Onderzoeksgroep
Expertise
Waarom kom je zo moeilijk van je accent af en blijft “three” in het Engels als “tree” klinken? Hoe krijg je die onregelmatige grammatica eindelijk onder de knie, zodat je weet dat “la seule femme” en “la femme seule” niet hetzelfde betekenen in het Frans? Hoe schemert je moedertaal door in je tweede taal en vice versa? Dit zijn enkele vragen waar ik me mee bezighoud in mijn onderzoek naar meertaligheid. Alle talen bestaan uit bouwsteentjes zoals klanken en woorden, waarmee we zinnen vormen. Die bouwsteentjes én informatie over hoe we die bouwsteentjes kunnen combineren, liggen opgeslagen in ons brein. Als we praten of luisteren, zoekt ons brein de juiste klanken en woorden op en combineert die tot zinnen. Voor onze moedertaal gaat dit meestal moeiteloos, maar als we een tweede taal leren, worstelen we met de nieuwe klanken en grammaticaregels. Ik onderzoek hoe we een tweede taal opslaan en verwerken in ons brein. Dit doe ik aan de hand van taalexperimenten. Ik nodig deelnemers uit om een eenvoudige taak uit te voeren, zoals het lezen van woorden of het omschrijven van afbeeldingen. Ik meet dan bijvoorbeeld de reactietijden, oogbewegingen of hersenactiviteit. Hier haal ik veel informatie uit over tweedetaalverwerking. Hoe hebben de deelnemers de kennis van de (tweede) taal opgeslagen in hun brein en hoe gebruiken ze die informatie tijdens taalverwerking? Voor mijn doctoraat onderzocht ik hoe mensen zinsconstructies leren in hun tweede taal, zoals de passieve constructie “De ballon wordt opgelaten door het kind”. Ik keek bijvoorbeeld of de manier waarop je de nieuwe zinsconstructie leert, beïnvloed wordt door de aanwezigheid van vergelijkbare constructies in je moedertaal. Zo ontdekte ik dat studenten die tweetalig opgevoed zijn met Nederlands en Arabisch of Berbers geneigd zijn om alleen “De ballon wordt opgelaten” te zeggen (en “door het kind” weg te laten), omdat dat gebruikelijker is in het Arabisch en Berbers. Zelfs als tweetaligen de taal foutloos gebruiken, kunnen we dus sporen van de ene taal herkennen in de andere taal! Tijdens mijn huidige post-docproject onderzoek ik hoe taalleerders de klanken van de nieuwe taal opslaan in hun brein, zeker als die klanken niet voorkomen of anders gebruikt worden in hun moedertaal. Ik onderzoek bijvoorbeeld waarom Nederlandstaligen zo veel moeite hebben met de th-klank. Weten ze niet goed hoe de klank zou moeten klinken en hebben ze niet de juiste kennis, of lukt het ze niet om hun kennis te gebruiken tijdens taalproductie? Door middel van diverse experimenten probeer ik meer inzicht te krijgen in taalverwerking in meertaligen.
De kenmerken van vage representaties: hoe specificeren taalleerders vreemde klanken?
Abstract
Wanneer taalleerders hun vreemde taal spreken, verraadt hun accent dat de taal niet hun moedertaal is, zelfs als hun taalbeheersing op een hoog niveau ligt. De klanken van een taal worden opgeslagen in fonologische representaties die lexicale contrasten definiëren, zoals het onderscheid tussen de woorden "bed" en "bad". Talen verschillen van elkaar met betrekking tot de fonologische representaties die moedertaalsprekers hebben, bijvoorbeeld qua foneeminventaris (de beschikbare klanken in een taal) en klankcontrasten. Hoewel tweedetaalleerders moeite hebben om de nieuwe klanken te onderscheiden of te produceren, ontwikkelen ze wel aparte fonologische representaties voor nieuwe klank(contrast)en. Het is echter onbekend wat de precieze aard is van deze representaties. De representaties kunnen "vaag" zijn, waarbij kenmerken van representaties uit de moedertaal van de taalleerders in een andere context toegepast worden, of waarbij bepaalde kenmerken van de vreemde klanken ongespecificeerd blijven. Het doel van dit project is om de eigenschappen van deze "vage" fonologische representaties te onderzoeken. We willen een reeks experimenten uitvoeren met taalleerders van het Engels met Nederlands als moedertaal. Hierin contrasteren we vreemde klanken om te testen of er een (mis)match is tussen de fonologische kenmerken. We willen onderzoeken voor welke kenmerken taalleerders een gespecificeerde fonologische representatie hebben om de oorzaken van een accent beter te kunnen begrijpen.Onderzoeker(s)
- Promotor: Bernolet Sarah
- Mandaathouder: van Lieburg Rianne
Onderzoeksgroep(en)
Project type(s)
- Onderzoeksproject