aangetoond, zullen we in deze studie een set van uitkomstparameters gebruiken waarvoor consensus bestaat en die aanbevolen wordt in onderzoek van patiënten met chronische gewrichtspijn. Het eerste doel van deze studie is het bestuderen van pijnkarakteristieken (prevalentie, intensiteit en uitgebreidheid van pijn), alsook de levensimpact van pijn (impact op functioneren en kwaliteit van leven). We zullen daarvoor gevalideerde uitkomstparameters gebruiken in een niet-geselecteerde maar representatieve steekproef van PmH. Als tweede doelstelling beogen we het bestuderen van perifere en centrale nociceptieve processen in PmH, inclusief de relatie met gewrichtsbeschadiging, om meer inzichten te krijgen in de pathofysiologie van gewrichtspijn. De derde doelstelling is om de fluctuaties in pijnintensiteit en in pijngedrag (inname van extra stollingsfactoren of pijnmedicatie, fysieke activiteit) in kaart te brengen om meer inzichten te verkrijgen in de relatie tussen pijn en pijngedrag in PmH. We zullen heel specifiek nagaan of gedachten, emoties en gewrichtsschade een predictieve rol hebben in het voorspellen van pijngedrag. De inzichten die we zullen verwerven met het voorliggend onderzoeksproject zullen leiden tot een uitgebreidere biopsychosociale evaluatie van pijn dat zowel in klinische settings als in onderzoek kan gebruikt worden. Deze verbeterde beoordeling van pijn zal ook toelaten om predictoren van pijn in kaart te brengen. Dankzij deze inzichten zullen we in staat zijn om behandelingsstrategieën uit te werken, rekening houdend met de onderliggende nociceptieve processen, de specifieke gedachten & emoties, alsook het pijngedrag van de patiënt. We verwachten dat aangepaste pijnbehandeling efficiënter en minder duur zal zijn, en dat het zal leiden tot een verbeterde kwaliteit van leven en een toegenomen sociale participatie van PmH.Onderzoeker(s)
- Promotor: Roussel Nathalie
- Co-promotor: Meeus Mira
- Mandaathouder: Foubert Anthe
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Ontwikkeling en validatie van een screeningsinstrument voor het identificeren van centrale sensitisatie pijn bij kankeroverlevers.
Abstract
Naast vermoeidheid is pijn het meest voorkomende chronische symptoom bij kankeroverleves. Pijn na kanker leidt tot slechte kwaliteit van leven en verminderd dagelijks functioneren. Het identificeren van de oorsprong of het mechanisme van de pijn is een cruciale stap in de klinische besluitvorming. De laatste decennia groeit meer en meer het bewustzijn dat centrale sensitisatie een rol speelt bij kankeroverlevers . In dit geval kan pijn worden verklaard door een te efficiënte pijnverwerking (sensitisatie) in het perifere en / of centrale zenuwstelsel en door gewijzigde pijnmodulatie. Centrale sensitisatie is afhankelijk van andere mechanismen dan typische nociceptieve en neuropathische pijn en vereist daarom een andere behandelingsstrategie. Helaas is er tot nu toe geen gevalideerde tool voor de identificatie van centrale sensitisatiepijn in de dagelijkse klinische praktijk beschikbaar. Daarom is het doel van het voorgestelde project om een instrument te ontwikkelen voor de identificatie van centrale sensitisatiepijn bij kankeroverlevers met aanhoudende pijn enkele maanden na het beëindigen van de behandeling. Ten eerste zal de tool worden ontwikkeld en gevalideerd in een cohort van kankeroverlevers met aanhoudende pijn gerekruteerd in een ziekenhuissetting. Ten tweede zullen pilottests worden uitgevoerd om een grootschalig valideringsonderzoek in een niet-ziekenhuisomgeving uit te voeren.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Mandaathouder: De Groef An
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Outcome predictie na totale knieprothese chirurgie bij patiënten met knie osteoartrose: een prospectieve studie naar de rol van fenotyperende kenmerken gerelateerd aan osteoartrose.
Abstract
Hoewel een totale knieprothese (TKP) een effectieve chirurgische behandeling is voor eindstandige knie osteoartrose (KOA) en de meeste patiënten na deze ingreep duidelijk pijnvermindering en functionele verbetering ervaren, blijkt uit de literatuur dat 20-40% van de patiënten ontevreden is met de outcome. Gezien de hoge kosten gerelateerd aan een TKP en het groot aantal ontevreden patiënten, moet het plaatsen van een TKP weloverwogen worden. Het is van cruciaal belang een beter begrip te hebben van de mechanismen die bijdragen tot aanhoudende pijn en invaliditeit na het plaatsen van een TKP. Net als bij andere chronische pijn aandoeningen, toont onderzoek aan dat in een subgroep van KOA patiënten het klinische beeld gedomineerd wordt door een overgevoeligheid van het centrale zenuwstelsel (centrale sensitisatie) in plaats van door structurele stoornissen die nociceptieve pijn veroorzaken. Dit betekent dus dat de pijn in grote mate bepaald wordt door overgevoeligheid van het centrale zenuwstelsel, in plaats van alleen door structurele gewrichtsschade. Daarom willen we met ons huidig lopend onderzoek (gefinancierd als BOF-DOCPRO4 project en gestart op 1 november 2017) de rol van centrale pijnverwerking begrijpen, naast structurele en functionele factoren gerelateerd aan KOA, in het voorspellen van slechte outcome (in termen van pijn, symptomen, fysieke prestaties en QOL) na een TKP bij patiënten met KOA. In de context van recente ontwikkelingen in het OA onderzoeksdomein en de recente suggesties die worden voorgesteld in internationale literatuur, willen we ons huidig onderzoeksproject upgraden en enkele metingen toevoegen. In heel recente systematische reviews worden verschillende OA-fenotypes naar voor geschoven, die gedeeltelijk reeds opgenomen zijn binnen de doelstellingen van onze lopende studie. We willen echter bijkomend onderzoeken in welke mate metabole en inflammatoire factoren gerelateerd zijn aan de klinische symptomen van OA en in welke mate deze factoren bijdragen aan de prognose en de outcome na een TKP. Bovendien worden in de literatuur verschillende fenotypes verondersteld, maar het is ook aannemelijk dat de voorgestelde fenotypes geen volledig verschillende entiteiten zijn en dat er onderlinge interacties bestaan. Daarom willen we onze studie upgraden en enkele metingen toevoegen om zodoende de rol van verschillende OA-kenmerken te kunnen onderzoeken, namelijk de rol van structurele gewrichtsschade, ontstekings- en metabole factoren en pijnverwerkingsfactoren in de klinische uiting van KOA vóór en na een TKP. Bovendien willen we de onderlinge relatie tussen deze factoren ontrafelen en mogelijke fenotypes bepalen in relatie tot de outcome en de prognose na een TKP, omdat deze fenotypes van groot belang kunnen zijn voor een behandeling op maat. Om deze doelstellingen te kunnen bereiken, wordt een prospectieve studie opgezet, met specifieke datacollectie vóór de operatie (T0) en 6 maanden (T1) en 1 jaar (T2) na de operatie. De strekte van dit onderzoek (inclusief het voorstel om het project te upgraden en metingen toe te voegen) is dat we alle vermoedelijke prognostische factoren zullen onderzoeken op basis van het biopsychosociale model. Naast verschillende psychologische factoren (cognitieve emotionele modulatie) beoordelen we biomechanische factoren (bvb. structurele factoren, zoals radiografische ernst van OA, en functionele beperkingen, zoals spierzwakte en proprioceptieve stoornissen) en metabole en inflammatoire factoren en onderzoeken we de rol van een veranderde centrale pijnverwerking. We willen OA-fenotypes definiëren die gemakkelijk interpreteerbaar zijn en gerelateerd zijn aan de outcome en prognose na een TKP.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Baert Isabel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Outcome predictie na totale knieprothese chirurgie bij patiënten met knie osteoartrose: een prospectieve studie naar de rol van veranderde centrale pijn verwerking in aanvulling op structurele en functionele stoornissen gerelateerd aan osteoartrose.
Abstract
Hoewel een totale knieprothese (TKP) een effectieve chirurgische behandeling is voor eindstandige knie osteoartrose (KOA) en de meeste patiënten na deze ingreep duidelijk pijnvermindering en functionele verbetering ervaren, blijkt uit de literatuur dat 20-40% van de patiënten ontevreden is met de outcome. Net als bij andere chronische pijn aandoeningen, toont onderzoek aan dat in een subgroep van KOA patiënten het klinische beeld gedomineerd wordt door een overgevoeligheid van het centrale zenuwstelsel (centrale sensitisatie) in plaats van door structurele stoornissen die nociceptieve pijn veroorzaken. Dit betekent dat de pijn in grote mate bepaald wordt door overgevoeligheid van het centrale zenuwstelsel, in plaats van alleen door structurele gewrichtsschade. Het is dan ook niet verwonderlijk dat chirurgische ingrepen zoals het plaatsen van een TKP geen garantie bieden voor pijnvermindering en herstel van functionaliteit. Gezien de hoge kosten gerelateerd aan een TKP en het groot aantal ontevreden patiënten, moet het plaatsen van een TKP weloverwogen worden. Het is van cruciaal belang een beter begrip te hebben van de mechanismen die bijdragen tot aanhoudende pijn en invaliditeit na het plaatsen van een TKP. Verder onderzoek naar de rol van een veranderde centrale pijnverwerking bij KOA patiënten waarbij een TKP gepland staat, is daarom noodzakelijk. Dit onderzoeksvoorstel heeft twee hoofddoelstellingen: 1) nagaan in welke mate centrale pijnverwerking en structurele en functionele stoornissen een rol spelen in de klinische symptomen van KOA (pijn, symptomen, functionaliteit en levenskwaliteit) bij patiënten met eindstandige KOA vóór (baseline) en 6 maanden na het plaatsen van een TKP. 2) nagaan welke factoren voorspellend zijn voor een slechte outcome (in termen van pijn, symptomen, functionaliteit en levenskwaliteit) 6 maanden en 1 jaar na het plaatsen van een TKP. Om deze doelstellingen te bereiken, wordt een prospectieve studie opgezet, met specifieke datacollectie pre-chirurgie (T0) en 6 maanden (T1) en 1 jaar (T2) post-chirurgie. Deze studie laat toe prognostische factoren voor slechte outcome bij KOA patiënten na een TKP te identificeren. Eerder uitgevoerde longitudinale studies die predictoren voor slechte outcome na een TKP onderzochten hebben zich vooral toegespitst op structurele en functionele factoren rond het kniegewricht zonder rekening te houden met centrale pijnverwerking. Andere studies focusten zich voornamelijk op psychologische factoren als mogelijke voorspellers. De sterkte van het huidige project is dat wij alle vooropgestelde prognostische factoren op basis van het biopsychosociaal model zullen onderzoeken. Naast verschillende psychologische factoren (cognitieve emotionele modulatie) zullen wij biomechanische factoren onderzoeken (structurele stoornissen, zoals radiografische ernst van KOA, en functionele stoornissen, zoals spierzwakte en proprioceptieverlies) en de rol van een veranderde centrale pijnverwerking, op vier manieren gemeten (drukpijndrempels, conditionele pijn modulatie, tactiele discriminatie, centrale sensitisatie vragenlijst), evalueren. Als hypothese wordt gesteld dat bij patiënten met een veranderde centrale pijnverwerking er een slechte outcome verwacht wordt na een TKP in termen van pijn, symptomen, functionaliteit en levenskwaliteit, aangezien er niet langer een duidelijke relatie is tussen de perifere input en de waargenomen pijn. Het is mogelijk dat in deze subgroep (aanvullende) maatregelen gericht op het desensitiseren van het overgevoelige centrale zenuwstelsel meer effect zullen hebben. In toekomstig onderzoek kan worden verduidelijkt of nieuwe interventies, zoals cognitieve gedragstherapie of pijn educatie, al dan niet in combinatie met een TKP, nuttig zijn. Deze interventies richten zich op verschillende aspecten, zoals het centrale zenuwstelsel, in tegenstelling tot therapeutische modaliteiten die zich alleen richten op de perifere gewrichtsschade of functiestoornis.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Baert Isabel
- Mandaathouder: Meert Lotte
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Effectiviteit van moderne educatie voor behandeling en preventie van pijn en pijn-gerelateerd disfunctioneren na operatie voor borstkanker.
Abstract
Pijn is naast vermoeidheid het meest voorkomende en persistente symptoom na borstkanker en de behandeling van borstkanker. Ondanks de effectiviteit van verschillende kinesitherapeutische behandelmodaliteiten, zoals manuele technieken, passieve mobilisaties en oefeningen, ervaren veel patiënten nog steeds pijn en de daaropvolgende moeilijkheden in het dagelijks functioneren op korte en lange termijn. De afgelopen jaren is het bewustzijn omtrent de belangrijke rol van educatie in de behandeling van pijn sterk toegenomen. Educatieve interventies zijn gericht op het uitleggen en verbeteren van de kennis, controle en attitude van de patiënt met betrekking tot zijn of haar pijnklacht. Deze educatieve interventies zijn echter vaak beperkt tot instructies volgens een meer biomedische aanpak van pijn en algemene adviezen over lichamelijke activiteit en pijnstillers (= traditionele biomedische educatie). Recentelijk heeft een toename in kennis omtrent verschillende pijnmechanismen geleid tot een meer moderne educatieve aanpak. Deze moderne benadering is geschikt om complexere problemen in verband met pijn uit te leggen en houdt rekening met verschillende factoren die gerelateerd zijn aan pijn. Het wetenschappelijke hoofddoel van het project is de effectiviteit van een moderne educatie interventie te onderzoeken in de postoperatieve fase na borstkanker, additioneel aan een standaard kinesitherapeutische programma, in vergelijking met de traditionele biomedische educatie vorm. De primaire uitkomstmaten zijn pijn intensiteit (Visuele Ana loge Schaal) en pijn-gerelateerd functioneren (Pain Disability lndiex) tot 1,5 jaar na de operatie. Secundaire uitkomstparameters zijn andere dimensies van pijn, lichamelijk en mentaal functioneren, terugkeer naar het werk en gezondheidszorg gerelateerde kosten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Predictie van de outcome na totale knieprothese bij patiënten met knie-artrose.
Abstract
We onderzoeken factoren die een slechte uitkomst voorspellen na een totale knieprothese (TKP) bij patiënten met knieartrose, met de nadruk op de rol van neuroplasticiteit op het vlak van pijn(d.w.z. hyperexciteerbaarheid van het centrale zenuwstelsel). Dit zou verder inzicht verschaffen in de slaagkansen en de mogelijke redenen achter de sterk wisselende tevredenheid na TKP en kan helpen bij toekomstige besluitvorming over noodzaak en timing van TKP, en over de behoefte aan pre- en postoperatieve revalidatie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Meeus Mira
- Co-promotor: Baert Isabel
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Welke factoren beïnvloeden mobiliteit, pijn en functioneren bij patiënten met adhesive capsulitis van de schouder: een prospectieve longitudinale studie
Abstract
Voorliggend onderzoeksvoorstel omvat een prospectieve longitudinaal onderzoeksdesign opgesteld om de aanwezigheid van centrale sensitisatie en metabole parameters in relatie tot pijn, mobiliteit en functioneren in kaart te brengen bij patiënten met adhesieve capsulitis van de schouder.Onderzoeker(s)
- Promotor: Struyf Filip
- Co-promotor: Meeus Mira
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject