Onderzoeksgroep
Robot-geassisteerde gangrevalidatie: bestaat er een kritiek tijdsvenster voor revalidatie na een beroerte?
Abstract
Diermodellen suggereren een beperkt tijdvenster van verhoogde herstelactiviteit in de hersenen gedurende de eerste weken na beschadiging, bijvoorbeeld na een beroerte. Binnen dit tijdvenster neemt de responsiviteit van de training toe, wat suggereert dat dit de optimale tijd is om intensieve revalidatie te starten, bijvoorbeeld staptraining. Teleurstellend genoeg wordt acute zorg bij beroertes gekenmerkt door lichamelijke inactiviteit. Dit gebrek aan intensieve therapie verklaart waarschijnlijk een teleurstellende mobiliteitsuitkomst, aangezien de helft van de overlevenden van een beroerte de revalidatievoorzieningen in een rolstoel verlaat. De Wereldgezondheidsorganisatie verwacht in 2025 1,5 miljoen nieuwe gevallen van beroertes per jaar. Als innovatie bij beroerte-revalidatie ontbreekt, zal de toenemende last van een beroerte onvermijdelijk leiden tot een groeiende hulpbehoevende chronische beroerte bevolking. Een nieuwe therapeutische strategie zijn draagbare exoskeletten. Dit apparaat maakt een eerdere en intensievere revalidatiebenadering mogelijk, omdat het helpt bij gewichtsbeheersing en stappen. Deze technologie heeft het potentieel om acute revalidatie van een beroerte te veranderen van een passieve naar een motiverende, actieve tijd omdat het een vroege training in een verrijkte leeromgeving mogelijk maakt. Vanwege de recente ontwikkeling is dit type therapie nog niet eerder onderzocht. We willen deze lacune met het voorgestelde project opvullen door gepubliceerd bewijs te leveren over haalbaarheid en effectiviteit.Onderzoeker(s)
- Promotor: Truijen Steven
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Saeys Wim
- Mandaathouder: Schröder Jonas
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een nieuw classificatie schema van Traumatic Axonal Injury op basis van Klinische en verbeterde MR imaging biomerkers (TAI-MRI)
Abstract
Traumatisch axonaal letsel (TAI) wordt nu beschouwd als een frequente en belangrijke verwonding in alle ernst van traumatisch hersenletsel (TBI). Het algemene doel van TAI-MRI is om een nieuwe classificatie voor TAI te ontwikkelen met behulp van gegevens uit multimodale MRI en om de klinische waarde te bepalen voor de karakterisering van letselernst en voorspelling van de uitkomst. Bij dit project, waarbij 4 partners zijn betrokken, worden MRI-gegevensreeksen gebruikt die zijn verkregen vlak na de verwonding (inclusief klinische en geavanceerde MRI) van twee lokale onderzoeken (de Trondheim en Cambridge TBI-studies: ~ 580 patiënten) en de door de EU gefinancierde multicenter CENTER-TBI-studie (~ 800 patiënten). TAI-MRI zal dus het grootste MRI-onderzoek ter wereld zijn. Deze datasets omvatten een uitgebreide verzameling van acute fasevariabelen die de ernst van de verwonding weerspiegelen met de mogelijkheid om zich aan te passen voor verstorende variabelen en uitkomstmaten op meerdere tijdstippen gedurende het eerste jaar. Verschillende trainingsets zullen worden gebruikt voor modelselectie. Geautomatiseerde methoden met deep learning technieken zullen worden ontwikkeld en gebruikt voor het in kaart brengen van laesies in combinatie met handmatige beoordelingen. Methoden voor computerondersteunde diagnose (CAD) zullen worden verfijnd en gevalideerd, en analyses zullen bepalen welke aspecten van CAD-gebaseerde evaluatie de deskundige klinische evaluatie door radiologen kunnen vervangen. Ten slotte zal dit nieuwe MRI-classificatiesysteem gevalideerd worden in de grote CENTER-TBI-dataset. Een verbeterd op MRI gebaseerd classificatiesysteem van TAI zal zowel een betere beoordeling van de ernst van de verwonding in de acute fase als een betere voorspelling van het resultaat opleveren. Recente vooruitgang in CAD biedt een unieke kans om een classificatie te ontwikkelen met een grote klinische toepasbaarheid. Daarom zullen we op het juiste moment een nieuwe tool bieden voor neuroradiologen, clinici en onderzoekers om de diagnose van TBI te vergemakkelijken, en zo de behandeling en revalidatie van TBI-patiënten te verbeteren. Tot slot zal TAI-MRI het veld vooruit helpen door ons begrip van de pathofysiologie van TBI te vergroten, en hoe verminderd bewustzijn kan worden gekoppeld aan het type en locatie en uitkomst van de verwonding.Onderzoeker(s)
- Promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
- Moleculaire Beeldvorming en Radiologie (MIRA)
- Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Technologische doorbraken in hoge-resolutie kwantitatieve Magnetische Resonantie Beeldvorming (MRI) voor betere diagnose van hersenaandoeningen.
Abstract
Magnetische Resonantie beeldvorming (MRI) is een van de meest gebruikte neurobeeldvormingstechnieken. Helaas, wordt de signaalintensiteit in conventionele MRI-beelden uitgedrukt in relatieve eenheden die afhankelijk zijn van hardware en software. Dit is geen probleem voor visuele inspectie van de anatomie, maar bemoeilijkt kwantitatieve vergelijkingen van de signaalintensiteit binnen een scan, tussen opeenvolgende scans, en tussen individuen. MR relaxometrie daarentegen is een MRI-techniek die kwantitatieve "mappen" genereert die de onderliggende absolute biofysische weefselkenmerken weergeven (Deoni et al., 2010). Bovendien zijn er meer en meer aanwijzingen dat MR relaxometrie subtiele microscopische weefselbeschadiging kan detecteren. Hierdoor zouden verschillende hersenziekten, waaronder multiple sclerose, vroeger gedetecteerd kunnen worden (Vrenken et al., 2006; Roosendaal et al., 2009 en Papadopoulos et al., 2010). Conventionele MR relaxometrie technieken vergen echter uitgebreide en langdurige scans waardoor de techniek nog niet dagdagelijks gebruikt wordt in de klinische praktijk. Vanuit diagnostisch standpunt, verhogen lange scans de kans op bewegingsartefacten, terwijl ze vanuit economisch perspectief zorgen voor een lagere efficiëntie. Bovendien, zijn lange scantijden ongemakkelijk voor de patiënt. Om deze redenen heeft MR relaxometrie de radiologische gemeenschap nog niet overtuigd. Het huidige project beoogt deze belemmeringen weg te nemen door de ontwikkeling van een radicaal nieuwe en breed toepasbare technologie voor versnelde MR relaxometrie. Aan het einde van dit IOF SBO project zal de haalbaarheid en de validiteit van onze nieuwe aanpak voor versnelde MR relaxometrie zijn aangetoond. Voor de uiteindelijke vertaling van de technologie naar de markt (en naar patiënten) beogen we (na afloop) verdere onderzoekssamenwerkingen met industriële partners. In dit opzicht, hebben nu reeds drie bedrijven (twee MRI fabrikanten en één gespecialiseerde KMO) toegezegd om lid te worden van de "industriële begeleidingscommissie". Vanuit deze positie zullen deze bedrijven het project ondersteunen met advies en feedback. Ten slotte, vanuit strategisch perspectief slaat dit project een brug tussen fundamentele MR fysica en toegepast biomedisch MRI onderzoek. Als zodanig zal dit project kruisbestuiving bevorderen tussen de drie Antwerpse MRI-onderzoeksgroepen (en faculteiten). Bovendien zal dit onderzoek direct bijdragen aan de ambitie van de Universiteit Antwerpen en het IOF-consortium (Expert Group Antwerp Molecular Imaging, EGAMI-image) om een Intellectual Property (IP) -portfolio en een sterk translationeel en geïntegreerd MRI-onderzoeksprogramma te ontwikkelen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Sijbers Jan
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Verhoye Marleen
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Quantitatieve diffusie tensor beeldvorming van de postoperatieve voorste kruisband van de knie.
Abstract
Tranen van het voorste kruisbandweefsel (ACL) van de knie zijn een frequent letsel met toenemende incidentie. Chirurgische behandeling van ACL-letsels is superieur aan conservatieve behandeling voor de meerderheid van de patiënten om een terugkeer naar de gewenste dagelijkse activiteiten, waaronder sport, mogelijk te maken. Hoewel ACL-reconstructie met autograftweefsel de gouden standaard blijft voor de behandeling van VKB-letsels, is er een huidige chirurgische trend naar primaire reparatie van de ACL. Een succesvolle operatie vereist dat het ACL-transplantaat of het reparatieweefsel wordt omgezet in ACL-achtig weefsel. Een veelvoorkomende uitdaging bij ACL-chirurgie en revalidatie is het ontbreken van een niet-invasieve, gevoelige uitkomstmaat om de effectiviteit van een chirurgische behandeling te evalueren. Met de recente ontwikkelingen in MR-technologie zijn er nu verschillende geavanceerde beeldvormingstechnieken beschikbaar voor gebruik op klinische 3T-scanners. In dit project zullen we ons concentreren op het gebruik van kwantitatieve diffusie tensor imaging (DTI) om de normale, de gewonde en postoperatieve ACL te beoordelen. We zullen een grootschalige studie uitvoeren om het vermogen van DTI om ACL-genezing te controleren, zowel bij patiënten met ACL-reconstructie als primaire reparatie van de ACL, te onderzoeken. Het is ons doel om temporele veranderingen binnen de patiënt vast te leggen met behulp van de DTI-techniek en om DTI-metrieken te correleren met ACL-structurele eigenschappen. Dit zal helpen bij het begrijpen van het ACL-genezingsproces en uiteindelijk bij het bepalen van de juiste timing voor patiënten om terug te keren naar sport.Onderzoeker(s)
- Promotor: Parizel Paul
- Promotor: Van Dyck Pieter
- Mandaathouder: Van Dyck Pieter
Onderzoeksgroep(en)
- Moleculaire Beeldvorming en Radiologie (MIRA)
- Antwerps chirurgisch training, anatomie en onderzoekscentrum (ASTARC)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Studie van ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit met behulp van geavanceerde NMR beeldvormingstechnieken.
Abstract
Neuroplasticiteit is de eigenschap van de hersenen om zichzelf te reorganiseren. Dit onderzoek zal zich focussen rond deze neuroplasticiteit na ruimtevlucht. Micrograviteit heeft immers een immense impact op verscheidene fysiologische systemen, in bijzonder het evenwichtssysteem. Met behulp van geavanceerde beeldvormingstechnieken zoals Diffusie Tensor Imaging (DTI) en High Angular Resolution Diffusion Imaging (HARDI), zal getracht worden biomarkers bloot te leggen voor deze ruimtevlucht geïnduceerde neuroplasticiteit. Analoog zullen deze biomarkers ook geverifieerd worden bij vestibulaire patiënten met specifieke klachten.Onderzoeker(s)
- Promotor: Wuyts Floris
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Van de Heyning Paul
- Mandaathouder: Van Ombergen Angelique
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Standaardisatie van MR binnen het multinationaal CENTER-TBI (Comparative European NeuroTrauma Effectiveness Research)-project.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de opdrachtgever. UA levert aan de opdrachtgever de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Biomedische Microscopische Beeldvorming en in-vivo Bio-Imaging (EGAMI).
Abstract
EGAMI staat voor Expert Group Antwerp Molecular Imaging en is het spiegelwoord van image. EGAMI clustert de internationaal erkende expertise in het domein van fundamentele en biomedische beeldvorming van vijf onderzoeksgroeps binnen de Universiteit Antwerpen: het het Bio-Imaging Lab, het Molecular Imaging Center Antwerp (MICA), de Radiology, het Laboratory for Cell Biology and Histology en het Vision Lab (voor post-bewerking van medische beelden). EGAMI's missie is om een geïntegreerd onderzoeksplatform aan te bieden dat alle aspecten van multi-modality translationeel medische beeldvorming omvat. Multi-modality verwijst naar de integratie van informatie van verschillende beeldvormingstechnieken. Binnen EGAMI is er preklinische en klinische expertise en infrastructuur voor magnetic resonance imaging (MRI), computed tomography (CT), positron emission tomography (PET) en single-photon emission computed tomography (SPECT). EGAMI heeft projecten i.v.m. toegepast biomedisch (beeldvormings)onderzoek en fundamenteel onderzoek naar beeldvormingsmethodologie. Het toegepaste biomedische onderzoek focust op de onderzoeksgebieden neuro(bio)logie (o.a. de ontwikkeling en validatie van biomarkers (en therapie evaluatie) voor de ziekte van Alzheimer, schizofrenie, multiple sclerose enz.) en op oncologie (o.a. biomarkers voor betere patiënt stratificatie en therapie monitoring). Aangezien het preklinische biomedische onderzoek van EGAMI maakt gebruik van geminiaturiseerde versies van humane beeldvormingsapparatuur (scanners) is het inherent translationeel, m.a.w. initiële bevindingen in proefdieren kunnen vertaald worden naar klinische toepassingen voor verbeterde diagnose en behandeling van patiënten ('from bench to bedside'). Naast de toepassing van beeldvorming in biomedisch onderzoek heeft EGAMI ook projecten die verbetering en optimalisatie van de beeldvormingsmethodologie beogen. De expertise van de MICA (m.b.t. de ontwikkeling van nieuwe radiotracers) en van Visielab (m.b.t. de ontwikkeling van beeldreconstructie, segmentatie en analyse algoritmes) bieden hierbij mogelijkheid voor de strategische opbouw van intellectuele eigendom.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van Der Linden Annemie
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Sijbers Jan
- Co-promotor: Staelens Steven
- Co-promotor: Timmermans Jean-Pierre
- Mandaathouder: Guns Pieter-Jan
- Mandaathouder: Lanens Dirk
- Mandaathouder: Van Putte Wouter
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Hoe studenten leren: antwoorden vanuit een neurologisch-onderwijskundig onderzoeksperspectief.
Abstract
Dit interdisciplinair onderzoeksvoorstel vertrekt van de vaststelling dat het bestaande onderzoek naar het leren van studenten in het hoger onderwijs tegenstrijdige resultaten oplevert over de manier waarop studenten studietaken verwerken (gebruik van verwerkingsstrategieën). Een belangrijke kritiek is dat het bestaande onderzoek te sterk vertrouwt op zelfrapportagetechnieken om verwerkingsstrategieën bij studenten te meten en het gebruik van directe observatiemethoden negeert. Medische beeldvormingstechnieken zijn in opmars in het studiedomein van de 'educational neurosciences' en laten toe om verwerkingsprocessen die zich voordoen tijdens het leren van studietaken rechstreeks in kaart te brengen. Samen met het gebruik van zelfrapportage-instrumenten kan het gebruik van brain-imaging technieken (zoals fMRI) als directe observatiemethode een meer comprehensief beeld opleveren van hoe studenten leren. Drie onderzoeksvragen staan centraal: (1) Wat is de neurale basis voor verwerkingsstrategieën van studenten in het hoger onderwijs? (2) Welke verbanden treden op tussen verwerkingsstrategieën gemeten via zelfrapportage en medische beeldvormingstechnieken? (3) Welke individuele verschillen treden op in het gebruik van verwerkingsstrategieën overheen verschillende vakspecifieke studietaken? Het project wordt in twee fasen georganiseerd: een pilootstudie, gevolgd door een hoofdonderzoek. In de piloot-studie worden studietaken ontwikkeld en uitgetest in vier inhoudsdomeinen en worden traditionele zelfrapportagetechnieken (hardop-denk-protocollen en een zelfrapportagevragenlijst) gebruikt om te onderzoeken hoe studenten de verschillende verwerkingsstrategieën voor verschillende studietaken gebruiken. In het hoofdonderzoek worden de verwerkingsstrategieën van de studenten in kaart gebracht via zelfrapportage en medische beeldvorming (fMRI) . De resultaten van dit project kunnen belangrijke gevolgen hebben voor zowel de theorie-ontwikkeling over verwerkingsstrategieën als voor het begrijpen van de onderliggende neurale activiteit van deze processen en hoe deze individuele verschillen adequaat gemeten kunnen worden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Gijbels David
- Co-promotor: Donche Vincent
- Co-promotor: Parizel Paul
- Mandaathouder: Catrysse Leen
Onderzoeksgroep(en)
Project website
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Eerste PET -MR: een Vlaams interuniversitair onderzoek naar gelijktijdige vluchttijd van een PET-MR-scanner.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de Vlaamse overheid. UA levert aan de Vlaamse overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Stroobants Sigrid
- Co-promotor: Engelborghs Sebastiaan
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Sijbers Jan
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Een studie van ruimtevlucht geïnduceerde neurale plasticiteit door mdidel van geavanceerde MRI-methoden (BRAIN-DTI).
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de federale overheid. UA levert aan de federale overheid de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Wuyts Floris
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Sijbers Jan
- Co-promotor: Van de Heyning Paul
- Co-promotor: Van Der Linden Annemie
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Reproduceerbaarheid en sensitiviteitsanalyse van DTI en resting state fMRI.
Abstract
Dit project kadert in een onderzoeksopdracht tussen enerzijds UA en anderzijds de UZA. UA levert aan de UZA de onderzoeksresultaten genoemd in de titel van het project onder de voorwaarden zoals vastgelegd in voorliggend contract.Onderzoeker(s)
- Promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De rol van oxytocine en de modererende invloed van sociale context en persoonlijkheid op het affiliatiegedrag van mensen.
Abstract
De neuropeptide oxytocine (OT) heeft een belangrijke rol in het tot stand brengen van vertrouwen en samenwerking omdat het enerzijds angst remt, en anderzijds de affectieve banden tussen mensen versterkt. Recente onderzoeksbevindingen suggereren dat individuele verschillen in OT metabolisme samengaan met persoonsverschillen in een aantal aspecten van sociaal gedrag (waaronder empathie, stressreactiviteit, en een verhoogde kans op autisme), en dat verder het effect van OT op vertrouwen en sociale hechting afhangt van contextuele en persoonsfactoren. Het doel van de studie is daarom drievoudig. Ten eerste onderzoeken we de modererende invloed van de sociale context en van persoonlijkheidseigenschappen op de gedragsimplicaties (vertrouwen en sociale hechting) van OT in een gedragsstudie waarbij OT of een placebo intra-nasaal worden toegediend. Ten tweede onderzoeken we met fMRI en DTI het onderliggende neuraal mechanisme waarbij OT vertrouwen induceert en hechting tussen mensen mogelijk maakt. We pogen daarbij de functionele en anatomische connectiviteit tussen de neurale correlaten van angstremming (amygdala) en sociale motivatie (nucleus accumbens) in kaart te brengen. Ten derde onderzoeken we of er mogelijk een relatie bestaat tussen afwijkingen in OT plasma-gehalte en/of OT werking enerzijds, en sociaal delinquent gedrag anderzijds. Inzicht in de relatie tussen een hormoon dat sociale angst en affiliatie reguleert, de sociale omgeving, en delinquent gedrag, kan nuttig zijn in het ontwikkelen van gepaste klinische- en gedragstherapieën voor jongeren die moeite hebben met maatschappelijke integratie.Onderzoeker(s)
- Promotor: Declerck Carolyn
- Co-promotor: Boone Christophe
- Co-promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Potentieel van geavanceerde MRI metingen om in de toekomst als bio-marker gebruikt te kunnen worden.
Abstract
Dit project kadert in een multi-disciplinaire studie van de structuur en functie van het hersennetwerk in patiënten met verschillende vormen van dementie. Recente studies suggereren dat structurele en functionele onderbrekingen in de relatie tussen anatomisch afzonderlijke gebieden voorkomen in patiënten met dementie. Geavanceerde MRI datasets van de hersenen zullen worden verkregen in een grote groep patiënten met verschillende vormen van dementie met als ultieme doel van het project te onderzoeken hoe groot het potentieel van deze metingen is om in de toekomst als bio-marker te kunnen worden gebruikt om verschillende types van dementie te onderscheiden.Onderzoeker(s)
- Promotor: Parizel Paul
- Mandaathouder: Spriet Katleen
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Individuele verschillen in zelfregulerend gedrag: een functionele beeldvorming studie rond de hersenprocessen die doelgerichtheid, persistentie, en adaptief gedrag sturen.
Abstract
Het project wil via fMRI inzicht verwerven in de oorsprong van individuele verschillen in beheersing en zelfregulatie. We testen de hypothese dat individuele verschillen in activiteit in 3 vooropgestelde hersenregio's samenhangt met dopamine-receptor genpolymorphisme enerzijds, en met stabiele persoonlijkheidseigenschappen die doelgerichtheid, persistentie, en adaptief gedrag typeren anderzijds.Onderzoeker(s)
- Promotor: Declerck Carolyn
- Co-promotor: Boone Christophe
- Co-promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
De invloed van emoties op de besluitvorming in sociale dilemma's.
Abstract
Het onderzoek put uit inzichten in de economie, psychologie, en neurowetenschappen om te begrijpen waarom besluitvorming vaak afwijkt van speltheoretische verwachtingen. Het specifieke doel is om met fMRI de tussenliggende rollen van emotionele en rationele subsystemen in de hersenen te belichten wanneer mensen een coöperatieve of competitieve strategie kiezen in een sociaal dilemma. De rol van persoonlijkheid en de context van het dilemma wordt mee onderzocht.Onderzoeker(s)
- Promotor: Declerck Carolyn
- Co-promotor: Boone Christophe
- Co-promotor: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Subfenotypering van otosclerose : multi-disciplinaire diagnostiek voor cochleaire otosclerose.
Abstract
Otosclerose is een frequent voorkomende botabnormaliteit van het otisch kapsel, gekenmerkt door abnormale resorptie en redepositie van bot. Men maakt een onderscheid tussen histologische en klinische otosclerose. Histologische otosclerose betekent dat de aanwezigheid van otosclerose post mortem gediagnosticeerd werd bij histologisch onderzoek van rotsbeenderen. Klinische otosclerose betekent de aanwezigheid van geleidings- of gemengde doofheid veroorzaakt door stapediale fixatie of ronde venster abnormaliteiten. Er is echter een belangrijke discrepantie in de prevalenties van beide vormen, respectievelijk 2.5 % voor histologische otosclerose en 0.3 % voor klinische otosclerose. Otosclerose wordt dus in de klinische praktijk duidelijk (factor 8!) ondergediagnosticeerd. Deze discrepantie tussen histologische en klinische otosclerose wordt veroorzaakt door de variabele topografie van de otosclerotische foci in het otische kapsel: niet alle lokalisaties veroorzaken een typische symptomatologie. Indien het gaat om fenestrale otosclerose (ovale of ronde venster) is de diagnose relatief gemakkelijk te stellen met audiometrische en tympanometrische technieken. Hier vindt men de aanwezigheid van een conductief of gemengd gehoorverlies, al dan niet met een kenmerkende Carhart notch. Indien de otosclerotische haarden elders in het otische kapsel voorkomen, kan deze zogenaamde 'cochleaire otosclerose' audiometrisch moeilijk gedifferentieerd worden van andere vormen van perceptief gehoorverlies. Door middel van radiologische beeldvorming kan in een aantal gevallen de diagnose van cochleaire otosclerose gesteld worden, hoewel met de huidige systemen de letsels meestal slecht herkenbaar zijn. Concluderend kan gesteld worden dat gezien de hoge frequentie in de populatie er een grote nood bestaat aan een sensitievere en specifiekere diagnostiek voor cochleaire otosclerose, zowel klinisch als radiologisch. Bovendien blijkt otosclerose een genetisch complexe aandoening veroorzaakt door een interactie van genen en omgevingsfactoren. De invloed van deze interactie is momenteel onvoldoende gekend maar ligt waarschijnlijk gedeeltelijk aan de basis van de heterogene fenotypische karakteristieken. Verdere classificatie van deze otosclerotische subfenotypes is dan ook een conditio sine qua non voor de klinische diagnostiek. Wanneer wetenschappelijk onderzoek erin slaagt eenduidig risicofactoren uit de omgeving of van genetische aard aan te duiden en deze te correleren aan fenotypische karakteristieken is de basis hiervoor gelegd. De fundamentele inzichten in het ontstaansmechanisme van otosclerose en de concretere classificatie van otosclerose-subfenotypes verworven door dit project, zal de NKO-artsen toelaten een meer specifieke diagnose te stellen. Op deze manier zal de huidige symptomatische aanpak van otosclerose evolueren naar een meer individu-specifieke aanpak.Onderzoeker(s)
- Promotor: Van de Heyning Paul
- Co-promotor: Parizel Paul
- Co-promotor: Van Camp Guy
- Mandaathouder: Van Den Bogaert Kris
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Neuroradiologische beeldvorming.
Abstract
Bijdrage van neuroradiologische beeldvorming in het klinisch management van neurotrauma patiënten, in acute, subacute en chronische toestand.Onderzoeker(s)
- Promotor: De Schepper Arthur
- Mandaathouder: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject
Bijdrage van neuroradiologische beeldvorming in het klinisch management van neurotrauma patiënten in acute, subacute en chronische toestand.
Abstract
Onderzoeker(s)
- Promotor: De Schepper Arthur
- Mandaathouder: Parizel Paul
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject